Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdSchiphol - 19 december 1962Nadat Werner Verrips' Cuba-actie via De Telegraaf weinig had uitgehaald - al ben ik maandenlang door de Amerikaanse emigratiedienst lastig gevallen en scheen men coûte que coûte te willen bewijzen, dat ik een heimelijke agent van het regime in Havana was - gooide deze onberekenbare avonturier het over een andere boeg. Hij bezocht opnieuw de heer Van der Jagt van de klm in New York en waarschuwde: ‘Als Oltmans langer voor de voeten blijft lopen, dan laat ik hem met een vrachtwagen uit de weg ruimen.’ Het merkwaardige was, dat de kwestie Nieuw-Guinea gesloten was en mijn laatste in de aandacht staande publiciteit het openbaren van een Dewan Djendral met conspirerende generaals in Djakarta was geweest. Werkte Verrips dan nog steeds voor het Indonesische leger? Liep ik Nasution voor de voeten? Van der Jagt bracht mij de bedreiging uiteraard over en ik was voor het eerst niet op mijn gemak. Ik deelde namelijk Hofland's mening, zoals hij die ook in Tegels lichten heeft gegeven: ‘In gesprekken met Van Konijnenburg en met Verrips zelf kon ik er niet achter komen wat hij precies deed, behalve dat hij bijzonder gevaarlijk was.’Ga naar eindnoot1. Deze ochtend landde ik vanuit New York op Schiphol. De heer Paree, van de Federatie van Journalisten, had op mijn verzoek een persconferentie georganiseerd. Ik had op de heer Jolles van het anp een beroep gedaan, ditmaal (voor het eerst)Ga naar eindnoot2. wat ik te zeggen had op het anp-net te zetten, omdat ik meende dat ik mij in gevaar bevond. Hofland belde mij in New York op en deed een dringend beroep geen ontmoeting met de pers te hebben vanwege de gevaarlijke kanten die eraan zaten. Ondanks het vroege uur waarop klm-machines uit de Verenigde Staten aankomen was een 25-tal journalisten aanwezig. oltmans komt drie appeltjes schillen, aldus de kop in het dagblad Trouw.Ga naar eindnoot3. Allereerst kondigde ik een kort geding aan tegen minister Luns. Ik wilde hem dwingen de nog altijd uit de Nieuw-Guinea-tijd geldende beperkende maatregelen van de overheid jegens mij als journalist op te heffen. Jarenlang hadden de autoriteiten in Amerika vermeden mij voor persconferenties of andere routinezaken de Nederlandse pers betreffende uit te nodigen. Pas ná de overdracht van Nieuw-Guinea liet persattaché Jeff van den Bogaert mij op een lijst plaatsen, waarbij ik op Koninginnedag een glaasje oranjebitter bij de consul-generaal mocht komen halen. Dat was nu net niet een gelegenheid waar ik op zat te wachten. | |
[pagina 211]
| |
Ik moet zeggen, dat ik het in de jaren 1957 tot 1962 als een onderscheiding beschouwde door Luns vanwege mijn mening in artikelen of redevoeringen inzake Nieuw-Guinea weergegeven gekoeioneerd te worden. Aan de andere kant vond ik, dat nu was komen vast te staan, dat niets van wat Luns had gedacht, gezegd, gehoopt of gedaan in die kwestie, was uitgekomen en nu de geschiedenis mij, met ons landverraderlijke adres aan de Staten-Generaal, in het gelijk had gesteld, leek mij de tijd gekomen om te proberen aan de fratsen des ministers een eind te maken. Dat was dus het eerste appeltje. Onmiddellijk nadat de Federatie van Journalisten mij had verzocht, geen kort geding aan te spannen maar de zaak door haar te laten regelen, waarbij een protestbrief naar Luns werd gezonden, kwam er een antwoord van de minister, dat als gebruikelijk ontwijkend en niet ter zake was. De Federatie, en in het bijzonder de heren Van Rantwijk en Stempels, beijverden zich om de kwestie uit de wereld te helpen. Na veel over en weer gecorrespondeer tussen de landsadvocaat in Den Haag, Luns zelf en het Federatiebestuur,Ga naar eindnoot4. werd de kwestie twee jaar later enigermate, maar nooit afdoende geregeld. Het tweede appeltje betrof de bedreigingen door Verrips tegen een klm-functionaris geuit. In feite vroeg ik hiertegen bescherming van de overheid. De Rijkspolitie zou Verrips inderdaad in Huis ter Heide opbellen en men stelde, evenals later met soortgelijke bedreigingen van Verrips jegens Emile van Konijnenburg, dat indien mij iets zou overkomen in eerste instantie de verdenking op hem, Verrips, zou rusten. Als derde appeltje kondigde ik aan mijn raadsman mr. J.C.S. Warendorf te zullen raadplegen om opnieuw na te gaan of tegen de laatste Oltmans-pro-communistisch-Cuba-campagne in De Telegraaf iets uit te richten zou zijn. De Telegraaf bleek ongrijpbaar. Deze leugenaars konden ongestraft hun hetze vervolgen. |
|