3 mei 1995
Rechter-commissaris B.C. Punt bepaalde vandaag dat ik het bewijs moet aandragen dat belemmeringen bij de uitoefening van mijn beroep als journalist het gevolg zijn van de instructie van oud-minister Joseph Luns uit 1964, die toen alle ambassades en consulaten-generaal in de wereld berichtte dat ik voor Den Haag niet meer zou bestaan. Aanvankelijk voerde de ambtenaar belast met het uitvoeren van de Wet Openbaarheid van Bestuur op het ministerie van Buitenlandse Zaken, mr. P.G.L. van Velzen, de wet naar behoren uit. Ik ontving ruimschoots voldoende stukken uit 1956-1964 om de rechter aan te tonen dat de Staat mij in het strikte geheim - en met gebruik van de inlichtingendiensten, inbegrepen de Amerikaanse cia - belasterde en het werk als journalist onmogelijk maakte.
Van Velzen was zo vrijgevig geweest omdat de overheidstelegrammen juridisch waren verjaard. Maar tegen de verwachting in besloot mr. Punt er nota van te nemen. Nu ging het erom ook stukken over de periode 1964-1994 in handen te krijgen. Uiteraard kon Van Velzen - die nu in naam van Hans van Mierlo handelt - van de ene op de andere dag niets meer van enig belang vinden.