Inleiding
In 2004, direct na het overlijden van Willem Oltmans, besloot ik dan eindelijk zijn Memoires te gaan lezen. Beginnend bij 1961 (het toen chronologisch ‘oudste’ verkrijgbare deel bij Papieren Tijger) en gestaag doorlezend (onderwijl delen 1-5 bij antiquariaatsboekhandels zoekend). Inmiddels ben ik ruim veertig delen verder, die allemaal gelezen als een steeds langer wordende blauw-oranje vlag in de boekenkast staan. De obsessie van Oltmans, zijn grote gelijk voor het nageslacht, is mijn fascinatie geworden. En daarmee schijn ik tot een zeer select gezelschap te behoren, in het voorwoord bij deel 40 werd zelfs voor het eerst de term ‘cult’ gebruikt.
Wie Oltmans wilde leren kennen, moest zijn boeken maar lezen, daar stond het allemaal in. Ik hoef geen aanhalingstekens te gebruiken, want wie hem gekend heeft - al is het maar van radio of televisie - hoort het hem zeggen. En in zekere zin is het ook waar. Het staat er waarschijnlijk allemaal in. Helemaal zekerheid bestaat daarover nooit, maar gelet op de verscheidenheid aan onderwerpen per dag - die hem zeker niet altijd in een mooi licht plaatsen - twijfel ik daar eigenlijk niet aan.
Vaak wordt de rode draad van al die delen gevonden in Oltmans' levenslange gevecht tegen de Staat, die hem daadwerkelijk belemmerde in zijn journalistieke werkzaamheden en waarin hij pas laat zijn gelijk kreeg. En daar hebben we wat ik feitelijk beschouw als de kern van al die bladzijden dagelijkse notities: het verschil tussen gelijk hebben en gelijk krijgen. Oltmans had heel vaak gelijk, maar er waren diverse oorzaken voor een gebrek aan erkenning daarvan. Dat begon natuurlijk toen hij als journalist president Soekarno ontmoette en dit ertoe leidde dat Willem de eerste stappen zette buiten de gebaande paden. Tegen de zin van zijn werkgever, tegen de zin van Den Haag waar het spel op de wagen kwam dat in vrijwel alle delen vermeld wordt: ‘het gelazer met Luns’ en ‘de rode knop’.
Oltmans zag terecht, als één van de eersten, wel in dat niet overal in de wereld landen geformatteerd kunnen en mogen worden volgens het Amerikaans democratische principe. Maar in de jaren vijftig behoorde hij tot een onbegrepen voorhoede. De onmogelijkheid om als journalist daadwerkelijk en snel veranderingen te