dat niet (meer) te doen, was toen pas uitgekomen. Menig hoofdredacteur van binnenlandse en buitenlandse kranten bleek zijn veronderstelde kritische onafhankelijkheid, al of niet tijdens een lunch met de minister of een diplomaat te hebben ingeslikt, en weerde Willems artikelen.
Het duel tussen recht en macht met de Staat dat Vermeer met overtuiging voerde, zou ook nog even duren. Buitenlandse Zaken had er dertig jaar later niet meer op gerekend, dat die geheime instructies en telegrammen ooit nog een kwestie zou worden waar men last van zou krijgen, laat staan dat daarvoor een schadevergoeding aan deze ‘renegade’, ‘homofiele’ ‘onbetrouwbare’ journalist met ‘on-Nederlandse’ praktijken, die ook nog wel een ‘dubbelspion’ kon zijn, moest worden voldaan. Men moest dit even verwerken. Alles was zo goed mogelijk schoongepoetst, met gedoofd licht was men doorgereden, de tijd was verstreken. De landsadvocaat adviseerde de Staat dan ook om zich op verjaring te beroepen.
Gelukkig voor Willems advocaten bleek de vendetta van Luns goed te zijn gedocumenteerd in talloze telegrammen.
Toen ik in het proces kwam, probeerden wij, advocaten van Willem, de rechter, de landsadvocaat en ambtenaren de onrechtmatigheid van het gedrag van Luns c.s. in bredere context uit te leggen door middel van dossierstukken en getuigen. Het beëdigd geheugenverlies was weliswaar niet van de lucht, maar toch kwamen we verder. Dat Luns in de jaren '50 en '60 ook het kabinet, de Tweede Kamer en de publieke opinie met ‘alternatieve feiten’ had misleid over de toestand in Indonesië en Nieuw-Guinea, zelfs de toezegging van een mogelijke militaire interventie van de vs had verzonnen, was voor het ministerie noch voor de landsadvocaat dertig jaar later aanleiding voor enige reflectie. De tijd had hier vooral stilgestaan.
De vonken spatten er in de rechtszaal soms vanaf, alsof Nieuw-Guinea nog overgedragen moest worden. Het was in die periode dat van Willems advocaten werd verlangd, dat zij hem ‘in toom hielden’. Dat deden we niet. Daar was, gelukkig maar, geen beginnen aan.
De kwalificatie van de rechtbank Den Haag in het vonnis in 1997 van de werkwijze van Luns als ‘bedrog’ was voor ons een hoogtepunt. Een ongenadig harde klap in het gezicht van Buitenlandse Zaken. ‘Bedrog’ door een minister om politieke redenen, met persbreidel als instrument. In de rechtstaat Nederland? Het tekende een ongeëvenaard dieptepunt in de verhouding tussen burger en Staat.
Maar over dat rechtstatelijke aspect werd weinig vernomen, on-