Inleiding
Het jaar 1965 was het jaar van de coup in Indonesië en het hoogverraad van generaal Suharto jegens president Sukarno.
De vrijheidsbeweging in Nederlands Indië had sedert de jaren twintig in het licht van Sukarno's leiderschap gestaan. In de jaren 1956-1957 had ik hem als politicus en als mens uitstekend leren kennen. En vanwege mijn vriendschap met Bungkarno zou ik in Nederland worden verguisd; door Luns en consorten worden gesaboteerd; en in sensatiekranten als De Telegraaf worden beroddeld en in een kwaad daglicht worden gesteld.
Ik heb echter steeds geleefd bij het adagium ‘Al gaat de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel’. Ik heb nauwkeurig aangetekend wat gebeurde en hoe het in elkaar werd gezet - en ik heb steeds gehoopt dat me de tijd zou worden gegeven om het verhaal te vertellen naar waarheid.
Deze inleiding schrijf ik in oktober 1990 in Johannesburg, Zuid-Afrika, waar ik op dit moment woon. Ik heb tot 1968 verslag gedaan van mijn belevenissen. Voel me enigszins gehaast omdat ik nog minstens vijfhonderd klappers met aantekeningen moet bewerken (tot 1990) en dan wat hierna nog komt.
In dit deel sneuvelt - onder mysterieuze omstandigheden - de voormalige cia-agent Werner Verrips bij een viaduct te Sassenheim. Het begint er zelfs mee. Ik leerde hem kennen onder verdachte omstandigheden: hij gaf zich uit voor iemand anders, zoals in deel vii van deze memoires uiteengezet. Ik vrees echter dat de dood van Verrips, mede door zijn gebrek aan werkelijke vrienden, een onopgelost raadsel zal blijven. Zijn twee zoontjes zijn nu volwassen kerels en zijn weduwe beschouw ik nog altijd als een vriendin.
Dit deel draag ik in liefdevolle herinnering op aan wijlen Freddy Heath, mijn beste vriend op Yale University. Hij is inmiddels aan een hartaanval overleden. Vooral de muziek, waar we bijna dagelijks samen naar luisterden, verbond ons.
Willem Oltmans