Memoires 1968-1970
(2003)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina VI]
| |
Voor John en Greet van Haagen | |
[pagina VII]
| |
InleidingTerwijl ik deze herinneringen in Johannesburg, Zuid-Afrika, in 1990 redigeerde schreef de heer J.L.R. Huydecoper van Nigtevecht een artikel in nrc Handelsblad naar aanleiding van het verschijnen van diens boek Nieuw-Guinea het einde van een koloniaal conflict.Ga naar voetnoot1 Ik ontmoette meneer Huydecoper in 1957, toen als jonge diplomaat verbonden aan de diplomatieke vertegenwoordiging van Nederland te Jakarta. Zover was het al gekomen met de Nederlandse diplomatie: we hadden niet eens meer een ambassade in Indonesië. Het treiteren van Sukarno wegens Nieuw-Guinea werd voorrang verleend boven de werkelijke belangen van het koninkrijk in Zuidoost-Azië. Huydecoper werkte onder diplomatiek vertegenwoordiger Duco Middelburg, die het diepgaand - als man ter plekke (hij was eerder consul-generaal in Singapore geweest) - oneens was met minister Luns. Hij had de moed dit in een memorandum aan Luns mee te delen. Waar is dit memorandum? Heeft Huydecoper het in zijn memoires betrokken? Volgende vraag. Hoe kan Huydecoper in 1990 doodgemoedereerd in de nrc schrijven - met betrekking op een geheime toezegging van minister John Foster Dulles aan Luns - ‘het kan natuurlijk zijn dat minister Luns in zijn privé-papieren daar meer aantekeningen over heeft.’ Een lulliger opmerking is nauwelijks denkbaar. Wat geeft Luns namelijk het recht stukken die hij als minister in bezit kreeg, en van belang zijn voor de Nederlandse staat (en historie) als privé-eigendom te beschouwen? Waarom schreef Huydecoper niet dat zijns inziens de stukken boven tafel dienden te komen? Bovendien herinner ik mij dat toen Luns als minister aftrad openlijk werd gemeld dat hij vijftienduizend stukken had verbrand. In zijn memoires door de brave Michiel van der Plas opgetekend maakt Luns hier zelf onbeschaamd melding van en geen haan, die er in het koninkrijk naar kraait en over een dergelijk ongepast optreden rept. Niemand durft Luns aan te pakken, want Luns is immers populairder dan prins Bernhard? Luns kwam op 16 april 1961 op het Witte Huis om John Kennedy diens steun te vragen in het Nieuw-Guinea-conflict met Sukarno. Ik was op 5 april bij Walt Rostow geweest met een twaalf pagina's | |
[pagina VIII]
| |
groot memorandum.Ga naar voetnoot2 Wat er tussen 6 en 16 april 1961 op het Witte Huis gebeurde - inbegrepen een bliksembezoek van prins Bernhard aan het westelijk halfrond, laat zich tot op dit moment slechts raden. De ‘onthullingen’ van Huydecoper beperken zich hier tot de volgende opmerking: ‘Kort vóórdat Luns in Washington aankwam, kregen wij de eerste concrete aanwijzing van een ander Amerikaans beleid met betrekking tot het Nieuw-Guinea- vraagstuk.’ Vraag aan Huydecoper: als ik op 5 april 1961 van Walt Rostow, de veiligheidsadviseur van jfk, kan uitvinden dat een militair conflict om Nieuw-Guinea geen kans op steun heeft van de vs, waar was ambassadeur J.H. van Roijen dan met een staf van tientallen mensen in Washington - inbegrepen de heer Huydecoper - mee bezig? Wanneer Van Roijen zijn huiswerk naar behoren had gedaan had hij Luns ruimschoots voor diens bezoek kunnen informeren dat jfk een uitgesproken koers vaarde, waarbij een oorlog om de Papoea's bij voorbaat werd uitgesloten. Van Roijen had Luns de blamage behoren te besparen. Hoewel: wanneer de bewindsman niet in een droomwereld had geleefd, maar de realiteiten van Indonesië behoorlijk had onderzocht, had hij ook zonder Van Roijen op zijn vingers kunnen aftellen dat zijn politiek geen enkele kans van slagen had. Diplomaat Huydecoper voert als hoogste functionaris, die hij die dagen aan Amerikaanse zijde te pakken kreeg de heer Bob Lindquist op, hoofd van de Indonesië-afdeling van het State Department. En zie hier, ‘deskundige’ Huydecoper duikt 25 jaar later via de opiniepagina van de nrc op om ‘zijn licht’ te doen schijnen op de Nieuw-Guinea-crisis. En zo wordt de vaderlandse geschiedenis op zijn janboerenfluitjes afgedaan en zullen zij, die na ons komen, maar moeten raden hoe het allemaal kan zijn gegaan. Intussen blijft, bij alle vernietigingen van documenten en het saboteren van hen, die een poging ondernemen de feiten te achterhalen, de werkelijke geschiedenis van de ondergang van Nederland in Indonesië - waar Nieuw-Guinea een vitaal onderdeel van uitmaakte - verdraaid en vervalst, mede om de reputatie van een kwal als Joseph Luns tegen de klippen op overeind te houden.Ga naar voetnoot3
Willem Oltmans, 1 december 1990 |
|