Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam - 11 juli 1961In het weekblad Vrij Nederland publiceerde ik vandaag een nieuwe serie gegevens omtrent details van de pogingen van Rijkens om tot een doorbraak in de Nieuw-Guinea-affaire te komen. Ik deed opnieuw een beroep op de heren rond Rijkens, indien de regering bleef weigeren de tekst van de brief van Sukarno in Wenen aan Paul Rijkens gericht, bekend te maken, dit desnoods eenzijdig te doen, omdat er duidelijk de mogelijkheid uit sprak van een bereidheid, vooral aan Indonesische kant, om op het hoogste niveau (Sukarno zelf) snel tot een concordantie inzake Nieuw-Guinea te komen. Verder stelde ik: ‘Toen de heer Scholtens van de groep-Rijkens op 1 juni 1.1. om 11.15 uur een afspraak met minister Luns had en te horen kreeg dat de bewindsman maar twintig minuten beschikbaar had, om het antwoord van Sukarno aan Rijkens te bespreken, maakte de heer Scholtens rechtsomkeert met de mededeling dat het op prijs ge- | |
[pagina 155]
| |
steld zou worden dat de minister voor dergelijke belangrijke zaken meer tijd beschikbaar zou maken. Hierop volgde een lunch van de heer Scholtens met minister Luns op 5 juni. In de namiddag van 7 juni eveneens een langdurig gesprek tussen Scholtens en de minister-president, De Quay.’ Ik meldde in Vrij Nederland, dat Luns geschokt was door de vergaande consequenties die zijn instemmen met de brief van Paul Rijkens aan Sukarno had gehad zodat deze meneer minister thans weer met man en macht terugkrabbelde. Volgens Schmelzer was De Quay al van mening dat er met Luns niet viel te praten. ‘Van Luns krijg je in feite alleen maar te horen hoe het is, hoe het moet zijn en wat je ervan moet denken,’ tekende Schmelzer op in zijn dagboek als de mening van premier de Quay.Ga naar eindnoot1. Zelf was de oud-minister van mening, dat je van Luns kon zeggen, dat hij zich in zaken het landsbelang betreffende had vergist, ‘want wanneer je een bepaalde visie hebt op een zaak, ben je geneigd feiten die zich voordoen te interpreteren aan de hand van die visie. Dat is zeker ook het geval bij Luns geweest.’ Notabene! Dit is een keurige Haagse manier om te schrijven dat Luns zijn eigen leugens geloofde. Schmelzer vervolgde: ‘Ik heb in gesprekken met hem (Luns) dan ook weleens geïnformeerd of hij de zaken wel juist interpreteerde, maar achter zijn rug om controle uitoefenen heb ik nooit gedaan.’Ga naar eindnoot2. Volstrekt onbegrijpelijk, hoe Luns al die jaren, bij zoveel onkunde, van zijn tegenstanders zijn goddelijke gang heeft kunnen gaan. Ik waarschuwde 10 juli 1961 in Vrij Nederland, dat de minister van Buitenlandse Zaken zat te draaien en terugkwam op eerder gedane toezeggingen. Het zal niet of weinig zijn opgemerkt. Hofland had in dit opzicht gelijk toen hij mij die dagen zei: ‘Luns is helemaal niet de grote man die hij voor het volk lijkt; alléen zijn tegenstanders zijn stomme idioten.’ De Quay's voorganger, Willem Drees, die Luns tenslotte de kans had gegeven zich tot solist in het Indonesische drama te maken, heeft al evenzeer over de jaren aan een serie in strijd met de werkelijkheid staande waandenkbeelden over Sukarno geleden. ‘Met Sukarno waren geen afspraken te maken,’ zei hij tegen Amsterdamse studenten. ‘Hij wijzigde altijd weer zijn positie. Wat was afgesproken moest weer worden gewijzigd, of er moest iets aan worden toegevoegd omdat al zijn handelingen waren gericht op vergroting van zijn eigen persoonlijke prestige.’Ga naar eindnoot3. Dat het zijn eigen Luns was, die zich jarenlang in de meest onwaarschijnlijke kronkels zou wringen om zijn persoonlijke rancune en veten met Sukarno of Kennedy - en god mag weten wie verder - uit te vechten over de hoofden van het Nederlandse volk heen onder het motto van vaderlandslievendheid en affectie voor land en koningin,Ga naar eindnoot4. dat heeft de goedgelovige Willem Drees nooit door gehad. Hij was trouwens de enige niet. In een slotpassage van mijn Vrij Nederland-reportage van 1 juli 1961 vermeldde ik, op basis van inlichtingen die ik van Emile van Konijnenburg had gekregen, dat Paul Rijkens op 14 juni 1961 een confrontatie met Luns in diens werkkamer had gehad, ‘waar met | |
[pagina 156]
| |
scherp is geschoten’. Interessant was overigens - vooral omdat niemand wist dat Rijkens die ochtend van de 14de juni bij Luns was geweest en eindelijk herrie had gemaakt - dat de minister diezelfde middag om 13.30 uur tijdens een vergadering van de Tweede Kamer plotseling onwel werd en achterover in zijn stoel zonk. De naast hem zittende ministers Marijnen en De Pous schoten toe. Zij legden Luns achter de regeringstafel op de grond. Pater Beaufort, die in een loge de debatten volgde, spoedde zich veiligheidshalve naar beneden in de zaal. Voorzitter dr. Kortenhorst schorste de vergadering en liet de publieke tribune ontruimen. De volgende dag werd bekendgemaakt dat de minister een goede nachtrust had gehad. Uit alle delen van het land stroomden brieven, telegrammen en bloemstukken binnen. De behandelende geneesheer schreef echter een lange periode van rust voor en Luns vertrok naar de Haute Savoie. Luns heeft tijdens de Nieuw-Guinea-crisis eens tegen zijn partijgenoot Schmelzer opgemerkt, dat wanneer Bung Karno maar dood zou gaan hij in twee maanden een oplossing voor Nieuw-Guinea tot stand zou hebben gebracht. Omgekeerd zou in ieder geval een vroegtijdige hartverlamming van Joseph Luns in 1961 een derde militaire confrontatie met Indonesië in 1962 voorkomen hebben. De onthullingen over de groep-Rijkens deden opgewonden beroering in het goede vaderland ontstaan. Het zou te ver voeren er hier een volledig overzicht van te geven. ‘Wie regeert er nu eigenlijk? Het kabinet De Quay of de groep-Rijkens? Amateur-diplomaten van die groep zaten veelvuldig in vliegtuigen naar plaatsen waar zich Indonesische autoriteiten bevonden. Ze reisden voor, tijdens en nadat er - wei-niet, wei-niet, wei-niet? - door ministers met hen was gepraat,’ aldus bijvoorbeeld het Vrije Volk. Volgens de Indonesian Observer van 4 augustus 1961 ontkende de officiële woordvoerder van de commandant van het Indonesische leger, luitenant-kolonel Sunarjo, met klem mijn mededeling in een lezing voor Amerikaanse studenten van de Iowa University, dat generaal Nasution ook nog met de heer Van Houten, toen secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken onder Luns, een ontmoeting in West-Duitsland zou hebben gehad. Dit was vooral ook een vervelende mededeling omdat het zou kunnen aantonen dat Luns toen reeds op de generaals in Indonesië mikte in plaats van op het wettige gezag in de republiek, Sukarno. Zou een kamercommissie deze heer Van Houten nu niet eens liefst onder ede kunnen horen om na te gaan of, toen de woordvoerder van Buitenlandse Zaken op 2 augustus 1962 officieel mededeelde dat een ontmoeting van de heer Van Houten met Nasution ‘het laatste was waar de heer Van Houten aan zou denken’, dit op waarheid berustte, of dat er zwaar gekonkeld werd, terwijl de eerste Indonesische para's boven Irian neerkwamen? Ook professor W.F. de Gaay Fortman zou in dit verband moeten worden gehoord. |
|