Den vaderland getrouwe. Uit het dagboek van een journalist
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdDjakarta - 22 juni 1957 (1)Een ander voorbeeld van communisten-fobiereportage heeft de Amerikaan, Arnold Brackman, wanneer hij durft te schrijvenGa naar eindnoot1. dat president Sukarno opzettelijk de afkondiging van de oprichting van een Dewan Nasional op 6 mei 1957, liet samenvallen met de aankomst in Djakarta voor een staatsbezoek van tien dagen van maarschalk Kliment G. Voroshilov van de Sowjet-Unie. Niets was meer vreemd aan Sukarno, dan om deze twee gebeurtenissen in de verste verten aan elkaar te verbinden. Om te beginnen, was Sukarno éerst naar Amerika gegaan toen hij in 1956 zijn serie buitenlandse staatsbezoeken (vlagvertoon) begon. Hij nodigde bij die gelegenheid president Dwight D. Eisenhower uit een tegenbezoek te komen brengen. Eisenhower, die al even weinig van Aziatische toestanden op de hoogte was als vele van zijn medewerkers, liet zelfs tot vijfmaal toe een officiële uitnodiging van Indonesië onbeantwoord. Tot er een schandaal over in de pers ontstond. Daarna werd meegedeeld, dat Ike bij een bezoek aan Manilla onmogelijk tijd kon vinden een detour via Djakarta te maken. De Sowjet-maarschalk ontving eveneens in 1956 een uitnodiging om voor een staatsbezoek naar Indonesië te komen. Aangezien Sowjet-diplomaten over de hele wereld totaal anders geïnformeerd zijn dan Amerikanen en serieuzer en pragmatischer te werk gaan dan Yanks, kwam Voroshilov natuurlijk wel naar Djakarta. Brackman rept met geen woord in zijn alleszins lezenswaardige boek over de blunder van Eisenhower om niet naar Indonesië te reizen en wél naar de Filippijnen. De lezer houdt dan ook de onware indruk over, alsof het aan Sukarno heeft gelegen dat Voroshilov in mei 1957 in Indonesië ten tonele verscheen. De Kennedy's zouden hier later snel verandering in brengen. Nadat Robert F. Kennedy naar Indonesië reisde waren in 1963 reeds plannen in de maak om president John F. Kennedy en Jacqueline zelf in Indonesië te ontvangen, waartoe Bung Karno een speciale bungalow had ont- | |
[pagina 41]
| |
worpen om zijn Amerikaanse gasten met alle comfort waar Amerikanen aan gewend zijn te kunnen ontvangen. Terwijl Eisenhower dus weigerde om egards voor het staatshoofd van Indonesië te hebben herinnerde Sukarno zich in een gesprek met Louis Fischer, hoe Khrushchev hem buiten zonder jas en in de ijzige koude bij het voorrijden in het Kremlin tegemoet kwam. Toen Sukarno in Moskou landde waren Maarschalk Bulganin, Nikita Khrushchev, en de heren Kaganowitsch, Mikoyan en Malenkov allen op het vliegveld aanwezig. Eisenhower presteerde het, toen Fidel Castro vlak na zijn machtsovername in Havana op 14 april 1959 voor een verzoeningsbezoek in Washington aankwam niemand van enig belang naar het vliegveld te zenden. Zelf was hij op een golf course in Georgia en vice-president Richard M. Nixon laste een paar kwartier in om een kort gesprek met de Cubaanse vrijheidsheld te hebben. Viel het te verwonderen, dat bij dat soort lompe botheid de betrekkingen tussen het bevrijde Cuba en de V.S. op een Amerikaanse hongerblokkade, die nu al twaalf jaren duurt, zouden uitlopen? Ik - niet Brackman - heb het gehele staatsbezoek van de Sowjet-maarschalk van uur tot uur meegemaakt. De Amerikaan stelt het zijn lezers voor, alsof Sukarno het bezoek van Voroshilov opzettelijk had georganiseerd om de Rus in de gelegenheid te stellen, zoveel mogelijk communistische propaganda te maken, zodat bij de verkiezingen voor provinciale en gemeenteraden die in de zomer zouden worden gehouden, de pki zou winnen. Er is geen woord van waar. Dit soort ‘informatie’ is gebaseerd op de gebruikelijke ziekelijke Amerikaanse benadering van de wereld op basis van communist of niet-communist zijn. Als men niet vóor Washington is, is men dús voor Moskou of Peking. Jarenlang zijn Amerikanen via pers, radio en televisie op die manier gehersenspoeld, zodat éen generatie heeft leren denken over Rood-China, versus Formosa, of de Vietcong, als ‘de vijand’ en over de corrupte Saigonse generaals als ‘onze bondgenoten’, terwijl zelfs vandaag aan de dag nog de Rode Khmertroepen van prins Norodom Sihanouk als de ‘rode rebellen’ en ‘de vijand’ worden omschreven en Lon Nol en andere door de cia in het zadel geholpen verraderskliek, als ‘onze bondgenoten’ worden afgeschilderd. Indonesië-‘specialisten’ als Brackman, waar de Verenigde Staten er slechts zeer weinigen van hebben, dragen met hun boeken weinig bij tot een verheldering van de situatie, zodat wanneer er van tijd tot tijd een explosie plaatsheeft, die als een werkelijkheidscorrectie optreedt, alle eerder gedane voorspellingen of getrokken analyses dan ook in duigen vallen. |
|