Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 521]
| |
Amsterdam - 19 januari 1972 (3)De nrc-Handelsblad-combinatie kwam mij ook anderzijds op twee fronten te hulp. Eerst publiceerde mr. A. Stempels een zeskoloms artikel op de opiniepagina:Ga naar eindnoot1. minister niet makkelijk ‘verdachte’. Stempels gaf een deskundig overzicht van de mogelijkheden om een dergelijke vervolging van een minister die zou hebben gefaald te realiseren. Tijdens het eerste kabinet-Beel zou door een aantal vooraanstaande Nederlanders, waaronder éen lid van de Raad van State, een verzoek tot de Tweede Kamer zijn gericht om strafrechtelijke vervolging in te stellen tegen in functie zijnde ministers, ‘wegens schending van de Grondwet bij hun beleid met betrekking tot het Indonesische probleem.’ Ook hadden de communisten in 1918 in de Tweede Kamer om vervolging van het kabinet-Cort van der Linden gevraagd wegens het beleid in de jaren van de Eerste Wereldoorlog. Er was geen precedent uit de geschiedenis voor een dergelijke vervolging, aldus de heer Stempels. Hoofdredacteur Spoor publiceerde 18 januari 1972 op de opiniepagina een zeskoloms artikel: oltmans' beschuldiging aan het adres van luns vraagt om onpartijdig onderzoek! Spoor gaf een overzicht van de twee kardinale punten: de Amerikaanse toezeggingen inzake Nieuw-Guinea en het verloop van de Geneefse Conferentie. Hij besloot zijn pleidooi voor een onderzoek naar Luns als volgt: ‘Met de waarheid lijkt de heer Luns wat zijn Nieuw-Guinea-beleid betreft geregeld op gespannen voet te hebben geleefd. Maar heeft hij bewust misleid? Dat is de vraag waar het om gaat. Dat deze vraag gesteld zou moeten worden aan de rechter lijkt geen goed idee. Regering en parlement hebben hier eerder een taak. Zij zouden het best een onpartijdig onderzoek naar de hele gang van zaken kunnen instellen naar het model van het onderzoek in de kwestie van excessen, door Nederlandse militairen in Indonesië begaan. Zo'n onderzoek zou niet alleen nuttig zijn voor een adequate geschiedschrijving, maar ook fair zijn tegenover alle betrokkenen: Nederlandse, Indonesische en Amerikaanse politici en niet in de laatste plaats de vele duizenden, die materiële, of andere schade leden door het Nederlandse Nieuw-Guinea-beleid.’ Alhoewel wij hierbij natuurlijk de kans lopen, zoals Herbert Marcuse terecht opmerkte in verband met de commissie van onderzoek van de Amerikaanse senaat inzake het Watergate-schandaal, dat dergelijke onderzoeken dikwijls meer verborgen houden dan zij openbaren.’ Opvallend is dan toch ook wel, en ik herhaalde dit, dat een oud-secretaris-generaal van de navo en oud-minister van Buitenlandse Zaken van het koninkrijk Dirk U. Stikker per vertrouwelijke brief die dagen liet weten, zoals Hofland mij inlichtte, dat het ook Stikker een voortreffelijk | |
[pagina 522]
| |
idee toescheen indien de Nieuw-Guinea-affaire tot de bodem werd uitgezocht. Waarom dit slechts vertrouwelijk kon worden meegedeeld rust op Stikker als trouwe Nederlander om uiteen te zetten. Alhoewel hij met de mening onmiddellijk in het vaarwater van Drees senior belandt die nu dezelfde overtuiging is toegedaan. |
|