Mijn vriend Sukarno
(1995)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Voor Bung Karno's kinderen: | |
[pagina 6]
| |
De foto met handtekening die president Sukarno aan Willem Oltmans gaf, 1957. foto: Nikola Drakulic
| |
[pagina 9]
| |
Voorwoordzelfs honderd jaar na zijn geboorte en een kwart eeuw nà zijn dood, blijft het een hachelijk avontuur een boek over president Sukarno, onze aartsvijand nummer één, te schrijven. Men gelooft iets over hem te kunnen zeggen of denken, maar men weet in feite niets van de man. Men is zich niet bewust belangrijke ingrediënten van informatie niet ter beschikking te hebben, waardoor het hebben van eenuitgesproken mening niet gerechtvaardigd is. Emoties vertekenen de realiteit. Hardnekkige verzinsels hebben jarenlang de waarheid en de feiten over de stichter van de Indonesische Republiek moeten verdoezelen. Hij was uiteindelijk de onbetwiste overwinnaar en wij hebben ons als miserabele verliezers gedragen. In 1980 voerde ik een derde en laatste gesprek met premier Indira Gandhi van India. Ik vroeg haar of zij haar memoires zou schrijven. Geen tijd. ‘Maar nu wordt u òf de hemel in geprezen, òf de grond in geboord door mensen, die u nooit hebben ontmoet en u al helemaal niet kennen’. ‘Het is een feit,’ antwoordde zij, ‘dat nog nooit iemand, die mij werkelijk kent over me schreef’. Ik schrijf over Sukarno na het voorrecht te hebben gehad gedurende een periode van tien jaar (1956-1966) gastvrij door hem te zijn ontvangen. Ik leerde hem uitstekend kennen. Daarom is deze reportage een persoonlijk memoire. Het zijn mijn herinneringen aan een vriend, ook al was hij staatshoofd van Indonesië. We spraken eerlijk en vertrouwelijk met elkaar. Critici, die graag aan hun eigen misvattingen vasthouden zullen dit verslag uit de eerste hand straks afdoen met: ‘weer een ego-document van Willem Oltmans!’ Daarmee wordt het feit niet weggenomen dat ik de enige van mijn generatie journalisten ben geweest die wèl op Bung Karno afstapte, om informatie uit de eerste hand te verzamelen, met de | |
[pagina 10]
| |
bedoeling daarmee ooit een betekenisvolle mening over onze voornaamste tegenstander in Azië te kunnen vormen. Voor velen zal mijn ooggetuigeverslag als een emotionele fabel klinken. Anderen zullen begrijpen, dat de hier aangedragen informatie, gebaseerd op dagboekaantekeningen, de werkelijkheid onvervalst weergeeft. Mijn dagboek bevindt zich reeds tot 1980 in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Verificatie van mijn hier beschreven ervaringen zal dus op den duur mogelijk zijn. Zelfs dàt zal sommige critici er niet van weerhouden òf te doen alsof dit boek niet is verschenen òf vernietigende recensies te schrijven. Multatuli kon aanvankelijk ook zijn ooggetuigeverslag van hoe het werkelijk was in Indië niet aan de straatstenen kwijtraken. Dat is de prijs, die men voor de waarheid betaalt, en zeker voor de waarheid over Bung Karno, de geminachte en gedoodverfde overwinnaar. In de jaren twintig begon hij zijn kruistocht om ongenode, illegaal in zijn land verblijvende Europeanen, de macht te ontnemen. De koloniale autoriteiten hadden al snel in de gaten, dat deze jonge Javaan, die in Bandung voor civiele ingenieur studeerde, voor het Haagse gezag in de koloniën een gevaarlijke en geduchte tegenstander was. Sukarno werd daarom meer dan elf jaar geïnterneerd en van zijn volk afgezonderd. Om deze maatregel te rechtvaardigen werd hij in Nederland zo zwart mogelijk gemaakt, wat allerminst wil zeggen dat hij ook de onbetrouwbare schurk was waarvoor hij hier werd uitgemaakt. Bung Karno had het geluk door de Japanners te worden bevrijd. Aanvankelijk haalde hij zijn Aziatische broeders dan ook binnen zoals wij in 1945 de Canadezen verwelkomden. De geallieerden bevrijdden ons na vijf jaar Duitse bezetting, zoals de Japanners Indonesië bevrijdden na driehonderd jaar Nederlandse bezetting. Sukarno's ultieme doel was Indonesiërs opnieuw op eigen benen te laten staan. Ook in 1995 wordt keer op keer in televisie-documentaires benadrukt, dat Den Haag na de oorlog niets met Sukarno te maken wilde hebben omdat hij een collaborateur van Japan zou zijn geweest. Zowel Mohammed Hatta als Sutan Sjahrir, die tijdens de Japanse bezetting Sukarno's voornaamste medestanders waren, hebben altijd het tegendeel beweerd. Professor George McTurnan Kahin, verbonden aan de Cornell Univer- | |
[pagina 11]
| |
sity, constateerde al in 1952 in zijn studie Nationalism and Revolution in Indonesia (pagina's 104-106), ‘dat Sukarno de Japanners beschouwde als pure fascisten. Sukarno was van mening dat hij en zijn strijdmakkers de meest subtiele vechtmethoden dienden te volgen om een botsing met de Japanse macht te vermijden. Zij zouden het derhalve slechts doen voorkomen alsof zij met de Japanners collaboreerden.’ Professor Kahin had, net als ik, bij Bung Karno, Hatta, Sjahrir en vele anderen in Indonesië zelf een onderzoek ingesteld. Toch krijgt het televisie kijkende publiek bij de herdenking van de 50-jarige bevrijding van Indië onveranderlijk Sukarno als Japanse collaborateur voorgeschoteld. De meeste journalisten weten zelfs niet beter, dan dat hij met Hitler onze voornaamste tegenstander in de twintigste eeuw zou zijn geweest. Het gevolg is dat 75 jaar nadat Sukarno het vierde grootste land ter wereld vrij maakte van onze kolonialistische en imperialistische tentakels, het nog steeds onbegonnen werk is, om zoals dit in de psycho-historie wordt genoemd to reinvent Bung Karno, dus om opnieuw te ontdekken wie hij werkelijk was. ‘Historische feiten zijn in essentie psychologische feiten,’ schreef Peter Loewenberg in Decoding the Past.Ga naar voetnoot1. In de Verenigde Staten is men al vijfentwintig jaar geleden begonnen met verbanden te zoeken tussen politieke gedachten en handelingen en achterliggende psychologische motieven en gedrag. Het is een parallele benadering van hoe psycho-analytici naar de wortels van mentale problemen zoeken bij ontspoorde persoonlijkheidsstructuren. Voorheen beschikte men over onvoldoende kennis ten aanzien van het brein om de rol van emoties, psychische beweegredenen bij het denken en handelen van hoofdrolspelers in de politieke arena, bij de studie van de geschiedenis te betrekken. Wat voorheen als onbereikbaar of onverklaarbaar op de plank bleef liggen wordt tegenwoordig psycho-dynamisch onderzocht.Ga naar voetnoot2. Ook in Europa wordt een begin gemaakt met de psychohistorische benadering van belangrijke politieke figuren uit het verleden en heden. In de Verenigde Staten maakte John F. | |
[pagina 12]
| |
Kennedy reeds in 1961 gebruik van een interdisciplinair team onder leiding van de psychiater dr. Bryant Wedge, in de voorbereiding van diens eerste top-ontmoeting met Nikita Khrushshev in Wenen. Ik ben er diep van overtuigd geraakt in de tien jaar dat ik met Bung Karno te maken heb gehad, dat indien Nederland in 1945 over waarachtige en ware informatie ten aanzien van Sukarno had beschikt, en wij bereid waren geweest meteen sportief die Indonesische onafhankelijkheid te erkennen, Bung Karno naar Den Haag zou zijn gekomen en een gemenebest-relatie tussen Nederland en Indonesië ook in 1995 zou hebben standgehouden en nog hebben bestaan. In plaats daarvan zouden we het slachtoffer worden van leugens en zelfbedrog ten aanzien van de Indonesische vader des vaderlands, vooral ook ten aanzien van diens ware gevoelens voor Nederland en de Nederlanders. Hij was niet onze vijand, maar onze vriend nummer één in Indonesië, de eerste en tevens laatste Indonesische leider, die waarachtig hechtte aan het in stand houden van vriendschap met Nederland tot wederzijds voordeel. We zijn blind geweest voor Bung Karno zoals hij was en hebben ons eigen graf in Zuidoost-Azië gegraven. Hare majesteit begaf zich in 1995 met de grootste handelsdelegatie aller tijden naar Jakarta, maar het is mosterd na de maaltijd. De Verenigde staten, Japan, en zelfs Duitsland eten ons de kaas van het brood in onze voormalige koloniën, omdat we hebben geweigerd, zoals de Britten wel in hun voormalige koloniën hebben gedaan, tijdig de bakens te verzetten. Ons valse beeld van Sukarno heeft ons na 1945 de das om gedaan. Eens zal er ook over de stichter van de Republiek Indonesië psycho-historisch onderzoek worden gedaan. Dit heeft pas zin, wanneer het huidige autoritaire regime en haar handlangers door de waarachtige vertegenwoordigers van het volk zullen zijn opgevolgd, en vooral wanneer het restant van authentieke bronnen en gegevens beschikbaar zal komen. Ook in Indonesië zelf hebben zijn opvolgers alles in het werk gesteld om Bung Karno zwart te maken, bijvoorbeeld door hem in 1965 aan het volk te presenteren als heimelijk bondgenoot van de communisten. In zijn memoires schreef zelfs generaal Suharto in 1989 zeker te weten dat Sukarno nooit een communist was geweest, maar dat zijn dan de kleine lettertjes in | |
[pagina 13]
| |
de geschiedenis waar vooralsnog overheen wordt gelezen, ook omdat de schok van 1965 en de leugen dat het om een PKI-coup zou zijn gegaan, nog niet helemaal is uitgewoed. Helaas zullen bij de uiteindelijke reconstructie van Sukarno zoals hij was, de meeste Indonesiërs die hem werkelijk hebben gekend, reeds lang overleden zijn. Hun getuigenissen, voor zover niet reeds opgetekend, zullen voor de geschiedenis verloren gaan. Daarmee zijn we terug bij de klacht van mevrouw Indira Gandhi, dat niemand die haar had gekend ooit over haar had geschreven. Ik heb hier een poging ondernomen dit tijdig wel te doen, als bijdrage aan het historisch eindoordeel. Over de titel van dit boek het volgende: de schrijver Jef Last is jarenlang een vriend geweest. In 1966 gaf hij me een exemplaar van Mijn vriend André Gide.Ga naar voetnoot3. Ik heb hem toen gekapitteld over het gebruik van een dergelijke titel voor een boek over een vriend. Jef was trouwens lang genoeg in Indonesië geweestGa naar voetnoot4. om met andere ogen naar dat land te kijken dan de doorsnee Nederlander. Hij was door Bung Karno gastvrij ontvangen. We overlegden hoe we een bijdrage zouden kunnen leveren om het beeld over Sukarno meer op de werkelijkheid afgestemd te krijgen. Hij zei dan, dat er veel tijd voor nodig zou zijn voor men in het vaderland ‘rijp’ zou zijn om minder geëmotioneerd en met meer nuchterheid deze historische figuur te analyseren. Mijn vriend Jef Last heeft het verschijnen van Mijn vriend Sukarno niet meer mogen beleven. Ik denk nu dan ook dat hij misschien toch gelijk had Gide ook in een boekomslag ‘mijn vriend’ te noemen. Professionele journalisten worden geacht in de loop van het beoefenen van hun métier geen vrienden te maken. Dat ik die regel hier heb geschonden heeft ermee te maken, dat ik in 1956 ontdekte hoe de man in werkelijkheid was. Bung Karno's kinderen, aan wie dit boek is opgedragen, hielden van hem als hun vader, maar zij kenden hem in wezen niet echt. Hij had vrijwel geen tijd aandacht aan hen te besteden. Zij zaten bovendien nog op school, en wisten niet wat er | |
[pagina 14]
| |
in het paleis om hen heen gebeurde. Al in de jaren zeventig kwamen Sukmawati en Guruh bij mij in Amsterdam over hem praten. Guruh woonde toen enige tijd in mijn huis, zoals ik in 1995 drie maanden in zijn huis woonde in Jakarta. Ook heb ik hen hier willen vertellen wat ik met hun vader heb meegemaakt. Vooral ook voor Karina, die in 1967 in Japan in ballingschap werd geboren en haar vader nooit heeft gekend. Ik herinner me hoe zij als kind, wonende aan het meer van Genève, tekeningen voor hem maakte en me in het Frans vragen over hem stelde. Zij volgde later de beste scholen in Frankrijk, studeerde communications aan de Boston University en werkte drie jaar in Tokyo voor de Japanse televisie. In 1995 woont zij weer in New York en is verheugd in de westerse wereld terug te zijn.
Willem Oltmans |
|