De staat van bedrog
(1997)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd30 mei 1996Als eerste getuigde vandaag oud-minister Max van der Stoel. Op de eerste tien vragen van mijn advocaten moest Van der Stoel het antwoord schuldig blijven. Hij herinnerde zich niets meer. Omdat hij wist dat ik het over het incident uit 1974 in Moskou wilde hebben, had hij zijn toenmalige woordvoerder Robert Sterneberg (en diens aantekeningen) ter voorbereiding geraadpleegd. Hij herinnerde zich opeens onder ede wel dat ik in Moskou ongehinderd mijn werk voor een nos-televisieteam had kunnen doen. Van der Stoel loog zonder blikken of blozen en was geadviseerd dit te doen op gezag van de zogenaamde aantekeningen van zijn toenmalige woordvoerder. ‘Ik heb (uit de aantekeningen van Sterneberg) begrepen’, aldus de oud-minister onder ede, ‘dat de heer Oltmans claimde dat hij de interviewafspraak met minister Andrei Gromyko tot stand had gebracht. Ik zou - ook hier put ik uit de aantekeningen van Sterneberg - hebben gezegd:“Laat Oltmans meekomen”, ook al hoorde hij strikt genomen niet tot de interviewersgroep. Naar ik in de verklaring van Almar Tjepkema [filmer nos-ploeg, W.O.] heb gelezen, zou de heer Oltmans op de trap van het ambassadegebouw zijn tegengehouden. Ik weet dat niet, was | |
[pagina 77]
| |
er niet bij. Ik weet ook niet hoe ik dat moet verklaren, gezien de door mij eerder gegeven instructie dat de heer Oltmans wel welkom was...’ De botsing vanmiddag met minister Van der Stoel, die breed op televisie en in de media werd uitgemeten,Ga naar voetnoot90 ontstond nadat ik hem na dit gelieg toeriep in de rechtszaal dat hij ‘ingestudeerde leugens zat te verkopen’. Hierop explodeerde de man. Hij zou me wegens kwaadsprekerij laten vervolgen en wat dies meer zij, maar feitelijk zat deze Max, eens lid van de pas in 1976 bekend geworden supergeheime spionagegroep Gladio,Ga naar voetnoot91 gewoon te liegen, zogenaamd op gezag van zijn ex-woordvoerder en diens notities. Ik leverde naderhand zowel bij de rechter als bij de Staat en mijn eigen advocaten mijn dagboeknotities over de periode van 22 tot 25 april 1974 om de geheugens op te frissen over wat er exact was gebeurd. Om te beginnen was mij meereizen als lid van het nos-televisieteam in het toestel van Max van der Stoel ontzegd, zodat Almar Tjepkema en ik apart naar Moskou reisden. Op 24 april ontstond het incident. Al om 08.30 uur werd nos-teamleider Klaas Jan Hindriks in ons hotel door Sterneberg per telefoon verteld dat indien er in de ambassade gefilmd zou worden ik daar niet bij mocht zijn. Klaas Jan begon een uitvoerig pleidooi, maar Sterneberg zei: ‘U weet hoe moeilijk het ligt met meneer Oltmans.’ Het was Tjepkema die op dat bericht reageerde met: ‘Oltmans is deel van ons team. Als hij niet gaat gaan we geen van allen.’ Ik citeer uit mijn dagboek van toen: Moskou, 24 april 1974 | |
[pagina 78]
| |
had voor Hans van der Werf een stapel films op zijn verzoek opgehaald en zei die aan hem te willen brengen. Period. De eerste die ik het gebouw tegen het lijf liep was diplomaat Braakenburg van Backum. Ik keek hem recht aan en vroeg: ‘Waar denkt u dat u mee bezig bent meneer?’ | |
[pagina 79]
| |
Andrei Gromyko arriveerde als laatste. Na een glaasje orange-juice in de ontvangstsalon moest het gezelschap naar een ander vertrek lopen waar de lunch wachtte. Wij hadden de camera op de gang opgesteld. Ambassadeur Tammenoms Bakker kwam nog even waarschuwen: ‘Het kan echt geen interview worden, maar wanneer hij hier langs komt wil hij misschien wel even iets zeggen.’ Op een gegeven moment hoorden wij mevrouw Tammenoms Bakker zeggen: ‘Let's go to lunch.’ En daar kwamen ze aan. Max van der Stoel wees Gromyko ons team aan en zei iets wat niet was te verstaan, waarop Gromyko keihard antwoordde: ‘I don't see them!’, niet als mop met humor, nee, hij zei het zo rottig als hij maar kon. Het gevolg was dat we allemaal razend waren. Klaas Jan riep Tjepkema toe: ‘Nu vertrekken wij meteen!’ Tjepkema probeerde Hindriks nog af te remmen, maar alle verdere afspraken met Novosti en de staatstelevisie werden onmiddellijk afgezegd. Ze gaan zelfs, ondanks de inconvenience via Oost-Berlijn meteen terug, waar ze nog een nacht moeten slapen ook. Ambassadeur Tammenoms Bakker, die als een der laatsten langs onze camera liep, haalde nog tegen ons zijn schouders op in een gebaar van ‘het is hopeloos’. Ik behoef niet af te gaan op het verhaal van een ander, zoals Max van der Stoel op Sterneberg. Ook ik herinner me niet exact wat die dag, bijna 25 jaar geleden, in Moskou gebeurde. Maar ik schreef het toen meteen op en de originele handgeschreven tekst bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek. Die notities heb ik later bij alle partijen ingediend. Mij naait niemand een oor aan ten aanzien van wat werkelijk gebeurde. Na afloop tierde Van der Stoel op de gang nog verder. Niemand in Den Haag had hem ooit zo kwaad gezien. Hij eiste excuses van me en ik werd door journalisten om een reactie gevraagd. ‘Na wat mij in Den Haag in veertig jaar is overkomen krijgen ze in geen duizend jaar excuses van me. Ze zijn ordinair en misdadig bezig.’ De volgende gezellige Haagse meneer die beloofde de waarheid en niets dan de waarheid te komen vertellen was de fameuze super- procureur-generaal A. Docters van Leeuwen. Hij had een veiligheidsmannetje meegenomen dat de journalisten en cameraploegen onbeschoft behandelde. Als je deze man - die pas verscheen na dreiging dat hij anders door de Koninklijke Marechaussee zou worden opgehaald - zo'n zaal ziet binnenkomen is althans bij mij de eerste gedachte die opkomt: zou je van deze meneer een tweedehands auto willen kopen?, als bekende variant op de ontmaskerde schurk Richard Nixon. Het antwoord is beslist ‘neen’. En dit is dan de man die in het koninkrijk als super-pro- | |
[pagina 80]
| |
cureur-generaal het summum van integriteit moet symboliseren. ‘Na vanmiddag te hebben gezien hoe onze getuigen zich profileerden,’ verzuchtte advocaat Vermeer later, ‘begrijp ik waarom het justitieel zo slecht gaat in dit land.’ Ik neem de volledige getuigenis van Arthur Winfried Hein Docters van Leeuwen dan ook op als bijlageGa naar voetnoot92 om de lezer de gang van zaken niet te onthouden. Hij hanteerde op kardinale punten standaardfoefjes als ‘De betrokken ministers hebben mij geen ontheffing van geheimhoudingsplicht gegeven’, terwijl het om een zeer eenvoudige zaak gaat: Heeft de Staat me veertig jaar lang besodemieterd, ja of nee? Deze meneer geneerde zich er niet voor om pas na de derde dagvaarding voor rechter Punt te verschijnen, dus het hoeft niet te verbazen dat hij er evenmin voor schroomt zich te bedienen van gemene uitvluchten en trucjes bij het helpen afschermen van partijgenoot Hans van Mierlo, tegen wie mijn procedure op dit moment wordt gevoerd. Hij gaf trouwens als beroep op ‘procureur-generaal bij het gerechtshof te Den Haag’. Terwijl ik tientallen jaren ben afgeluisterd mocht deze rechtshandhaver geen antwoord geven op de vraag of de bvd inderdaad meeluisterde. Dat is in ons vrije land een ‘nationaal staatsgeheim’. Peter Nicolaï voelde de heer Docters flink aan de tand waardoor de super-procureur-generaal nog uitgleed ook en in een controverse met ‘zijn vriend’ Piet Stoffelen zou belanden. Volgens Docters had Piet Stoffelen niet rechtstreeks naar mijn dossiers gevraagd, wat een regelrechte aanvaring met het kamerlid tot gevolg zou hebben. Zijn geklets over het niet hebben van contacten met Zuid-Afrika of het bestaan van dossiers ten aanzien van mijn uitzetting uit Zuid-Afrika zal zeker ontraceerbaar zijn. Inlichtingendiensten laten nooit sporen na. Wanneer supergeheime acties worden uitgevoerd, geschiedt dit niet achterhaalbaar. Dit zouden we later via onze contacten met hoge ambtenaren van de Zuid-Afrikaanse regering nader constateren. Ook Docters van Leeuwen wees aan dat er een dossier van een halve meter hoogte over mij bij de bvd was, terwijl hij in 1992 Stoffelen verzekerde dat er in het geheel geen Oltmans-dossier bestond. Toen advocaat Vermeer hem vroeg ‘Hoe hoog was het Oltmans-dossier?’, zakten net als bij oud-minister Kooijmans de handen van Docters onmiddellijk tot zo'n 25 centimeter. ‘Weer een leugen erbij!’, riep ik in de rechtszaal. ‘Dat neemt u terug’, schreeuwde advocaat voor de Staat Den Hertog. | |
[pagina 81]
| |
‘Direct’, heb ik geantwoord, omdat het punt toch al gescoord was. In de trein terug naar Amsterdam besprak ik met Peter Nicolaï en Ellen Pasman wat een trieste ervaring het was om na al die jaren van 10.00 tot 17.00 uur naar ‘getuigen’ te moeten zitten luisteren die in het wilde weg zitten te leuteren over mijn leven en wat ik wel of niet gedaan zou hebben, waarbij ik weet dat het overgrote deel van hun woorden niet een beetje, maar totaal onwaar is. Ze waren het eens dat Abram en Verploeg mij voor de zoveelste maal in de steek lieten. Eerder waren ze de toezegging ‘de oorlog te verklaren’ niet nagekomen, en ook nu weer blijken deze functionarissen uiteindelijk niet tegen de druk vanuit de overheid opgewassen, al vertegenwoordigen ze zesduizend journalisten. Het feit dat zij het zijn die de helft van alle journalisten vertegenwoordigen, is een uitvloeisel van de labbekakkerigheid van die zesduizend mensen. En dat terwijl die zesduizend toch worden verondersteld de Haagse machten te controleren en indien machtsmisbruik en ordinair bedrog plaatshebben (zoals hier herhaaldelijk beschreven) op de vingers te tikken. Ron Abram heeft intussen nota bene in een telefoongesprek met Ellen Pasman gezegd dat de nvj nooit had toegezegd naar Van Mierlo te zullen gaan. Peter en Ellen hebben beiden het onmiskenbare gevoel dat zowel de nvj als het kantoor Höcker, Rueb & Doeleman naar wegen zoeken om mijn verdediging te beëindigen. Voel me buitengewoon eenzaam in dit gevecht. Het verzandt voortdurend in een modderpoel van bedrog en opzettelijk geconstrueerde onwaarheid, opdat de Staat maar niet zal verliezen. 's Avonds heb ik bij Hagens de zaak nog eens op een rijtje gezet, terwijl ook Nova, met Twan Huys, aandacht aan mijn proces besteedde. André Tak zond me trouwens een brief van Bob Hiensch (de woordvoerder van Van Mierlo) aan Nova dat de Staat open zou staan voor ‘een regeling’.Ga naar voetnoot93 |
|