Beslissing
Nu betrokkene Goeman Borgesius geweigerd heeft medewerking te verlenen aan de behandeling van de klacht en betrokkene Zonneveld geen gevolg heeft gegeven aan de oproep voor de zitting heeft de Raad niet tot het inzicht kunnen komen dat aan de verdediging van de belangen van de betrokkenen voldoende recht kon wedervaren. De Raad onthoudt zich derhalve van het geven van een oordeel inzake de klacht.
De Raad besluit inzake de weigering van betrokkene Goeman Borgesius om medewerking aan de behandeling van de klacht te verlenen en het niet verschijnen van betrokkene Zonneveld ter zitting de volgende verklaring ter publicatie te verstrekken aan het orgaan van de Nederlandse Vereniging van Journalisten ‘De Journalist’:
‘De heer W.L. Oltmans te Amsterdam heeft zich in januari 1972 tot de Raad voor de Journalistiek gewend mei een klacht tegen de heer P. Zonneveld, fotojournalist te Amsterdam, wegens het tegen het uitdrukkelijk verbod van klager in vervaardigen van een foto tijdens een ontvangst ten huize van klager, welke foto is gepubliceerd in De Telegraaf van 20 januari 1972, en tegen de heer H. Goeman Borgesius, hoofdredacteur van De Telegraaf, wegens het (doen) publiceren in de edities van 19 en 20 januari 1972 van dit blad van enige artikelen, die volgens klager wemelen van onjuistheden en insinuaties betreffende de te zijnen huize op 18 januari gehouden ontvanst voor een drietal Sowjet-diplomaten, waardoor klager zich in zijn eer en goede naam als journalist geschaad acht.
Betrokkene Goeman Borgesius heeft geweigerd zijn medewerking aan de behandeling van deze klacht te verlenen; beide betrokkenen hebben aan de oproep om voor de Raad te verschijnen geen gevolg gegeven. De Raad heeft zich in verband daarmede van het geven van een oordeel inzake de klacht onthouden. Deze mededeling is verstrekt conform artikel 36 lid 2 en 3 van het Reglement voor de Raad.’
Aldus vastgesteld ter zitting van 3 mei 1973 door prof. mr Ch. J. Enschedé, voorzitter mevr. mr F. Klaver, drs J.M.M. van der Pluijm, drs H.W.M. van Run en drs A.A.V. Tummers, leden, in tegenwoordigheid van mr K. Helder als secretaris.