Inleiding
Dit deel dagboek heb ik in de tachtiger jaren in Johannesburg geschreven in de flat naast Peter, en diens partner Edwin van Wijk. De uitgever zond de drukproef. Meestal heb ik geen tijd die te lezen. Nu moest ik dit wel doen om een inleiding te kunnen schrijven. Het heeft op mij het effect gehad alsof ik aan het graven was in mijn eigen documentaire. Heel veel was vergeten. Maar bij het teruglezen lijkt alles gisteren te zijn gebeurd.
Ik weet, dat sommigen mijn dagboeken verslinden vanwege de herinneringen aan seksuele ervaringen. Anderen slaan die juist over en weer andere ergeren zich groen en geel, dat zij er in staan. Ik verbaas me enigermate over de hoeveelheid ‘avontuurtjes’, die in dit deel worden vermeld. Het was een periode, dat ik naar compensatie zocht voor het besef, dat Peter en ik nooit lovers zouden zijn.
Maar door de bank genomen realiseer ik me, dat ook in dit deel het overheersende thema van de aantekeningen een tijdsbeeld schept over wat er speelde in de buitenlandse politiek, in de betrekkingen met Indonesië, de mijn inziens zeer ongelukkige reis van koningin Juliana naar Suharto, na Pol Pot de misdadigste schender van mensenrechten in de geschiedenis van zuidoost Azië, paralel aan en uniek kijkje in de keuken van de toenmalige journalistiek en televisie.
Dierbaar zijn ook de herinneringen aan de Club van Rome en de voorzitter Aurelio Peccei en wat ik als gevolg van vriendschap met hem ervaarde en leerde. Uit die dagen dateert ook de vriendschap met Oliver Stone, die ik via mijn Franse vriend Alain Vidal-Naquet hielp aan het eerste schrijven van een filmscript. Hij was toen nog bezorgd of Alain hem de toegezegde 150 dollars zou betalen. Japanse geldschieters zouden hem met 44 miljoen dollars steunen bij het maken van jfk.
Dit deel is opgedragen aan Erik van der Leeden een dierbare vriend uit de jaren zestig en zeventig, die ik sindsdien - en dit is een uitzondering - uit het oog ben verloren, zonder dat er eigenlijk een reden toe was.
Willem Oltmans, augustus 2003