Inleiding
Ontmoette beeldhouwer en schilder Frits van Eeden op 30 juli 1963 op het strand van Scheveningen, eigenlijk door zijn hond Zoika. Ik had het dier, dat op me was komen toelopen, op schoot genomen en onverwachts stond er een 19 jarige beauty in een zwembroek voor mijn neus, die het beest kwam claimen. We kennen elkaar nu 40 jaar. Ook hij schreef in het Vriendenboek, dat ik vorig jaar publiceerde, maar buiten de handel heb gelaten. Ik wilde dit deel dagboek aan hem opdragen.
Deel XII, waarvan ik de drukproef vandaag doorbladerde, roept dankbare en pijnlijke herinneringen op. Mijn moeder leefde nog. Ik probeerde haar zoveel mogelijk te zien en van haar te genieten. Peter kende ik pas drie jaar. We werkten constant aan onze relatie, toen nog vol ups and downs. Ik ontmoette hem op 19 mei 1967 in Amsterdam. Nu, dus 36 jaar later, is hij voor mij de enige vriend in alle opzichten. Hij is al 25 jaar samen met de Zuidafrikaanse acteur Edwin van Wijk, die onze vriendschap kent en begrijpt en er ons de ruimte voor laat. We woonden jaren in Johannesburg samen, tot ik een flat naast die van hen kon krijgen.
Wanneer ik de notities uit 1970 en 1971 teruglees, is het altijd weer alsof alles gisteren gebeurde. Al die grote en kleine gebeurtenissen samen vormden mede de bouwstenen van onze levens. Door er verslag van te doen en verantwoording voor af te leggen, verbeeld ik mij dat zij, die niet zo fortuinlijk zijn geweest als Peter en ik, of nog erger, zij, die gewoon nooit in deze vorm van vriendschap tussen twee mannen, de een nu 77, de ander nu 57, hebben geloofd, bij het lezen van dit verhaal, een mate van geloof in waarachtige gevoelens van trouw en elkaar kennen en liefhebben - ook als zij geen seksuele relatie hebben - zullen herwinnen.
Het jaar 1970 bracht me acht dagen in de koepelgevangenis in Haarlem. Peter ging naar de toneelschool in Maastricht. Ik reisde met Dewi Sukarno, haar dochtertje Karina en de verzorgster mevrouw Azuma naar Jakarta ter bijwoning van de begrafenis van president Sukarno. In Bangkok werd ik uit het vliegtuig gezet, omdat ik de man die hoogverraad had gepleegd jegens zijn opperbevelhebber, generaal Suharto, aldus publiekelijk had benoemd.