Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDjakarta - 1969 (1)Vanuit de Verenigde Staten probeerde ik de situatie in Indonesië zoveel mogelijk te volgen. Contacten met Indonesische studenten of met een enkele Indonesische oude bekende, die in New York langs kwam, hielden mij enige mate op de hoogte. Interessant was een reportage van Martin Duyzings in Elzeviers WeekbladGa naar eindnoot1. vanuit Djakarta geschreven. Collega Duyzings, zo zei mij eens een functionaris van enig niveau op de Nederlandse ambassade in de voormalige Congo, date lined eenvoudig reportages vanuit Leopoldstad, alsof hij een ooggetuigeverslag aldaar samenstelde, van achter een bureau in Amsterdam. Maar laat ik aannemen, dat het in casu om een verslag ter plaatse is gegaan. Duyzings meldde dat op Java een burgeroorlog bleef dreigen. Hij wees op 3 miljoen permanente werkelozen en nog eens 10 miljoen te-hooi-en-te-gras werknemers, en hij herinnerde, dat waar 70 procent van de arbeiders in Indonesië op het land hun bestaan moeten bijeenschrapen, veel af bleef hangen van de tevredenheid van de boer, vooral de kleine boer en de landarbeider. De welvaart van Indonesië hing immers af van de ijver en goede wil van deze sector. Volgens generaal Surono, militair commandant van Midden-Java, opereerden nog altijd stevige, ondergrondse communistische cellen in zijn gebied. Zij waren voortreffelijk bewapend en geoefend en werden ‘Gerda's’ genoemd. Zij konden als mini-guerrilla-groepen op de steun van een groot deel van de bevolking rekenen. Men opereerde nog altijd op het door Dipa Nusantara Aidit nagelaten Tripandji-programma dat uit drie punten bestond:
| |||||||
[pagina 364]
| |||||||
|
|