Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdHuis ter Heide - zomer 1963 (2)Verrips had de gewoonte uit Indonesië overgehouden om vroeg te slapen - als hij tenminste niet in nachtelijke telefonades en scheldpartijen met Reindert Zwolsman verzeild raakteGa naar eindnoot1. - en vroeg te ontbijten, om zeven uur. Hij belde dan de avond tevoren en vroeg mij op de fiets naar hem toe te komen. Bij éen zo'n matineus gesprek overhandigde hij mij een 16 pagina's tellend geheim rapport, dat naar zijn zeggen de mening weergaf van tegen Sukarno samenzwerende generaals in Indonesië. Hierbij moet ik uitdrukkelijk vermelden, dat het zeker was, dat Verrips met bepaalde hoge Indonesische generaals in contact stond. Zoals bijvoorbeeld mevrouw Verrips beaamde, hebben de generaals Parman en PandjaitanGa naar eindnoot2. hem ook in Nederland bezocht. Verrips kende Ujeng Suwargana, en naar zijn zeggen Nasution en Yani.Ga naar eindnoot3. Hij kende brigadegeneraal Sutikno. Hij zat voortdurend in Washington en had tal van mysterieuze contacten in de Verenigde Staten.Ga naar eindnoot4. Hij bestuurde automobielen, soms gehuurd, en soms - want dit heeft hij mij laten zien - stond een door hem bestuurde auto op naam van de multimiljonair Howard Hughes. Het betreffende rapport was afkomstig van de cia, zo vertelde Verrips. Ook de Nederlandse Veiligheidsdienst beschikte er over. En als men Schmelzer's memoires leest, schenen ook tal van politici op de hoogte te zijn van een komende staatsgreep tegen Sukarno. Tenslotte was Ujeng Suwargana, die mij hieromtrent informeerde, bij god en iedereen in Nederland komen aankleppen. Nasution zou president worden! Toen ik Ujeng die dagen in het New Yorkse warenhuis van Macy's tegen het lijf liep en hem vertelde van Verrips een cia-rapport te hebben gekregen, met een blue-print voor een coup, antwoordde hij: ‘Wat is het nummer? Alle cia-rapporten hebben nummers.’ Het stuk van Verrips, dat in het Nederlands was gesteld, en dus was vertaald, droeg geen nummer.Ga naar eindnoot5. De crux van het stuk was, dat het Indonesische leger volop bezig was zijn macht en invloed op alle fronten te versterken om allereerst de positie van Subandrio bij president Sukarno te ondergraven. Subandrio was een geslepen intrigant. Subandrio slaagde erin Sukarno inlichtingen te onthouden, welke de president tot andere gedachten en besluiten bracht | |||||||
[pagina 213]
| |||||||
dan gewenst waren. Hierdoor was de oorspronkelijke balans tussen het leger en de pki (communisten), zoals die door Bung Karno was gecreëerd, doorbroken. Subandrio's greep op de Indonesische cia, waar hij aan het hoofd van stond, was fataal. Het rapport poneerde de stelling, dat Bung Karno zijn geslonken prestige maar op twee manieren kon herstellen: via een nieuwe buitenlandse provocatie, bijvoorbeeld tegenover Maleisië, of door zichzelf meer en meer terug te trekken en een symbool van het vaderland te worden in een paleis zonder gloeiend staande telefoonlijnen. De samenstellers van het rapport spraken echter de overtuiging uit, dat Sukarno alles op alles zou zetten om het oude evenwicht tussen het leger en de pki te herstellen. Over de pki werd opgemerkt, dat ook de secretaris-generaal van de communistische partij, Aidit, in een gevecht met Bandrio was gewikkeld, omdat Subandrio de kant van Moskou op wilde en Aidit juist naar Peking overhelde. Interessant was het Verrips-stuk bovendien in het licht van de informatie, die H.J.A. Hofland in 1964 in het Algemeen HandelsbladGa naar eindnoot6. zou publiceren in wat het over de Bunker-onderhandelingen in Washington en de controverse Van Roijen-Luns had te melden. Nogmaals, Verrips bleek, als medewerker van Paul Rijkens, uitzonderlijk goed ingevoerd in de Amerikaanse hoofdstad, had volgens de Indonesische veiligheidsdienst in contact met Van Roijen gestaan, had tal van hooggeplaatste Amerikanen bezocht, die doorgaans ook Bilderberg-conferenties bijwoonden, en vermeldde op pagina éen van zijn stuk de voornaamste punten waar het plan-Bunker uit zou zijn voortgekomen. Dan stond er: ‘Op 22 februari 1962 werd Luns persoonlijk een afschrift van het ontwerp-planGa naar eindnoot7. overhandigd. Ná jarenlang een ‘flink’ standpunt in het geschil met Indonesië te hebben ingenomen, veranderde Luns in éen uur geheel van positie. Hij wilde niet meer keihard onderhandelen en gaf de leider van de Nederlandse delegatie bij de Bunker-onderhandelingen, Van Roijen, zelfs instructie op geen enkele wijze de financieel-economische belangen naar voren te brengen. Het Verrips-document vermeldde letterlijk: ‘Zelfs toen ambassadeur Adam Malik, de leider van de Indonesische delegatie, op “mijn” verzoek tijdens de onderhandelingen de financieel-economische kwesties ter sprake bracht, kreeg dr. Van Roijen instructie van Luns uit Den Haag, daar niet op in te gaan. Ja, zelfs werd Van Roijen gedwongen miljoenen dollars steun voor de ontwikkeling van Nieuw-Guinea aan te bieden.’ Verder: ‘Luns wist, dat Indonesië bereid was de volgende punten in het Bunker-akkoord op te nemen:
| |||||||
[pagina 214]
| |||||||
‘Bij deze vijf voorrangspunten bij het snelle herstel van belangen tussen Nederland en Indonesië zou ik enige kanttekening willen plaatsen, namelijk dat dit identiek dezelfde beweegredenen waren, waarbij wij in 1957 vanuit Indonesië, een beroep op volk en parlement deden, om toch vooral niet ter wille van een verloren zaak als Nieuw-Guinea, juist de hierboven genoemde directe belangen van Nederland en Indonesië eerst om te gaan zagen en zoveel mogelijk te vernietigen, om deze later dan weer uit de puinhopen te moeten opvissen. Maar dát adres van ons aan de Staten-Generaal was een anti-Nederlandse, landverraderlijke daad en de heren Drees (senior), Luns, Romme, De Quay, en De Telegraaf, noem de miskleuners maar op, die zouden het vaderlandse varkentje wel op hun eigen wijze wassen!’ Het Verrips-rapport vermeldde voorts: ‘Het hierboven genoemde Indonesische streven (van vijf punten) had de steun van de Amerikaanse regering. Het Bunker-akkoord zou een algemeen verzoeningsakkoord tussen Nederland en Indonesië worden, waarbij ook een grootscheeps westers ontwikkelingsplan voor Indonesië zou kunnen gaan beginnen. (Ook hier vindt men gedetailleerde gegevens over terug in dit rapport.) ‘Het hier ontvouwde Indonesische voornemen, en de Amerikaanse steun daaraan is voor een belangrijk deel mijn werk geweest,’ vervolgde Verrips. ‘Na urenlange besprekingen met de minister van Justitie, Robert F. Kennedy, later ook in het bijzijn van ambassadeur Bunker, en in overleg met vertegenwoordigers van de Indonesische strijdkrachten (waaronder Nasution's afgezant, Ujeng Suwargana?) was op 16 februari 1962 het ontwerpplan Bunker gereed.’ Hierbij dient opgemerkt te worden, dat Robert Kennedy zich duidelijk voor Nederland uitsloofde, in tegenstelling tot de leugens die Luns hierover steeds weer heeft proberen rond te strooien, om een oplossing voor het geschil met Indonesië te helpen bewerkstelligen. Verrips vervolgde: ‘Wij hadden echter buiten Luns gerekend. Hij weigerde het plan te aanvaarden. Van Roijen was door een indiscretie van een topambtenaar van het State Department in een gesprek met minister Luns in een zeer moeilijke positie terechtgekomen en was machteloos tegen een discreet chantagespelletje van Luns.’ Tot zover dit geheime rapport. Het ware te hopen, dat de heer Van Roijen eens de moed bijeen zou kunnen schrapen zijn eigen unieke tegeltjes in deze affaire, voor het vaststellen van de historie, te lichten. Het is zeer wel mogelijk, dat Van Roijen de dupe was van een indiscretie en dat Luns hier onmiddellijk handig gebruik van maakte om zijn ambassadeur te koeioneren. Ik ken deze praktijken van meneer Luns, die | |||||||
[pagina 215]
| |||||||
ik aan den lijve heb ondervonden. Het is noodzakelijk, dat Van Roijen en Luns over deze situatie grondig worden ondervraagd en aan een kruisverhoor onderworpen wil men de portee van de Nieuw-Guinea-nonsens van Luns werkelijk kunnen pijlen. Welke ook de authenticiteit van het befaamde rapport was, ik publiceerde er die dagen in provinciale bladenGa naar eindnoot8. een kort uittreksel van. De wereld zou in 1965 - 1966 kunnen constateren dat de aanbeveling in het rapport gedaan, niet Sukarno maar de Indonesische strijdkrachten te steunen en de generaals het volle pond van westerse morele en materiële hulp te bieden in Washington, Den Haag, etcetera, letterlijk zou worden opgevolgd. Ik had mij per 1 januari 1962, zeg maar, vanaf het moment dat er op Nieuw-Guinea geschoten werd, totaal uit de Papoea-kwestie teruggetrokken. Ik onthield mij als Nederlander stipt van iedere buitenparlemen- taire actie. Voor een oas, zoals in Frankrijk tijdens de Algerijnse oorlog ontstond, voelde ik niets. Serieuze besprekingen waren op gang gekomen. Vooral ná Robert Kennedy's uitbrander in Den Haag. Eindelijk werd precies gedaan wat in mijn advies van 5 april 1961 aan Walt W. Rostov was vervat. Maar zelf zat ik, toen Kennedy 22 februari 1962 in Den Haag was, in de voormalige Belgische Congo. Pas toen ik door ambassadeur Zain, via Bob Tapiheru, van de aanwezigheid van Verrips in Washington werd verwittigd, toen in mei 1962 de Bunker-onderhandelingen reeds op volle toeren draaiden, heb ik Verrips in Elseviers gezet, met alle gevolgen vandien; Van Roijen in Den Haag; de prins woedend op Schiphol; vorstelijke excuses aan Elseviers; en het uiteindelijk kelderen van H.A. Lunshof c.s. Maar ik heb nog iets gedaan. Indonesische diplomaten wezen mij er herhaaldelijk op, dat de heer Van Roijen subtiel liet doorschemeren, dat men er beter aan deed op hém te spelen dan op Luns, want dat Luns toch zou verdwijnen en hij, Van Roijen, minister zou worden. Dat vond ik op mijn beurt ‘verraad’. Zolang Van Roijen accepteerde als ambassadeur van het koninkrijk instructies van Luns, als minister van dit koninkrijk, uit te voeren, behoorde hij dit loyaal en het vaderland getrouw te doen. Of, indien hij het niet over zijn hart kon verkrijgen om langer de in flagrante strijd met het landsbelang zijnde orders van opper-commandant Luns te volgen, dan behoorde hij af te treden. Op Nieuw-Guinea vielen Nederlandse doden. Nederland was in staat van oorlog met Indonesië, for better or for worse. Op dát moment scheen het mij een Nederlands belang toe, mijn vijand, Luns, van het de-loyale gedrag van de heer Van Roijen op de hoogte te brengen. Via een contact bij de permanente missie van Nederland bij de uno zond ik Luns een memorandum dat de indrukken weergaf, die Indonesische diplomaten uit gesprekken met Van Roijen hadden gekregen. Tezelfder tijd telegrafeerde ik H.M. de Koningin en verzocht haar mij een audiëntie te willen verlenen, om de toestand in Washington, zoals ik deze bij de Bunker-onderhandelingen zich zag ontwikkelen, uiteen te mogen komen zetten. Tenslotte had ik in 1957 een bijzondere audiëntie van het staatshoofd van Indonesië gekregen om enkele brandende vraagstuk- | |||||||
[pagina 216]
| |||||||
ken, zoals dat van de Nederlandse politieke gevangenen, te bespreken. Waarom niet het Nederlandse staatshoofd informeren over het gevecht tussen haar minister en ambassadeur, waar Indonesiërs en Amerikanen voortdurend de ellende van ondervonden? Maar zo werkt onze democratie niet. Op 30 maart 1962, per brief no. 71, liet freule Röell, hofdame, mij weten, dat het Hare Majesteit niet mogelijk was aan mijn verzoek te voldoen. Wij zullen later zien, dat dr. J.H. van Roijen er wél in zou slagen zijn grieven tegen Luns op Soestdijk bloot te leggen, waar hij dan een peetoomschap van prins Johan Friso aan over zou houden. Dát was in ieder geval een ‘en familie’ voor Van Roijen, wat Luns nooit zou halen, ondanks het feit dat hij meer grootkruisen opgespeld zou krijgen dan Bernhard en Van Roijen samen. |
|