| |
| |
| |
Inleiding
Een linkse vis in troebele Surinaamse wateren
In Suriname - het voormalige koloniale gebiedsdeel waar dit deel van zijn Memoires over gaat - wist men niet veel af van de achtergronden van Willem Oltmans. Na de staatsgreep in 1980 koos ik in weerwil van de opborrelende massale morele verontwaardiging aan beide zijden van de oceaan, in mijn hoedanigheid als opinieleider van de Surinaamse migranten in Nederland, de zijde van het militaire bewind. Oltmans deed hetzelfde in het kielzog van zijn eerdere naoorlogse politieke stellingname en ervaringen in het dekolonisatieconflict tussen Nederland en Indonesië. Wij waren langs verschillende wegen in hetzelfde politieke schuitje van de linkse Nederlandse tegencultuur beland. Surinamers zagen hem zoals hij was, zonder vooroordeel; een kritisch erudiet journalist, wereldburger, met aandacht voor en inzicht in dekolonisatieprocessen wereldwijd. Zo leerde ik hem kennen. Toen de rapen echt gaar waren tussen Nederland en Suriname, als gevolg van de decembermoorden, besloot Willem het erop te wagen voor de tweede maal in zijn carrière op persoonlijke titel en in zijn flamboyante stijl als mediator en crisismanager te interveniëren op regeringsniveau. Die spontane ondersteuning van een bakra kon men in Suriname goed gebruiken en wij, Surinaamse migranten in Nederland, vonden zijn risicovolle stellingname aan de zijde van de ex-kolonie revolutionair. Zeer verrast was ik met zijn persoonlijke aanwezigheid in de zaal van de dierentuin Artis, bij de oprichting van de Liga van Surinaamse Patriotten op 29 januari 1983. De pro-Bouterse beweging in Nederland was een feit en Willem Oltmans koos andermaal niet de zijde van Nederland door zijn genadeloze eerlijkheid en brute openheid; en dat mocht iedereen zien en weten. Hij gaf de Surinaamse muitende militairen, de nieuwe status-quo in de ex-kolonie, het voordeel van de twijfel.
Oltmans die in 1983 naar Suriname en Frans-Guyana afreisde en nauwe contacten onderhield met Bouterse, zou na drie jaren directe bemoeienis met de revo (revolutie) zoals de militairen het hervormingsproces noemden, en met het vredesproces in de binnenlandse oorlog tot de conclusie komen dat er geen land te bezeilen was met zijn Surinaamse ‘vrienden’, die eigenlijk geen echte vrienden bleken te zijn. Hij was woedend over het gekonkel | |
| |
en geklier van diegenen die zich politiek leider noemden en schaamde zich eigenlijk voor zijn inschattingsfout. Bouterse was nou eenmaal geen Soekarno, die tenminste een gedegen universitaire opleiding genoten had en de steun had van een miljoenenvolk, en zowel ideologisch en als staatkundig bestuurder duizenden eilandgebieden bij elkaar hield. Hij dacht al die tijd met de ‘koning’ van Suriname te doen te hebben, maar kwam al gauw tot de conclusie dat er iets niet klopte met de ‘bloedgroep’ van de solitaire charismatisch lijkende persoon Bouterse. ‘Die man heeft geen vrienden.’ De Surinaamse militairen vertrouwden Oltmans niet en trachtten hem als contraspion in te zetten, dat kan ik van mijn zijde getuigen. Oltmans vrijages met Suriname eindigden dan ook als een nachtkaars.
Ik heb het geluk gehad in die woelige jaren tachtig hem van dichtbij te hebben kunnen observeren. Hij was een geziene gast op de vergaderingen van de Liga van Surinaamse Patriotten. Vele gesprekken met hem, hebben mij een duidelijke indruk gegeven van zijn geestkracht en durf, maar ook van zijn gelaagd karakter en gevoelsleven dat hij diep verborgen hield voor de buitenwereld. Hij schaamde zich eigenlijk dat hij in menig opzicht was beetgenomen door die lui die gewoon de boel hadden zitten bedriegen en achteraf bezien, bezig waren met hun dubbele agenda's. De belangen van land en volk speelden totaal geen rol bij de machthebbers in Suriname. Het risico van foute inschattingen had hij ingecalculeerd door zijn internationale ervaringen. Maar hij was aanvankelijk door de gastvrijheid overtuigd van de spontaniteit van de jonge militairen en gaf hen het voordeel van de twijfel. Over de persoonlijke intenties van Bouterse was hij lang consequent positief, ondanks alle negatieve ervaringen rondom niet nagekomen afspraken, betalingen van onkosten en politieke intriges. Die vent bedoelde het goed en was door zijn informatievoorsprong, influisteringen van inlichtingendiensten, mijlen verder dan de rest. Maar kennelijk was hij uit hetzelfde hout gesneden en deed ten langen leste ook maar gewoon mee met die volksverlakkerij.
| |
Een zinloze binnenlandse oorlog (1984-1987)
Het nationaal leger van Bouterse had geen greep op de binnenlandse oorlog, daar men onbekend was met de volksaard van de vijand (de cultuur der Boslandcreolen). In Paramaribo had men geen notie van de gevaren van het immense oerwoud. Onbekend waren ook de regio's van waaruit de rebellen opereerden. Het staand leger was afhankelijk van rollend materieel en een vliegtuigje. In het vochtige oerwoud zijn er geen wegen. De guerrillaoorlog vergt andere wapens, strategieën en tactieken. Veel binnen- | |
| |
lands vervoer gaat over de rivieren en kreken. De schrik zat er goed in bij de manschappen van het nationaal leger in deze fase van de binnenlandse oorlog. Ik zat regelmatig in het hoofdkwartier van kolonel Marcel Zeeuw van waaruit de oorlog werd gecoördineerd en waar ik de sentimenten van de militairen van binnenuit kon optekenen. Zeeuw, een creool, denderde met zijn stem boven alle geluiden uit. Alleen al aan zijn manier van praten maakte hij duidelijk dat hij de baas was van de Militaire Politie. Uit de eerste ervaringen met de guerrillastrijd, trok het leger lessen en ging zich beter voorbereiden op niet-conventionele oorlogvoering. Brunswijk was in het oerwoud in het voordeel, maar zijn rebellen waren slecht getraind, bijgelovig, niet op de hoogte van modern wapentuig en hadden weinig tot geen onderwijs genoten. Marcel Zeeuw kon in geuren en kleuren vertellen waartoe de kenniskloof en het gebrek aan wapenkennis bij het Junglecommando zoal kon leiden. De boslandcreolen aan de zijde van Brunswijk waren zeer bevreesd voor een nieuw type Braziliaanse tank, de Cascavel, met boordkanon. Bij het afschieten van een regen kanonskogels klonk het gebulder in de ruimte als de donder bij onweer. Vanwege de echo's van de salvo's die ver in de wolken weerklonken, bleef het op grote hoogte in het firmament enige tijd door bulderen, niet zelden gevolgd door een toevallige regenbui. Bij het horen van het helse geluid dachten de rebellen van Brunswijk dat er uit de hemel - waar immers God (Annana voor de Winti gelovigen) woont - werd geïntervenieerd in het gevecht. Zij kozen gewis het hazenpad. Brunswijk moest op het niveau van zijn in menig opzicht gehandicapte medestrijders het moreel hoog zien te houden en bedacht een oplossing om de gevechtsangst te beteugelen. Hij ontwierp ijzeren boeien (als armbanden) die aan de bovenarm gedragen moesten worden door de guerrillero's. Dit zou een magisch, kogelwerend middel zijn tegen levensgevaar en voor onoverwinnelijkheid. Op zijn Surinaams gezegd een tapu of sreka. Hij zegende als een Surinaamse Jomanda, die water spiritueel pleegt in te stralen, deze boeien in voor gebruik tegen het leger van Bouterse. De christelijke manschappen van het nationaal leger bleken verlammend geïmponeerd. Zij geloofden heilig in de magische werking van de talismanboeien van Brunswijk en waren op hun beurt nog banger voor de oorlog. Tot in Paramaribo werd gefluisterd dat er rare dingen in het bos gebeurden.
Ik heb Marcel Zeeuw gevraagd naar zijn verklaring voor de verwarring aan beide oorlogvoerende zijden. Hij kwam met de plausibele verklaring dat het geloof in de werkelijke magische werking van de Brunswijkboeien is ontstaan door toedoen van een nieuw | |
| |
experimenteel Braziliaans wapen, de fn minimi. Een bijzonder snel wapen waarvan was gebleken dat het zijn slachtoffer dermate snel en efficiënt doorboorde - de kogelgaten vielen na enkele seconden weer dicht - zodat de stakker na getroffen te zijn nog enkele handelingen kon verrichten. Dit wapen is totaal ongeschikt voor de guerrilla-oorlog, vloekte Marcel Zeeuw. Als vanuit de Cascavel met de fn minimi werd geschoten, konden de geraakte manschappen van Brunswijk nog enkele meters doorlopen. Hierdoor leek het erop alsof de kogelwerende ‘magische boeien’ daadwerkelijk werkten. De geraakte guerrillero's kwamen als lopende lijken, hangend op de tank alsnog aan hun tragische einde. Maar de tankbemanning was in geen velden of wegen meer te bekennen, de overwinnaars waren gevlucht. Zo kende ook het leger zijn eigen ‘magisch realisme’.
Op 8 oktober 1987 werd er een bijzonder uitstapje voor buitenlandse journalisten naar het ruige binnenland georganiseerd. De aan de macht zijnde militairen waren ernstig verwikkeld in een even zinloze als gewelddadige binnenlandse oorlog, die in de Nederlandse media veel aandacht kreeg. De militairen hadden de reis georganiseerd om de buitenlandse journalisten kennis te laten maken met de binnenlandse oorlog. De gasten zouden een krutu (vergadering) bijwonen met de bewoners van Pokigron, voorgezeten door de dorpskapitein. Ook was de reis bedoeld om te ontkennen dat er een of meerdere drugsplantages en cocalaboratoria in het oerwoud waren. Kortom, een reis met een politieke missie, door de Surinaamse inlichtingendienst bedacht. Althans zo werd mij verteld. Willem Oltmans en een team van kro Brandpunt waren de uitgenodigde eregasten. Een delegatie van de Liga van Surinaamse patriotten, waaronder ondergetekende, was ook aanwezig. Voor de Nederlandse journalisten was een speciaal luxe aircobusje geregeld. De Surinaamse delegatie kreeg een grotere bus voor ongeveer 10 personen toebedeeld. Marciano Jessurun deed voorkomen alsof ik geprivilegieerd was en in de bus van de Nederlandse journalisten mocht plaatsnemen bij Oltmans, Willibrord Frequin en zijn cameraman Kees Colson. Men bedenke dat de binnenlandse oorlog in volle gang was. Het zou een risicovolle trip worden werd ons, een delegatie Surinaamse Patriotten uit Nederland, voorgehouden. Maar het leger zou ons beschermen. De Patriotten zouden samen reizen met de uitgenodigde Nederlandse journalisten en we zouden dezelfde dag terugkeren. Samen uit samen thuis.
Pokigron is een klein dorpje ten zuidwesten van het Brokopondo stuwmeer dat een oppervlakte heeft zo groot als de provincie Utrecht. Heden is de weg naar Pokigron door de Chinezen geas- | |
| |
falteerd, maar toen was het een vrij rechtlijnige zandweg langs heuvels en dalen, langs kreken en over bruggen en dwars door een gevaarlijke witte poederberg, doorspekt met erosiegaten en hier en daar was de weg door vijandelijke acties van Brunswijk bewust vernield, om het rollend materieel van het leger de pas af te snijden. Het gebied (voornamelijk dichtbegroeid oerwoud en gebergten) ten oosten van het stuwmeer was onder controle van het Junglecommando van Brunswijk. Het gebied ten westen van dit stuwmeer was onder controle van het leger van Bouterse. We zouden ten westen van het stuwmeer naar Pokigron rijden, wat ten tijde van de binnenlandse oorlog aan de zijde van het nationaal leger stond. Om de Suriname rivier te kunnen oversteken, om via de weg een verbinding te hebben met Paramaribo voor bevoorrading, was dit punt logistiek van enorm belang voor Brunswijk. De honderden bewoners van Pokigron waren bang voor Brunswijk, die daar meerdere malen had huisgehouden. Het nationaal leger bracht rust in Pokigron. Er was een commandogroep onder leiding van militair Jardin, gespecialiseerd in guerrillatechnieken en een militaire post onder leiding van militair Nelom.
Uren te laat, toen bijna iedereen het wachten beu was, vertok een rommelig konvooi particuliere en militaire voertuigen richting Pokigron. Willem Oltmans stapte als een van de laatsten in. Later vernam ik dat hij verwikkeld was in een eindeloos gesoebat met de militaire inlichtingendienst over wie wel en wie niet mee mocht en of Desi Bouterse wel aanwezig zou zijn in de delegatie. Hij wilde niet mee als Bouterse, die niet op het verzamelpunt was, niet mee zou gaan. Ook wenste hij dat mevrouw Van Grunsven en andere Nederlandse journalisten zouden worden geweerd, in verband met de exclusiviteit die aan Brandpunt gegarandeerd was. Merkwaardig genoeg had de Surinaamse delegatie uit Holland waarvan ik de leiding had niets in de melk te brokkelen. Surinaamse gastvrijheid schenkt 100% aandacht aan de buitenlandse (blanke) gast, wij Surinaamse patriotten waren ososma (intimi). Oltmans liet zich geruststellen met de smoes dat Bouterse op een later tijdstip zich zou vervoegen bij de karavaan. Er hing een grimmige sfeer in de lucht. Tijdens het rijden nam de onrust bij Willem toe. ‘Waar blijft die Bouterse? Ik laat me niet bedonderen,’ schreeuwde hij toen hij zag dat de colonne werd ingehaald door enkele auto's waarin hij meende Nederlandse journalisten te zien zitten. Halverwege de af te leggen route dwong een paniekerige Oltmans de chauffeur te stoppen. Hij had het helemaal gehad en wenste onder geen beding verder mee te rijden in het konvooi. Hij was rood aangeslagen, zweette hevig, en trilde ongewoon tijdens een reeks amokachtige woede-uitbarstingen die ook onver- | |
| |
bloemde angst weergaven. Niemand begreep het uitstappen van Willem, omdat zijn verblijf als buitenlander op deze gevaarlijke weg en midden in het oerwoud meer gevaren met zich meebracht dan gewoon meerijden met de colonne. Of had hij meer informatie uit andere bronnen? Hij stond kort voor ons vertrek in contact met Nederlandse ambassadefunctionarissen in Frans-Guyana. Had hij op de valreep iets gehoord dat hem angst inboezemde? Hoe het ook zij, hij stapte uit in de hoop dat hij op die eenzame weg wel een lift terug naar Paramaribo zou vinden. Tijd om Frequin en Colson uit te wuiven had hij niet.
Niet lang daarna werd het konvooi vanuit de omliggende bergen beschoten - naar verluid door Brunswijk. We bevonden ons in een hinderlaag en waren plots onverdedigbare schietschijf van onbekenden die zich op grote afstand bevonden. Het konvooi reed gestaag door. We hoorden de salvo's en zagen dat de bus voor ons geraakt werd evenals een open pick-up waarin militairen zaten. Onze auto werd niet geraakt, maar Willibrord lag opgerold als een egel met weggestoken hoofd op de vloer van de wagen, terwijl hij naar zijn cameraman schreeuwde: ‘Doordraaien Kees’ De angstige, bevende Kees antwoordde woedend: ‘Ben je bedonderd! Ook ik word aangevallen. Wij zijn allen in gevaar, niet jij alleen.’ Het ging allemaal heel snel terwijl onze auto doorreed om de plek des onheils zo snel mogelijk te verlaten. Er brak een heftige ruzie tussen Willibrord en zijn cameraman uit, die hem duidelijk maakte dat hij recht had om voor zijn leven te vechten en Willibrord beet hem toe dat hij betaald werd om te filmen en simpel aan het werk was. Colson vond dat de opdracht ophield bij levensbedreigend gevaar. Willibrord vond dat levensgevaar gefilmd moet worden om het te kunnen bewijzen en dat wij ons bevonden op de werkplek. Intussen was de gehele karavaan gestopt en werd de materiële en humanitaire schade opgemaakt. Een militair die in de pickup zat had zijn pink verloren en enkele passagiers in de bus hadden letsel door rondvliegende metaalscherven van het doorboorde plafond.
In Pokigron aangekomen hoorden wij dat wij door Brunswijk waren aangevallen en dat vannacht nog een aanval verwacht werd. Er moest op gerekend worden dat wij vandaag niet meer terug konden en enkele dagen zouden moeten blijven logeren in Pokigron, tot de kust veilig was voor de terugreis. Wij hadden de hinderlaag tijdens de reis weliswaar overleefd, maar zaten nu echt in de val, aldus de militairen. Alle Nederlandse gasten kregen wapens en schietles om zichzelf te verdedigen. Ik kreeg een damespistool, een colt 45, waarom hartelijk werd gelachen. We moesten een militaire code onthouden om elkaar in de duisternis te kunnen be- | |
| |
reiken voor het geval de vijand 's nachts toe zou slaan. Ik vergat de code weldra en zei in een soort defaitistische bui tegen mijn vriend Rudolf Tordjo, die alle commotie ook meegemaakt had, dat ik lekker ging pitten. Ik heb geen ballistische kennis en zou wel persoonlijk met Brunswijk vechten als het moest. Kennelijk door mij aangestoken, gaf ook Rudolf de pijp aan Maarten en viel in slaap tijdens het verplicht wacht houden die eerste nacht. Er werd bruine bonen met rijst gegeten als avondmaal voor het donker werd. De lokale bevolking stond in de rij voor een bordje eten uit Paramaribo; een hemelse delicatesse. Waar ik mij ontzettend aan geërgerd heb, is dat de Nederlandse journalisten die avond waren uitgenodigd op een welkomstfeestje met de lokale legerstaf en onder andere Graanoogst. Waren wij te min of ongewenste pottenkijkers? Het was voeding voor een niet geverifieerde roddel dat zich die nacht een orgie moet hebben afgespeeld in het hoofdkwartier aan de oever, met hetero's en homo's; de homoseksuele geaardheid van Nelom was bekend. Minstens twee Nederlandse vrouwen maakten deel uit van de feestvreugde. Naar verluid waren dat Marie-Annet van Grunsven (nos-Journaal) en Anne-Jean van Grinsven. Marciano Jessurun, voorlichter en informant van de inlichtingendienst, vertelde mij dat het nationaal leger er vanuit ging dat Oltmans een spion was en dat de twee dames getrainde commando s uit Nederland waren. Zij gingen moeiteloos mee met getrainde commando's op patrouille en vreesden het junglegevecht allerminst. De militairen hadden besloten hen als contraspionnen in te zetten en hen zoveel mogelijk ruimte te geven om hun communicatiepatronen vast te leggen. De leugen die zich afspeelde was echter in Nederland overbekend. Maar wij, gewillige domme eenden die waren gebruikt als kanonnenvoer, wisten nergens van. Een Nederlandse vrouwelijke journalist ging mee met de commandogroep op patrouille onder leiding van guerrillaspecialist Jardin. Bij terugkeer naar Pokigron werd een gewonde burger, Ronald Adipi meegenomen. Het slachtoffer werd op een tafel gelegd als trofee. Hij bleef daar, kermend van pijn, de gehele nacht liggen; open en bloot. Bijna het gehele achterwerk van Adipi was weggeschoten, hij trilde over zijn gehele lichaam en leed zichtbaar enorme pijnen. Hij werd de volgende dag naar Paramaribo vervoerd, samen met alle gasten uit Nederland en overleed daags daarna in het ziekenhuis. Te bizar voor woorden.
De twee versies van het avontuur hebben geleid tot heel veel verwarring. In Nederland was het een voldongen feit dat vijand Bouterse zijn boekje ver te buiten was gegaan door een nepaanval te ensceneren. In Suriname circuleerde de versie van de militaire voorlichtingsdienst, dat Brunswijk een Nederlandse delegatie van | |
| |
journalisten had aangevallen. De waarheid is nooit boven water gekomen. Met de woorden van Willem Oltmans zou ik het zo willen formuleren: door het gekonkel en geklier van oneerlijke draaikonten, weet niemand meer waar hij of zij aan toe is Je gaat dan alle nieuws filteren met je eigen logica. Het leek mij onlogisch dat Brunswijk die de buitenlandse militaire en materiële steun hard nodig had, zijn bondgenoten zou beschieten.
Enkele maanden daarna, in november 1987 verloor Bouterse glansrijk de eerste democratische verkiezingen na de staatsgreep van 1980. Zijn Nationale Democratische Partij behaalde slechts 3 van de 51 zetels. Achteraf was de bevolking tijdens de Pokigronaffaire niet op de hand van de militairen. Dat had men in Nederland nauwkeuriger aangevoeld.
Ik ging op onderzoek uit in Suriname en vernam jaren later van enkele legertoppers dat de Pokigron-affaire inderdaad is opgezet door Bouterse, naar het idee van zijn inlichtingendienst en dat het nationaal leger de opdracht had gegeven aan haar commando's om na de tegenaanval geen levende personen naar Paramaribo te brengen. Omdat oorlogsslachtoffers problemen van allerlei aard met zich meebrengen. De zwaargewonde Adipi stierf in de stad Paramaribo onder verdachte omstandigheden. Lijken praten niet en kosten geen onderhoud, noch moeten zij bewaakt worden en volgens internationale conventies behandeld worden. Ik kon het niet geloven dat wij meedogenloos als schietschijf waren gebruikt in een fase van de revo waarin ik werd beschouwd - evenals Willem Oltmans - te behoren tot de ‘vrienden’ van Desi Bouterse.
| |
Wiedergutmaching
Mijn vriendschap met Oltmans duurde voort en vanaf 1998 maakte ik geen deel meer uit van het politieke spectrum van de Nationaal Democratische Partij van Bouterse. In 1987 nodigde ik Willem uit om in een kleine Surinaamse delegatie, als toegevoegd deskundige, poolshoogte te gaan nemen bij de Duitse regering naar hun bereidheid Suriname financieel en politiek te ondersteunen. Ik wist dat de Duitsers met de Tweede Wereldoorlog in hun maag zaten en het kader van Wiedergutmachung, vooral jegens derde wereldlanden tot veel bereid waren. Oltmans ging gretig in op mijn uitnodiging, maar ik wist niet dat hij een dubbele agenda had. Maar enfin, verblind door onze loyaliteit aan Suriname besloten wij naar Duitsland te reizen. Op verzoek van Brunhilde Bhagwandin, een charmante Surinaamse die in Neuss woonde, bezochten wij op persoonlijke titel de nieuwbakken Duitse regering Kohl. Helmut Kohl had op het laatste moment afgezegd vanwege andere verplichtingen en liet zich vertegenwoordigen. Tot mijn | |
| |
schrik begon tijdens het gesprek mevrouw Bhagwandin plotseling hard te huilen toen zij aan het uitleggen was dat door de Nederlandse economische boycot van Suriname, er weldra een enorme hongersnood en sociale onrust zou kunnen uitbreken in Suriname. De Duitsers lieten weten begrip te hebben voor de positie van Suriname, maar benadrukten tegelijkertijd hun bondgenootschap met Nederland. Willem gebruikte de emotionele adempauze om de Duitse versie van zijn boek Het Sovjet-standpunt te overhandigen aan onze gastheren. Om de eruptie van Brunhilde Bhagwandin te camoufleren, nam ik het woord en legde uit dat wij haar erkentelijk waren dat zij als Surinaams-Duitse staatsburger ons hiernaartoe had begeleid. Op de terugweg legde zij ons uit dat haar huilbui tactiek was, om haar woorden kracht bij te zetten bij die gevoelloze Duitse politici. De auto waarin wij zaten raakte bijna van de weg door ons aller uitbarsting van hilariteit, maar ik zei toch even kritisch tegen Willem dat hij me verrast had met zijn abrupte promotie voor zijn boek. Of was het een Wiedergutmachungsactie? ‘Zo doe je dat, je moet het moment ruiken en gebruiken, weet ik uit ervaring mijn vriend. Aan talmen en dralen heb je niets. Neem dat nou aan van mij.’ We hadden dolle pret in de auto na een vergeefse poging de Duitsers voor Suriname te interesseren.
Ludwig van Mulier
|
|