'Tell me who your friends are...'
(2002)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
[pagina 91]
| |
Mijn herinnering aan de ontmoeting met Frits op 30 juli 1963 (Memoires 1963-1964, Papieren Tijger, 2000) luidde aan de hand van mijn dagboek diezelfde dag opgetekend als volgt. George Kalenin, (verbonden aan het mijn lezingen management, W. Colston Leigh in New York) en zijn lover waren op zoek naar Hollandse jongens en logeerden in het Palace Hotel in Scheveningen. Ze hadden me gebeld, en we bevonden ons op het strand. Er kwam een klein zwart hondje kwispelend op me af. Ik nam het op mijn schoot en knuffelde het dier. Toen ik opkeek stond er een boom van een jongen voor me met een blik van ‘Wat doe je met mijn hond?’ Zo ontmoette ik een jongen, die sedertdien tot mijn dierbaarste vrienden behoort, ook al zie ik hem nog maar weinig, omdat hij deels in Florida en deels in een studio in Overijssel woont. Hij schreef me in september 2002 zijn eigen herinnering aan die eerste ontmoeting in 1963. | |
Ongeveer 40 jaar geleden.Het gebeurde op het strand in Scheveningen. Ik ontmoette een niet onaantrekkelijke heer, bij toeval ook nog onder het toeziend oog van mijn vader. Ik hoopte hem zand in de ogen te strooien met een mooi meisje. Maar hij had mijn zwarte Amsterdamse etalage hondje, dat ik van mijn laatste 20 gulden had gekocht, dat zelfs nog zaagsel poepte, reeds opgetild en hij liep ermee naar de zee. Ik dacht, ‘Wat moet die onbekende arrogante vent met mijn hond?’ Omdat hij door bleef lopen sprong ik meteen op. ‘Wat een geraffineerde man, maar wel daadkrachtig.’ Mijn vaders belangstelling ging meer uit naar een jonge dame, waar hij meer van wilde weten. Mijn hond had hij al met een misprijzende blik hoofdschuddend afgekeurd. Toen ik Willem bij zee had ingehaald stelde hij zich meteen voor, maar hij liet mijn hond nog steeds niet los. Ik vond hem niet prettig. Ik had liefst de weg van de minste weerstand gekozen. Maar ik wilde mijn hond voor de komende jaren niet traumatiseren. Ook had hij een sterk verindiest accent. Het deed me aan de stem van mijn grootvader denken. Ik dacht eerst, ‘Die is zeker een paar dagen naar Indonesië geweest. Dat slijt wel weer.’ Willem vertelde, dat hij in New York woonde. Voor ik me het helemaal realiseerde raakten we intens in gesprek, waarbij ik de luisterende partij was. Inmiddels, bijna zeker dat ik er niet meer | |
[pagina 92]
| |
vandoor zou gaan, liet hij mijn scharminkel hondje eindelijk los. Na het weekeinde kwam ik terug naar mijn vijf hoog kamertje in Amsterdam. Tot mijn schrik wachtte Willem me op. Dat was voor mij een te doortastende attitude. Ik voelde dat ik hem op een afstand moest houden, want anders zou het tussen ons wel eens uit de hand kunnen lopen. Hij vertelde me over New York en wat daar te beleven was. Ook sprak hij over de sauna's en de risico's die je er op liep onder the boys of the band. Deze verhalen waren weinig bevorderlijk voor een eerste kennismaking, al ervaarde ik het als prettig dat hij er zo eerlijk over was. Hij nodigde me uit bij een Chinees te gaan eten. Ik stierf van de honger, dus daar ging ik volgaarne op in. Bovendien wilde ik weg uit mijn kamertje met zijn vier beklemmende muren. Maar Willem was te nadrukkelijk in het restaurant aanwezig. Ik kreeg het gevoel of iedereen ons aanstaarde. Wat overigens ook zo bleek te zijn. De Chinese ober kwam de bestelling opnemen. Willem zei tegen hem op mij wijzend, ‘Vind U dit ook geen mooie jongen?’ Ik beleefde het als een ramp en zou het liefste de deur uit zijn uitgelopen. Ik verborg deze gevoelens om de situatie niet te verergeren. De kwaliteit van de maaltijd kan ik me niet meer herinneren. En dit speelde zich af in de dagen dat het nog strafbaar was om seks met een minderjarige jongen te hebben. Ik was 20 jaar. Het was dus voor ons beiden levensgevaarlijk met deze gevoelens te koop te lopen Ik had dan ook geen enkele behoefte om in het openbaar als homo gezien te worden. Later hebben we jarenlang lange wandelingen langs het strand gemaakt, waar de ruimte was. Luisterde graag naar zijn verhalen en reiservaringen. Hij vertelde dikwijls over de mensen die hij ontmoette. Begreep niet altijd wie het allemaal waren, maar bewonderde bijvoorbeeld zijn woordkeuze, terwijl hij altijd zijn dagboekje bij de hand had. In die eerste jaren had ik vaak het gevoel dat ik moest oppassen wat ik zei, want dan dacht ik ‘het komt vroeg of laat als een boemerang terug.’ Ik bewonderde Willems gedrevenheid. Of de rust die van hem uitging zodra hij zijn pen hanteerde op een terras in Scheveningen of Amsterdam. Hij spoorde mij aan om ook dagboekjes te schrijven. Later bleek het voor mij meer een vorm van agenda bij hou- | |
[pagina 93]
| |
den te worden. Mijn verhaal kan ik nu eenmaal beter kwijt met verf en een kwast, dan met inkt en een pen. Toch was schrijven een nuttige oefening voor me, omdat ik woordblind ben. Toch begreep ik al heel snel dat een vaste relatie met zo'n prettig gestoorde vrije vogel, die beroepshalve altijd onderweg moet zijn - met alle contacten, die hij en route ook nog op doet - in die vorm niets voor mij zou zijn. Ik ben immers juist atelier-gebonden. Ik had mede om die reden sterke behoefte aan standvastigheid. Ik zag mij niet met een pen en een dagboekje de wereld rondreizen, zoals Willem deed. Zeker waar ik meer wilde doen dan schetsjes maken. Ik wilde produceren en met grote doeken, steen en staal werken. Gelukkig is het dankzij de vasthoudendheid van Willem gelukt een blijvende vriendschap op te bouwen en waar ik mij al jaren heel goed bij voel. Er zijn zoveel mensen, die je in je leven tegen komt en zij blijven voorbijgangers, maar Willem is één van mijn twee echte vrienden geworden deze afgelopen veertig jaar. Onbewust heeft hij voor mij als een voorbeeld gediend door zijn werklust, eerlijkheid en gedrevenheid. Nu voelt het zeer vertrouwd, alsof ik hem mijn hele leven heb gekend. Hij heeft ook de kiem gepland bij mij om me op Amerika te richten. Hij moedigde me in 1963 al aan naar een groene kaart van Amerikaans ingezetene toe te werken, die ik thans dan ook al jaren bezit. Ik heb ook een atelier in Florida en heb veel in de vs en ook andere landen geëxposeerd. Ik gebruik al enige jaren voor hem als bijnaam ‘de witte tornado.’ Frits van Eeden.
Frits, 1999
|
|