Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 542]
| |
Amsterdam - 3 februari 1972De Telegraaf produceerde onmiddellijk een hoofdartikel heksenjacht. ‘De commissie voor Buitenlandse Zaken heeft wel met een zeer krappe meerderheid besloten bij de regering aan te dringen op een wetenschappelijk-historisch onderzoek. Hierbij wordt gedacht aan een onafhankelijke commissie buiten het parlement. Ook dit heeft bijzonder weinig zin. Het zou bij dit onderzoek gaan om de vraag of het van het begin af aan opzet van de Indonesische delegatie bij de Conferentie van Genève was de onderhandelingen over Nieuw-Guinea te laten mislukken. Mr. Luns meent, dat dit het geval was. Het wordt door verscheidene bevoegden, onder wie oud-premier dr. Drees bevestigd. Van Indonesische zijde wordt dit ontkend. Een onderzoekcommissie zal die zaak geen stap verder brengen. Hetzelfde geldt voor de vraag, of de Verenigde Staten aanvankelijk hun steun aan het Nederlandse standpunt zouden hebben toegezegd. De bronnen zijn bekend en spreken elkaar tegen. Mr. Luns is na zijn benoeming tot secretaris-generaal van de navo het onderwerp geworden van een kwaadaardige heksenjacht, die is aangesticht en in stand wordt gehouden door extreem-linkse stromingen die het er om te doen is de navo zoveel mogelijk te ondermijnen. Het is te betreuren, dat de Kamercommissie zich voor dit spelletje leent en het is te hopen, dat minister drs. Schmelzer het verzoek van de commissie zal afwijzen.’Ga naar eindnoot1. De nrc-Handelsblad-combinatie schreef dezelfde dag het volgende commentaar. Hierbij valt op dat deze liberale krant het wél met een onderzoek eens was, en daarmee volgens de heren Brandt en Goeman Borgesius dus tot de ‘extreem linkse stromingen’ in het land moest worden gerekend. ‘Daarom kan het zijn nut hebben in herinnering te roepen dat de hele kwestie van Nederlands Nieuw-Guinea niet opnieuw aan het rollen is gebracht door iemand om wie vele politici - of ze nu voor of tegen Luns zijn - blijkbaar liever met een grote bocht heen lopen, maar door Luns zelf. Op een televisieforum op 22 augustus jl. heeft hij nl. een versie over de Geneefse onderhandelingen van 1955-1956 ten beste gegeven die iedereen verraste. Algemeen werd toen zijn versie beschouwd als een onthulling, die een nieuw licht wierp op een beslissende fase in onze relaties met Indonesië. En eerder had hij, terwijl iedereen in Nederland de zaak vergeten was, voor de Voice of America opnieuw de kwestie van de Amerikaanse belofte aan Nederland opgerakeld. Het is dus eerder Luns zelf die zo'n onderzoek naar de werkelijke gang van zaken heeft uitgelokt. Op zichzelf kan er dus niets tegen zijn, mits het zonder wrok en hartstocht wordt volvoerd.’Ga naar eindnoot2. Ook commentator Paul van 't Veer schreef vandaag in Het Parool: kop van luns op het blok van nieuw-guinea: ‘Waren er geheime garanties in 1958?’ Volgens deze Indonesië-specialist zouden de toezeggingen van Amerika, waar Luns steeds aan had gerefereerd, op 8 oktober 1958 door John Foster Dulles zijn gedaan. Na een ontmoeting tussen beide | |
[pagina 543]
| |
heren op het State Department in Washington D.C. werd een communiqué uitgegeven, alsvolgt: ‘Tijdens de besprekingen met minister Dulles in Washington heb ik (Luns) de diepe bezorgdheid van de Nederlandse regering geuit dat Indonesië militair geweld tegen Nederlands Nieuw-Guinea zou kunnen gebruiken. De heer Dulles bevestigde mij dat de Verenigde Staten zoals hun beleid heeft getoond, stipt vasthouden aan het beginsel dat geen geweld mag worden gebruikt om territoriale wijzigingen tot stand te brengen en dat de Verenigde Staten van mening zijn, dat deze politiek evenzo van toepassing is op de kwestie van de straat van Taiwan, als op dergelijke kwesties in andere delen van de wereld, met inbegrip van Nederlands Nieuw-Guinea. De heer Dulles legde er voorts de nadruk op, dat de Verenigde Staten geen reden hadden te geloven, dat Indonesië overwoog geweld tegen Nederlands Nieuw-Guinea te gebruiken. In dit verband verwees minister Dulles naar verklaringen van de Indonesische minister-president, de Indonesische minister van Buitenlandse Zaken en andere verantwoordelijke autoriteiten, dat tegen het Nederlands gebied geen geweld zou worden gebruikt. Minister Dulles had hieraan toegevoegd dat de Verenigde Staten vertrouwden dat deze verklaringen de besliste politiek van de Indonesische regering vertegenwoordigden.’ Ook een andere voorganger van Luns, Dirk U. Stikker, noteerde in zijn memoires over de moeilijkheden met de Verenigde Staten: ‘Wij werden voortdurend gedwongen op drie fronten tegelijk te vechten: in Indonesië, in de binnenlandse politiek in Nederland en tegen onze bondgenoten (lees: voornamelijk Amerika). Wij konden met niemand vrijuit praten. Ieder woord werd onmiddellijk aan andere betrokkenen overgebracht, verdraaid en aan de pers doorgegeven.’ Stikker reisde al in 1948 naar Washington om te pleiten voor Amerikaanse steun tegen Sukarno. Maar in 1948 was ook generaal George Marshall's reactie steeds ‘gereserveerd en kritisch’. Ook Stikker wierp Marshall al voor de voeten - Luns zou de Witz later overnemen - ‘Gelooft u werkelijk dat het advies van een handjevol mensen, dat drie maanden in Indonesië is geweest, meer waard is dan de ervaring die wij daar meer dan drie eeuwen hebben opgedaan?’ Ik stel het altijd weer opnieuw. Het waren de Haagse Indië-kenners die de verzoening met Indonesië vertraagden, omdat Indonesië-kenners nog in de maak waren. Stikker voegde aan zijn herinnering geruststellend toe, dat hij ondanks het walgelijke Amerikaanse onbegrip ‘steeds een trouw en oprecht vriend van de Verenigde Staten was gebleven.’Ga naar eindnoot3. |
|