Memoires 1979-A
(2010)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |||||||||||
[Moskou (vervolg)]ten.” U ziet dus onder welke omstandigheden we een begin maakten met het scheppen van een nieuwe Marxistische mens. In beginsel hebben we de problemen echter opgelost, nog niet helemaal of totaal, er zal nog veel moeten worden gedaan, maar de voornaamste basis is gelegd. Het privébezit in de sector van de productiemiddelen en de industrie is verdwenen. In de roman van Émile Zola, Het Land, vermoordde een kind zijn vader om het bezit van een stukje land. Al deze problemen zijn bij ons verdwenen. Ons standpunt is dat alleen tussen mensen, die bevrijd werden van betrekkingen die elkaar exploiteren, een nieuw leven van wederzijdse hulp en vriendschap zullen kunnen leiden.’ ‘Maar heeft u hiermee de alledaagse menselijke problemen van naijver, afgunst, roddelen, elkaar de loef af willen steken, meer willen hebben dan een ander, werkelijk opgelost en uitgebannen,’ vroeg ik hem vertwijfeld. ‘Zeker hebben we nog geen ideale toestand bereikt. Ik kom op uw vraag terug. Maar eerst wil ik uiteenzetten wat de basisbegrippen van onze samenleving zijn. Burgerlijke sociologen beschuldigen ons ervan dat we zouden streven naar een grijze, uniforme wereld met allemaal dezelfde gezichten en gewoonten.’ ‘Socialistische robots, maar is dit niet een beetje waar,’ wilde ik weten. ‘Ja, ze denken dikwijls dat een communist een robot zou zijn. We zijn dit helemaal niet. Ons collectivisme in de arbeid loopt parallel met de aanmoediging en opbloei van individuele kansen en mogelijkheden. We werken in een collectief, maar we dwingen de mens niet. In tegendeel, het individu komt tot ontwikkeling in een collectieve samenleving.’ ‘Is dat zo? Als iedereen vrijwel hetzelfde verdient, als het leven zodanig wordt genivelleerd als hier gebeurt, ontstaat een sombere situatie, een indruk die ik danook aan bezoeken van grote industrieën heb overgehouden.’ ‘Collectivisme betekent gelijkheid in één zin. Iedereen is gelijk wat particulier bezit betreft. Niemand mag bij ons een ander exploiteren voor eigen gewin. Bij collectieve arbeidsverhoudingen is iedereen voor de wet gelijk. Iedereen heeft dezelfde plichten om te werken. Wat niet wegneemt, dat verschillende individuele mogelijkheden, verschillende resultaten zullen voortbrengen.’ ‘Worden deze verschillen tussen individuen en hun prestaties ook materieel uitgedrukt?’ ‘Zeker. Maar ik probeer u eerst uiteen te zetten hoe we er van | |||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||
zijn uitgegaan, dat bij het overschakelen van privébezit van productiemiddelen op collectief staatseigendom, we de betrekkingen tussen de mensen afzonderlijk hebben gezuiverd en veredeld. Dit is misschien wel het belangrijkste aspect van het leven in de Sovjet Unie. Met het omvormen van de materiële basis van leven alléén kom je er natuurlijk niet bij de vorming van een nieuwe Marxistische mens. Het is slechts een eerste stap. Een volgende belangrijke vraag is hoe mensen elkaar opvoeden. Ik ben professor. Ik bezoek vele bedrijven. Ik leer veel van gesprekken met arbeiders en wie zal zeggen of arbeiders ook van mij leren? Ik was zelf een boerenzoon uit midden-Rusland en begon op mijn achtste jaar te werken. Ik leerde het alfabet wanneer de koeien gingen slapen. Op mijn veertiende jaar, toen ik in fabrieken ging werken, had ik de kennis van een jongen van de vierde klas van de lagere school. Terwijl ik overdag aan draaibanken stond, liep ik's avonds de middelbare school af. Via een schriftelijke cursus volgde ik een pedagogische opleiding. Nu zit ik dan hier, zoals u ziet, als hoofd voor het Instituut voor Marxisme en Leninisme en ben ik hoofdredacteur van een tijdschrift. Ook ik ben een product van onze socialistische samenleving.’ ‘Niet bepaald een kamergeleerde,’ constateerde ik nuchter. ‘Burgerlijke sociologen begrijpen deze kanten van onze samenleving niet. Zeker, wij hadden ook lanterfanters en mensen die gedreven werden door winstbejag. Het komt nog wel voor. Maar we voelden minachting voor hen. We wilden niet met hen aan dezelfde draaibank staan of van dezelfde tafel eten. Wanneer zij onze morele haat voelden, gingen zij ergens anders werken. We noemen hen “halers van de lange roebels”. Deze mensen zijn de dragers van oude achterhaalde gewoonten en traditie's, van oude zeden, die wij juist willen veranderen. Het proces van de vorming van nieuwe mensen wordt enerzijds gebaseerd op de geestelijke en intellectuele ontwikkeling van het individu. Anderzijds gaat het er om ons de culturele prestaties der geschiedenis werkelijk eigen te maken. Lenin heeft eens tijdens het derde congres van de komsomol-jeugd gezegd, toen iedereen verwachtte dat hij zou aansporen tot nieuwe revolutionaire strijd, “Weet je wat jullie moeten doen? Jullie moeten leren, leren en nog eens leren. Je wordt alléén dan een communist wanneer je je geest verrijkt met alle rijkdommen van de menselijke cultuur.”’ ‘Onze ideëen van communisme liggen immers vast in de diepte van de wereldcultuur,’ meent Sobolev en hij verwijst naar Aristoteles, Hegel, de Bijbel en de Koran. | |||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||
‘Maar uw opvattingen en de onzen over wat “democratie” betekent liggen, lijkt me, hemelsbreed uiteen,’ zei ik. ‘Dat is duidelijk,’ aldus Sobolev. ‘Wij verstaan onder democratie, dat de arbeider - of ik - zich de baas voelt van de samenleving en niet andersom. Ik weet dat mijn rechten niet zullen worden geschonden. Ik ken mijn rechten. Als verdediger van deze rechten, treedt de maatschappij in haar geheel op. Mijn werk wordt door de staat gegarandeerd. Het beginsel van werk voor iedereen, ligt vast in de grondwet. Ik kan kritiek leveren. Iedereen kan dit. Ik heb een gevoel van sociaal optimisme en zekerheid in de toekomst. Iedere arbeider bij ons heeft dit.’ ‘Professor Andrei Sacharov zal het niet met u eens zijn,’ zei ik hem. ‘Sacharov was een belangrijke geleerde maar een slechte politicus,’ stelde Sobolev. ‘Wanneer iemand zich wil uitleven door het socialisme aan te vallen, een socialisme dat we met bloed en miljoenen mensenlevens hebben opgebouwd, dan kan ik dit niet begrijpen. Sacharov is een vreemdeling voor mij. Ik heb u iets van ons revolutionaire panorama beschreven. Dan duikt plotseling deze Sacharov op, die alles slecht vindt aan onze samenleving. Waar komt dit verschijnsel vandaan? Dissidenten critiseren alléén maar. Ze hebben allerlei kritiek. De openbare diensten zijn niet in orde, ze kunnen geen auto kopen, noem maar op, niemand van deze dissidenten heeft ooit met één woord gerept hoe het dan wel moet. Hoe we de samenleving zouden moeten verbeteren. Als deze critici met reële sociale en economische voorstellen zouden komen, die een politiek en economisch effect zouden kunnen sorteren, dan zouden we ze zeker bestuderen.’ ‘Alexander Solzhenitsyn heeft onlangs in zijn doctorale rede voor de Harvard University gezegd,’ zei ik, ‘dat hij tot de conclusie was gekomen, dat hij het Sovjetvolk niet kon adviseren de kant van de Amerikanen op te gaan. Prompt kritiseerde mevrouw Rosalynn Carter hem in een rede voor de persclub in Washington en nu wordt hij in Amerika doodgezwegen.’ ‘Dat weten wij,’ reageerde Sobolev. ‘Wat heeft Solzhenitsyn ons aangeboden? Een soort theocratische staat. Hij is naar het Westen gegaan. Hij is nu een echte, rijke kapitalist. Hij is een hater van gewone mensen geworden, vandaar dat we slechte betrekkingen met hem hebben. Wij vervolgen Lenins richtlijnen. Wij eisen duurzame groei van politieke en maatschappelijke activiteit van de massa. Welke zijn de reële idealen van de mensen waar Solzhenitsyn nu woont? Ze hebben ze niet. Wij | |||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||
bevorderen juist de zedelijke, morele, esthetische en harmonische kanten van de mens. Anton Tsjechov heeft eens gezegd: “In een mens moet alles mooi zijn: zijn gezicht, zijn kleding, zijn gevoelens, zijn denken”’. ‘Moeten we dit niet omkeren? Denken, gevoelens, kleding, gezicht?’ ‘Ik citeerde slechts wat Tsjechov heeft gezegd.’ ‘Misschien moeten we hem corrigeren,’ vond ik ‘want het gaat immers om het stellen van prioriteiten?’ ‘Dat moeten we zeker. Een ander aspect bij de vorming van de Marxistische mens, en dat men dikwijls niet van ons kent, is het accent op het overbruggen van geestelijke en fysieke arbeid. We hebben leerplicht voor de middelbare school. Naast de traditionele hogere onderwijsinstellingen en universiteiten functioneren vele van onze bedrijven en industrieën als hogescholen. Ze kunnen een volwaardige universitaire opleiding volgen, terwijl ze als arbeiders werken.’ ‘We wonen maar twee uur vliegen van elkaar, maar daar weten we in het Westen niets van af.’ ‘Daarom vraag ik u aandacht te besteden aan wat hier concreet wordt gedaan. Via een polytechnische opleiding vervolgen we zodoende de overbrugging van geestelijke en fysieke arbeid in de fabrieken. ‘Hoe worden deze mentale processen begeleid?’ ‘Sigmund Freud was van mening, dat het onderbewustzijn het menselijke gedrag bepaalde. Burgerlijke geleerden gaven dikwijls aan Freuds leer reactionaire interpretaties. Zij verkrachtten zijn gedachten, alsof Freud er vanuit zou zijn gegaan, dat agressie onvermijdelijk is en voort komt uit onderbewuste dierlijke driften. Alsof oorlog en de haat van mens tot mens voor altijd onvermijdelijk zou zijn. Onze Pavlov heeft gezegd, dat de menselijke hersenen uit twee lagen bestaan: in de bovenlaag ontstaan zuivere denkprocessen, in de onderlaag bevinden zich de genetische aspecten, de instincten. Wij geloven, dat het mogelijk is bij de vorming van mensen, de natuur, de driften en biologische gegevens met de bovenlaag in de hersenen onder controle te brengen.’ ‘En kunt u daarmee ook het heersende cynisme bij jongere generaties in de Sovjet Unie wegwerken?’ ‘We hebben nog vele moeilijkheden te overwinnen. Zeker. We hebben nog lang niet al onze problemen opgelost. We functioneren pas 30 jaar zonder oorlogsinterventies en in vrede. We hebben na duizenden jaren van verkeerd programmeren nu miljoenen mensen anders opgevoed. Er zijn zeker nog | |||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||
negatieve zaken, ook in onze socialistische samenleving. Waar komen ze uit voort? Zoals Hegel al heeft gezegd: “De tradities van de doden beheersen ons, levende mensen”. De kloof met de kapitalistische wereld is niet zo groot. Er bestaan duizenden draden en contacten naar het Westen. Dit oefent invloed uit op een deel van de sovjetjeugd. De kinderen hebben diep respect en bewondering voor onze generatie, die uit de revolutie is voortgekomen. Maar ze willen dikwijls tegemoet komen aan natuurlijke wensen om gemakkelijk te leven en privébehoeften te bevredigen.’ ‘Parasiteren?’ ‘Nee, dat is te scherp gesteld. Ik heb drie kinderen, twee zonen. De één heeft aan de universiteit gestudeerd. De ander werkt op een fabriek waar hij tevens universitair onderwijs volgt. Deze arbeider-zoon vroeg me hem te helpen bij de aankoop van een auto. Ik heb hem geholpen, want hij werkt. Hij voorziet in zijn eigen bestaan. Maar onder mijn kennissen zijn kinderen die niet willen werken, die toch in auto's rijden en in restaurants eten, die soms van buitenlanders kleren vragen. Dat veroordelen wij. Dat zien we als criminaliteit. We dwingen zulke elementen om te werken. We verbannen ze. Er bestaat bij ons een socialistische leuze aan de Bijbel ontleend: “Wie niet werkt, zal niet eten”. Misschien brengen wij, communisten, de aanbevelingen in de Bijbel meer in praktijk dan de christenen uit het kapitalistische Westen. Wij voeren oorlog tegen deze klaplopersmentaliteit, die wij als een misdaad zien. Intussen blijft onze grondslag voor de vorming van een nieuwe mens, het marxisme-leninisme. Arbeid is de basis. We zijn bovendien optimisten. We zien de toekomst met zekerheid tegemoet. Er moet nog veel werk worden verzet. Moeilijkheden zullen moeten worden overwonnen.’Ga naar voetnoot179 Bij vertrek mompelde Volodja Molchanov: ‘Ik zou toleranter zijn.’ Onze volgende stop was bij de directeur van het Instituut voor Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek, de heer Timom Ryabushkin, een kleine, nogal lelijk ogende man, die alles wat hij had te vertellen van papier op las. Hij vertelde dat hij met zijn medewerkers concreet sociaal onderzoek verrichtte. ‘Maar laat ik u iets over mezelf vertellen. Ik werd in 1914 te Moskou geboren en studeerde statistiek. Ik streed in de oorlog tegen de nazi's en werd leraar. Ik voltooide mijn doctorale proefschrift op het onderwerp “Statistische methoden bij de bestudering | |||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||
van de volkshuishouding”. Tussen 1948 en 1960 ben ik ook internationaal bezig geweest, zoals bij de commissie voor statistiek van de Verenigde Naties en ik heb vele internationale congressen bijgewoond.’ ‘Hoe voltrok zich het proces van het verdwijnen van klassen in de Sovjet-Unie?’ ‘Dit is begonnen met de grote Oktober Revolutie,’ vertelde Ryabushkin. ‘Toen werd het privé-eigendom van productiemiddelen afgeschaft en werd een rigoreus einde gemaakt aan de exploitatie van de ene mens door de andere.Ga naar voetnoot190 Op dat moment liquideerden wij met het socialisme het klasse-antagonisme. Maar aanvankelijk handhaafden klasseverschillen zich tot we de samenleving, zoals door Lenin geleid en voorgesteld, werkelijk tot stand brachten. Die verschillen zouden we thans kunnen identificeren als eigendommen van coöperaties en eigendommen die aan het volk behoren. Klasseverschillen worden bepaald door de plaats van mensen in het sociale systeem, het stelsel van maatschappelijke productie, en de betrekkingen die zij hebben tot productieve middelen, volgens hun rol in het proces van maatschappelijke arbeid of volgens het systeem van inkomsten of een deel er van. Het accent ligt duidelijk op de arbeidersklasse, op de kolchoz-boeren en op de volksintelligentsia, die via gemeenschappelijke doeleinden met elkaar verenigd zijn.
‘Tesamen vormen zij de sociale basisstructuur van de Sovjetsamenleving?’ ‘Het is een geleidelijk proces, met een accent op het woord “geleidelijk”. Het is een langdurig proces waarbij klasseverschillen zullen moeten gaan verdwijnen. Wanneer een lid van een kolchoz de coöperatie gaat verlaten, zal zijn aandeel in het gemeenschappelijke bezit van hem blijven, maar hij kan het niet verzilverd krijgen of meenemen. Hetzelfde geldt bij staatsindustriëen. Een arbeider die weg gaat, kan niet zijn deel van het totaal meenemen.’ Hij babbelde maar door, en wat hij vertelde was dikwijls onduidelijk, en na een vertaling van Volodja was er weinig meer van te begrijpen. Ik vermoed dat Molchanov het een afschuwelijk onderwerp vond en eigenlijk geen zin in die vertaling had. We zijn tenslotte maar weg gegaan. Jammer eigenlijk. | |||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||
Vervolgens had ik een ontmoeting met professor Vladimir Gantman van het Institute of World Economy and International Relations van de ussr Academy of Sciences. Hij vertelde in 1925 in Moskou te zijn geboren. We waren dus even oud. Hij is belast met de afdeling theoretische problemen bij internationale betrekkingen en heeft veel gepubliceerd en veel gereisd. Ik vroeg hem of hij van mening is dat de opkomst van het socialisme belangrijke wijzigingen in de wereldeconomie heeft gebracht. ‘Ik ben geen econoom,’ antwoordde Gantman ‘maar gespecialiseerd in internationale politieke vraagstukken. Als mens geloof ik in de invloed die u noemt. En dat zeg ik op basis van persoonlijke ervaring bij socialisme in de praktijk. Wij hebben hier dus juist onderzocht wat er gebeurde op het gebied van internationale betrekkingen met de opkomst van socialisme in de wereld. Sedertdien is men gaan spreken van een bipolaire wereld. Maar wij doen dit volstrekt verschillend van het Westen. Wanneer wij dit constateren gaan we ervan uit dat er twee sociale systemen bestaan, socialisme en kapitalisme. Samen bepalen zij het karakter van internationale betrekkingen. Hierdoor is de leidraad van peaceful coexistence ontstaan. Dit is de objectieve uitdaging van ons epok.’ Hij vervolgde: ‘De historische twist van deze twee systemen moeten we onder alle omstandigheden oplossen via de weg van vreedzame concurrentie, als een wedstrijd. We gaan er namenlijk allereerst vanuit iedere bedreiging van een nieuwe wereldoorlog te voorkomen. Het is danook opmerkelijk dat tijdens deze groei en opkomst van het socialisme er geen oorlogen werden beraamd om internationale problemen op te lossen.’ ‘China wandelt thans rustig het socialistische broederland Vietnam binnen en u zelf hebt invasies in Hongarije en Tsjecho-Slowakije uitgevoerd,’ merkte ik verbaasd op. ‘We spreken nu over betrekkingen tussen kapitalisme en socialisme, de twee grote tegengestelde systemen. We spreken over de historische twist tussen deze systemen. In historisch verband gezien: wie van de twee zal overwinnen?’ ‘Dus binnen de socialistische groep van landen bestaan zodanige tegenstellingen dat wapengekletter soms noodzakelijk is?’ ‘In het Westen wordt gesteld, dat de ussr van plan zou zijn die tweestrijd te eniger tijd met militaire middelen op te lossen en tot een besluit te brengen. Dat is in uw wereld de gebruikelijke redenering. Ik wil benadrukken dat dergelijke gedachten hier | |||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||
niet worden gekoesterd. Een dergelijke benadering van die concurrentiestrijd past noch in onze partijfilosofie noch in ons staatsdenken. Zo redeneren we in de praktijk even min. Het Westen kan over de afgelopen zestig jaar geen enkel voorbeeld geven, waaruit blijkt dat we probeerden de problemen tussen het Westen en ons met militaire middelen op te lossen. Intussen heeft het Westen wel degelijk geprobeerd twisten met het socialisme op het slagveld te beslechten. Het begon al tijdens onze revolutie, toen veertien mogendheden zich gezamenlijk tegen ons keerden en hier intervenieerden. Wat niet in het Westen wordt begrepen, is dat wij de politieke en sociale functie van het socialistische denken om de vrede en maatschappelijke vooruitgang te helpen bevorderen, als hoofdlijn zien in het buitenlandse beleid. Geen enkel probleem tussen ons en het Westen zou met militaire middelen kunnen worden opgelost. Daarom geloof ik dat onze bijdrage aan het systeem van internationale betrekkingen principieel belangrijk is. U hebt in ons een permanente vredespartner. Ik denk ook, dat men dit in het Westen terdege beseft, ook al luidt de propaganda tegen ons anders. ‘Ik wil u best geloven maar wanneer ik dan denk aan een recent gesprek met admiraal Elmo Zumwalt, vraag ik me af hoe we een man als hij moeten overtuigen.’ ‘Misschien herinnert u zich hoe oud-minister van Defensie James Forrestal in Washington uit het raam sprong met de woorden: “De Russen komen!” Wij zijn niet verantwoordelijk voor het feit dat de man dit misschien meende. Sovjettanks waren nergens grenzen over gegaan. Het is de uiting van een persoonlijk pathologisch probleem van de man. Hij was gek geworden. De houding van admiraal Zumwalt doet me hieraan denken. Woorden over een Sovjetdreiging leven slechts in zijn ziekelijke fantasie. Wanneer iemand hier in de ussr iets dergelijks zou schreeuwen over de komst van Amerikaanse tanks, dan roepen we een arts. Waarom heeft niemand in de vs deze Zumwalt laten nakijken? Ik heb zelf vele malen de vs bezocht, er een aantal maanden gewoond, universiteiten en centra voor sovjetstudies bezocht,...’ ‘Was u ook op het Hoover Instituut aan Stanford,’ onderbrak ik hem. ‘Zeker, ik was daar tijdens een verkiezingscampagne. De situatie is dan scherp en toegespitst en niet vruchtbaar voor ontspanning. Ik heb zéér veel verstandige specialisten in Amerika ontmoet, die zeker niet geloven in een militaire dreiging van de Sovjet-Unie. In ieder geval zou ik maar weinig namen kun- | |||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||
nen noemen van Amerikanen die de idiote ideeën van Zumwalt zouden willen overnemen. Hoe kunnen we bewijzen dat deze man geen been heeft om op te staan? Met onze praktijk van onze buitenlandse politiek. Sedert 1945 kunt u zelf constateren, dat alles wat we op militair gebied ondernamen defensief gericht was en in reactie op activiteiten van het Westen. Wat werd eerder opgericht: de navo of het Warschau Pact? Wat is eerder tot stand gekomen: een Amerikaans atoomwapen of een sovjet-atoombom? U moet bekijken hoe de modernste systemen van bewapening historisch gezien tot stand kwamen. U zult dan zien dat onze systemen steeds een antwoord op eerdere bewapeningssystemen in het Westen zijn geweest. Het is daarom belachelijk dat sommigen in het Westen bepleiten dat wij het zijn die het Westen zouden willen binnentrekken.’ ‘Toen ik in 1948 Holland verliet om aan Yale te gaan studeren, was ik honderd procent overtuigd, dat de Sovjet-Unie Europa onder de voet zou lopen. Hoe kwam dat?’ ‘Vorig jaar bezocht ik Nederland met een groep mensen van het Comité voor vrede en veiligheid. Er waren sovjet-vlooteenheden in uw land op bezoek. We zijn feestelijk ontvangen. Niemand had het gevoel dat onze marine van plan was langer dan voorgenomen in uw land te blijven.’ ‘Waar zit toch exact de wortel van al dit anti-sovjet gif?’ ‘De wortel zit bij u thuis. Het Nederlandse volk leest kranten, luistert naar de radio, kijkt naar televisie. De wereld van vandaag zit aldus in elkaar, dat de massamedia allerlei praatjes en onzin via enorme oplagen binnen de menselijke hersenen kunnen brengen. Dit is bezig een zéér ernstig verschijnsel in onze tijd te worden. Zelfs een groot land als Amerik lijkt geen tijd te hebben om internationale betrekkingen ernstig en op de keper - zonder propaganda - te beschouwen. Een man als Walter Cronkite brengt iedere dag het internationale nieuws voor miljoenen kijkers op televisie. De mensen beginnen ongemerkt de wereld te zien zoals deze door hem wordt gepresenteerd. Men neemt die zienswijzen klakkeloos over en in gesprekken vind je de stereotypen terug die massaal op televisie werden gepresenteerd. Dit is daarom zo erg, omdat zo enorm veel afhangt van de informatie die mensen krijgen voorgeschoteld. Ondanks de Slotakte van Helsinki blijft men in het Westen het brede publiek vijandigheid jegens ons inpompen.’ ‘Ik weet, bijvoorbeeld,’ gaf ik als voorbeeld bij zijn betoog, ‘dat de Nederlandse bvd naar het hoofd van de programmadienst van de nos, de heer Carel Enkelaar, is gegaan om te vra- | |||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||
gen of het nieuws niet meer pro-Amerika en anti-Sovjet-Unie kon worden gepresenteerd.’ ‘Daar ligt de wortel van de angst in bepaalde kringen in uw land jegens ons. De mensen in het Westen kennen ons leven en ons denken niet.’ ‘En we wonen zo dicht bij elkaar,’ constateerde ik. ‘Precies. Dat is punt één. Punt twee is: dit streven om het leven in ons land onwaar voor te stellen. Punt drie: ons voorstellen als à priori anti-Westen. Wanneer je de punten 1, 2 en 3 bij elkaar optelt ontstaat een situatie die het Zumwalt-complex verklaart, of waar de heer Forrestal zenuwziek van werd. Wanneer ik in het Westen reis, krijg ik altijd vragen: “Waar wilt u ons aanvallen?” Dan stel ik de wedervraag: “Waar hebt u die indruk opgedaan?” of: “Waarom denkt u dat u aanvallen voor ons nodig zou zijn?” Je hoort dan altijd, dat ze die indruk uit de massamedia hebben gehaald. Daarom dragen de massamedia een beslissende verantwoordelijkheid voor de verkrachting van informatie.’ ‘Is salt ii een stap vooorwaarts?’ ‘Vrede en veiligheid kunnen in Europa alléén worden gegarandeerd wanneer détente verder zal worden ontwikkeld. Dat is mijn diepe overtuiging. Als wetenschappelijk medewerker bij de bestudering van het proces van ontspanning en als lid van het Sovjet Comité voor Europese Vrede en Samenwerking, span ik me in dit te bevorderen op maatschappelijk niveau. Er bestaat geen belangrijker proces in de moderne wereld dan juist dit. Men dient voortdurend nieuwe impulsen te geven. Zoals sportlieden zeggen: ontspanning moet een tweede adem krijgen. In dit verband zou de ondertekening van salt ii een zéér opmerkelijke stap voorwaarts kunnen zijn. Het is een reëel verdrag over de vermindering van strategische wapens. Het regelt betrekkingen tussen landen die strategische wapens bezitten en schept om die reden optimisme en hoop. salt ii betreft het moeilijkste gedeelte van détente. Nu het na alle perioden van moeilijkheden en problemen toch is gelukt zover te komen, zal men ook ander problemen gemakkelijker kunnen oplossen, dus het is een positief teken.’ ‘Zal salt ii van invloed zijn op het project van de neutronenbom?’ ‘In principe wel. Maar we kunnen het gedrag en de mentaliteit van de vs in deze kwestie niet voorspellen.’ ‘Kohl en Strauss zijn er anders vóór.’ ‘Helmut Kohl is nog geen kanselier. Laten we hopen dat men dit onderwerp in de Bondsrepubliek evenwichtig zal benade- | |||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||
ren. Voor een aantal mensen is het neutronenwapen een voordelige zaak. Maar er zijn ook veel mensen tegen. salt ii geeft dit vraagstuk een andere dimensie. Het opent een nieuw alternatief en dit moet West-Europa inzien. Als het wordt geratificeerd, zullen veel vraagstukken in een ander licht komen te staan. Zelfs bij die mensen die tegen détente zijn. Ook bij hen die nog aan de nostalgie van de Koude Oorlog lijden. Dit soort mensen is met de Slotakte van Helsinki in het Westen allerminst verdwenen. Maar zelfs zij zullen om de aanstaande top in Wenen niet heen kunnen. Ondanks alle kwade invloeden en opzettelijke obstructies, is men er toch in geslaagd salt ii vorm te geven. Dat moet zelfs de aanhangers van de Koude Oorlog iets zeggen. De wijsheid van Brezhnev en Carter moet de beoordeling van de situatie in heel Europa verder tot inspiratie zijn. Europa is immers maar een klein stukje van de wereld, dat dicht is bevolkt en wanneer hier een conflict zou uitbreken, betekent dit immers een levensgevaarlijke situatie. De neutronenbom zou mensen doden en fabrieken laten staan. Wij beschouwen het dan ook als een anti-mens wapen, dat mensen dood en de materie zou laten voort bestaan.’ ‘De vader van de neutronenbom, mijnheer Cohen, beweert dat het slechts als afschrikkings wapen is bedoeld.’ ‘Meneer Cohen mag een uitstekende fysicus zijn,’ wierp Gantman tegen, ‘maar hij is een slecht politicus. En de man is nog ongeschikter voor de sociologie. Ik denk bovendien dat hij niet van mensen houdt. Zo'n wapen wordt alléén door een misantroop bedacht. Trouwens, als hij dacht ons er mee bang te maken, dan heeft hij het falikant mis. Maar de neutronenbom is absoluut niet gemaakt om angst te wekken. Wij kennen de geschiedenis van dit wapen. Minister van Defensie Harold Brown stond als fysicus aan het hoofd van de ontwikkeling van dit vernietigings middel.’ ‘Meestal is het Edward Teller die onheilspellende wapens uitdenkt,’ merkte ik cynisch op. ‘Hij is hier ook uitstekend bekend. De mensen, die dit onding in productie willen brengen, gaan er van uit dat zij in militair opzicht hierdoor overwicht behalen ten opzichte van ons, dat hopen ze tenminste. In politiek opzicht is de neutronenbom een anachronisme, want men zal er geen politieke winst mee kunnen boeken. Men zal niet met behulp van het neutronenwapen politiek jegens de Sovjet-Unie kunnen bedrijven.’ ‘Chantage?’ ‘Ja, dat bedoel ik. Zelfs dat is een politiek anachronisme, want de neutronenbom valt weg in de context van de internationale | |||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||
betrekkingen, zoals deze zich ontwikkelen. Ik ken de beweging in Nederland tegen dit wapen. Het is een bewijs dat een klein land de moed kan opbrengen te weigeren zich van dergelijke wapens te gaan bedienen.’Ga naar voetnoot191 In de late middag slaagde Volodja er in me samen te brengen met de hoogste baas van apn Nosvosti, Lev Tolkunov, de hoofdredacteur. Ik weet dat het zelden lukt hem te pakken te krijgen. ‘Ik geloof dat de rol van massamedia in een moeilijke, dynamische, moderne wereld, waarin tal van sociale krachten tot ontwikkeling komen, aanzienlijk is vergroot,’ zei Tolkunov ‘Waarom? Ten eerste, omdat het niveau van ontwikkeling van de massa is verbreed. Men begrijpt veel beter wat er in de wereld aan de hand is. Daarnaast wachten honderden miljoenen mensen in ontwikkelingslanden op een beter leven. Ze willen weten wat er wordt gedaan in deze richting. Dus de toekomstige betrekkingen tussen volkeren zijn afhankelijk van de rol van de media. Een concreet voorbeeld is hoe Westerse persorganen activiteiten ontwikkelen om de mythe van een sovjetdreiging nieuw leven in te blazen.’ ‘Wat hier smalend “burgerlijk objectivisme” wordt genoemd,’ benoemde ik. ‘Ja. Deze mythe is bedoeld om bepaalde politieke doeleinden na te streven, doeleinden gericht op versteviging van de navo. Verder moeten zodoende de banden tussen de vs en West-Europa worden aangehaald waardoor imperialistische landen zekere strategische punten verder kunnen versterken. Er bestaat hiertoe zelfs een bepaalde samenwerking met Peking en de Chinese massamedia. De Sovjet-Unie zou gereed staan China binnen te vallen. Via een geheel van verdraaide en verkrachte informaties, wordt in het Westen opzettelijk een vertekend beeld gepresenteerd over de doelstellingen van onze buitenlandse politiek. Het schept voor de meest militair georiënteerde politici in het Westen de gelegenheid via reactionaire kringen de situatie tegen ons te beheersen. Dat is natuurlijk zéér gevaarlijk. Daarom zien wij er op toe dat de massamedia de waarheid presenteren.’ ‘We horen niet echt alles over de Sovjet-Unie in het Westen, ook niet buiten anti-propaganda om.’ ‘Zeker, we hebben binnenlandse problemen. Hierover informeren we onze lezers en kijkers. U kent waarschijnlijk deze problemen. We boeken successen, maar we hebben ook seri- | |||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||
euze moeilijkheden. We bouwen tenslotte een absoluut nieuwe vorm van samenleving, waaraan we in 1917 zijn begonnen. We waren toen op een nulpunt. Daarom is het des te meer nodig de bevoking veelzijdig voor te lichten. Zeker omdat tegelijkertijd vanuit het Westen een keiharde anti-campagne per radio wordt gevoerd. Het doel is om via leugens en geruchten de betrekkingen tussen de talrijke volkeren van de Sovjet-Unie op scherp te zetten. Er wordt gericht propaganda gezonden naar Armenië, Azerbeidzjan en andere gebieden in ons land. De Voice of America ontwerpt zelfs speciale programma's, gericht op onze jeugd die in het verre Siberië werkt.’ ‘Naïef,’ merkte ik nuchter op. ‘Misschien,’ antwoordde Tolkunov, ‘maar het kan op een deel van de jeugd wel degelijk invloed hebben. Dat deel wordt opzettelijk verkeerd geïnformeerd maar neemt het wel voor waar aan. Daarom richten wij ons zelf op zowel de presentatie van prestaties als van tekortkomingen. Het volk moet de mogelijkheid hebben hierover na te denken. Men moet een mening kunnen vormen, dat is ons uitgangspunt. We verbreden onze informatie voortdurend. We presenteren nieuwe televisieprogramma's met dit doel. Ook bieden we op televisie steeds meer commentaren, ook over recente internationale gebeurtenissen’. ‘Er worden dus geen programma's gemaakt waardoor mensen tegen elkaar worden opgezet, zoals dit in de vs gebeurt bijvoorbeeld tussen blanken en negers?’ ‘Natuurlijk niet! Binnen onze grenzen wonen meer dan honderd natie's samen. Dit zijn voor ons delicate onderwerpen. We hebben een rijke ervaring om nationale tradities, gevoelens en gewoonten tactvol te behandelen. Het vormt één van de grondbeginselen van onze nieuwe beschaving en samenleving.’ ‘Ik ontmoet geregeld Westerse journalisten,’ vervolgde Tolkunov, ‘zoals onlangs bij een conferentie op Capri. Er wordt ons dan verweten dat we te weinig informatie verschaffen. Het is wáár dat we inderdaad niet over alles informatie geven. Het zal u niet zijn ontgaan dat onze media zich verre houden van het opblazen van moorden, misdaden en verkrachtingen bijvoorbeeld.’ ‘Of de liefdesaffaires van Jacqueline Kennedy,’ vulde ik hem aan. ‘Inderdaad, dit soort non-informatie wekt gevoelens en emoties op waar geen mens iets mee opschiet. We vragen liever aandacht voor de meest dringende, serieuze, sociale vraagstuk- | |||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||
ken. Wat niet weg neemt dat ik u kan verzekeren dat ons publiek uitstekend is geïnformeerd over het nieuwe kabinet van Margaret Thatcher, of wat in Rhodesië, Iran of Latijns-Amerika gebeurt.’ ‘U spreekt over het beleid van een verantwoordelijke journalistiek,’ probeerde ik samen te vatten. ‘Precies.’ ‘Time noemde mij op 15 maart 1976 een werktuig van de kgb om een actie tegen prins Bernhard te ontketenen. Als ik me hierover bij Goeman Borgesius, hoofdredacteur van De Telegraaf, die het bericht overnam en op de voorpagina zette, beklaag, zegt hij niet meer dan dat hij het “een leuk bericht” vond.’ ‘U ziet het: dit soort afwijkingen van waarachtige journalistiek is gedurende vele jaren, misschien zelfs honderden jaren gevormd. Het heeft allemaal te maken met de monopoliesituatie in de Westerse pers, waarbij een commerciële afhankelijkheid is ontstaan van grote monopolies, via reclame en andere methoden van ongeoorloofde beïnvloeding. Een bepaalde groep journalisten beschouwt dit als een acceptabele norm voor journalistiek bedrijven. Subjectief gezien kan een journalist best een eerlijk mens zijn, maar wanneer er aan de top van zijn krant iemand is neergezet, die gespecialiseerd is in het bieden van laster en sensatie, dan is zo'n journalist machteloos. Wij hebben dit vraagstuk bij het opzetten van de pers in de ussr aan de orde gesteld. Het resultaat is, dat we nauwkeurig overwegen of een bericht voldoet aan de normen die we ons hebben gesteld. Nieuws gaat dus soms van het ene redactionele bureau naar het andere om nauwkeurig te worden afgewogen.’ ‘Toch reageert apn Novosti sneller op wereldnieuws dan vroeger.’ ‘We proberen dit inderdaad te doen,’ bevestigde Tolkunov. ‘Bij ons komt verificatie van feiten op de eerste plaats en we gaan zorgvuldig te werk. Daar verliezen we tijd mee. Soms is tass nog bezig met verifiëren en heeft Pravda met zijn oplage van tien miljoen het bericht al gebracht. Ook zijn we technisch nog achter op Westerse persbureaus, maar we zijn bezig te moderniseren.’ ‘Toen ik in Irkutsk in Siberië was, verscheen Pravda gelijk met de krant in Moskou.’ ‘Dit geldt voor ons hele land wat dagbladen en persbureaus betreft. Met tijdschriften hebben we meer technische problemen, ook wat distributie betreft.’ ‘Wat me opvalt, is dat Pravda maar zes pagina's telt. The New | |||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||
York Times komt al gauw doordeweeks met honderd en zondags met honderden pagina's uit.’ ‘Pravda zou natuurlijk acht of tien pagina's moeten hebben,’ beaamde Tolkunov. ‘Maar dat zal komen. Omdat we met miljoenen oplagen zitten, is het moeilijk deze productie in het hele land te verzorgen.’Ga naar voetnoot192 ‘Uw krant ontbeert advertentie's en adverteerders, maar die zouden de zaak enorm vergemakkelijken.’ ‘Men zou vooral de productie van papier massaal moeten opvoeren.’ ‘Er staan erg weinig foto's in uw kranten, waarom is dit?’ ‘Dat gebeurt uit economische overwegingen.Ga naar voetnoot193 Het heeft ook te maken met de plaats die foto's op zes pagina's zouden innemen. We hebben meer dan genoeg fotografen. Daar ligt het dus niet aan. Ik ben elf jaar hoofdredacteur van Izvestia geweest. Foto's waren voor mij een dagelijks terugkerend probleem, namenlijk waar en hoeveel foto's te plaatsen. Informatie die noodzakelijk was, verdrong steeds de foto's. Ik kon er maar één of twee plaatsen.’ ‘Dus u verwacht geleidelijk aan dikkere sovjetkranten?’ ‘Zeker. Misschien niet in 1980 maar daarna zeker. Komsomolskaya Pravda bijvoorbeeld heeft maar vier pagina's. Die krant zal zeker dikker worden want de belangstelling bij de jeugd is groot.’ ‘Trouwens,’ vulde hij zichzelf aan, ‘wanneer je onze weekbladen vergelijkt met Time en Newsweek, dan zult u zien dat wij geen artikelen publiceren over mogelijke kernoorlogen en massavernietigingswapens, laat staan over oorlogen in het universum.’ ‘Mij is hier in Moskou wel eens gezegd, dat één reden dit niet te doen, is om mensen die toch al een zenuwinstorting nabij zijn, niet nog gekker te maken,’ reageerde ik. ‘Het hoofddoel van de gezamenlijke wereldpers zou moeten zijn om een kernoorlog, of de mogelijkheid daartoe, tegen te gaan. En niet als het te laat is, maar nu, vóór de bommen zijn gevallen. Wat nu gebeurt, is dat met hetzerige oorlogsartikelen de historische perspectieven geweld worden aangedaan. Alle journalisten in de wereld zouden tot de conclusie moeten komen dat een kernoorlog verboden zou moeten zijn. Om de mogelijkheid van een kernoorlog uit te schakelen, zal men een bepaald psychologisch klimaat van wederzijdse betrouwbaarheid moeten scheppen. Hoe kan dit ooit tot stand worden ge- | |||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||
bracht, wanneer de wereldpers blijft rond trompetteren dat wederzijdse vernietiging niet is uitgesloten. Wanneer de pers maar de verschrikkingen van een atoomoorlog zou blijven verspreiden, dan zullen lezers op den duur waarachtig geschokt zijn.’ ‘Ik herinner me uit het begin van de jaren veertig,’ ging Tolkunov verder, ‘toen een aanvang werd gemaakt met het massaal produceren van wapens, dat hierover zodanig in de Amerikaanse pers werd bericht, dat zelfs de eerste chef van het Pentagon, James Forrestal, uit het raam sprong met de woorden: “De Sovjets komen.” We moeten alles op alles zetten om de bestaande vraagstukken langs de weg van vreedzaam overleg en onderhandelingen op te lossen. Ik geloof ook dat we dáár onze krachten aan moeten geven en niet aan het verder opwekken van een oorlogspsychose, welke trouwens de vastberadenheid in de militaire kracht van naties zou vergroten.’ ‘Wereldwijd wordt vierhonderd miljard dollar aan oorlogsdoeleinden uitgegeven,’ legde ik hem voor. ‘Ik denk dat het minder is, want in dit bedrag is ongeveer 150 miljard roebel opgenomen, maar zoveel geven wij niet per jaar voor militaire doeleinden uit. Ons budget spreekt van 17,2 miljard roebel. Dit is aantoonbaar volgens de serieuze cijfers van de begroting. Onze militaire technologie is niet zo kostbaar als in Amerika en onze militairen krijgen niet zo'n hoge wedde als in de vs. De kosten van militaire middelen liggen in de vs tien tot twaalf maal hoger dan bij ons. Ons militair industriële complex maakt bovendien geen winst. Dus die 400 miljard is, wanneer wij worden meegerekend, veel te hoog geschat, en dus opnieuw een vertekening van de feiten. Wanneer we deze enorme bedragen nu eens uittrokken om in de sociale behoeften en noden van de mensheid te voorzien, zou de wereld er zo anders uit zien. In ons land zouden we die gelden kunnen benutten om Siberië verder te ontwikkelen, of om onze landbouwgebieden uit te breiden, dat zou veel beter zijn. Het geld zou eveneens kunnen worden gebruikt om in de Derde Wereld ziekten en honger te bestrijden. We hebben met de bazen van onze oorlogsindustrie hier wel eens over gesproken. Dit is het Jaar van het kind. Hoeveel kinderen sterven niet van honger en door ziekten? We zouden dit kunnen bestrijden. Wanneer er toch een wereldoorlog zou komen, verandert de planeet in een ruïne. Daarom geloof ik dat propaganda in Westerse media met griezelverhalen over een atoomoorlog slechts een nerveuze sfeer schept, die nergens toe dient. Wij zijn sterk en bewapenen ons, want we moeten met de mogelijkheid van een confrontatie rekening houden al zullen we alles in het | |||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||
werk stellen deze te voorkomen. Spookverhalen over wat er zou gebeuren indien we gaan vechten, zijn natuurlijk ook bedoeld om de gelden voor de oorlogsindustrie op peil te houden. Rechtse en reactionaire kringen varen wel bij nervositeit over oorlog. Het valt me op dat sommige Amerikaanse persorganen naar dit soort oorlogsverhalen lijken te kijken als naar een voetbalwedstrijd. Dat is een gevaarlijke benadering.’ Tolkunov vervolgde: ‘Ik herhaal nogmaals dat onze voornaamste geleerden en militairen hebben onderstreept, dat het militaire potentieel van de vs en de ussr voldoende is om niet alléén onze eigen landen te vernietigen maar tegelijkertijd een belangrijk deel van de planeet. Daarom vinden wij het element van concurrentie in dit gebeuren buitengewoon onaangenaam. We kijken hier allerminst naar een wedstrijd. Daarom zetten we ons met man en macht voor salt ii in. Onafgebroken doen wij voorstellen tot wereldwijde ontwapening en dat moet in het Westen niet worden gezien als propaganda: het is ons diepste wens.’ Na gesproken te hebben over de rol van unesco en de massamedia vroeg ik Tolkunov hoe de pers zou kunnen helpen bij het afnemen van van spanningen tussen Oost en West en het verder wegwerken van wantrouwen. Tolkunov: ‘Ongetwijfeld zullen we er in moeten slagen meer informatie naar waarheid over elkaar te verspreiden. Hoe minder elementen van psychologische oorlogsvoeging bij die informatie zouden binnen kruipen, hoe meer de belangen van détente zouden winnen.’ ‘Maar dit geldt ook hier. Want op 5 mei, de Dag der journalisten in de Sovjet-Unie, heeft de heer Brezhnev nogal kritiek op uw eigen media geuit, zoals dat men vooral “moediger” diende te zijn.’ ‘President Brezhnev doelde op een besluit van het Centrale Comité van de cpsu. Men verwees naar prestatie's van de massamedia maar men sprak ook over schaduwzijden. Er werd bijvoorbeeld gesproken over “de kazerne-stijl” van onze propaganda. Dat betekent, dat wat we vertellen, niet voldoende levendig en in een voldoende interessante stijl wordt overgebracht. Het publiek wordt er niet werkelijk door geboeid. We dragen waardevol materiaal aan met de verkeerde toonzetting. Er wordt teveel op uiterlijk vertoon gelet in plaats dat de inhoud wordt uitgediept, of dat via zelfkritiek voorstellen verder worden verbeterd. Onze journalisten hebben nog te veel de neiging over onze prestaties te schrijven. Dit is juist. Dat moet zeker besproken worden. Maar we weten nu wel wat we heb- | |||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||
ben bereikt. Dat ligt vast. Iedereen kan dit met eigen ogen zien. Onze doelstellingen liggen eveneens vast. Die zijn overigens niet eenvoudig. Daar hapert nog wel eens iets aan.’ ‘Het gaat er dus om de zelfkritiek op te voeren?’ ‘Precies. Daarom moeten de geschreven media en televisie meer kritiek op eigen functioneren ontwikkelen. Er moet meer smaak worden ontwikkeled om kritisch de resultaten van eigen activiteiten te begeleiden. Wanneer u bijvoorbeeld de artikelen van Lenin bestudeert, die hij in de eerste jaren van onze revolutie heeft geschreven, toen dus alles hier nog verwoest was, heeft hij zéér scherpe bewoordingen gebruikt om de verworvenheden van de revolutie aan de kaak te stellen. Het doel was mensen te mobiliseren om de problemen te overwinnen. Nu hebben we een ontwikkeld land met een krachtig economisch potentieel, maar we mogen er niet aan voorbij gaan, dat onze revolutionaire missie nog niet is volbracht en vele problemen nog niet zijn opgelost. Daarom is het de taak van de media de mensen deze ontwikkelingen juist te doen inschatten en waarderen en te helpen de juiste wegen te zoeken om de nadelen van de revolutie te helpen overwinnen. Ik zal u openhartig zeggen, dat het noodzakelijk is in de media meer discussie op gang te brengen in gewone menselijke taal, waarbij alledaagse vraagstukken aan de orde worden gesteld. We hebben de neiging in kranten en ook op televisie op een te hoog niveau te opereren, wat misschien begrijpelijk is, maar wat de mensen niet werkelijk aanspreekt of raakt. Journalisten zullen via eigen geest en hart een zodanige toon moeten zien te vinden dat de gesprekspartner, “het publiek”, werkelijk wordt bereikt.’ Toen we apn na het gesprek met de heer Tolkunov verlieten, haddden we een dag lang gewerkt, waarbij we de lunch hadden overgeslagen. Ik had behoefte aan iets kouds. Er was nergens in de buurt iets open of een snack te krijgen. ‘Hoe is dit mogelijk,’ klaagde ik. Volodja, ook moe van een dag lang tolken zei terecht: ‘Dat zeg je iedere dag maar ik kan er ook niets aan doen.’ Ik vond Tolkunov een zéér aardige, ernstige man en tegelijkertijd vrij ontspannen. Bij het weggaan (zonder bandopname) vroeg ik hem hoe het mogelijk was dat je in Moskou anno 1979 nog altijd geen recente buitenlandse kranten kon kopen en hoe nadelig het zou zijn, wanneer daar bij de Olympische Spelen geen verandering in werd gebracht. Hij vond, dat ik hier gelijk in had. Hij was voorzitter van de publiciteitcommissie voor de Olympische Spelen en zegde toe dit punt te zullen aansnijden. ‘Als u er niet voor zou zorgen dat sporters bij het ontbijt de International Herald Tribune hebben, | |||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||
dan staat de Sovjet-Unie opnieuw voor aap,’ vroeg ik Volodja om in het Russisch te vertalen, ook al sprak ik natuurlijk voortdurend Engels met de man, die in het Russisch antwoordde. Frits Schaling van de nrc Handelsblad belde. Hij had van ambassadeur Reinink gehoord dat ik in Moskou was. Het was zijn eerste reis na twaalf jaar. ‘Jij bent op de Russische toer,’ zei hij, ‘ik blijf behoren bij ons deel van de wereld’ Notabene! Waar haalt zo'n man de onzin vandaan, alsof ik niet bij het Westen blijf horen. ‘Vergeet niet Frits, ik ben 54 jaar. Als Indira Gandhi mij ontvangt, ben ik dan op de Indiase toer? Of Sukarno? Ja, toen was ik op de Indonesische toer. Landverrader! En als ik in Washington met Walt Rostow, Paul Nitze, Richard Pipes of Elmo Zumwalt spreek, ben ik dan op de Amerikaanse toer? Allemaal projecties mijn brave, bovendien in juni komt een boek van mij over de vs uit.’ Het oude verhaal van het half volle en het half lege glas. Ik liet het avondeten boven komen, omdat het afschuwelijke, luiddruchtige orkestje in de eetzaal niet om te harden is. Om 21:40 uur kreeg ik eindelijk Peter aan de lijn. Hij was thuis want hij voelde zich niet goed. Soms ben ik bang dat de dijken pillen en vitaminen die hij altijd inneemt eigenlijk helemaal niet in orde zijn. Ik ben er langzaamaan zelf ook een beetje mee begonnen. Hij zei, dat er een telegram was, maar toen werd de verbinding verbroken. Op datzelfde moment wandelde Frits Schaling mijn kamer binnen. Peter belde me terug via een slechte lijn en uiteindelijk werd gezegd dat alle lijnen naar Nederland voor twee dagen waren stopgezet. Peter vertelde, dat in Madrid drie hoge militairen waren vermoord. Hij aarzelt te gaan en de nervositeit over die sprong naar Spanje zal een rol spelen bij het feit dat hij zich niet goed voelt. Ik bid dat dit het enige is. Schaling zei dat hij zijn meningen over mij op mijn schrifturen baseerde, maar al spoedig bleek, dat hij absoluut geen enkel boek van me had gelezen, zelfs niet mijn boekje over de ussr uit 1976. Dus zijn geklets, dat ik me door de sovjets in de luren zou laten leggen, sloeg nergens op. Ik gaf hem een tour d'horizon over mijn werk, mijn attitudes jegens de Sovjet-Unie en wie ik eigenlijk ben. ‘Ja, maar je spreekt intussen wel over die idioten die altijd maar op mensenrechten hameren,’ zei hij. ‘Dat doe ik ook. Ik noem ze niet voor niets idioten. Er gebeurt hier echt wel wat anders dan dissidenten opsluiten en naar Siberië zenden.’ ‘Ja maar de kwestie van de mensenrechten speelt toch bij het | |||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||
publiek in het Westen en de lezers van kranten,’ zei hij ook nog tot overmaat van ramp. ‘Ja, omdat de fucking newspapers de zaak hoog opspelen en omdat Westerse journalisten (en ik dacht: zoals jij Schaling) zich hiertoe lenen.’ Ik bekritiseerde scherp de smerige streek van de redactie van nrc Handelsblad om uit het interview dat ik met ambassadeur Tolstikov maakte, de zin dat hij de protesten over mensenrechten als ‘een muggebeet’ beschouwde, tot de kop van het gehele interview had verheven, wat a) geen recht deed aan de werkelijke boodschap van dit gesprek, en b) alléén maar op een goedkope manier inspeelde op de heersende sentimenten over mensenrechtenkwesties. Wie weet is Schaling wel de man geweest, die deze vervalsing doorvoerde. Hij riposteerde, dat de redactie onder alle omstandigheden het recht had een zinsnede uit een interview tot kop over de hele pagina te verheffen. Ik antwoordde, dat de werkelijke boodschap in het gesprek met Tolstikov was, dat hij zich als ambassadeur ten doel had gesteld de politieke dialoog tussen Moskou en Den Haag weer op gang te brengen. De muggenbeet aan het einde van het verhaal was ook een beetje tongue in cheek gezegd, voorzover Russen daartoe in staat zijn. Ik beklemtoonde dus, dat een redacteur van een serieuze krant als nrc Handelsblad niet het recht had een kop boven een vraaggesprek te zetten, welke niet in de verste verten recht deed aan wat de ondervraagde persoon had te vertellen. Misschien had ik moeten zeggen: een zichzelf respecterende redacteur. Nu is er een tendentieuze, sensationele draai aan het gesprek gegeven, die inspeelt op de misvattingen en projecties die het klimaat tussen beide landen verder verzieken. Schaling was het natuurlijk volkomen met me oneens. Ik zei hem in zijn gezicht: ‘Dit stelt me zéér in je teleur en laten we er maar over ophouden: we staan diametraal tegenover elkaar.’ Desalniettemin diep treurig, want die man is op zogenaamde dienstreis voor nrc Handelsblad. Hij wil hier twee jaar als correspondent voor de gaan functioneren. Ik zei zes dagen Moskou al een ramp te vinden. Ik zou over een dergelijke opdracht danook niet eens willen nadenken. | |||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||
met zoveel twijfels. Ik gaf hem het telefoonnummer van professor en mevrouw Delgado. Ik schreef hem snel een brief. Ik heb vier uur gesproken met ir. J. Sluiten van Philips in het restaurant van het National Hotel. Ze schijnen toch wel actief te zijn. Hij is met een stand op een plaatselijke tentoonstelling. Hij reist heen-en-weer tussen Eindhoven en Moskou met als taak contacten op te bouwen. Ook de heer Glastra schijnt zich hier nog mee bezig te houden al zit hij tegen pensioen aan. Ik bracht drie uur door met mijn oude vriendin Olga Chechotkina van Pravda. We dronken thee niet ver hier vandaag in het gebouw van het Vrouwen Comité van de cpsu, waar zij vice-voorzitster van is. Zij gaf me een brief die ik in 1957 op de boot naar de vs aan haar had geschreven plus een foto van de reis met Sukarno naar de Molukken in de zomer van 1957, op het dek van één der schepen genomen. In 1965 is Olga in Indonesië terug geweest. Zij sprak over de gruwelijkheden op Bali, dus de moorden van het Suharto-regime. Zij had president Sukarno op paleis Bogor ontmoet en gesproken. Bapak had gevraagd naar Podgorny en Mikoyan, maar ze waren door iemand onderbroken voor zij een behoorlijk antwoord kon geven. ‘He was already no longer free. He overestimated his position,’ en met dit laatste was ik het wel eens. Bungkarno deed dit in 1966 nog steeds, toen ik bij hem was en overigens wekenlang dikwijls onder vier ogen met hem sprak. Olga werd toen natuurlijk als communiste door de Suhartokliek in de gaten gehouden. Ik verzekerde Olga, dat de president er nooit achter was gekomen wat er precies op 30 september 1965 was gebeurd. ‘Do you think he was honest with you,’ vroeg ze. Hoe kon ik haar overtuigen? Ik liet het dus maar zitten. Zij wilde alles weten van mijn werk in de Sovjet-Unie en het plan een boek met Georgii Arbatov te schrijven. Ook met haar besprak ik de treurige stand van zaken in de sovjetpers. Zij was het er mee eens, dat verbeteringen noodzakelijk waren en dat het achterhouden van wereldnieuws geen zin had. ‘Everybody listens to the Voice of America anyway,’ zei Olga Chechotkina, dochter van een commissar in de Revolutie. ‘Many women from the countryside come to Moscow and do not know what service is,’ zei ze in verdediging van mijn klacht, dat het bedienend personeel in de hotels van toeten noch blazen weet en eigenlijk niet is te harden. Ze onderstreepte de stelling van de honderd Sovjetrepublieken met ieder een eigen cultuur en eigen gewoonten. Daarom gedroegen zij zich dus boers. Bij een bezoek van een vrouwendelegatie uit Canada hadden de dames dermate virulent jegens Richard Nixon geageerd, | |||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||
‘that we had to try to restrain them’. Zij vervolgde: ‘Also we had to watch out, because it could be turned into a pretext, that they expected us to do the same towards our leaders.’ Ik vond dat een curieuze afterthought. Ik luister naar een prachtig recital van een laureaat van het Tchaichovsky-concours. Hij speelt al heel lang (voor nationale televisie dus) van Liszt-Paganini, naar Prokofiev, Scriabin, Mendelssohn en Bach. Die jongen is misschien 24 jaar. Ongelooflijk. Waar hoor je zoiets bij ons? Laat staan dat zo'n recital urenlang op televisie zou worden uitgezonden - of in Amerika. Het is na middernacht. Dit land is vol contradicties. Je toilet werkt niet behoorlijk, maar ze zijn zojuist begonnen met sproeiwagens het Kremlinplein te wassen. Vanwege de droogte en het mooie weer zag ik deze week dat ze die wagens gebruiken om stadsbomen water te geven. Ik ging nog even buiten lopen. De hoertjes bieden zich bij drommen aan. Auto's stoppen om ze mee te nemen. Mijn gedachten zijn deze lenteavond bij Peter. Hoe kan ik hem de vibes zenden, die hij nodig heeft op avontuur in Madrid? | |||||||||||
27 mei 1979Ben basically van slag door het vertrek van Peter naar Spanje en door deze ‘gevangenschap’ hier. Geen kranten, geen normale contacten, geen seks, al met al disgusting. Twee gesprekken zijn echt van niveau: met Sobolev en Tolkunov; een magere oogst. Herbert Marcuse (81) is in een ziekenhuis in Frankfurt opgenomen. Ik heb eens een lang gesprek met hem gehad bij hem thuis in Californië. Ik zie de man nog levendig voor me. Volodja haalde me alleen af. Consuelo moest werken met een Spaanse delegatie. We reden naar een bos en evenals vorige zondag waren veel mensen er op uitgetrokken om buiten te zijn. Er kwam onweer en we reden naar een coffeeshop. Later bezochten we zijn moeder, wat ik een zeer bijzondere aangelegenheid vond. Zij bleek totaal anders dan ik me had voorgesteld. Ze was levendig en opgewekt. Op zeker moment arriveerden de kinderen van Volodja's zusje. Vanaf dat moment was er geen rustig gesprek meer mogelijk. Het ruime, chique apartement van zijn moeder deed je in Wenen wanen. Volodja liet me al zijn tennismedailles van vroeger zien. Zijn zuster is ook een tenniskampioene. Er stond een ongelooflijk mooie plant uit India, met prachtige bladeren en als het gaat regenen, vallen er druppels van die plant naar beneden. Ik kreeg van zijn | |||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||
moeder een stek die ik mee naar Holland ga nemen in een poging die tot wasdom te brengen. We haalden Frits Schaling op en spraken anderhalf uur in een coffeeshop. Ik wilde dat Frits tenminste één uitstekend contact had. Uit dank nam Schaling me mee uit eten - wat hij natuurlijk afschrijft. Ik probeerde hem met man en macht in een andere benaderingsroute van de ussr te brengen maar er kwamen weerzinnetjes uit als: ‘Jij geilt op hoge autoriteiten.’ Praten tegen Schaling is in dit geval als het tekenen van bloemen op water. Hij weet alles al. Hij zal zich aan zijn rotsvaste vooroordelen vastklampen. Er is niets van zijn geschrijf te verwachten. Hij zei bijvoorbeeld: ‘Jij krijgt alles van ze gedaan, omdat je bruikbaar voor ze bent.’ Was dit wat Reinink hem had ingefluisterd? Waar kwam de onzin vandaan? Als ik een boek met Arbatov schrijf dan ‘gebruiken’ we immers elkaar? Als je dit gebruiken wilt noemen. Wat moet ik met een man als Schaling? Er is geen land mee te bezeilen. Toen ik Schaling naar de metro begeleidde, kwamen er drie jongens aan, één was donker en bijzonder aantrekkelijk. Ik zei tegen Frits: ‘Die jongen zou ik wel in mijn poten willen hebben.’ Geloof het of niet, juist die jongen hield stil, draaide zich om, kwam me achterop en gaf te kennen dat hij mijn jeans wilde kopen. Ik maakte ter verkenning een praatje, maar zag dat hij een rotte bek had en heb hem gedag gezegd. Ik moet hier vermelden dat Raymond van den Bogaert Frits had verteld, dat de bvd contact met hem had opgenomen in een poging om een samenwerking tot stand te brengen toen hij Oost-Europa ging doen bij nrc Handelsblad. Zo gaat dat! Toen Frits Schaling verhalen zat te vertellen over hoe hij in Roemenië was achtervolgd door de politie, zei Volodja Molchanov: ‘Onze vertegenwoordiger van apn Nosvosti in Parijs wordt dag en nacht door twee man gevolgd.’ | |||||||||||
28 mei 1979Aan het ontbijt zat een aardige jongen uit Tilburg, Peters geboorteplaats. ‘Are you a writer,’ vroeg hij. Nadat ik dat bevestigde, zei hij: ‘Zie je wel, ik kende uw gezicht.’ Hij had zijn spaarcentjes gebruikt voor een trip met de Trans-Siberië Ex-pres. ‘Ik zie Nederland nu met andere ogen,’ zei hij. Vanmorgen begint de dag met een interview met Vladimir Kirillin, voorzitter van het State Committee for Science and Technology. Dat is belangrijk. Ik heb er erg veel zin in. Hij is de uiteindelijke baas van mijn longtime vriend dr. Jermen Gvishiani. Ik wilde met hem praten over de energievoorzieningen in de | |||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||
wereld. ‘De Sovjet-Unie gedraagt zich of men zich geen zorgen maakt over energie.’ ‘Tot de oliecrisis van 1974 had de wereld 9.000 miljoen ton traditionele energie opgebruikt,’ begon Kirillin. ‘De meeste specialisten zijn het er over eens dat de aarde nog over op zijn minst 12.800.000 miljoen ton olie, gas, en steenkool beschikt. Steenkool wordt op 11.000.000 ton geschat, olie op 700.000 miljoen en aardgas op 600.000 miljoen ton. We hebben mogelijk al de helft van de aanwezige olie verbruikt en 80 procent van het aardgas. Wat steenkool betreft beschikt de mensheid nog over enorme hoeveelheden. Alleen al in één van onze steenkoolrijke gebieden in de Sovjet-Unie hebben we minstens nog één triljoen ton liggen.’ ‘Dus U maakt zich geen zorgen?’ ‘Wij weten absoluut niet waar de grondslagen voor pessimisme in het Westen vandaan komen. Er bestaan geen werkelijke redenen voor deze ongerustheid. De komende 150 jaar beschikken we nog over meer dan voldoende energievoorraden om nu al van een crisistoestand te moeten spreken. Bovendien zijn nog niet al onze voorraden nauwkeurig bestudeerd. Stel dat we over twintig jaar in totaal 25.000 miljoen ton energie hebben verbruikt, dan is er voldoende tijd om andere energiebronnen aan te boren. Tenslotte heeft onze planeet meer uranium dan steenkool, olie en gas samen.’ ‘In het Westen bestaat een neiging de atoomenergie een halt toe te roepen, vooral na het incident in Harrisburg.’ ‘De moderne industrie moet juist overschakelen op snelle kweekreactoren. Het incident in de vs is voortgekomen uit het niet functioneren van enkele pompen en een aantal domme menselijke fouten. Maar dit behoeft niet te betekenen dat de begrijpelijke onrust van het publiek moet omslaan in een anti-atoomenergie stemming. Men moet het werk in Amerika alleen met meer stiptheid uitvoeren. En men moet niet met vage ideeën over snelle kweekreactoren blijven spelen maar tot beslissingen komen. In de Sovjet-Unie, Frankrijk en ook in West-Duitsland wordt al sinds enige tijd met snelle kweekreactoren gewerkt. De resultaten zijn uitstekend. We hebben geen belangrijke incidenten gehad met dit soort reactoren, die we bn-350 noemen.Ga naar voetnoot194 De Fransen zijn trouwens gereed gekomen met een ontwerp voor een nieuwe kweekreactor van één miljoen kilo- | |||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||
watt. Ze hebben ons de proeven ter bestudering toegezonden. Op dit gebied werken we met de Fransen nauw samen.’ ‘Dat doet u met Frankrijk ook op economisch gebied. Die samenwerking bestaat ook niet met alle Westerse landen.’ ‘We willen onze economische betrekkingen in alle richtingen uitbreiden en verbreden op basis van wederzijdse akkoorden.’ ‘Westerse zakenlieden raken hier wel eens de weg kwijt in een stad met honderd ministeries. Dat werkt zéér vertragend,’ merkte ik op. ‘We hebben inderdaad honderd ministeries, maar slechts veertig hiervan zijn interessant voor Westerse zakenlieden. Bovendien is de buitenlandse handel in één ministerie geconcentreerd samen met het Staatscomité voor Wetenschap en Techniek waar ik voorzitter van ben.’ ‘Is West-Duitsland niet uw voornaamste handelspartner? Kleine landen hebben wel eens het gevoel er bij in te schieten.’ ‘We hebben met een aantal bedrijven en ondernemingen in Nederland zéér goede contacten. Maar soms laten die contacten ook te wensen over. Men beschikt kennelijk niet over dezelfde bedoelingen of dezelfde wil om tot zaken te komen. Met uw gespecialiseerde en voortreffelijke bedrijf Philips hebben we enkele overeenkomsten. Maar verder worden onze betrekkingen met Philips gekenmerkt door het afleggen van wederzijdse bezoeken. Veel prettige woorden maar weinig concrete resultaten. ‘Toch blijft Bonn nummer één,’zei ik opnieuw. ‘Inderdaad is onze handel met West-Duitsland groot; groter dan met Frankrijk. Ik zal u openhartig zeggen wat daarvan de reden is. Het technische niveau van West-Duitse installaties is zéér hoog, wat de aankoop van machines voor ons zo interessant maakt.’ ‘Zou het mogelijk zijn ijzererts uit de Sovjet-Unie naar Hoogovens te zenden en dat Nederland bijvoorbeeld staal naar Jakoetsk stuurt?’ ‘In principe zou dit mogelijk zijn. Maar wat men bij een dergelijke transactie nauwkeurig zal moeten nagaan, is wat de economische consequenties daarvan zullen zijn. De meeste landen geven er de voorkeur aan niet hun grondstoffen maar afgewerkte producten te verkopen. Wij streven daar ook naar. Wanneer je echter de werkelijke situatie bij ons bekijkt, verkopen we nog steeds grondstoffen, zoals ongeveer 100 miljoen ton ruwe olie per jaar. Dat is voor ons niet gunstig. Het zou veel voordeliger zijn om bijvoorbeeld een eindproduct als kerosine te verkopen. Maar daarvoor zouden we eerst onze olieverwerkende industrie | |||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||
aanzienlijk moeten uitbreiden. Dat vergt tijd. Bovendien zijn de raffinaderijen in het Westen al volledig ontwikkeld, en geeft men er dus de voorkeur aan ruwe olie van ons te kopen om daar zelf kerosine te fabriceren.’ ‘Zou het energievraagstuk de basis voor een economische crisis kunnen vormen,’ wilde ik van Kirillin weten. ‘Wij zien geen wetenschappelijke basis voor al dit pessimisme. De vraag of de energieproblemen opgelost kunnen worden, kan in vijf tot tien jaar worden beantwoord. Het is niet een zaak van vijftig jaar. Met snelle kweekreactoren, die aanzienlijk minder straling dan andere reactoren geven, komen we een heel eind.’ ‘En geven die ook minder radioactieve afval?’ ‘Veel minder. We stellen ons hier op het standpunt dat we in de onmiddellijke nabijheid van snelle kweekreactoren de fabrieken zullen moeten neerzetten die het radioactieve afval zullen verwerken.’ ‘President Urho Kekkonen van Finland heeft me gezegd, dat zij het radioactieve afval naar uw land afvoeren. Ik vroeg hem wat er daar mee gebeurde. “Dat weet ik niet en zou ik ook liever niet willen weten,” antwoordde hij.’ ‘Ik kan u precies zeggen wat wij er mee doen. Het afval van de Finse reactor wordt hier verwerkt en het uiteindelijke kleine restant dat radioactief blijft en economisch onbruikbaar is, krijgt een zéér veilige vaste begraafplaats.’ ‘In zoutmijnen?’ ‘Nee, het gaat niet om de diepte. We bergen het in bepaalde aardlagen op, zodat er geen gevaar bestaat voor besmetting van het grondwater. We hebben dergelijke veilige plaatsen in ons land.’ ‘En als er een aardbeving komt?’ ‘Bij deze plaatsen in de bergen bestaat geen aardbevingsgevaar. We blijven er dus bij, dat wanneer we het oog op de 21e eeuw richten, we meer dan voldoende energie hebben om in alle behoeften van steden en de industrie te voorzien.’Ga naar voetnoot195 De heer Kirillin was een oudere, ernstige en zéér vriendelijke heer, die al meteen aankondigde alle tijd voor ons gesprek te hebben uitgetrokken. Na één uur, zoals ik altijd doe, bood ik aan te vertrekken. ‘Nee, nee, we kunnen verder spreken.’ Ik vond hem behoedzamer in zijn uitspraken dan dr. Gvishiani, maar die is bijna voortdurend in Westerse landen. Ik ken hem natuurlijk ook veel en veel beter. Ik heb Kirillin natuurlijk gevraagd naar | |||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||
de pijnlijke affaires met Shell en Philips, die opzettelijk door Max van der Stoel werden gederailleerd. Uit alles wat hij zei, bleek dat ambassadeur Romanov de spijker op de kop had geslagen. En niet, zoals Den Haag in perskringen rond liet kletsen, dat ambassadeur Romanov een ‘fantast’ was, zoals zelfs André Spoor zich liet aanpraten. Ik belde Rom trouwens op om te vertellen, dat de heer Kirillin alles had bevestigd wat ik vroeger heb geschreven en gezegd over de Shell-affaire. Heb er nooit aan getwijfeld maar nu weet ik het dus helemaal zeker. Romanov wenste me goede reis terug en riep ‘Happy landing!’ Bij het verlaten van het kantoor van de heren Kirillin en Gvishiani liepen Volodja en ik tegen diens vader aan, de componist - en directeur van de Bolshoi - Molchanov. Hij zag er blakend van gezondheid uit. Volodja was zijn evenbeeld. Zij omhelsden elkaar, maar niet echt warm, eerder koud. De vader was niet op zijn gemak in tegenstelling tot zijn zoon. Het was een genante ontmoeting, maar Volodja keurt de scheiding van zijn ouders danook scherp af en is totaal op de hand van zijn moeder. De vader keek nog drie maal om naar zijn enige zoon. Ik zal nooit de derde en laatste maal vergeten. Vader Molchanov stond in de deuropening van zijn flat.. Hoe pijnlijk. Volodja vertelde, hoe zijn moeder voor het eerst verliefd was geworden op zijn vader, een mooie soldaat in Russische laarzen. Omdat zijn moeder van een oude, adellijke familie was, introduceerde zij hem in hogere kringen en had hem feitelijk gestimuleerd in de richting van zijn huidige prominente positie. ‘Soms zegt mijn vader: “Volodja, hier heb je tweeduizend roebel.” Maar ik bedank hem daar vriendelijk voor. Ik neem niets van hem aan. Je kent onze situatie. Consuela en ik hebben soms nauwlijks genoeg geld om rond te komen, maar van hem wil ik niets hebben.’ De breuk tussen zijn ouders zit hem hoog. Maar als ik zie hoe Volodja zijn eigen vrouw eigenlijk voortdurend beduvelt dan valt de appel warempel niet al te ver van de boom. De vrouw van Vladimir Kirillin is enkele jaren geleden overleden en werd dicht bij het graf van Volodja's grootmoeder begraven. Kirillin en Volodja's moeder hebben elkaar blijkbaar per toeval tijdens een bezoek aan de graven ontmoet. Kirillin liet via een assistent navragen wie de onbekende dame was geweest. ‘Misschien overweegt hij wel mijn moeder het hof te maken, maar zij wil er niet eens over denken,’ zei Volodja. Van het kantoor van Kirillin reden we naar de Dynamo Club voor een gesprek met een turnster uit Tasjkent, Elvira X. Het werd een ramp. Ik zag in één oogopslag dat zij niet geïnterviewed wilde worden en dan moet je er ook niet aan beginnen.V | |||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||
Maar maak dat maar eens duidelijk. Bovendien, via een tolk is het helemaal onbegonnen werk. In het Engels zou ik er wat van hebben kunnen maken via vrije improvisaties. Er liep ook een hermafrodiete sportster - ‘Een vrouw met een penis,’ verduidelijkte Volodja giechelend - rond, die turnkampioen was geweest. Behalve hermafrodiet was ze ook zo scheel was als een kwartel. Zag kans binnen de kortste keren de plaat te poetsen. Volodja riep uit, ‘Willem ik herkende jou niet!’ Na een korte ontmoeting in een ziekenhuis voor hartoperaties, waar we mogelijkheden voor een interview onderzochten, en een bezoek aan een herseninstituut weer aan een andere kant van deze metropolis, was het 15:45 uur. Ik stierf van de honger. We doken een coffeeshop in: geen melk bij de koffie, geen mineraalwater, geen bier, maar we hadden tenminste iets achter de kiezen. Vervolgens ontmoette ik de minister van Onderwijs van de Sovjet-Unie, professor dr. Mikhail Prokofiev. Afgezien van het feit dat het bijzonder was deze hoge piet te pakken te hebben gekregen, werd het een prettige ontmoeting. Prokofiev was een oudere man met zéér vriendelijke ogen. Ik bedankte hem voor de uitstekende samenwerking met een jonge assistent, die dit gesprek mogelijk had gemaakt. Ik begon gemakkelijk, om aan elkaar te wennen. ‘Gelooft u dat het bestaande onderwijssysteem voldoende van deze tijd is? Zou het nodig zijn sommige vakken de rug toe te keren en door andere te vervangen?’ ‘We hebben een dynamisch ontwikkeld onderwijssysteem,’ antwordde Prokofiev. ‘Het houdt rekening met maatschappelijke behoeften en de taak van het onderwijzen en opvoeden van jonge generaties. In samenhang met de invoering van universeel verplicht middelbaar onderwijs zijn er de afgelopen paar jaar wezenlijk nieuwe elementen in het werk op sovjetscholen toegevoegd. Omdat een belangrijk deel van onze scholieren na het behalen van een diploma in de industriële productie zullen werken, leggen scholen meer nadruk op opleidingen voor arbeidskrachten. Hetzelfde gebeurd bij ouderejaars studenten in relatie tot beroepsoriëntatie.’ De minister gaf aan, dat na onderzoek en advies van opvoedkundigen en psychologen inderdaad het onderwijssysteem in de Sovjet-Unie voortdurend werd aangepast. ‘Dit gaf ons vanaf 1969 de gelegenheid het basisonderwijs van vier tot drie jaar terug te brengen en al in de vierde in plaats van de vijfde klas een begin te maken met systematisch onderwijs in de grondbeginselen van de wetenschap. Dienovereenkom- | |||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||
stig wordt er nu ook meer tijd uitgetrokken voor vreemde talen, literatuur, wiskunde en enkele andere vakken. Ook de leerplannen en leerboeken voor deze vakken zijn veelomvattender geworden. Ze zijn aangepast aan de moderne wetenschap, technologie en cultuur.’ ‘Wat zijn de mogelijkheden voor het versnellen van het tempo bij het ten uitvoer leggen van leerprogramma's en zou dit een schadelijk effect hebben op de psyche van leerlingen? Ik vraag dit omdat breinen langzaam werken in de Sovjet-Unie.’ ‘Versneld afgewerkte programma's leiden in de regel tot intensivering van onderwijs. Wanneer beide factoren - versnelde onderwijstij en grotere onderwijsintensiteit - met elkaar in overeenstemming zijn, kunnen we positieve resultaten verwachten. We kunnen echter pas met zekerheid over goede resultaten spreken wanneer we alle nuances van de methodologie en haar psychologische grondslag kennen. Neem versnelde muzikale scholing. Muziekonderwijs verzet zich tegen versnelling van het leerproces, omdat je te maken heb met een manifestatie van een individuele persoonlijkheid. Met andere woorden, muziekonderricht is niet los te maken van de ontwikkeling van de artistieke persoonlijkheid. Programma's voor versneld onderwijs zouden een heleboel voor elkaar brengen wanneer ze bij het kind alléén al een esthetisch gevoel, of een artistieke aandrang zouden aanwakkeren.’ Hij vervolgde: ‘Wat betreft de invloed van versnelde instructie op de psyche van het kind, hangt alles af van hoe de instructie is opgezet. Als we er op toezien dat:
Wanneer deze voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen kunnen we er zeker van zijn dat er geen schade aan de psyche van het kind wordt berokkend.’ ‘Wanneer we erkennen dat de bevolking van ontwikkelingslanden achterlijk kan worden genoemd,Ga naar voetnoot196 gelooft u dan dat | |||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||
met behulp van wetenschappelijke methodes en programma's uitgewerkt door behavioristen, psychologen en deskundigen op het gebied van hersenfuncties, hier verbetering in kan worden gebracht?’ ‘Mensen in ontwikkelingslanden hebben door de eeuwen heen hun eigen oorspronkelijke cultuur gevormd en in niet mindere mate blijk gegeven van hoge intelligentie, vindingrijkheid, wilskracht en andere opmerkelijke, menselijke eigenschappen. Niettemin bevonden historische culturen van deze mensen zich in de twintigste eeuw - het tijdvak van intensieve wederzijdse beinvloeding van landen en continenten - in een ongelijke positie.’ Hij vervolgde: ‘De Amerikaanse geleerden Michael Cowl en Sylvia Scribner hebben in hun boek Culture and Thought op overtuigende wijze aangetoond hoe onjuist het kan zijn om tegenwoordig de term “geestelijk achtergebleven” te gebruiken met betrekking tot de bewoners van ontwikkelingslanden.Ga naar voetnoot197 Bovendien moeten we extra voorzichtig zijn met het vergelijken van specifieke kenmerken van verschillende culturen. Natuurlijk, als we vanaf het allereerste begin rekenen en het onrechtvaardige gezichtspunt dat de ontwikkeling van technologie en aan haar onderhorige wetenschappen de enige indicatie zou zijn van een geavanceerde levenswijze en een dienovereenkomstige cultuur, dan zijn volkeren die gedurende duizenden jaren hun eigen culturele waarden hebben gevormd of begaafdheden hebben ontwikkeld in een wedloop met Europese waarden en cultuur, aan de verliezende hand. Ik betwijfel echter of iemand er vandaag de dag behoefte aan heeft om de verworvenheden van de oude geestelijke cultuur van India af te meten naar de hoeveelheid elektronische huishoudelijke apparatuur die over een geheel land in gebruik zou zijn. Pogingen van de kant van deskundigen om rechtstreeks de psyche of het intellect van de bevolking van ontwikkelingslanden te beinvloeden, zouden schadelijk zijn en vruchteloos. Voor hen is de enige weg van een normale ontwikkeling, het behoud van hun oorspronkelijke cultuur, die natuurlijke en geleidelijke veranderingen behoort te ondergaan als gevolg van een vrije wisselwerking met andere culturen. Iets heel anders is dat achter fundamentele sociale en historische omstandigheden de schepping schuil gaat van een modern systeem van onderwijs. Bij dit buitengewoon belangwekkende proces zijn inderdaad opvoeddeskundigen, psychologen en andere wetenschappers betrokken.’ | |||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||
Hij leek toch te begrijpen welke richting ik in wilde. ‘De historische ontwikkeling van voorheen achtergebleven volkeren van de Sovjet-Unie,’ vervolgde Prokofiev, ‘vormt een overtuigend bewijs dat een socialistische maatschappij een algemeen onderwijssysteem kan voortbrengen dat de hele bevolking in staat stelt naar een harmonieuze, psychologische en intellectuele ontwikkeling op te klimmen, die bovendien in overeenstemming is met de eisen van de tijd.’ Minister Prokofiev meende dat men bij de mentale ontwikkeling van mensen niet voorbij mocht gaan aan individuele verschillen. ‘In een aantal gevallen zijn deze verschillen niet afhankelijk van de levenswijze, de leermiddelen en onderwijsmethoden of opvoeding, maar van resultaten van pathologischorganische veranderingen in het zenuwstelsel. Natuurlijk vereist dit inspanningen van deskundigen - doktoren, psychologen en opvoedkundigen - om duidelijke gevallen van geestelijke achterlijkheid, die terug gaat naar individuele somatische oorzaken, te boven te komen.’ Ik dacht nog steeds: ik krijg hem niet waar ik hem wil hebben. ‘Wat is precies uw persoonlijke benadering van onderwijs,’ vroeg ik. ‘We moeten hier twee hoofdvragen stellen,’ meende Prokofiev. ‘Ze hebben beiden te maken met de voornaamste en fundamentele percepties waarop de ontwikkeling van de moderne mens berust. Ten eerste is er de biologische factor. Wat heeft de natuur de mens te bieden? Welke genetische factoren bepalen zijn lot? En ten tweede: wat heeft het milieu, de samenleving de mens te bieden? Het is sperma dat de mens voorbrengt. De kleur van ogen is genetisch bepaald. Algemene kenmerken worden geërfd van grootouders, vader en moeder. Een kind neemt de gave voor muziek gelijktijdig in zich op met de melk van zijn moeder.Ga naar voetnoot198 Nemen we verder de ontwikkeling van de mens in zijn geheel onder de loep, dan zien we dat de omgeving een rol van vitaal belang speelt. Sommige geleerden zijn van mening, dat biologie het belangrijkste element binnen het onderwijs is. Wij zijn daarentegen van mening dat succes of falen van onderwijs voor 80 tot 90 procent afhangt van de input van de samenleving op het individu. Alles wat van buitenaf gebeurt, is van beslissende invloed op hem of haar.’ ‘Ja en er wordt van buitenaf dikwijls onherstelbare schade toegebracht,’ benadrukte ik. ‘Misschien, maar ik spreek op de eerste plaats over het pro- | |||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||
grammeren van kinderen. Vanaf de vroegste jaren van het kind, mikken we op het scheppen van een programma, een methode, een onderwijssysteem. We willen slagen om jonge mensen de basiskennis te verschaffen om objectieve wetten te leren kennen die de ontwikkeling van de natuur en de samenleving bepalen. Wat we allereerst proberen duidelijk te maken, is dat een kind of j ong mens binnen een collectief leeft. We benadrukken dat dit collectief, de samenleving, vele functies ten behoeve van het individu vervult. Voedsel, kleding, onderwijs, wetenschappelijke kennis, boeken, concerten, toneelstukken, sporten, alles wordt voor hem of haar door anderen gedaan. We maken duidelijk hoe leven in een collectief van invloed is op de eenling. Daarom zijn we van mening dat, binnen het onderwijs, het onze primaire taak is deze kenmerken te stimuleren. Zij zullen uiteindelijk het individu aanmoedigen zijn eigen aandeel te leveren ten bate van het goede, of in het belang van het collectief. Met andere woorden, men heeft de plicht een bijdrage te leveren in het belang van het volk in het algemeen.’ ‘Is dit niet een te edel doel, wat te utopisch?’ ‘U wilde meer weten over ons onderwijssysteem.’ ‘Leidt uw systeem niet tot het ontmoedigen van privé-initiatief? Het wekt voor mij de schijn de persoonlijkheid af te stompen tot iets onherkenbaars.’ ‘Het zou duidelijk moeten zijn, dat wanneer we het hebben over een onderwijssysteem gericht op collectieve maatschappelijke belangen, we op generlei wijze het plan koesteren individuele kenmerken of bijzondere gaven van een bepaald individu te onderdrukken. We hebben in het geheel niet het voornemen alle leden van de samenleving naar een bepaalde ontwikkelingsgraad te nivelleren. Integendeel. In welk collectief dan ook, komt juist duidelijk naar voren dat sommige leden van de groep in een bepaalde richting uitblinken. We beschouwen het als een onherroepelijke taak van het collectief om, als zulke talenten ontdekt worden, al het mogelijke te doen om ze juist te stimuleren.’ Toch wilde ik de minister in de richting van het totem Lenin en de hersenspoeling van de grote vader in het Kremlinmausoleum sturen, dus ik begon er stap voor stap naar toe te werken. Eerst memoreerde ik de kleuterklassen, die ik in de Oekraïne had aanschouwd. ‘Kinderen in de ussr krijgen vanaf het moment dat zij hun eerste denkbeelden ontwikkelen, socialistische gedachten onder ogen. Dat gebeurt eerst in het gezin, daarna, zoals u zegt, | |||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||
op crèches en daarna op kleuterscholen. We maken deze gedachten voor verschillende leeftijdsgroepen op verschillende manieren begrijpelijk. Eén van de grondbeginselen van ons onderwijssysteem is, dat werken een plicht is voor alle burgers. We beginnen deze stelregel al op zéér j onge leeftijd toe te lichten. Er zitten naar schatting alleen al op kleuterscholen dertien miljoen kinderen. Het is een kostbare post op de staatsbegroting. We laten een aanbevelingsprogramma rond gaan voor onderwijsactiviteiten binnen de kleuterinstellingen. Ze bevatten elementen van morele beginselen, hygiëne, de wetten der natuur, arbeidersprincipes, en we vertellen over Lenin.’ Het lag het puntje van mijn tong te zeggen: nu begrijp ik waarom jonggehuwden naar Lenins mausoleum hollen. Dat ging niet, het zou hem hebben gekwetst. In plaats daarvan zei ik: ‘Het viel me op dat de kleinste kinderen in uw land reeds kleurendia's van Lenin voorgeschoteld krijgen als de vader des vaderlands voor alle mensen.’ ‘Ja, het bijbrengen van respect en liefde voor Lenin loopt als een rode draad door ons hele onderwijssysteem. Het is noodzakelijk jonge generaties idealen als model voor te houden, die ze kunnen volgen en koesteren. We bereiken dit doel op verschillende manieren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd bijvoorbeeld een groep jonge gardisten op beestachtige wijze afgeslacht door binnenvallende nazi's. Eén van onze beroemde schrijvers koos deze tragische gebeurtenis als thema voor een roman. We maken danook gebruik van boeken, toneelstukken en films om de mensen te inspireren tot de bereidheid van het verdedigen van het vaderland wanneer zich een kritieke situatie zou voordoen. Wij geloven dat onze kinderen tijdens hun schooljaren voorbeelden voorgeschoteld dienen te krijgen, die zij als idealen kunnen gebruiken. We maken ook van literatuur en kunst gebruik om dit doel te bereiken.’ ‘Ik vraag me dikwijls af of jonge mensen werkelijk illusoire symbolen als Lenin, Jezus, de koningin van Engeland of de ayatollah Khomeiny nodig hebben, of dat dergelijke totems onoverbrugbare hindernissen in hun brein vormen om in contact te treden met de werkelijkheid in het nucleaire tijdperk.’ ‘Wij geloven, dat iedere groep mensen, iedere staat, onderwijspatronen volgt, die op één lijn liggen met de geest en idealen van de desbetreffende staat. Dat lijkt bekend. Lenin benadrukte, dat het een duidelijke leugen zou zijn om te stellen dat de school buiten de politiek of het openbare leven gehouden dient te worden. Ik denk, dat het de functie van de staat is om de grondbeginselen waarop zij is gefundeerd, te verdedi- | |||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||
gen. Iedere staat zal zelf ontworpen symbolen gebruiken. Iedere staat zal trachten haar jongeren naar eigen idealen en geest te vormen. Vanuit onze gunstige positie geloven wij dat de gehele wereld zich langzaam maar zeker in de richting van het communisme beweegt, wat wil zeggen: een gemeenschap bevrijd van klasseverschillen.’Ga naar voetnoot199 ‘Misschien is het tijdperk van rijke edelen en hogere standen voorbij, maar klasseverschillen schijnen zelfs in de ussr te hebben standgehouden.’ ‘Natuurlijk zullen er altijd verschillen tussen mensen zijn. Als we spreken over een klasseloze samenleving, bedoelen wij een maatschappij waarin alle produktiemiddelen de staat toebehoren. Er zullen altijd verstandige en minder verstandige mensen zijn, maar we spreken hier over de maatschappelijke infrastructuur. Wij zijn diep overtuigd van de rechtvaardigheid van het communisme. Maar over symbolen gesproken, welke voorbeelden en welke idealen zullen jongeren volgen bij het vormgeven aan eigen toekomst? Sommige mensen zullen misschien geen behoefte hebben aan nationale symbolen en hun eigen weg volgen, maar er zullen nu eenmaal altijd meer intelligente en minder intelligente mensen bestaan.’ ‘Wilt u daarmee zeggen dat nationale symbolen zullen verdwijnen of overbodig worden wanneer eenmaal de collectieve mentale rijpheid van een volk ongekende hoogten heeft bereikt?’ ‘Misschien zullen sommige symbolen tenslotte geleidelijk aan verdwijnen, maar er zullen andere voor in de plaats komen,’ meende Prokofiev. ‘Het blijft me een raadsel waarom mensen überhaupt symbolen nodig hebben voor de psychologische inrichting van hun ziel en verstand.’ ‘Is dat niet altijd zo geweest?Ga naar voetnoot200 Vergeet niet, dat wanneer we Lenin opvoeren als symbool voor onze jeugd, we het beeld van een mens presenteren. Deze mens heeft met zijn vrienden de partij opgericht en samen hebben zij de revolutie bevochten en gewonnen. Deze partij heeft de fundamenten van onze staat opgebouwd. Lenin is geen figuur als Jezus Christus, maar het beeld van een mens die onder ons heeft geleefd en de besluiten heeft ondertekend die de grondslag vormen van bijvoorbeeld ons schoolsysteem. Hij heeft de basis gelegd voor onze nieuwe staat.’ | |||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||
‘George Washington heeft Amerika bevrijd en zijn beeld staat nog op de bankbiljetten. Maar na tweehonderd jaar lijkt zo'n symbool leeg en zonder echte betekenis. Vanuit de ramen van mijn hotelkamer kan ik de pasgehuwde paren op het Rode Plein de pelgrimstocht naar de tombe van Lenin zien maken,’ vergeleek ik. ‘Ik zou hier niet de historische betekenis van Washington of staatshoofden van andere landen ter discussie willen stellen. Maar wat Lenin betreft: onze jongeren komen inderdaad het graf van Lenin en dat van onze onbekende soldaat bezoeken. Ze nemen bloemen mee. Dit om dankbaarheid uit te drukken aan diegenen die er niet meer zijn. Zij blijven dankbaar voor het ontstaan van ons leven en de vele mogelijkheden die we tegenwoordig hebben voor een beter leven dan dat van onze verre voorouders.’ ‘Vindt u dat het moderne onderwijssysteem de ontwikkeling van het brein in overweging zou moeten nemen om als vak op scholen toe te voegen?’ ‘Zeker. Niet alleen zouden we onze jongeren de fundamentele biologische feiten over het brein moeten bijbrengen, maar ze zouden ook moeten weten hoe menselijke organismen werken. We weten hier niet genoeg van en tot op heden dragen we in deze sector onvoldoende kennis over. Je zou kunnen zeggen dat deze heel nieuwe wetenschap, die we tot dusverre nog onvoldoende hebben ontwikkeld waardoor we er eigenlijk nog niet echt over kunnen beschikken, uiteindelijk aan ons leerplan behoort te worden toegevoegd.’Ga naar voetnoot201 ‘Stelt u dit ook voor?’ ‘Ja. Hoe kan iemand ooit een uitstekend leraar worden zonder een grondige kennis te bezitten van de biologische functies van de mens, het brein inbegrepen?’ ‘Zonder die kennis zullen we kinderen vanaf hun vroegste ontwikkeling eeuwig letsel toebrengen,’ zei ik en dacht daarbij: met het doorprogrammeren van de grootste onzin die door de eeuwen heen tot ons is gekomen. ‘Precies. En dit ten nadele van onszelf en de gemeenschap in haar geheel. We zullen nooit invloed op jongeren krijgen zonder de biologische functies van het menselijk lichaam te kennen. Of, die van het brein. Binnen de hedendaagse psychologie loopt het storm op dit onderwerp. Daar sta ik achter. Onze onderwijzers krijgen les in algemene psychologie, de psychologie van het individu, de psychologie van schoolgaande jongeren, | |||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||
sociale psychologie van het collectief, de psychologie van menselijke relaties, psychopathologie en andere aanverwante vakken. We doen een poging onze leraren en onderwijzend personeel zodanig toe te rusten, dat ze vrijwel een afgestudeerd wetenschappelijk onderzoeker zijn. We vertellen hen dat leerboeken onmogelijk alle antwoorden kunnen geven. Hier heb je de kinderen: kijk zelf, let goed op ze en trek eigen conclusies. Als je voor een klas van 35 leerlingen staat, onthoud dan dat het niet 35 machines zijn, maar 35 levende mensen. We hebben jullie de grondbeginselen van de verscheiden moderne disciplines en wetenschappen aangereikt. Zorg er voor dat je mensen de samenleving binnenleidt. Een bekwame leraar is tezelfdertijd een uitnemend psycholoog. Impopulaire leraren noemen we “lesgevers”’ ‘Als ik naar u luister,’ zei ik hem, ‘denk ik aan New York City waar onlangs 1,4 miljoen kinderen thuis moesten blijven omdat de begroting voor scholen was opgebruikt. Is zoiets in Moskou denkbaar?’ ‘Ik geef er de voorkeur aan geen mening te verkondigen over gebeurtenissen in New York, maar ik moet wel zeggen dat een soortgelijke situatie hier niet mogelijk zou zijn. Omdat het ministerie van Financiën onze middelen verschaft, hebben we zeker onze eigen moeilijkheden, omdat we niet altijd de gelden kunnen krijgen die we zouden willen hebben. We zouden bijvoorbeeld meer Pioniersscholen willen opzetten, maar dit is afhankelijk van de begroting van de staat.’ Hij gaf aan dat de rest soepel en gesmeerd verliep. ‘Vindt u dat het sovjetonderwijssysteem genoeg ruimte laat voor volledige individuele groei en de ontwikkeling van alle persoonlijke gaven?’ ‘Dat vind ik zeker. We drukken onze leraren op het hart te letten op de individuele expressie van artistieke vaardigheden. We vragen ze onze leerlingen te begeleiden bij de ontwikkeling daarvan. Als een kind belangstelling toont voor schaken, moedigen we hem via de plaatselijke Pioniersschool aan, wat tenslotte exact is wat met Anatoly Karpov is gebeurd. Onze kinderen nemen ook deel aan internationale spelen, zoals de Muziek Olympiade die onlangs in Engeland werd gehouden. In 1979 organiseerden wij een Olympiade voor studenten chemie in Leningrad. De ervaring heeft geleerd dat onze kinderen van deze evenementen terugkomen met misschien niet de eerste prijs, maar gewoonlijk wel met één van de drie hoogste prijzen.’ ‘Het verschil tussen Oost en West lijkt, ook op het gebied van | |||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||
onderwijs, in verband te staan met de sociale grondslag van de staat. In het Westen denkt men dat de communistische jeugd hier wordt onderdrukt. In socialistische landen zegt men: “We wapenen jongeren om beter in het collectief te kunnen functioneren.”’ ‘En wie moet je geloven? Uw lezers zullen geneigd zijn te geloven wat u te zeggen hebt. Hun reactie op mijn woorden zal hoogst waarschijnlijk zijn: “Nou ja, het is tenslotte een communist die het zegt.”’Ga naar voetnoot202 We haastten ons van minister Prokofiev naar een oude bekende, Sergei Lossev, directeur-generaal van tass. Het nieuwe gebouw van dit persbureau is modern en massief. We werden op de zesde verdieping hartelijk door Lossev begroet. Een andere kennis van Molchanov, Mischa Sokolov, voegde zich bij ons, dus Volodja ging naar huis en Sokolov vertaalde waar nodig, want Lossev en ik spreken vooral Engels. Later nodigde Lossev me uit voor gebakken lever in het Huis voor Journalisten dat een vriendschappelijk samenzijn werd. Hij was levendig geïnteresseerd in Dallas en de moord op jfk en stelde dozijnen vragen. Was Jim Garrison, de officier van justitie in New Orleans wel een serieuze man? ‘Volledig,’ antwoordde ik. Lossev was in New Orleans geweest en had ook mevrouw Garrison en de kinderen ontmoet. Hij is verder gekomen, dan ik in 1968, toen ik Garrison 45 minuten voor de nos filmde. Lossev had eveneens een interview gemaakt met Clay Shaw, de zakenman uit New Orleans, door Garrison verdacht van betrokkenheid bij Dallas. Hij omschreef George en Jeanne de Mohrenschildt als ‘babysitters’ voor Lee Harvey Oswald, wat dus ook de lezing van de meeste Dallas-buffs is. Hij wilde verder alles weten over Donald Donaldson, alias Dimitri Dimitrov, en vroeg: ‘Are you sure Donaldson is dead?’ Ik vertelde hem hoe ik via het Marriott Hotel in Amsterdam, Norman Bernstein in New York had gevonden en hoe deze ‘vriend’ van Donaldson deed alsof de man gewoon leefde. Dit dus in flagrante strijd met de beweringen in woord en geschrift van kolonel Fletcher Prouty. We bespraken ook Jimmy Carter. Lossev was totaal onbekend met de informatie, dat de huidige Amerikaanse president, na een verkiezingsdebakel in Georgia, op advies van zijn zuster, de evangeliste Ruth Carter, bijna twee jaar met een vriend als boetedoening voor zijn zonden bijbels deur aan deur is gaan verkopen. Ook zette ik hem mijn proces tegen Time in Dallas | |||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||
uiteen en hoe die actie tot stand was gekomen. Ik vond dat ze zich snel door allerlei bijkomstigheden lieten afleiden. Dwars door mijn uiteenzetting heen werd er tegen obers gesproken over het te verorberen voedsel. We zaten trouwens in een aparte, gereserveerde afdeling van het restaurant. Lossev vroeg ook of een Nederlands dagblad geinteresseerd zou zijn in een abonnement op tass. ‘We could telex all our news, political documents, everything.’ Ze schenen bij tass het Algemeen Dagblad te lezen, maar Nederlandse studenten hadden op een festival in Cuba tegen de sovjets gezegd dat het ad ‘stonk’, aldus Mischa Sokolov. Ik drong erop aan contact met nrc Handelsblad op te nemen als meest zinvolle outlet voor tass in Nederland. Toen ik dit aan Molchanov vertelde, en zei tass-correspondent Vadim Leonov in Den Haag naar Amerbos te zullen uitnodigen, zei hij: ‘Pas op Willem!’ Bij vertrek stonden er drie limousines van tass te wachten. Lossev vertrok met de eerste. De derde was voor Sokolov, maar hij besloot met mij in de tweede limousine te vertrekken en nadat ik bij het National Hotel was afgezet, reed hij verder. Volodja adviseerde om vragen voor een mogelijk gesprek met Leonid Brezhnev voor te bereiden nu ik ook de heer V.P. Ruben, de voorzitter van de Opperste Sovjet voor de diverse Nationaliteiten in de ussr nog te spreken zal krijgen. Ambassadeur Romanov zei hiertoe ook zelf met Ruben te hebben gesproken. Ik had de volgende vragen opgesteld:
Na deze intensieve dag van gesprekken heb ik eerst een brief aan Peter geschreven. Volodja Feltsman, de pianist, heeft drie dagen geleden emigratie naar Israël aangevraagd. Hij had benadrukt liever concerten in de Sovjet-Unie te geven. Ze waren vriendelijk geweest op het ministerie van Cultuur en zouden bekijken of dit mogelijk was. Feltsman vroeg me met klem contact met Dolf van Dantzig van het Concertgebouw op te nemen, wat ik natuurlijk zal doen. Ik houd Molchanov hier verder strikt buiten om hem niet in moeilijkheden te brengen. Volodja zou Prokchorov een telex sturen, dat Anatoly Karpov mij een exclusief interview in Den Haag moest geven ‘...en | |||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||
niet die kletskousen bij De Telegraaf’. Ook dat heeft Romanov eigenlijk geregeld. Frits Schaling schijnt ergens een klein afgelegen hotelletje te hebben gekregen. Hij beschouwt het als een bewuste poging van Sovjetzijde hem vijandig te behandelen, wat in strijd is met zijn positie en het belang van de krant die hij vertegenwoordigt. De druiven zijn zuur, want ik zit in National, tenslotte het Des Indes van Moskou. Ik heb hem geprobeerd te overtuigen, dat het Kremlin echt niet in actie is gekomen om hem te schofferen, maar hij is dus overtuigd dat dit wèl het geval is geweest. Misschien moet ik vermelden dat er langzamerhand wel een bepaalde affectie tussen Volodja Molchanov en mij aan het groeien is. We doen ook eigenlijk alles samen. Hij zegt veel van mijn methoden van met autoriteiten omgaan en hen te leren te interviewen. Volgens Schaling is een dergelijke relatie met geen enkele Sovjetfunctionaris mogelijk, omdat alles en alles door de kgb zou zijn bestuurd en gearrangeerd. Natuurlijk gebeurt dit ook, maar het is de kunst om er doorheen te breken. | |||||||||||
29 mei 1979‘Dat ze één of andere idioot weg sturen, dat kan me niet schelen, maar het geval van Mstislav Rostropovich was een fout. Hij is toch één van onze grootste kunstenaars en een stukje van onze cultuur’, zei Volodja gisteren. Het wordt vandaag warm en drukkend. Ik pik zowat de mooiste tijd van het jaar in Moskou mee. Wat public relations betreft leeft Moskou in de achttiende eeuw. Zelfs bij de heer Kirillin werd, toen ik om een foto vroeg, gezegd dat ik daar voor terug moest komen. Dat deed ik vanmorgen. Ik kreeg een pasfoto. Op mijn vraag om zijn curriculum vitae werd bot geantwoord: ‘Zoekt u dat maar op in de Sovjet Encyclopedie.’ ‘Zou Prokchorov in Den Haag zo'n ding hebben,’ vroeg ik aan Molchanov. ‘Ik denk het niet,’ was zijn reactie. Vervolgens tamboereerde ik dus bij Tamara Sachnazarova van apn Nosvosti op foto's en informatie. ‘Don't ask me, ask Fedjashin,’ was het bitse antwoord. Later vroeg ik haar om materiaal over de kosmonaute Valentina Teresjkova, de voorzitster van de Sovjet Vrouwenbeweging. Ik wil haar via Olga interviewen. Ik ontmoette tenslotte haar man in Den Haag. Toen ze ook dat niet kon leveren, ben ik echt ontploft. Ik heb een waar schandaal veroorzaakt op het thema: ik vertrek niet voor de problemen zijn opgelost. Volodja voegde me toe: ‘Soms | |||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||
zou ik je willen vermoorden.’ Dat zal wel, maar deze mensen hebben geen flauw benul van hoe zaken geregeld behoren te zijn. Volodja zei tussen haakjes dat Sergei Lossev van tass, diens gezicht dus, hem deed denken aan de varkens die ergens in de buurt van de Molchanov dacha werden gehouden. Om één uur ontmoetten wij de vicerector van het Maxim Gorky Literatuur Instituut, Eugeny Sidorov.Ga naar voetnoot203 Vervolgens ontmoetten we dus V.P. Ruben van de Opperste Sovjet, een weerzien, want ik heb hem eerder in Den Haag ontmoet en geinterviewed. ‘Leven betekent strijden. Ik kan me het niet anders voorstellen,’ stelde Ruben. ‘Ik kan er van meespreken. Ik publiceerde een gesprek met ambassadeur Tolstikov en prompt verschenen de meest smerige beschuldigingen tegen hem in een weekblad.’ ‘Wij leggen zo'n aanval niet uit als een aanval op één persoon, maar als aanval op de Sovjet-Unie en ons socialistische stelsel. Kort gezegd: het is gewoon ordinair anti-sovjetisme. Men zal niet veel bereiken met dergelijke methoden, want er komen steeds meer mensen op deze planeet die realistisch naar de Sovjet-Unie kijken. Veel van die mensen, ondanks de praatjes, komen ons bezoeken. Steeds meer zal objectieve informatie worden uitgewisseld. Tot ons ongeluk worden over ons veel legenden verspreid. U weet ook wel, als schrijver en journalist, waartoe dergelijke praatjes dienen. Ze trekken de aandacht van het brede publiek en scheppen aureolen van romantiek. Toch lijken mensen meer en meer er op uit te trekken om de realiteiten elders zelf in ogenschouw te nemen. Soms zitten bezoekers hier aan deze lange tafel en vertellen mij dat ze niet verwacht hadden in ons land te zullen zien wat ze hebben gezien. Ook wanneer ze hier vanuit mijn ramen naar de kathedralen in het Kremlin kijken, zeggen ze: “We dachten dat u alle kerken had vernietigd.” Ik antwoord dan: “U ziet, dat hebben we dus niet gedaan. We hebben ze zelfs nieuwe gouden koepels gegeven, want wij waarderen juist de cultuur en architectuur van ons land.” Andere bezoekers verwijten ons dat we ons tot de tanden toe bewapenen. We zijn een bedreiging voor hen. Maar vanuit mijn ramen ziet u zelf bouwkranen. Daar vervaardig je geen kanonnen mee. Ze begrijpen dat we bouwen en ons uiteindelijke doel echt niet het voeren van een wereldwijde vernietigingsoorlog is. Zo is het, mijnheer Oltmans, en wanneer ze spreken over de zogenaamde vrije pers in het Westen, dan | |||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||
begrijpen wij terdege dat iedere pers in de wereld de belangen van eigen klassen dient. We verwachten dus ook niet dat onze politieke en ideologische tegenstanders werkelijk objectief over ons zouden berichten. Dergelijke reportages zouden bovendien in het Westen geen geld opbrengen. Wie wil geld uitgeven voor een eerlijk verslag over de ussr? Alléén antipropaganda brengt kapitalen op.’ ‘Mijn boekje over de Sovjet-Unie werd ook afgekraakt,’ vertelde ik. ‘Ik raakte het aan de straatstenen niet kwijt.’ ‘Vroeger bestonden de regerende klassen alleen maar uit kapitalisten, die ongehinderd de dienst uitmaakten. Nu zijn er ook een aantal socialistische staten op het wereldtoneel verschenen. De kapitalistische landen verloren hierdoor hun monopolie positie. We zijn er trots op dat we in 1977 onze vierde grondwet hebben afgekondigd tijdens een zitting van de Opperste Sovjet.’ Ruben vervolgde: ‘Soms zitten aan deze lange tafel parlementaire delegaties uit andere landen. Men vraagt mij dan: “Mijnheer Ruben, waarom bestaat uw land pas 60 jaren en heeft u al een vierde grondwet afgekondigd?” Ik antwoord dan: “We zijn geen bewaarders van oude stellingen en systemen. Het socialistische stelsel is een dynamisch proces. Daarom leven we al aan de hand van een vierde vernieuwde grondwet. De eerste grondwet werd in 1918 uitgeroepen. Dit betekende een nieuwe vorm van machtsuitoefening. Zij werd vooral bepaald door de werkende massa. De tweede grondwet werd in 1924 uitgeroepen bij de totstandkoming van de Socialistische Sovjet Republieken. De derde grondwet stamt uit 1936, het jaar dat de antagonistische klassen werden vernietigd. Toen begon eigenlijk de opbouw van het socialisme. Zij vormde de basis voor verdere stappen in de richting van communisme. Daarom hebben we in 1977 de vierde grondwet afgekondigd. Dit betekende een de facto tot stand komen van het socialisme.” Zo leven wij, al zijn er mensen in de wereld, die dit vervelend vinden. Op 4 maart 1979 hebben we verkiezingen gehad. Ik kon me gelukkig prijzen dat ik weer als afgevaardigde van Letland werd gekozen. Ik ben even gelukkig, dat ik opnieuw de Raad voor Nationaliteiten van de Opperste Sovjet voorzit. Het biedt mij de basis voor een gevuld en volwaardig leven, terwijl ik kan strijden voor onze idealen. Soms, moet ik toegeven, kost het me mijn humeur. Toen uw landgenoot Anne Vondeling hier was, mijn goede vriend, kwam hij mij bezoeken. Ik geloof, dat dit weerzien hem ziek heeft gemaakt. Ik schijn hem negatief te beïnvloeden, maar dit is niet geschikt om in de pers te vermel- | |||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||
den. Ik spreek er met u echter over als met een vriend. Het is allerminst mijn bedoeling om communistische ideeën op te dringen wanneer iemand mij bezoekt. Dat is de formele kant. Maar daarnaast kan men vriendschappelijke en menselijke ideeën uitwisselen, bijvoorbeeld wanneer we met bezoekende politici over vrede in de wereld spreken. Wij krijgen dan bezoek van politici die het willen hebben over mensenrechten in de ussr. Het zijn dikwijls figuren, die wèl een hand geven aan de heer Pinochet in Chili...’ ‘Ja, of aan generaal Suharto in Indonesië, die een massamoordenaar is,’ vulde ik aan. ‘Precies. Of Somoza in Nicaragua en Pol Pot in Cambodja. Het is voor mij onbegrijpelijk dat er mensen in de wereld zijn die huilen over de val van Pol Pot.Ga naar voetnoot204 Zij schijnen niet te begrijpen, dat zij zichzelf compromitteren door het voor deze mijnheer op te nemen.’ ‘Inderdaad. De verdedigers van Pol Pot maken zich volmaakt belachelijk. Maar iets anders,’ probeerde ik. ‘Is er door de cpsu gezorgd dat er een nieuwe generatie jonge communistische leiders gereed staat om het roer over te nemen? Hoe draagt men uw geest en enthousiasme zodanig over, dat voortzetting is gegarandeerd?’ ‘Kijk, mijnheer Oltmans, tot mijn spijt moet ik u waarschijnlijk teleurstellen, want persoonlijk ben ik niet in een positie contacten met de jeugd te hebben. U weet. ik ben een protocollair mens en houdt me aan de activiteiten die me zijn opgelegd en gevraagd door de Opperste Sovjet. Desalniettemin geloof ik toch in bepaalde mate een eigen bijdrage aan de kwestie van de opvoeding van onze jeugd te kunnen leveren. Ik zal een voorbeeld geven. Het gebeurde na de eerste zitting van de Opperste Sovjet. Ik gaf een referaat met als onderwerp: het stelsel van nationaliteiten van onze staat. De bijeenkomst werd georganiseerd door de Vereniging Kennis. Mijn thema was dus vriendschap tussen de volkeren. Ik wist niet precies wie er in de zaal aanwezig waren, maar in ieder geval zag ik veel jongeren. Ik geloof dat veel van wat ik daar te berde heb gebracht, is blijven hangen in hun “computer” zoals ze dit tegenwoordig noemen. Dat was een bescheiden bijdrage tot de jeugd. Ik leg ook veel bezoeken af om met kiezers te spreken. Zo bezocht ik onlangs een biochemisch bedrijf waar veel jonge mensen werken. Ik gaf een lezing en vertelde over mijn activiteiten als voorzitter van de Raad voor Nationaliteiten. Ik ver- | |||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||
telde over mijn reizen, zoals naar Nederland en gesprekken met parlementariërs en politici in Den Haag.’ ‘Gezien uw treurige ervaringen in het hartje van de Haagse politiek, had u dit mischien beter niet kunnen doen,’ merkte ik op. ‘In ieder geval heb ik ze verteld wat ik in Holland allemaal heb gezien, zoals het bezoek dat de Sovjetdelegatie aan radio- en televisiecentra in Hilversum bracht.’ ‘Waar u trouwens ook al niet erg sympathieke vragen werden gesteld.’ ‘Ja. Toen ik uit Nederland terugkeerde, moest ik wel over die minder fraaie indrukken, als in Hilversum, spreken. Men luisterde met grote belangstelling. Ik heb een veelzijdig leven gehad. Ik was onderwijzer en landbouwkundige. Ik heb hier nog steeds brieven van leerlingen uit de tijd dat ik les gaf. Velen van hen was ik tot mijn spijt eigenlijk al vergeten. Ze bedanken me nu voor de lessen die ik 35 of 40 jaar geleden aan hen gaf. Ik ontmoet dus jeugd in verschillende situaties, en ook uit verschillende republieken van de ussr. Vorig jaar bezocht ik Georgië en ik kreeg veel vragen over Letland.’ ‘Waar komt toch het huidige cynisme van de sovjetjeugd vandaan?’ ‘Ik ben niet zo bang voor dit vermeende cynisme, want de grote meerderheid van jonge mensen schijnen mij blij toe. We hebben ons bloed en vele levens verloren om dit land op te bouwen. Die jonge mensen ontvangen van ons deze estafette en zullen die overnemen. U vertelt, dat ambassadeur Tolstikov zich schuldig zou hebben gemaakt aan het verbannen van mensen naar Siberië. Je ziet het maar weer, ieder feit kan vervalst en verdraaid worden te eigen bate. We zien grote groepen jongeren vol enthousiasme naar Siberië vertrekken om aan de bam-spoorlijn te werken, of om in het noordwesten nieuwe dorpen te bouwen en land te ontginnen. Ik krijg juist een uitstekende indruk van onze jonge mensen, patriotten uit eigen vaderland en producten van ons sociale stelsel. Ze ontmoeten daar in de taiga oneindige obstakels en moeilijkheden want Siberië is leeg. Het zijn geen cynici die daar naartoe trekken om te helpen.’ ‘Ze kunnen in ieder geval 's avonds niet uitgaan, dansen of vertier hebben.’ ‘Nee, maar er wordt zoveel mogelijk gedaan om het hen zo aangenaam mogelijk te maken via recreatie, radio en televisie. Dus dat is één kant van onze optimistische jeugd. Er zijn ook jonge mensen, die naar Israël willen emigreren. Alsjeblieft, ze | |||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||
kunnen gaan. Maar velen vragen later om weer naar huis te mogen. We hebben onlangs in de Opperste Sovjet een aantal verzoeken om terug te kunnen komen in behandeling genomen. Wie vertrekt, prima, maar hij of zij verliest wel het Sovjetburgerschap. Tegenwoordig geven we in een aantal gevallen toestemming terug te keren en het burgerschap weer hersteld te krijgen. Wat kan men doen als men een fout heeft gemaakt?’ ‘Ambassadeur Reinink vertelde me, dat u de indruk had gegeven dat Nederland welkom was om zich bezig te houden met de plannen voor deltawerken en drooglegging van een moerasgebied rond Leningrad. Wat zouden we daar kunnen doen?’ ‘Dat is inderdaad een interessant vraagstuk dat opgelost moet worden. We zijn zéér onder de indruk van de schaal waarop Nederland zich heeft veiliggesteld tegen de zee. Ik herinner me niet exact wat ik in mijn rapport over de reis naar Nederland hierover heb opgenomen, maar in ieder geval: er zijn contacten tussen onze en Nederlandse specialisten over deze aangelegenheid.’ Na afloop van dit gesprek probeerde ik zijn steun te bemachtigen voor een interview met Leonid Brezhnev, maar hij hield zich veilig op de vlakte. Het volgende gesprek was met de president van de ussr Academy of Pedagogical Sciences, V.N. Stoletov. Dit werd een nieuwe ramp. Ik probeerde hem op alle mogelijke manieren uit zijn tent te lokken maar hij was niet in staat iets anders te leveren dan stereotype propaganda, die je even gemakkelijk van Radio Moskou kan oppikken. ‘Opvoeding is gerelateerd aan de betrekkingen die mensen onderling met elkaar ontwikkelen en in de samenleving behoren te hebben,’ meende Stoletov. ‘Het is immers niet voor te stellen dat er geen relaties tussen mensen zouden zijn? Wij stellen ons dus primair de vraag: welke betrekkingen behoren er tussen mensen te zijn voor een normale en acceptabele ontwikkeling van de maatschappij?’ ‘Anders wordt het een dierentuin,’ maakte ik de conclusie levendig. ‘Precies. Een belangrijk aspect van onze opvoedingsmethoden betreft de wetten waar menselijke relaties aan ten grondslag behoren te liggen.’ ‘Hoe we ons ook toeleggen op het vestigen van gezonde en sociaal verantwoorde betrekkingen tussen mensen, er komt een moment dat je je afvraagt wat de zin van het leven überhaupt is. Het streven is dus ook om de zin van het leven te begrijpen. Zelfs kleine kinderen hebben die belangstelling al. Dit | |||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||
begint al vroeg. Wat is de reden dat een mens bestaat? Wij hebben een systeem van inzichten opgebouwd. Vorig jaar was ik in Amerika en heb vele pedagogen ontmoet. Ook daar hield men zich in dit verband bezig met de vraag: waar zit de zin van leven? Mij werd dáár gezegd, dat de zin van de opvoeding onder meer behoorde te zijn, de jonge mens te leren hoe hij geld moet uitgeven. Of hoe hij geld moet verdienen. Dus dit betekent allereerst eigen mogelijkheden verwezenlijken. Natuurlijk heeft een mens geld nodig om te kunnen leven. Ook wij gebruiken geld als ruilmiddel in de samenleving. Maar wanneer je een kind primair zou leren, dat de zin van het leven geld verdienen is... Wij doen dit dus niet. Wij hebben een zodanig systeem van geld verdienen opgebouwd, dat ons sociaal stelsel weinig voordelen biedt indien men meer geld zou bezitten dan de meeste andere mensen. Voor ons betekent het menselijk leven: het dienen van de gemeenschap. Het is de samenleving, die de mens heeft voortgebracht, die de mens heeft opgevoed en opgeleid en die de mens leert hier iets voor terug te geven. In het kort aldus: onze scholen stellen zich ten doel het menselijk individu te vormen en wel voornamenlijk om een mens een mens te laten zijn. Een mens verschijnt niet in deze wereld primair om zijn medemensen te vlug af te zijn of zelfs te vernietigen te eigen bate.’ ‘Of te exploiteren,’ vulde ik hem aan. ‘Ja, of op welke manier ook de mede mens uit te buiten. In tegendeel: wat de samenleving van ieder mens eigenlijk verlangt en eist, is slechts om te arbeiden. Wanneer een mens werkt, draagt hij niet alleen bij tot eigen leven maar levert hij een steentje bij tot het functioneren van de maatschappij in haar geheel. Daarom is voor ons de menselijke ethiek een zéér belangrijk deel van het opvoedingsproces. We beginnen met deze lessen in kleuterklassen. We vervolgen deze methode tot en met de laatste klassen van middelbare scholen en tijdens het hoger onderwijs gaan we er mee door. Daarnaast besteden we aandacht aan esthetica, de studie over schoonheid in kunst, literatuur, muziek, en niet te vergeten het milieu. Hier gaat het om het volle begrip van die schoonheid. Ook stimuleren wij deze gevoelens van schoonheid en het in acht nemen van esthetische emoties jegens de medemens.’ Hij vervolgde: ‘De geschiedenis heeft bewezen, dat de mens met bepaalde en ook beperkte mogelijkheden ter wereld komt. De één zal met succes wetenschappelijke activiteiten kunnen ontplooien, de ander heeft meer aanleg tot literator of uitvoering der schone kunsten. Weer een ander zal in de ruimtevaart | |||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||
terecht komen. Wij noemen “een goede meester”, die mens, die gouden handen heeft. Dus wanneer hij de neiging heeft op te bouwen, en wanneer hij er dan ook nog gevoel voor heeft, dan zal zo iemand mooie kunstwerken scheppen, die weer voor andere mensen van nut zijn. In ons opvoedingssysteem proberen wij een helpende hand te bieden de mens te doen ontdekken wat voor hem interssant zou kunnen zijn, want iemand met echte belangstelling en enthousiasme voor wat hij doet, zal gelukkig zijn. Verschillen in activiteiten leiden bij ons trouwens niet tot verschillende salarissen, want de vergoeding voor verschillend werk is gelijk.’ ‘Dat heb ik in stomme verbazing geconstateerd,’ zei ik verbijsterd. ‘Een buschauffeur of vrachtrijder van gevaarlijke stoffen (zoals benzine), lijkt hier meer te verdienen dan een wetenschappelijk medewerker op een laboratorium.’ ‘Alles is terug te leiden tot vraagstukken van opvoeding. We richten ons op een harmonische verbinding tussen het opvoedingsproces en het studieproces. Beter gezegd: de opgeleide scholier van zeventien of achttien jaar moet reeds zodanig opgeleid zijn, dat wanneer hem het recht toekomt zijn toekomst te kiezen, hij hiertoe ook in staat zal zijn.’ ‘Past u geen testen voor beroepskeuze toe?’ ‘Psychologen bij ons hebben in het verleden dezelfde fouten gemaakt als in het Westen. Ons onderwijs besteedt nu ook meer en meer aandacht aan beroepsdiagnostiek, in tegenstelling tot voorheen. Psychologische testmogelijkheden zijn kwesties die ik ook in de vs uitvoerig heb besproken. Op theoretisch gebied hadden we geen verschillen van mening. Maar wanneer een test dus perfect zou zijn, moet je deze uitvoeren en toepassen. Wij menen, dat men naast het testen van jongeren, wel degelijk ook de levende mens moet bestuderen met alle positieve en negatieve kwaliteiten die aan hem of haar verbonden kunnen zijn. Die bestudering begint al op de kleuterschool en zet zich tijdens het lager en middelbaar onderwijs voort. Men kan dus een beeld krijgen om de vinger op te leggen wanneer er problemen zijn.’ Ik vroeg me af, maar hield mijn mond, of het communistische systeem dit bestuderen van kinderen en scholieren op de eerste plaats benutte om na te gaan wie van de jongelui ‘geschikte en veelbelovende communisten’ zouden kunnen worden, dus wie er ‘bruikbaar’ zouden zijn voor het machtssysteem. Professor Stoletov stond op het standpunt dat psychologische testen alléén niet voldoende waren ‘om de waarachtige kwaliteit van mensen’ te bepalen. | |||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||
‘Aan de hand van zulke testen is dit zelfs onmogelijk,’ zei hij. ‘Maar psychologische testen kunnen dikwijls ouders en begeleiders informatie bieden waardoor ze jongeren meer in hun eigen richting kan helpen sturen.’Ga naar voetnoot205 ‘Dat ben ik met u eens. Daarnaast bestaat nog een gebied van ons werk waar we grote aandacht aan besteden. Dit is een zodanige situatie op scholen scheppen waarbij leerlingen worden verplicht een aantal vraagstukken zelf op te lossen. We hebben dus een bepaald systeem van zelfbestuur ontwikkeld. Er zijn problemen die door de leerlingen zelf van a tot z worden bestudeerd. Dan zie je welke scholieren leiderskwaliteiten hebben. We proberen dit bij leerlingen, die hier minder duidelijk over beschikken, alsnog te stimuleren. Aanleg tot leiding geven komt immers met de geboorte mee? Met de juiste stimulans kan dit dus geleidelijk aan ontwikkeld worden. Dat is één der doeleinden van onze scholen, kinderen leren zichzelf te besturen. Want bij zijn achttiende jaar krijgt hij alle burgerrechten en kan zelfs in het plaatselijke of landelijke bestuur gekozen worden.’ ‘Tot en met de Opperste Sovjet, heb ik begrepen.’ ‘Ja, inderdaad, nà zijn achttiende jaar kan dit. Bij de laatste verkiezingen voor de Opperste Sovjet werden 300 afgevaardigden tussen de 18 en 28 jaar gekozen.Ga naar voetnoot206 In de Opperste Sovjet van de Nationaliteiten (van de heer Ruben dus) zitten duizenden jonge mensen. In plaatselijke organen en gemeenteraden zitten zeker honderdduizend jonge mensen.’ ‘Welke rol speel psychologie in uw werk en in uw instituut?’ ‘De psychologie vormt de grondslag voor de pedagogie. We moeten dus eerst de psyche van het kind kennen en leren begrijpen vóór we de inhoud van opvoedingssystemen kunnen bepalen. Daar hangt dus ook weer onze methode van lesgeven vanaf. Zonder kennis van de psyche is het onmogelijk betrekkingen tussen mensen te ontwikkelen en vestigen, zoals ik eerder uiteenzette als ons basisdoel. We besteden dan ook steeds meer aandacht aan betrekkingen tussen onze scholieren onderling. Vroeger, wanneer een scholier er de kantjes afliep en slechte resultaten had, werd hij van school verwijderd. Zo'n jong mens ging dan naar de fabrieken en de industrie en werd arbeider. Hij kwam dan in het arbeiderscollectief terecht en kreeg vanzelf de opvoeding die hij nodig had om volwaardig mens in de maatschappij te worden. Nu is het allemaal anders. | |||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||
Leerlingen zijn nu eenmaal verschillend. Vooral na de vierde en vijfde klas krijgen we de moeilijke gevallen van slecht leren.’ ‘Dat was ook bij mij het geval. Na de vierde klas haalde ik vijven en zessen alléén dankzij bijlessen,’ biechtte ik op. ‘Dat zou je anders van u niet zeggen. Bij de moeilijke gevallen is het vooral belangrijk dat het onderwijzend personeel kennis van psychologie heeft. De vraag is natuurlijk: waarom kregen deze kinderen problemen met leren?’ ‘In Amerika gaat men er van uit dat zowel moeilijk meekomende leerlingen als de haantje-de-voorsten allemaal een dosis psychologie moeten krijgen.’ ‘Denkt u dat de scholier die uitstekend kan leren meer behoefte zou hebben aan kennis,’ vroeg Stoletov me. ‘Psychologische problemen hebben met het vergaren van kennis niets te maken. Die staan daar buiten. U spreekt erg veel over knap en dom, kennis en onwetend, maar dat, lijkt me, heeft niets met psychische stoornissen te maken.’ ‘U bedoelt, dat het niet met psychische gezondheid heeft te maken?’ ‘Een leerling kan zich inspannen en leeropdrachten proberen uit te voeren, maar wanneer hij psychische problemen heeft, bijvoorbeeld door disharmonie in zijn omgeving, zal hij zich niet echt kunnen concentreren en lopen zijn cijfers in de soep.’ ‘Ik denk dat we met grenzen aan deze zaken rekening moeten houden,’ meende Stoletov. ‘Naast theoretische kennis op scholen laten we grote aandacht besteden aan arbeid, productieve bezigheden en lichamelijke oefeningen, om dus de hele mens te ontplooien.’ ‘Komen leerlingen met psychische problemen naar hun onderwijzer toe?’ ‘Ongetwijfeld. We stellen ons ten doel dat de leraar voor een leerling betrouwbaar moet zijn. Dat is immers het karakteristiek voor een goede leraar? We benadrukken dus wel degelijk de psychologie tussen leerlingen onderling, maar ook tussen onderwijzend personeel en scholieren. Een kind voelt immers wanneer een leraar niet echt open voor hem staat?’ ‘Kennis van de psychologie is dus verplicht bij lerarenopleidingen?’ ‘Zeker, het is een verplichte studie. We zijn zelfs van mening dat in deze moderne tijd, men meer dan ooit aandacht aan psychologische en pedagogische vraagstukken behoort te besteden. We hebben nu vele instituten om de kwalificaties van lera- | |||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||
ren in dit opzicht te verbeteren. Onderwijzend personeel ontvangt in dit opzicht bijscholing. Er zijn cursussen van verschillende lengten, maar ook de bijscholing is in principe verplicht.’ ‘Sinds 1958 woon ik al in Amerika. U weet, de gedragskunde beleeft daar explosieve uitbreidingen.’ ‘We hebben een vaste discussiegroep, die de ontwikkelingen in de wereld op ons gebied op de voet volgt. Amerikaanse wetenschappers komen hier. Wij gaan naar de vs. In december 1978 hielden we een seminar hier in Moskou waar twaalf Amerikanen aan deelnamen. Het onderwerp was: Welke inhoud behoort de pedagogische opleiding te hebben? In Californië was het thema, toen wij hen bezochten: Problemen bij het bestuderen van gedragingen van leerlingen.’ ‘Welke was uw voornaamste indruk, die u over hebt gehouden aan de ontmoeting met Amerikaanse collega's in Los Angeles?’ Er volgde een lange stilte. ‘Ik heb er vele aspecten aan overgehouden waar aandacht aan moet worden besteed. Amerikanen zijn goede organisatoren. Zij doen belangrijk werk op dit gebied. Wat me enorm verbaasde tijdens dat bezoek, was de invloed die de media in de vs schijnen te hebben. Ik denk hierbij vooral aan het gehamer van massamedia op de bedreiging die wij voor Amerika zouden vormen.’ ‘Eigenlijk doel ik dus niet op de propaganda-oorlog over en weer. Openden de contacten met Amerikaanse geleerden nieuwe gezichtspunten in uw vak?’ ‘In de grond van de zaak lijken alle wetenschappers in de wereld op elkaar. Wanneer je dus in je vak naar diepere waarheden zoekt, zal je soortgelijke collega's vinden, tenzij ze natuurlijk in de vangnetten van de politiek zitten en vergiftigd zijn. U kent ze zelf, zoals sommige professoren aan zogenaamde instituten in de vs die ons land en ons systeem bestuderen.’ ‘Dat zijn cellen van negatieve krachten in de Amerikaanse maatschappij, die je overal ter wereld aantreft. Laat ze maar. Het zou jammer zijn dit gesprek er mee te bederven. Wat jammer is in de uitwisseling met Amerikanen, dat u hen niet duidelijk kunt maken, dat het individu, zoals u dit zojuist hebt uiteengezet, in de Sovjet-Unie niet wordt onderdrukt. U stelt een ideologisch fundament vast en van daaruit wil u de jeugd tot volle bloei brengen.’ ‘U vat het juist samen. Ik ben van mening dat het bij de opvoeding van één mens belangrijk is de betrekkingen van mens | |||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||
tot mens, maar ook die van natie tot natie in het centrum van de opvoeding te plaatsen. Dat is absoluut de basis van de opvoeding in de ussr.’ ‘Dus ook internationale solidariteit bijbrengen?’ ‘Precies. Vriendschap met alle volkeren. Misschien hebben we hier zelfs iets teveel het accent op gelegd en dienaangaande te overdreven gehandeld. Toen de nazi's ons in 1941 aanvielen, hadden we al zovele jaren bepleit dat alle mensen onze vrienden waren, dat we er bij onze eigen bevolking last van ondervonden, omdat men aanvankelijk niet begreep waarom men opeens Duitsers diende te doden. Respect voor alle mensen is naar onze mening een onmisbare grondslag voor de opvoeding van het werkelijk vrije individu. Wij leren dat alle naties op onze liefde en respect kunnen rekenen.’ ‘Ongeacht politieke systemen?’ ‘Ongeacht, want politieke systemen kunnen veranderen, maar de trots van naties blijft.’ ‘Toch heeft u behoorlijk last van politieke dissidenten in eigen land, die het systeem ook hier willen veranderen.’ ‘Lenin heeft al in 1919 en 1920 gewaarschuwd dat we bij onze revolutie ook klassevijanden zouden hebben. Hij zei dat we dus voor het eerst een socialistische samenleving opzetten en dat er, ook in de toekomst, verraders onder ons zouden zijn.’ ‘U bedoelt dus verraders van socialistische idealen?’ ‘Ja. Het was immers nieuw en buitengewoon wat we deden. We bepaalden een nieuwe zin voor het leven, namenlijk dat men leeft voor het geluk ook van andere mensen, want die andere mensen leven ook voor mijn geluk. Ga er maar even aan staan om die boodschap in de opvoeding van nieuwe generaties over te brengen.’ ‘Jezus probeerde het tweeduizend jaar geleden en faalde.’ ‘Toen liepen de mensen nog achter.’ ‘Het is u ook niet gelukt de mensen van dit land eeuwige broederschap bij te brengen, want net als in Amsterdam of New York, bij jaywalking word je ook in Moskou gewoon doodgereden.’ ‘Als u zich aan de verkeersregels houdt, zal niemand u hier overrijden.’ ‘Maar zou een ware marxist niet aan het geluk van de voetganger moeten denken?’ ‘Juist. De Franse materialisten van de achttiende eeuw heb ik vele jaren geleden eens bestudeerd. Eigenlijk gaan hun uitgangspunten ook vandaag nog op. We proberen de programma's voor scholen zodanig op te stellen dat leerlingen zich alle | |||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||
eigendommen van kennis, die tot het geluk van de mens dienen, eigen kunnen maken. Wij zijn tegen te vroege specialisatie van studenten. Hij zou een uitstekende specialist worden, maar geen werkelijk, volledig ontplooid mens zijn. Wiskundelessen mogen niet ten koste gaan van de overdracht van geestelijke rijkdommen. Stel je voor dat men geen kennis zou nemen van literatuur en kunst als toekomstig wiskundige, wat voor mens zou ons dat geven? De inhoud van bolsjewisme zou men als een symbiose van ons opvoedingssysteem in de breedte, met het Amerikaanse gevoel voor zaken doen, moeten zien. ‘Dat is een fraaie leuze om ontspanning tussen Oost en West mee aan de man te brengen.’ ‘Daarom zijn er nog altijd diepe verschillen tussen onze scholen en de Amerikaanse scholen. Want een beperkt gevoel voor zakelijkheid is tegengesteld aan de vrijheid van het individu in de Amerikaanse optiek. Daar kan men een uitstekende zakenman zijn, maar voor de rest van het leven heeft men oogkleppen op. Amerikanen zijn doelgericht.’ ‘Ja, en absoluut niet maatschappijgericht, ieder voor zich, God voor ons allen.’ Ik wilde niet zeggen: hier is het Lenin voor u allen. ‘Wanneer de Amerikaanse mens geen gevoel heeft voor de belangen van de gemeenschap in haar geheel,’ vervolgde Stoletov, ‘dan zijn de politici heer en meester over dat volk. Zij kunnen het volk ik weet niet wat op de mouw spelden en er op los liegen. De burger neemt in zo'n samenleving als een zuigeling en kritiekloos alles voor wáár aan wat de politici de massa voorschotelen. Laten we het even niet over pedagogie hebben. Als je naar New York reist, zie je overal de rijkdom en de mooie huizen en gebouwen in Manhattan Maar wie gaat een kijkje nemen in de krotten van Harlem, of andere straatarme districten? Mijn neef is ingenieur. Hij was een paar maanden voor mij naar de vs gegaan. Hij kwam zéér enthousiast terug. Ik heb hem gezegd: “Je reageert als ingenieur. Je bent niet verder gaan kijken dan je neus lang is.” Ik heb dus moeite gedaan om zoveel mogelijk in Amerika te zien, en niet alléén de fraaie buitenkant.’ Professor Stoletov vervolgde: ‘Men roemt de zogenaamde Amerikaanse gelijkheid tussen alle mensen. Maar wanneer je oog hebt voor de werkelijke, onoverbrugbare tegenstellingen in de Amerikaanse samenleving - dus tussen rijk en arm - dan realiseer je je terdege hoe anders ons begrip over gelijkheid tussen alle mensen is. Natuurlijk hebben wij in de Sovjet-Unie bijvoorbeeld woningproblemen. Ze zijn verre van opgelost.’ | |||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||
‘Er wordt altijd vergeten dat uw land nog maar 35 jaar geleden tot aan Stalingrad in puin geschoten werd,’ onderbrak ik hem. ‘Inderdaad. Toch zeg ik u, dat ik in New York krottenwijken heb gezien die in de ussr ondenkbaar zijn. Niemand in ons land zou in dergelijke onderkomens willen wonen en niemand hoeft dat te doen. Bij thuiskomst heb ik hier danook met mijn neef over gesproken.’ ‘Ter afsluiting vraag ik me af hoe uw werk in enkele woorden samen te vatten.’ ‘De strijd voor vrede in de wereld is terug te leiden tot de wetten over het leven, die gelden op onze scholen. Wanneer eenmaal de noodzakelijkheid voor een gigantische defensie zal verdwijnen, zal onze jeugd pas echt gelukkig worden. Het gedrag van kinderen hangt af van de competentie van onze leraren en opvoedkundigen. Er komen nog altijd rechtsschendingen onder opvoeders voor waarvoor we terecht worden bekritiseerd. Dat is danook juist. Maar veel hangt van onze scholen af, evenals van het gezin en het milieu waar het kind in opgroeit. We streven naar een partnership tussen gezin en school. We blijven er op vertrouwen dat we van jaar tot jaar met behulp van steeds verbeterende pedagogie en kennis ons werk zullen verbeteren.’ Ik verloor niet alleen bijna mijn geduld tijdens dit gesprek, maar had de grootste moeite niet in slaap te vallen. Hierdoor raakte ik deze laatste dag verwikkeld in een naar twistgesprek met Volodja Molchanov. Maar we omhelsden elkaar toch weer in de auto voor het National Hotel. De avond heb ik doorgebracht in het appartement van de componist Rodion Sjtsjedrin, die is gehuwd met de danseres Maja Plisetskaja, die momenteel in Parijs optreedt. Hij stond op het punt naar Japan te reizen. Sjtsjedrin: ‘Ik droom nu al van de meren en de bossen daar en om te gaan vissen en jagen. Daar houd ik van. Wij hebben een dacha 50 kilometer buiten Moskou. Maar mijn eigenlijke ouderlijk huis staat 450 kilometer van hier, omdat mijn moeder daar werd geboren. Het is een eenvoudig huis aan een rivier en een meer, maar absuluut verrukkelijk.’ ‘Waarschijnlijk begon u daar op uw vierde piano te spelen.’ ‘Nee,’ zei Sjtsjedrin, ‘daar begon ik pas mee tijdens de oorlog. Maar ik ben in 1963 eerst in een jongenskoor terechtgekomen, waar ik veel van hield. Daarna kwam de piano.’ ‘Van de piano naar componeren?’ ‘Dat gebied, waar we de zomer doorbrengen (hij ging er gewoon niet op in, maar het kan ook aan de tolk hebben gele- | |||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||
gen, want Volodja was naar huis gegaan, die kende Sjtsjedrin te goed), is onbeschrijflijk. Ik kan daar rustig met mijn speedboot dertig kilometer op de rivier varen zonder een sterveling tegen te komen. Het is een fantastisch gebied. Het lijkt me niet mogelijk om die wijdse ruimte aan Hollanders of Belgen uit te leggen.’ ‘Ligt uw droomhuis in de richting van de Oeral?’ ‘Nee, tussen Moskou en Riga. Moskou is geen Rusland. U moet naar andere streken reizen om ons land echt te leren kennen.Ga naar voetnoot207 De natuur is nog op vele plaatsen ongerept. Wij zullen in ons dorp Skop nooit een deur afsluiten. We rijden er in zes uren naar toe. Er liggen oude kloosters in de buurt waar monikken nog rustig wonen.’ ‘Wat kennen we elkaar toch eigenlijk nog weinig ondanks moderne vliegtuigen en de televisie. Ik vind vooral uw muzikale programma's op televisie first class.’ ‘Ze zijn beter dan first class. Toch ben ik van mening dat onze conservatoria niet werkelijk opleiden, maar uitsluitend uitblinkers en laureaten afleveren. Het woord musicus heeft voor mij een veel bredere betekenis. Musicus zijn, betekent kennis van muziek, literatuur, kunst en menswetenschappen en niet het eeuwig zich concentreren op oefenen en nog eens oefenen.’ ‘Als ik naar de minister van Onderwijs luister of vooraanstaande pedagogen in uw land, dan is dit nu juist exact wat het opvoedingssysteem beoogt.’ ‘Begrip voor schoonheid is niet aan te leren. Alléén wanneer iemand biologisch in die richting is geaard, dan komt inzicht in beauty vanzelf, op natuurlijke wijze. Dan ziet hij een tak seringen en erkent er de schoonheid van. Dat is niet via wetenschappelijke kennis uit te leggen of aan te leren. Het kunstenaarschap heeft veel te maken met natuurlijke begaafdheid. Het moet van binnenuit worden gevoeld.’ ‘Heeft u ook baletten gecomponeerd zoals Aram Khatchaturian Spartacus schreef?’ ‘Eerst heb ik piano gestudeerd. Ik had uitstekende leraren. Maar de laatste tijd doe ik weinig aan de piano. Ik heb een goed gehoor en geheugen, het komt allemaal vanzelf. Dat is, wat ik noem, een biologisch talent voor muziek. Mijn leraar nam me mee naar Jakov Flier, een beroemde pianopedagoog Hij had capaciteiten vergelijkbaar met W.A. Mozart. Zijn belangstelling in het leven was eveneens heel breed, en hij haatte vingeroefeningen.’ | |||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||
‘Leeft hij nog?’ ‘Hij is twee jaar geleden gestorven.’ ‘Volodja Feltsman heeft ook bij hem gestudeerd.’ ‘Ja, hij is zijn leerling. Eén van zijn laatste.’ ‘Volodja vertelde me, dat toen professor Flier overleed, hij het gevoel had of zijn vader was heengegaan. Ik beleefde zijn dood ook zo,’ vertelde Sjtsjedrin. ‘Het was een ware tragedie. Hij was voorzitter van de International Tchaikovsky Competition. De leraar van mijn middelbare school bracht me bij professor Flier. Hij zat geduldig te luisteren. Ik speelde de moeilijkste stukken die ik kende, maar wel zéér slecht. Ik zag hoe zijn gezichtsuitdrukking veranderde. Ik dacht: hij zal me nooit als leerling nemen. Als allerlaatste troef gebruikte mijn leraar van school het argument: “Maar hij schrijft ook muziek.” Daarop heb ik een étude gespeeld die ik zelf had gecomponeerd. Op dat moment scheen professor Flier te hebben besloten mijn pianopedagoog te willen worden. Hij vroeg om nog enkele eigen composities voor te dragen. En toen kwam het hoge woord er uit, “Ik neem die jongen.” Dit was het keerpunt in mijn leven, want ik werd opgenomen in een kring van wereldberoemde musici. Flier wist zijn talent en vurige energie op zijn leerlingen over te dragen. De tragedie in zijn latere leven was, dat zijn eigen vingers niet meer wilden. Nu ben ik misschien het bekendst als componist maar in mijn herinnering zal Jacov Flier altijd bovenaan staan bij alles wat ik doe of heb bereikt.’ ‘Toen ik begon te componeren,’ vervolgde hij, ‘maakte ik moeilijke tijden mee, omdat Prokofiev, Shostakovich en Khatchaturian als de zogenaamde “formalistische school” de toon aangaven. Wij waren dus figuren van een lagere statuur.’ ‘Hoe staat het met het muziekonderwijs?’ ‘Het algemene intellectuele peil van onze muziekstudenten is zéér vooruit gegaan, ik kan zelfs zeggen is zéér hoog.’ ‘U maakt de indruk een gezond en optimistisch mens te zijn.’ ‘Vandaag zeker, want ik vertrek nog vanavond naar Parijs om me bij mijn vrouw te voegen. Ik heb ook mijn “zwarte dagen”.’ ‘Gaat u concerten geven?’ ‘Ja; in Genève, Lausanne, Bern en Frankfurt.’ Hij gaf me bij mijn vertrek twee van zijn platen cadeau. | |||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||
wo. Ik droomde vannacht van mejuffrouw Büringh Boekhoudt. We gingen ergens samen dineren. Ik wil straks eerst naar het graf van mijn ouders. Kan ik meteen controleren of er nieuwe plantjes zijn gezet. Ben doodmoe. | |||||||||||
Moskou - Amsterdam, kl 302Ik krijg een brok in mijn keel als ik aan Amerbos denk, dat nu leeg is, zonder Peter, die in Madrid is. Alles ademt natuurlijk zijn aanwezigheid. Laat ik maar dankbaar zijn dat we deze laatste maanden veel samen hebben genoten en hij meer aan ons gezamenlijke ‘nest’ verknocht is geraakt. Ik hoop dat hij er nog lang zal zijn nadat ik al vertrokken ben. Verademing om weer normaal kranten te hebben. De aandelen acf staan op 76 gulden; damn it. Naast me zit een Indische dame die vertelt dat ik eens in haar huis was om collega Aristides Kartopo van Sinar Harapan in Djakarta te ontmoeten. Hij zit nu bij een uitgeverij, want hij mocht geen journalist meer zijn. Ik lees The Social Construction of Reality van Peter Berger en Thomas Luckmann.Ga naar voetnoot208 Er wordt betoogd ‘that reality is socially constructed and that the sociology of knowledge must analyse the process in which this occurs’. Werkelijkheid wordt gedefinieerd ‘as a quality appertaining to phenomena that we recognize as being independent of our own volition.’ ‘Phenomena are real and they possess specific characteristics.’ De hamvraag: What is real? How is one to know? (...) Is a man free? What is responsibility? Where are the limits of responsibility? How can one know these things? Mooie vragen voor mijn sovjetgesprekspartners. ‘What is “real” to a Tibetan monk may not be real to an American businessman,’ schrijven Berger en Luckmann. ‘The “knowledge” of the criminal differs from the “knowledge” of the criminologist. It follows that specific agglomerations of “reality” and “knowledge” pertain to specific social contacts, and that these relationships will have to be included in an adequate sociological analysis of these contexts. (...) The sociology of knowledge is concerned with the analysis of the social construction of reality.’ Marx was van mening ‘that man's consciousness is determined by his social being. (...) What concerned Marx was that human | |||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||
thought is founded in human activity - “labour” in the widest sense of the word - and in the social relations brought about by this activity.’ Dan verwijzen beide sociologen naar Nietzsche die een theorie van ‘false consciousness’ ontwikkelde en inging op de betekenis van ‘deception and self-deception.’ Dat is natuurlijk belangrijk, omdat Nietzsche dus het belang onderstreepte van ‘illusion as a necessary condition of life’. Ik ben het er dus niet mee eens. Nietzsche mag in 1879 tot deze conclusie zijn gekomen maar het wordt de hoogste tijd, dat we er in 1979 definitief mee afrekenen. Illusies, make-belief-toestan-den en andere onzin, vergroten nodeloos de verwarring en werken als zacht heelmeesters, die stinkende wonden maken. Berger en Luckmann schreven een boek om duidelijk te maken, dat de homo sapiens ‘always, and in the same measure’, ook homo socius is. Deze stelling zou de heren Prokofiev en Stoletov als muziek in de oren klinken. ‘Society is a human product. Society is an objective reality. Man is a social product (...) any analysis of the social world that leaves out any one of these three moments will be distortive.’ Er is een afzonderlijk hoofdstuk over roles. ‘Institutions are embodied in individual experience by means of roles. The roles, objectified linguistically, are an essential ingredient of the objectively available world of any society. By playing roles, the individual participates in a social world. By internalizing these roles, the same world becomes subj ectively real to him. (...) The origins of roles lie in the same fundamental process of habitualization and objectivation as the origins of institutions. (...) All institutionalized conduct involves roles. (...) Some roles, however, symbolically represent that (institutionalized) order in its totality more than others. Such roles are of great strategic importance in a society, since they represent not only this or that institution, but the integration of all institutions in a meaningful world. (...) Some roles have no functions other than this symbolic representation of the institutional order as an integrated totality, others take on this function from time to time in addition to the less exalted functions they routinely perform. The judge, for instance, may, on occasion, in some particularly important case, represent the total integration in society in this way. The monarch does so all the time and indeed, in a constitutional monarchy, may have no other function than “a living symbol” for all levels of society, down to the man in the street. Historically, roles that symbolically represent the total institutional order have been most commonly located in political and religious institutions.’ (pag 94). | |||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||
Hemeltje, ik zou hier tientallen pagina's uit deze analyse willen opnemen, zoals het ontleden van een absurde notie als divine will. Er zijn immers in dit late uur nog hele volkstammen - inbegrepen Beatrix zelf - die althans mummelen, dat zij een van God gekregen taak zouden vervullen? ‘I have no choice in the matter, I have to act this way because of my position...’ Een illusionaire drogreden, die leden van koninklijke families doorgaans aanvoeren als raison d'être om het recht te hebben in een gouden koets voor aap te zitten. Berger en Luckmann spreken over ‘symbolic universes’ als ‘bodies of theoretical tradition that integrate different provinces of meaning and encompass the institutional order in a symbolic totality’. Verderop schrijven zij: ‘The entire historic society and the entire biography of the individual are seen as events taking place within this universe.’ Het zijn situaties die doorgaans voortkomen uit fantasieën en dromen en weinig te maken hebben met het dagelijks leven. Zij verkrijgen een eigen soort werkelijkheid. ‘Within the symbolic universe these detached realms of reality are integrated within a meaningful totality that “explains”, perhaps also justifies them. (...) Symbolic universes are social products with a history.’ Huis van Oranje, een collectieve fantasie voor één groep mensen vanuit de historie aangereikt en meegesleept. Ik moet lachen als ik aan Beatrix denk die straks majesteit moet worden wanneer er staat: ‘The individual can live in society with some assurance that he really is what he considers himself to be as he plays his routine social roles in broad daylight and under the eyes of significant others. (...) The symbolic universe orders history. (...) All the members of a society can now conceive of themselves as belonging to a meaningful universe, which was there before they were born and will be there after they die. (...) All societies are constructions in the face of chaos. (...) The dread that accompanies the death of a king, especially if it occurs with sudden violence, expresses terror. (...) Symbolic universes, which proclaim that all reality is humanly meaningful and call upon the entire cosmos to signify the validity of human existence, constitute the furthest reaches of a projection (...)’ Het up-to-date denken is een verademing voor me, na mijn ervaringen in de Sovjet-Unie. Ik ga een brief schrijven aan Peter. |
|