Vogelvrij
(1992)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
Revenge is a kind of wild justice, which the more man's nature runs to, the more ought law to weed it out. | |
[pagina 7]
| |
Brief aan Hare Majesteit Koningin BeatrixMajesteit!
Op 9 november 1978 tekende Uw moeder ten paleize Soestdijk de Wet Openbaarheid van Bestuur. Deze zou burgers in het koninkrijk bescherming moeten bieden tegen de mogelijke willekeur van de overheid. Dossiers zouden voortaan openbaar moeten kunnen worden gemaakt als controle op onrechtmatig handelen of onbehoorlijk Bestuur door dienaren van de Staat. Onlangs werd deze wet nog aangepast en verbeterd, zoals de Staatscourant op 25 mei 1992 meldde, waarbij U dus zelf als staatshoofd kennis hebt kunnen nemen van de betekenis en inhoud ervan, die zoals alle wetten des rijks aanvangen met ‘Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, prinses van Oranje Nassau enzovoorts, enzovoorts, enzovoorts.’ In 1990 deed ik een beroep op U, als voorzitster van de Raad van State, om te helpen bewerkstelligen dat mij aan de hand van genoemde Wet Openbaarheid van Bestuur de dossiers mij betreffende ter inzage zouden komen. De grootmeester van het Huis van Oranje berichtte, dat dit verzoek op de juiste plaats was aangekomen. Inderdaad werd spoedig hierna een begin gemaakt met het verstrekken van relevante stukken. Vijfendertig jaar lang ben ik als burger en journalist door de Staat voornamelijk in het geheim beroddeld, benadeeld en geterroriseerd. In mijn dagboeken heb ik hier nauwkeurig aantekening van gehouden. Hoe kon ik echter bewijzen, dat wat ik berichtte op waarheid berust? De reden voor deze onrechtmatige overheidssabotage was mijn van de toenmalige regering afwijkende standpunt met betrekking tot het dekolonisatieproces in Indonesië. Als journalist had ik niet alleen het volste recht in 1957 mijn mening | |
[pagina 8]
| |
uit te dragen maar ook de plicht dit te doen, zeker nadat ik in Jakarta mijn licht was gaan opsteken. Als journalist was het immers mijn taak als onafhankelijke, niet aan politieke partijen gebonden waarnemer er op te wijzen, dat de door regering en parlement gevolgde gedragslijn inzake de kwestie Nieuw-Guinea een niet haalbare kaart was. Vijf jaar later, in 1962, werd ik in het gelijk gesteld. De vendetta, die hierop volgde, werd door minister Luns opzettelijk aangewakkerd met behulp van het hem ten dienste staand regeringsapparaat, inbegrepen de inlichtingendiensten. Hij nam pure persoonlijke wraak omdat niet ik, maar hij met de overdacht van Nieuw-Guinea aan Sukarno 1962 in zijn hemd was komen te staan. Zijn oekase mij voor het leven persona non grata door de Nederlandse regering te verklaren, dateert dan ook van drie maanden ná het fameuze akkoord met Indonesië in de Veiligheidsraad te New York. Het gedonder met de overheid begon trouwens al veel eerder, in 1957. Studiegenoot op Nijenrode Henk Hofland waarschuwde me voor de eerste bekend geworden onbetamelijkheid van de Staat. Rijksambtenaren waren bij het Algemeen Handelsblad komen vertellen dat ik ‘staatsgevaarlijk’ zou zijn, om de simpele reden dat ik dringend had gewaarschuwd dat Nieuw-Guinea bij Sukarno terecht zou komen. Ook de twee andere bladen, waarvoor ik in Indonesië artikelen schreef, werden aldus in het geheim benaderd. Ik verloor in 1957 drie werkgevers op één dag dankzij machtsmisbruik en een daad van onbehoorlijk bestuur van de minister van Buitenlandse Zaken. Wanneer een dienaar des konings een journalist, die een andere politieke mening is toegedaan, diens elementaire burgerrechten schendt en zelfs ontneemt, dan is hij meer dan alleen maar verkeerd bezig. De Staat stelde alles in het werk mij te muilkorven, maar daarbij was hij aan het verkeerde adres. De stukken wijzen thans uit dat de minister en diens ambassadeurs en ambtenaren de CIA tegen mij inschakelden, detectives huurden in New York om te bewijzen dat ik geld van Sukarno ontvingGa naar voetnoot1. en zelfs werd voorgesteld mij niet tot de VS toegelaten te krijgen. Amerikaanse kranten en minis- | |
[pagina 9]
| |
teries werden gealarmeerd over mij. Op een aantal manieren spande de Staat zich in, na mij in Nederland te hebben weggepest, om mij eveneens in Amerika naar den brode te staan, waarvoor de heren Van Voorst tot Voorst en ambassadeur Van Roijen zelf werden ingezet. De gebezigde praktijken van overheidsbestuurders deden mij niet voor niets aan de bezettingsjaren denken. Waarom mocht ik in 1958, vóór de overdracht van Nieuw-Guinea, geen reportage maken van Uw bezoek aan de Antillen? Met een reeks geheime telegrammen boordevol leugens werd dit door Luns, baron van Tuyll, de heer Vroon en anderen voorkomen. Deze terreur herhaalde zich in 1963, dus ná de overdracht van Nieuw-Guinea, toen met man en macht door de minister en zijn ambtenarencorps werd verhinderd, dat ik de plechtigheid door U uit te voeren van de eerste steenlegging voor een nieuwe ambassade in Washington zou bijwonen. Waar ter wereld wisselen een minister van Buitenlandse Zaken en zijn ambassadeur in de VS een dozijn telegrammen uit over de vraag of een journalist wel of niet het programma van Uw bezoek aan het land, waar ik als correspondent werkte, mocht meemaken of niet?Ga naar voetnoot2. Wanneer een andere minister van Buitenlandse Zaken mij meer dan tien jaar na de overdracht van de Papoea's als lid van een NOS-televisieteam de toegang tot de Nederlandse ambassade in Moskou laat ontzeggen, dan worden mij zowel mijn elementaire burgerrechten als het recht om journalist te zijn bewust en wederrechtelijk ontnomen. Vandaag de dag adviseert diezelfde mijnheer de Verenigde Naties over mensenrechten in Irak. Wanneer Uw ambassadeur in Pretoria mij in 1986, voordat ik ooit een pas in Zuid-Afrika had gezet, aankondigt als ‘een gevaarlijke communist’ dan is hij met kwaadaardige roddel misdadig bezig. Mijn latere uitwijzing uit dat land, met alle professionele en financiële gevolgen van dien, is met deze bewuste kwaadsprekerij van de zijde van de Nederlandse overheid begonnen. Wanneer Uw huidige minister van Buitenlandse Zaken op ondeugdelijke gronden in 1987 een bewuste poging onder- | |
[pagina 10]
| |
neemt mij ook nog mijn laatste bescherming tegen de wandaden van de Staat te ontnemen, namelijk het lidmaatschap van de vakbond NVJ, dan is de maat na drie decennia onwettige obstructie eindelijk vol. Om maar niet te spreken van een andere ambassadeur van Hare Majesteit die, wanneer hij vanuit een ver eiland voor consultatie naar Den Haag moest, door de chauffeur zijn huisdieren plompverloren in een drukke wereldstad op straat liet dumpen. Dieren kunnen zich al helemaal niet op de Wet Openbaarheid van Bestuur beroepen. Ik wil hiermee slechts summier aangeven wat afgezanten van een Koningin zich zoal niet permitteren en waarnaar verder geen haan schijnt te kraaien. Het bedrieglijke van de huidige wet zijn de voetangels en klemmen die de effectieve werking ervan onmiddellijk weer teniet doen. Artikel 4 bevat negen bepalingen, die er in de praktijk op neer komen, dat degenen die juist gecontroleerd zouden moeten worden, dus overheidsdienaren in het algemeen, zelf bepalen wat wordt vrijgegeven en naar buiten komt. Advocaten in dienst van de overheid stellen vast wat advocaten van een onbehoorlijk bejegende burger te weten kunnen komen over wandaden van bestuur. In mijn geval kammen juristen van Buitenlandse Zaken de dossiers van het ministerie uit en besluiten zij wat ik, als burger en journalist, wel of niet zal ontvangen om via een rechter te kunnen aantonen en waarmaken, dat de Staat onbehoorlijk bezig is geweest. Zo functioneert de Wet Openbaarheid van Bestuur zoals deze thans bestaat in de praktijk. Een absurdere situatie is nauwelijks denkbaar. Hoe kan een volksvertegenwoordiging dergelijk juridisch gesanctioneerde ondemocratische wantoestanden laten passeren? In de Staatscourant van 25 mei 1992, ter gelegenheid van de zogenaamde herziening van deze wet, is vermeld dat dit overheidsstuk door de Raad van State door U voorgezeten, zoals dit in rijksjargon heet, werd ‘goedgevonden en verstaan’. Eigenlijk komt de Wet Openbaarheid van Bestuur er bij de huidige stand van zaken op neer, dat rijksambtenaren en hun pendanten worden gedwongen hun bedriegerij en onbehoorlijke daden te continueren. Indien zij immers relevante of voor de Staat bezwarende stukken aan hun slachtoffers zouden geven, dan zouden zij hun eigen boevenstreken openbaar | |
[pagina 11]
| |
maken. Wie is bereid vrijwillig harakiri te plegen? Dan is het inderdaad eenvoudiger gewraakte dossiers te verdonkeremanen en door een papiermolen te draaien op een moment dat niemand kijkt. Dat is dus precies wat er nu gebeurt, ondanks de wet die anders was bedoeld. Er is duidelijk een nieuwe herziening nodig, want zoals de situatie nu is blijven onschuldige burgers geterroriseerd worden, waartegen slechts uiterst beperkte verdediging mogelijk is die bovendien nog geheel afhangt van de goedertierenheid der overtreders zelf. Alleen het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft aanvankelijk - en dat dankzij één hoge ambtenaar die uit recht hout is gesnedenGa naar voetnoot3. - enigermate aan zijn verplichtingen jegens de wet voldaan, zoals de stukken hier bijgevoegd aantonen. Echter, vanaf het moment dat het kantoor van de landsadvocaat in de smiezen kreeg wat er gebeurde, droogde de stroom toegezonden stukken weer even snel op als zij in beweging was gekomen. Juristen van de Staat zagen in, dat de overheid warempel was begonnen volgens de bedoeling van de wet de bewijsstukken te leveren waardoor ministers, ambassadeurs en rijksambtenaren in staat van beschuldiging gesteld zouden kunnen worden. Plotseling kreeg ik te horen, dat de ene na de andere ambassade in verre landen berichtte geen Oltmansdossiers meer te bezitten en dat ze waren vernietigd. Een en ander geeft slechts aan, dat zonder het instellen van een onafhankelijke commissie van onderzoek, de Staat nooit of te nimmer zal toelaten dat zijn dienaren met de billen bloot komen. Een jurist van Buitenlandse Zaken voegde me onlangs met de hand op het hart laconiek toe - wat me dus extra op mijn hoede deed zijn - dat een cruciaal stuk waaraan Luns in zijn geheime missieven herhaaldelijk refereerde, onvindbaar was gebleken ‘en waarschijnlijk nooit had bestaan’. Inlichtingendiensten trekken zich per definitie geen bliksem van bestaande wetten aan. Herhaalde verzoeken zowel aan de Binnenlandse Veiligheidsdienst als de Inlichtingendienst BuitenlandGa naar voetnoot4. werden niet ter zake beantwoord, laat staan ingewilligd. Mevrouw Dales, als minister van Binnen- | |
[pagina 12]
| |
landse Zaken verantwoordelijk voor de BVD, weet helemaal niet waar het hier over gaat en laat zich door ambtenaren, die al vele jaren met deze onwettige bijltjes hakken, niets meer of minder op de mouw spelden dan strikt noodzakelijk. Deze dame werd herhaaldelijk in mijn zaak benaderd, maar zij gaf strijk en zet niet thuis. Er zou geen dossier Oltmans bestaan. Alleen al het feit dat ik sedert 1971 in Club van Rome-verband jarenlang naar Moskou op en neer reisde, garandeerde een BVD-klapper. Wanneer een bloembollenverkoper in de dagen van de koude oorlog de BVD achter zijn vodden kreeg, dan moet het duidelijk zijn dat een journalist met contacten tot in de hoogste regionen van het Kremlin helemaal grondig werd gecontroleerd. Dito wat betreft de Inlichtingendienst Buitenland. In antwoord op dringende verzoeken aan premier Lubbers bestaande dossiers met het oog op een procedure tegen de Staat niet te vernietigen, ontvangt de burger slechts een nietszeggend briefje van de directeur-generaal van Algemene Zaken. Er wordt gewoon niet ingegaan op pertinente vragen. Wanneer je na 35 jaar persona non grata-schap te hebben genoten hemel en aarde beweegt om achter de feiten en de waarheid te komen, vind je een barrage van obstakels op je weg en word je met de meest doorzichtige smoesjes afgescheept. ‘Het hoofd van de BVD mag een flamboyante figuur zijn,’ aldus een bevriend kamerlid, ‘maar hij besodemietert me niet.’ Hoe een parlementariër duidelijk te maken dat heren die spionage-activiteiten bedrijven a priori en uit hoofde van hun beroep misleiden en besodemieteren? Majesteit, alvorens een procedure tegen de Staat te beginnen deden mijn advocaten, de vakbond en ikzelf klemmende beroepen op den hoogsten in den lande om een juridische controverse uit de weg te gaan. Wij hoopten dat gezond verstand zou zegevieren en dat via beschaafd overleg een voor alle partijen aanvaardbaar compromis kon worden gevonden. De Haagse botte bijl liet echter via een advocaat van Buitenlandse Zaken schriftelijk vastleggen: ‘Procedeert u maar!’ Er werd dus opnieuw een onbehoorlijke bestuursdaad aan de lange lijst toegevoegd. Waarom zouden rijksambtenaren, die de wet schonden en die hun sporen proberen uit te wissen ná dossiers van het opschrift GEHEIM te hebben voorzien, in staat gesteld mogen worden | |
[pagina 13]
| |
om geld van belastingbetalers te besteden om aldus zichzelf van hun wandaden vrijgepleit te krijgen? Waarom zou door deze walgelijke gang van zaken ook de vakbond nog eens gedwongen moeten worden juridisch te gaan bewijzen, wat aan de hand van de reeds beschikbaar gekomen documenten als een paal boven water staat, namelijk dat de Staat onrechtmatig en in hogemate onbehoorlijk heeft gehandeld? De overheid zegt, zoals een jurist van BuZa me dezer dagen meedeelde, dat het rijk een burger slechts schadeloos kan stellen als gevolg van een rechterlijke uitspraak. Ook dit is een advocatenfoefje en een leugen. U, Majesteit, weet beter dan wie ook in het koninkrijk wat er met de cineast Joris Ivens is gebeurd. Hij werd jarenlang door de Staat geterroriseerd omdat hij communist was. Mijn onvergeeflijke ‘zonde’ was, dat ik vijf jaar te vroeg verkondigde hoe het op Nieuw-Guinea zou aflopen. Maar in de daarop volgende 35 jaar ben ik nimmer wegens een onwaarheid of journalistieke onbehoorlijkheid voor de Raad voor de Journalistiek gebracht of kwam ik ergens ter wereld in aanraking met de rechter wegens een onrechtmatige daad. Op welke gronden rechtvaardigde de Staat zijn handelen jegens mij zoals is gebeurd? In 1985 besloot minister Brinkman de heer Ivens schadeloos te stellen voor de schandelijke behandeling die deze al die jaren van de overheid had ondervonden. Er kwam geen rechter aan te pas. Ivens ontving 8000 000 gulden en een koninklijke onderscheiding. Hij mocht bij een galavoorstelling naast U zitten. Zoals ik U reeds deed weten ambieer ik lintje noch gala. Het enige wat ik nu eis is te worden gecompenseerd voor wat me is aangedaan. De Stichting SOBI heeft berekend dat ik over een periode van 35 jaar meer dan zes miljoen gulden schade heb geleden. De vakbond NVJ berekende dat ik recht heb op een bedrag van 1,6 miljoen gulden ineens plus een waardevast pensioen van 68 000 gulden per jaar met terugwerkende kracht tot 1990, toen ik 65 jaar werd. Ik verwacht van niemand eerherstel. Wat valt er psychologisch te herstellen? Ik heb nooit een overtreding begaan en ben nooit schuldig geweest. Bovendien respecteer ik hen die mijn eer zouden moeten herstellen te weinig om er waarde aan te hechten. De Staat zal bereid moeten zijn toe te geven dat ik gelijk had en dat hij onbehoorlijk heeft gehandeld. Hiervoor is geen uitspraak van een rechter vereist. De feiten | |
[pagina 14]
| |
liggen hier vast. Ik ben niet bereid om als gevolg van ongebreidelde en onrechtmatige handelingen van de Staat en zijn dienaren op mijn oude dag op straat te komen staan. Dat verdien ik niet. Ik hoop dat een breed publiek van een en ander kennis zal nemen zodat ik niet, na alle door de Staat opzettelijk verspreide leugens, voor altijd met de nek zal worden aangekeken. Dat zou een betekenisvolle vorm van rehabilitatie zijn. Hetzelfde geldt voor sommige persorganen en collega's, die al die jaren onder één hoedje met de bedriegers meespeelden. En dan hoop ik ten slotte, Majesteit, dat met ingang van 1993 voor mij een periode van kalmte in Uw koninkrijk kan beginnen waarbij de Staat me eindelijk met rust zal laten.
Willem Oltmans, 31 augustus 1992 |
|