26.
Eén keer zag ik hoe Soekarno's verzoek een lied te zingen niet werd ingewilligd. Dat was in West-Duitsland. Men bracht een bezoek aan een onderwijsinstelling nabij Stuttgart. Ten overstaan van een volle klas met kinderen vroeg de president aan ambassadeur Lambertus N. Palar een Indonesisch lied te zingen.
Palar greep naar zijn keel en zei in het Nederlands, ‘Sorry, Bapak, ik kan werkelijk niet zingen’. Soekarno's gezicht scheen iets te betrekken en de president zei tegen de kinderen, ‘Herr Botschaft kann nicht singen’. Gesecundeerd door majoor Saboer, kolonel Warrouw en Willem Latumeten zong hij toen zelf een lied voor de zeer verbaasde kinderen.
Op reis door de straat van Makassar verveelde men zich wel eens. Op een middag zat de president met een aantal van zijn gasten in gemakkelijke rieten stoelen op het achterdek van de ‘Gadja Mada’, de vroegere Nederlandse torpedobootjager ‘Tjerk Hiddes’. De ambassadeur van de Sovjet Unie. Joegoslavie, Irak, Iran en de Verenigde Arabische Republiek, de eerder genoemde El Amroussi, en de ministers Abdoelgani, Saleh, Prijono, Soedibjo en anderen zaten in de kring. Er moest weer gezongen worden. Ambassadeur Zukov en de Prawda correspondente Olga Tchetchekina droegen samen het Russische volkslied voor. Ook de Joegoslaaf kwam aan de beurt.
‘Kennen jullie het Nederlandse volkslied?’, zei Soekarno daarop in het Engels tot verwondering van iedereen, terwijl hij mij een knipoog gaf. In een tijd, dat hij geen gelegenheid voorbij liet gaan op het Nederlandse imperialisme te kankeren zong de president in het Nederlands het gehele eerste couplet van het Wilhelmus.