24 juli 1996
Tussen de middag uitgenodigd voor een broodje bij de nvj, ontmoetten Ellen en ik voorzitter Ron Abram en juriste Inge Brakman. De dreigbrief van de nvj aan mij als lid was inmiddels weer uit de kast gehaald en stond toch weer overeind. Ellen maakte meer dan duidelijk dat ik dit onding nooit zou tekenen. Vervolgens verkondigde Abram dat na de eerste negatieve uitspraak van de rechter in het oproepen van prinses Margriet, door de nvj werd geëist dat we niet in hoger beroep zouden gaan. En het derde heikele punt bleek nog steeds het ‘Gestapo-chef’ voor Docters van Leeuwen te zijn. Ik antwoordde dat hoe meer inzicht ik kreeg in de wijze waarop de verschillende Haagse partijen mij bevechten, Docters van Leeuwen en Hans van Mierlo (beiden D66) voorop, ik deze woorden steeds toepasselijker begon te vinden en deze nooit zou terugnemen. Ook al waren ze dan uit hun verband gerukt.
Bij het in gebreke blijven van Inge Brakman moest Ellen vervolgens tot in den treure opnieuw uitleggen dat ik haar cliënt was en dat de dienst dus werd uitgemaakt door mijn advocaten, en niet door de nvj. Dus Abram en Verploeg konden decreteren, dreigen en zichzelf nog meer belachelijk maken, ik luisterde uitsluitend naar haar, Nicolaï en Vermeer; drie advocaten oorspronkelijk in mijn belang door de nvj zelf aangetrokken.
De enige keer dat Brakman haar mond opendeed en zei dat ik in de maand juni in het openbaar de nvj had aangevallen, wond ik me bijzonder op en riep: ‘Waar? Laat me zien, waar heb ik dat gedaan?’ Daarop kwam ze aankakken met de Volkskrant van 12 juli l.l. ‘Zie je hoe oneerlijk jullie bezig zijn? Dat was tien dagen na ontvangst van jullie ultimatum in juli!’ Haar redenatie was dat het ultimatum het gevolg zou zijn geweest van mijn kritiek in juni (niet juli) op de nvj. ‘Als je zo tegen me spreekt, breek ik dit gesprek af’, zei ze en maakte aanstalten om op te staan. ‘Je breekt maar een eind weg,’ antwoorde ik, ‘maar je bent niet alleen oneerlijk, maar oerdom bezig.’ Abram en Pasman grepen in en susten de rel in wording tijdens dit gezellige broodjes eten. De vergadering werd dus voortgezet. ‘Op die manier wordt ook het nvj-bestuur over mij ingelicht’, vervolgde ik. ‘Geen wonder dat ze de meest idiote brieven goedkeuren.’
Ron Abram deed vervolgens een nieuwe pittige duit in het zakje. Hij zei dat Hans Verploeg de steun van de nvj aan mij eind 1995 had opgestart, maar er kwam een dag dat ook bij hem de maat vol zou zijn en dan zou hij, Abram zelf, aan de nvj-steun voor mijn proces een rigoureus einde maken.