Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdNew York - 20 november 1961Subandrio legde de avondzitting van de Algemene Vergadering van de uno zeven nieuwe constructieve voorstellen voor om tot een oplossing voor de Nieuw-Guinea-impasse te komen. Ook de Indiase afgevaardigde Krishna Menon diende een resolutie in om Nederland en Indonesië aan éen tafel te krijgen maar De Telegraaf meldde, dat een woordvoerder voor Luns onmiddellijk liet weten dat hier geen sprake van kon zijn. Daarentegen reageerde Subandrio op het voorstel van Menon met dit direct te aanvaarden. Luns liet daarop ambassadeur Schurmann voor het forum van de uno een felle aanval op India uitspreken. Dat de goede man zich in naam van het vaderland hiertoe leende! Een onaangename bijkomstigheid was, dat Robert Kiek in zijn Telegraaf-stuk van 21 november 1961 een pestilente passage invoegde, namelijk ‘In een diplomatiek offensief in de wandelgangen wordt thans door de Indonesiërs aan de hand van stukken en documenten, door Willem Oltmans in de afgelopen week in Nederland verzameld en mee teruggebracht naar New York, maximaal gebruik gemaakt om zulke oppositiestukken als de brief van professor Van Hamel, het standpunt van professor Duynstee, het manifest der 150 intellectuelen en het standpunt van de voorzitter van de Anti Revolutionaire Partij, dr. W.P. Berghuis, onder de delegaties te verspreiden.’ Op 26 november schreef ik hoofdredacteur Stokvis, dat ik op verzoek van de groep-Rijkens enkele omvangrijke enveloppen mee had genomen voor professor Mohammed Yamin, Indonesische minister van staat, speciaal naar New York gezonden om minister Subandrio en de Indonesische delegatie bij de uno-debatten over Nieuw-Guinea te adviseren. Mijn brief werd natuurlijk niet gepubliceerd, zoals ik uit- | |
[pagina 165]
| |
drukkelijk had gevraagd.Ga naar eindnoot1. De volgende dag vertelde ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto mij, dat Zain zodanig bij Subandrio voor een ‘zachtere benadering’ had gepleit,Ga naar eindnoot2. dat men had besloten de staf van de Indonesische permanente vertegenwoordiging bij de uno 's nachts om 1.00 uur uit bed te trommelen om de reeds gestencilde rede te veranderen en wijzigen. Persattaché Ronodipuro vulde aan: ‘Bandrio en Zain hebben tot 3.00 uur aan de speech geschreven, en wij moesten toen maar zorgen dat die voor vandaag gereed kwam om uitgedeeld te worden. Dat allemaal vanwege jouw informatie uit Holland.’ Luns zelf - iedereen was er in Den Haag weer ingetrapt - had het zogenaamde Luns-plan aan de Verenigde Naties voorgelegd. Een zes pagina's tellend memorandum gebaseerd op zelfbeschikkingsrecht voor éen provincie van het voormalige Nederlands-Indië. Luns, onze rooms-katholieke bekokstover, wilde met deze vertwijfelde poging de uno voor de Nieuw-Guinea-zaak laten opdraaien en Sukarno blijven dwars zitten, zodat in feite Nieuw-Guinea als kolonie zo lang mogelijk onder ons beheer zou blijven. Hierbij is het van enige betekenis nog eens te herhalen wat Luns het jaar van zijn indiensttreding als minister van Buitenlandse Zaken in een antwoord op een vraag van het kamerlid Van de Wetering (chu) stelde, namelijk: ‘...dat een internationalisering van de bestuursvorm van Nieuw-Guinea beslist buiten de doelstellingen van de Nederlandse regering lag.’ Schmelzer schreef in 1973 pas, dat de internationalisering démarche gedoemd was om te mislukken en dat Luns weliswaar naar buiten zei dat zijn plan een kans had, ‘maar in zijn hart moet hij beter geweten hebben.’ Niemand deed op momenten dat het nog kon en nodig was, zijn mond open. Ook Schmelzer blijkbaar niet. Nadat het Luns-plan veiligheidshalve maar niet in de uno in stemming was gebracht en Luns na een kolossale diplomatieke nederlaag ‘doodvermoeid en uitgeput’ in Den Haag terugkeerde, maakte de regering, God beter het, bij monde van de heer De Quay rond het middaguur op 29 november 1961 in het parlement bekend, dat Hr. Ms. regering zich aan de hand van beginselen, steunend op het plan-Luns zou blijven opstellen. Ten koste van veel geld van de belastingbetaler en enorme inspanningen van Nederlandse diplomaten had men ook nog kans gezien een groep ex-koloniale Afrikaanse landen voor het Luns-karretje te spannen. Zodoende werd te elfder ure een zogenaamde slappe Brazzaville-resolutie bij de Algemene Vergadering ingediend. Maar ook met deze louche manoeuvre had de minister volledig bakzeil gehaald. De stunt om Afrikanen ervan te overtuigen dat zij in de negroïde Papoea's met al even platte neuzen en kroeshaar een broederras dienden te herkennen bleek op het eerste gezicht handige rassistische diplomatie maar in de praktijk zette zij in het gekleurde uno-amfiteater weinig zoden aan de dijk. Wie als Nederlander de debatten in november 1961 in New York heeft bijgewoond, weet dat Luns ons land voor gek heeft gezet. De Nieuwe Rotterdamse Courant sprak in een hoofdartikel | |
[pagina 166]
| |
dan ook van een duidelijke nederlaag. Oudejaar 1960 had Wim Kan nog gezongen: ‘Lief zijn voor Luns.’ De minister kreeg zijn zin. ‘Wij waren heel lief voor Luns’, schreef het Vrije Volk op 31 december 1961. ‘Wij gingen met bijna ons allen achter zijn Nieuw-Guinea-plan staan.’ Maar het plan kwam tien jaar te laat en het zou een grandioze sof worden. Niet Luns. Die verklaarde de volgende dag op Schiphol zonder blikken of blozen: ‘Mijne heren, ik kan slechts herhalen wat ik gisteren al gezegd heb: Nederland is versterkt uit dit debat gekomen!’ Luns loog. En het Nederlandse volk geloofde deze blijkbaar imponerende oplichterij. Ik walgde van de vertoning. Schmelzer merkte op, dat niet alleen hij, maar ook leden van het kabinet-De Quay gestadig meer reserve in acht begonnen te nemen ten aanzien van het Nieuw-Guinea-beleid van Luns. Er ontstond, althans achter de schermen, steeds meer verzet. Hier was voor de gewone man echter nauwelijks iets van te bemerken. Bovendien waren de eerste Indonesische parachutisten al weken tevoren boven Nieuw-Guinea neergelaten. |
|