Inleiding
Het was 7 juni 1979. Aurelio Peccei, voorzitter en medeoprichter van de Club van Rome, had mij uitgenodigd voor hun jaarvergadering in Salzburg. Wij hadden elkaar een half jaar eerder leren kennen op een congres over de toekomst van de vrijhandel dat ik organiseerde met studenten, politici en bedrijfsleiders. Aurelio wenste hierna dat ik als studentenleider deel zou nemen aan een debat over Geen grenzen aan leren (No Limits to Learning), het thema van het nieuwste rapport van de Club. Het was typisch Aurelio: zonder veel inleiding werd ik voorgesteld aan een heel gevarieerd publiek van Nobelprijslaureaten, hersenexperts, pedagogen, bureaucraten van de Verenigde Naties, journalisten en Willem Oltmans. Neen, dat is niet juist, Willem stelde zich aan mij voor! Het hele Clubgebeuren was een uitdaging voor een jongeman die nog niet eens zijn universiteitsstudies had afgerond, en Willem was iemand die voor altijd een indruk achterliet, want hij zette mijn hersenketel wel heel sterk onder druk, en wees de besten van het congres aan naar wie ik zou moeten gaan - om te leren.
Willem vond het maar al te gek dat ik daar zo rondliep, maar schikte zich en wij discuteerden langdurig. Hij nodigde mij naar Amsterdam uit. Wij ontmoetten elkaar kort daarop en, nadat ik hem en Peter mijn partner Helene voorstelde, bleven wij heel nauw in contact. Ik maakte duidelijk dat ik de wereld - die andere wereld - wenste te leren kennen. Toen ik hem vervolgens vertelde dat ik de boycot van Olympische Spelen in de ussr niet begreep, legde hij al snel contacten aan de andere kant van de muur, die Aurelio Peccei verrijkte met nog een hele reeks andere.
Willem was uitdagend, maar ook heel praktisch. Ik trok met een kleine delegatie economiestudenten naar Moskou. Iedere keer als Willem mijn wereld wenste te verruimen stelde hij mij iemand uit dat verre onbekende voor. Ik volgde mijn intuïtie en ontmoette die persoon dan ook. Zo kwam ik Alberto Machado tegen, de kennisexpert van Venezuela die het ministerie voor de Ontwikkeling van de Menselijke Intelligentie leidde waarover Oltmans een boek had geschreven. Hij stelde mij ook jonge Nederlanders voor met wie ik de wereld anders kon aanpakken, zoals Aart van der Want. En in de Sovjet Unie kon ik niet zonder de journalist Molchanov van het Sovjetpersagentschap die ongetwijfeld een kgb-agent was. Ik leerde zijn beste vrienden uit zijn jeugdjaren kennen zoals Edgar Kunst, diplomaat op de Nederlandse Ambassade in Tokio, bij wie ik geregeld thuis te gast was op voorspraak van Willem. Het werd zelfs mijn tweede