Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdWassenaar - 25 februari 1961Kort bezoek aan de woning van de heer Van Blankenstein, Konijnenlaan 3. Hij vertelde: ‘Iedereen in Den Haag kent langzamerhand mijn rapport aan Sukardjo. Ook de heer Patijn (pvda) kwam erover praten. Van een gesprek met Sukarno in bijvoorbeeld Washington zou ik veel verwachten. Het is verbluffend hoe ver Luns deze week in de Kamer bij de Nieuw-Guinea-debatten is gegaan, maar dat hebben veel kamerleden nog niet begrepen. Trouwens, ScheltemaGa naar eindnoot1. had zijn rede geschreven. Die had ik gesproken. Na inzage van mijn Sukardjo-brief kwam Schmelzer enkele dagen later bij mij en zei: ‘Jouw opvatting van het zelfbeschikkingsrecht is toch wel kras,’ waarop ik antwoordde: ‘Ik heb het zó geschreven, dat als de Indonesiërs in het spek zouden bijten er een opening zou zijn.’ Van Blankenstein was geïnteresseerd om een persoonlijk gesprek met president Sukarno te hebben. ‘Pas als ik dit heb gehad kan ik nuttig werk doen. Als ik nu al met Luns over Nieuw-Guinea zou gaan spreken zou het een showdown worden. Ik heb nog altijd gezag bij hem en dat moet ik niet nodeloos gaan overladen. Pas als ik iets positiefs in handen heb moet ik bij die man gaan werken.’ ‘Luns heeft Paul Rijkens gezegd,’ aldus Van Blankenstein, die tot de intieme kring van vrienden van de oud-Unileverdirecteur behoorde, ‘dat zelfbeschikking voor de Papoea's een conditio sine qua non is. Ik weet, dat prins Bernhard in de hele affaire onder invloed staat van Rijkens. De koningin, als politieke figuur, moet natuurlijk veel voorzichtiger zijn.’ Van Blankenstein lardeerde zijn gesprekken met anekdoten. ‘Toen ik in 1947 met Jan Schouten over de kwestie Indonesië sprak, zei | |
[pagina 125]
| |
hij: “God heeft ons dáar de macht gegeven. Wij mogen Indië niet loslaten.Ga naar eindnoot2. Wij moeten vooral niet met rebellen gaan onderhandelen als Sukarno.” Ik heb toen gezegd: “Wat hebben wij met Philips ii ge- daan?” “Ja,” antwoordde Schouten, “dat hebben de Indonesiërs ook gezegd. Maar Spanje had haar privileges gehouden.” Waar ik op antwoordde: “Ja, en de Indonesiërs hadden er geen...”’ Van Blankenstein was van mening, dat er een poging moest worden ondernomen om mr. G.B.J. Hiltermann een officieel interview met president Sukarno te laten hebben, liefst in Washington D.C. tijdens het aanstaande officiële bezoek aan president John F. Kennedy op 24 en 25 april 1961. Ik bracht deze suggestie in New York aan ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto over. ‘Het zou het beste zijn,’ aldus Pak Kardjo, ‘als jij hierover een brief aan Bapak maakt. Vrijdag gaat de koerier.’Ga naar eindnoot3. Kort daarop besprak ik deze mogelijkheid met persattaché Yusuf Ronodipuru: ‘Is er niemand anders? Heeft Hiltermann niet bij het uitbreken van de prri-opstand op Sumatra in 1958 over de Nederlandse radio gezegd: “Nu is het met meneer Sukarno gedaan!”’ |
|