Inleiding
De uitgever zond me de drukproef van dit deel Memoires uit 1972-1973. Ik lees er op nieuwjaarsdag 2004 in. Ik beleef opnieuw wat meer dan 30 jaar geleden gebeurde. Ik was toen 47-48 jaar. Ben nu 78-79. Vrijwel in het begin van deel 14 biecht ik, naar aanleiding van een incidentje om me heen, mijn misschien grootste zonde op als kind jegens mijn ouders. Ik herinner me, dat deze aantekening ook letterlijk in mijn dagboek stond. Bij het samenstellen van dit deel dagboek veel later, toen ik in Zuid-Afrika woonde, lang nadat mijn ouders waren overleden, voerde ik een discussietje met mezelf. Het was onvoorstelbaar slecht wat ik had gedaan, ook al was het een tijd van oorlog en schaarste. Was het nodig deze zonde zovele jaren later te vermelden? Het antwoord is een volmondig ‘ja.’
Heilige boontjes bestaan niet. Niemand legt een foutloos parcours af. Waarom pretenderen om een ongecensureerd dagboek te publiceren en tegelijkertijd de donkere zijden ‘ausradieren?’ Zelfbedrog schaadt op de eerste plaats hem, die zich van onwaarheid bedient. Terugkijkend op een dagboek dat in 1935 begon, concludeerde ik, ook toen ik nog zeer jong was, dat dergelijke notities hun waarde alleen behouden, wanneer een maximum aan eerlijkheid domineert. Ik schreef dan ook de rotte dingen op.
Op De Horst hing boven mijn kinderbed een tegel die ik van Sint Nicolaas had gekregen, met de woorden: ‘Eet wat gaar is, drink wat klaar is en spreek wat waar is.’ Het zou een fataal advies worden, een leven lang. Een journalist, die de blote waarheid meldt, is in de 20ste eeuw onbruikbaar en min of meer ten dode opgeschreven. Hij roept tegenkrachten op, die hem levenslang als nog meetellende schrijver uitschakelen. En toch belandde ik in 1992 liever (met opgeheven hoofd) in de armenuitkering van Amsterdam, dan om ooit te heulen met de wolven in het bos ten koste van mijn zelfrespect.
De les van mijn hele dagboek, ook na 50 jaar journalist te zijn geweest, zou moeten zijn, althans voor wie the happy ending in 2000 voor ogen staat met een overwinning op de staat, dat integer door het leven gaan uiteindelijk de victorie garandeert. Het maakt een levenswandel tot een ware pelgrimstocht. Hij, die dit voorbeeld op weg naar het einde volgt, zal ontdekken, dat men alleen dan