Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdBogor - 9 oktober 1966 (1)Evenals de avond van 8 oktober was ik ook vandaag met Emile van Konijnenburg naar de bungalow van de president bij het zomerpaleis gereden. Ook de Nederlandse ambassadeur en mevrouw Schiff werden voor het diner verwacht. Ik had de ambassadeur eerder die week in zijn werkkamer op de ambassade gesproken en gefilmd. Over Sukarno zei hij bij die gelegenheid: ‘Sukarno is hetzij bewust, hetzij onbewust bang om geconfronteerd te worden met de ruwe werkelijkheid, dus dat de generaals | |
[pagina 314]
| |
hem weg willen hebben. Zijn macht is weg. Ook zijn microfoon. Hij is bovendien een beetje gek,’ aldus de heer Schiff. Konijn en ik waren al enige tijd in de bungalow van Sukarno en Hartini in de tuin van het paleis, toen de Schiffs arriveerden. Zij hadden in Bogor wat rondjes gereden om niet te vroeg aan te komen. Zij waren beladen met cadeautjes voor Sukarno, voor madame Hartini en voor de kinderen. De volgens Schiff ‘een beetje gekke’ president kreeg twee dure dozen Dunhill-chips om zijn lievelingsspel ‘Eenentwintigen’ mee te spelen. Maar Bung Karno dobbelde nu eenmaal altijd met luciferhoutjes. De president keek dan ook naar het cadeau van Engels fabrikaat en zei: ‘Ik speel toch liever met lucifers,’ waarop de ambassadeur gekscherend zei: ‘Dan neem ik mijn geschenk maar weer mee.’ Bung Karno sprak bij deze intieme avonden weinig of nooit over wat hem werkelijk bezighield, zoals staatszaken of de politieke ontwikkeling in zijn land. Soms maakte hij een opmerking als bijvoorbeeld: ‘Hoe durvan zij (het nieuwe regime) te zeggen, dat Hartini 200 miljoen roepia's aan de pki zou hebben gegeven. Maar laten wij over prettige dingen spreken.’ Mevrouw Hartini keek bezorgd en verdrietig toen Sukarno dit, onverwachts en in beheerste woede, zei. Er werd een glanzende Lincoln-Continental voorgereden en mevrouw Hartini, de Schiffs en Bung Karno stapten achterin. Van Konijnenburg en ik zelf namen plaats naast de chauffeur. Een adjudant van de president volgde in een jeep. Wij reden van de bungalow door de lanen van de paleistuin naar het Istana Bogor waar militairen salueerden en waar de filmzaal in gereedheid was gebracht. Hier stelde ik de nos-crew aan de president voor. Eerst werd een journaal dat jaren oud was vertoond, zoals president Kennedy in gezelschap van premier Adoula van Congo notabene. De hoofdfilm heette A wink of an eye. De film moest vele malen gebroken zijn geweest waarbij niet de juiste passages aan elkaar waren geplakt, zodat het verhaal nauwelijks meer te volgen was. Ik vroeg mij af of men met dit soort subtiele pesterij de oude president wilde treiteren, wetende hoe hij genoot van een goede film. Ook tijdens het diner dat volgde, maakte Sukarno soms - naast grappen en richtingloos gepraat - opmerkingen, die iets weergaven van wat zijn ziel werkelijk beroerde. ‘De weduwe en diens broer zijn na de dood van Sjahrir in Zwitserland op het Istana gekomen. Sjahrir's laatste woorden waren geweest: “Bung Karno heeft gelijk.” Hij is als een zeer religieus mens gestorven, en had zijn naasten gevraagd mij te gaan groeten. Eens, in 1933, heeft Sjahrir in het huis van een gemeenschappelijke vriend, de kleermaker Sadak, tegen mij gezegd: “Bij god, Bung Karno, ik hoor meer bij jou dan bij Hatta...”’ Ik voelde maar al te goed hoe intens eenzaam Bung Karno toen al was. Wij waren bij hem om over prettiger tijden en prettiger herinneringen te spreken dan over wat er die dagen in Indonesië plaatsvond. Het bestuur van het land, de werkelijke leiding, was hem ontnomen. Er gebeurde van alles, waar hij geen oog meer op kon houden of iets over te zeggen had. Hij bevond zich in een positie, waardoor hij automatisch meer aan het verleden dacht. Kennelijk vroeg hij zich voortdurend af | |
[pagina 315]
| |
waar en hoe de zaak uit de hand was gelopen. Ik kreeg de indruk, dat hij het aan éen kant niet onplezierig vond het wat rustiger aan te kunnen doen, alhoewel hij zich duidelijk aan de gang van zaken onder het nieuwe regime grenzeloos ergerde. ‘Wat nu in Indonesië aan de hand is, is dat wij een verrechtsing van de revolutie zien. Een revolutie is geen boulevard, zoals ik die in Leningrad heb gezien. Jaurès heeft het al gezegd. Een revolutie is niet als een Champs Elysées. Een revolutie is niet lurus, rechtlijnig, maar njelèweng, met bochten en zig-zag. Toch moeten wij de rechte lijn niet uit het oog verliezen, anders glijdt de revolutie af,’ aldus de president. Bung Karno had ambassadeur Schiff bij een eerdere gelegenheid gevraagd of hij wist waar het woord klaplopen vandaan kwam. Hij vroeg er opnieuw naar. Onze ambassadeur antwoordde, dat hij het woord in Van Dale had opgezocht, maar dat hij de betekenis er weer van vergeten was.Ga naar eindnoot1. Een ‘beetje gek’ antwoord voor een ambassadeur. Van Konijnenburg meldde, tijdens het diner, dat hij zich thans ook zou gaan bezighouden met het uitwisselen van Indonesische dieren. Hij voegde eraan toe: ‘Laten wij hopen dat ik geen monsters meekrijg.’ ‘Ik wil Wim en jou best tegen een orang-oetan ruilen,’ zei de president. ‘U bedoelt, welwillend afstaan,’ antwoordde Konijn. ‘Weest gerust, zij zouden het in Holland niet merken.’ Ik zei tegen Sukarno, dat Beel zich altijd zeer veilig had gevoeld in Djakarta, bijvoorbeeld om alléen in het Merdeka paleis te slapen. ‘Hij denkt, dat u nog altijd zijn bed gebruikt of de klerenkast van Van Mook.’ Bung Karno: ‘Ik heb om te beginnen de alarminstallatie boven zijn bed weg laten halen.’ |
|