Inleiding
Dit deel draag ik op aan mijn beste vriend op het Baarns Lyceum (1938-1945), Jonkheer W.M. de Marees van Swinderen. Hij wilde na de oorlog, net als ik, naar Amerika en toen ik er zelf reeds was gearriveerd en colleges liep op Yale University (1948-1950) kon ik hem via een zakenman in Wall Street, Vladimir Archawski, aan de voor Amerika benodigde papieren helpen. Eenmaal in de vs gearriveerd verloor ik hem uit het oog, omdat ik terug naar Amsterdam ben gegaan, met journalistiek begon en eerst in Rome en daarna in Jakarta woonde. Maar nadat ik in 1958 zelf naar de vs emigreerde ben ik hem weer gaan zoeken, ook omdat mijn moeder me aanmoedigde en zei: ‘Ik vond je vriend Wicher altijd aardig’. In de zeventiger jaren vond ik Van Swinderen terug in Scottsdale, Arizona. Voor mij was dit een hele belevenis. Ik herstelde ook het contact tussen Wicher en Han André de la Porte. Later introduceerde ik mijn vriend Casper van den Wall Bake in Scottsdale. Ik bezocht hem jaarlijks tijdens mijn lezingentournees en bracht ook mijn vriend Peter van de Wouw mee naar Arizona. De vreugde van dit weerzien heeft nog geen tien jaar geduurd, want nadat ik hem in 1985 deel 1 van deze Memoires toezond (waarin onze jeugdvriendschap ter sprake kwam) ging hij linea recta en zonder verdere uitleg in lucht op. Zo filterden zich wel meer ‘vrienden’ weg, die dus geen vrienden waren. Mijn jeugdvriendin, mevrouw Baud, Margot van Suchtelen van de Haare, liet me via haar zoon Michiel eens weten het niet op prijs te stellen in mijn herinneringen te zijn opgenomen.
Ik denk dan: ze zoeken het maar uit, omdat natuurlijk de werkelijke reden is, dat ik in mijn leven, op zijn zachtst gezegd, ‘een omstreden journalist’ ben geworden, en ze het liefste iedere associatie met mij vermeden willen hebben. Ze denken waarschijnlijk dat ik sedert die dagen in Baarn in een monster ben veranderd. Hoe het ook zij, dit is voor mij geen reden dit deel nu niet aan Wicher - en in zekere zin aan Margot - op te dragen.
Willem Oltmans