Inleiding
In de loop van 2004 ben ik ziek geworden en dit is dus mijn laatste voorwoord. Peter of uitgever Paul de Ridder zullen deze taak overnemen. Ook zullen de volgende delen niet meer aan vrienden of door mij bewonderde personen zijn opgedragen, omdat ik geen tijd meer heb de namen of volgorde uit te knobbelen.
Over dit deel wil ik twee opmerkingen maken. Eerst bij pagina 254, waar ik de donkerste kant van de catacomben van de ziel laat zien. Ik kende mijn vriend Casper Bake toen nog amper. Hij groeide uit tot een van mijn trouwste, meest vertrouwde vrienden, omdat ik over de jaren begreep, dat hij een van de onkreukbaarste mensen was, die ik ooit leerde kennen. Ik lag in een ziekenhuis, toen ik de drukproef van dit deel las. Uren heb ik nagedacht, of ik zou vragen deze passage te schrappen. Bestaat er zoiets als te openhartig zijn over iemand's donkere zijde van diens karakter? Ik kwam tot de conclusie van niet.
De andere kwestie, waar ik iets over wil zeggen, is het hoofdstuk Moskou, eind april. Max van der Stoel, minister van Buitenlandse Zaken, bracht een officieel bezoek aan zijn Sovjet ambtgenoot, Andrei Gromyko. De nos televisie had me gevraagd mee te gaan vanwege mijn contacten in Moskou. Buitenlandse Zaken besloot zoveel problemen rond mijn aanwezigheid te maken, dat de nos me nooit meer zou vragen. Die actie van BuZa zou prima slagen.
Pas in 1997 zou ik Max laten oproepen als getuige in mijn proces tegen de staat. Hij ontkende alles wat ik hier in het hoofdstuk Moskou in mijn dagboek schreef. Ik riep hem in de rechtszaal toe, ‘U zit ingestudeerde leugens te verkopen.’ Zelden had men Max in Den Haag zo razend zien worden. Hij zou me een proces aan doen wegens smaad. Dan moet hij wel opschieten.
Hierbij neem ik dus afscheid van de lezers van dit levensverhaal. Tot 1997 (september) ligt het einde gereed. Peter en de uitgever hebben toegezegd deze story te beëindigen. De Willem Oltmans Stichting houdt een oogje in het zeil.
Willem Oltmans, juli 2004