Bedrieger Hans van den Broek
Na Tapiheru getuigde op 19 September j.l. eurocommissaris Hans van den Broek in de Haagse rechtszaal. In de tien jaar dat hij minister was heb ik de nodige botsingen met hem gehad. In 1981 werd mij opnieuw door Buitenlandse Zaken verhinderd, dat ik in India voor de gpd een reportage over een bezoek van prins Claus kon maken. Ik begon met steun van de nvj een procedure tegen de Staat. Door druk van de overheid op mijn vakorganisatie en wankelmoedigheid van de die dagen pas aangetreden algemeen secretaris Hans Verploeg, die de financiële steun van de nvj introk, werd de procesgang vroegtijdig afgebroken. De juristen die me op dit moment bijstaan achten het onbegrijpelijk dat de procedure door toedoen van de nvj in 1982 werd stopgezet. Ook mr. H.M. Voetelink van het kantoor Nauta van Haersholte wilde doorzetten, maar de nvj haakte af.
Ik werd hierdoor zelfs veroordeeld duizenden guldens proceskosten aan het ministerie van Buitenlandse Zaken terug te betalen. Dus na door het apparaat van de regering - tegen al mijn rechten als journalist in - opnieuw te zijn gesaboteerd, en privé tienduizend gulden met de reis naar India te hebben verloren, moest ik Den Haag op de koop toe schade betalen. Dat heb ik verdomd. Op 19 september 1996 kwam dit in de rechtszaal ter sprake. Alleen een roomse hypocriet van het kaliber-Van den Broek is in staat vijftien jaar later onder ede te verklaren dat hij aanvankelijk erop stond dat ik de proceskosten zou terugbetalen ‘want het ging hier om gelden die de belastingbetaler toebehoren’.
Wat heeft de oorlog van Luns tegen mij de afgelopen veertig jaar aan belastinggeld gekost? Hans van Mierlo liet onlangs Elsevier officieel meedelen dat de Staat de afgelopen vijf jaar 600 duizend gulden aan belastinggeld had uitgegeven om mij tegen te houden. Over veertig jaar zou dit dus 4,8 miljoen zijn geweest. Afgezien van het feit dat er over de hoogte van die zes ton wordt gelogen vraagt niemand zich af hoe ik er als gevolg van veertig jaar overheidsterreur financieel aan toe ben, met momenteel een armenuitkering van 1.238 gulden per maand.
In 1991 was de bodem van het door mij van mijn ouders geërfde vermogen bereikt. Mijn huis in Amsterdam was verkocht. Ik richtte me tot de voorzitster van de Raad van State, koningin Beatrix, om hulp. Hoe zou ik via de Wet Openbaarheid van Bestuur de dossiers kunnen bemachtigen die het onrechtmatig handelen van de Staat zouden kunnen bewijzen? Inderdaad ontving ik enkele honderden voorheen geheime stukken. Ik schreef vanuit Zuid-Afrika naar Van den Broek, of er een schaderegeling kon worden getroffen. Hij antwoordde, wetende dat ik de bewijzen van het tegendeel in bezit had, dat men nooit onrechtmatig jegens mij had gehandeld. Ik moest maar procederen. Op 19 september l.l. met zijn eigen brief geconfronteerd verklaarde Van den Broek voor de rechter-commissaris het stuk voor het eerst van zijn leven te zien. Het was door T.P. Hofstee namens Van den Broek getekend, dus verscheen ook Hofstee die dag voor de rechter. Deze mijnheer verklaarde het stuk, dat tot het huidige proces zou leiden, slechts voor de minister te hebben getekend op uitdrukkelijk advies van mr. P.G.L. van Velzen, de ambtenaar op Buitenlandse Zaken die bepaalt welke stukken ik uit mijn dossier te zien krijg.
• ...ambtenaar handelt in stijd met de wet...
Dit incident leidde voor het eerst in de 5 jaar dat ik nu tegen de Staat procedeer tot de conclusie dat ik een proces voer tegen één van Buitenlandse Zaken, die categorisch in strijd met de wet handelt. Aanvankelijk liet hij mij zes jaar geleden een aantal stukken geven - het topje van de ijsberg - waaruit het bedrieglijke en misdadige optreden van de overheid ampel bleek. Van Velzen verkeerde namelijk in de veronderstelling dat de documenten uit de jaren vijftig en zestig verjaard waren. De rechter-commissaris kende ze echter rechtsgeldigheid toe vanwege het voor de Staat compromitterende karakter ervan. Onmiddellijk schreef ik het boekje Vogelvrij (Uitgeverij Jan Mets) en drukte er enkele tientallen stukken in af. Prompt kon de wob-ambtenaar van Kooijmans en van Van Mierlo niets meer van enig belang in de dossiers vinden. Het absurde van deze wet is dat de Staat bepaalt welke stukken je van je eigen dossiers mag inzien. De juristen van de Staat zorgen er dus voor dat je vooral geen document in bezit krijgt waardoor ze zouden kunnen komen te hangen. De Wet Openbaarheid van Bestuur is, zoals door Den Haag toegepast, een onthutsend paskwil.