Memoires 1961
(1989)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |||||||
[Huis ter Heide (vervolg)]een uitwisseling van ruim 1.200 gevangen genomen huurlingen tegen 500 zware tractoren ter waarde van 15 tot 20 miljoen dollar.Ga naar voetnoot1. Ambassadeur Adlai Stevenson, die in de U.N.O. had gelogen over de rol van de C.I.A. in Cuba werd op een goodwillmissie naar Latijns-Amerika gezonden.Ga naar voetnoot2. | |||||||
23 mei 1961 (dagboek)Emy de Vries Foltinsky, de secretaresse van Konijn, vertelde, dat hij tweede Pinksterdag uit Wenen naar Den Haag was teruggevlogen om zijn vrouw op te halen en mee naar Oostenrijk terug te nemen. Hij kon dus kennelijk bij Sukarno niet binnenkomen en probeerde nu de Kopenhagen-trickGa naar voetnoot5. om op Bungkarno's gevoel voor dames in te spelen en samen met haar zich ergens op te stellen, zodat hij ze niet voorbij zou kunnen lopen zonder te groeten. Konijnenburg zit de zaak te forceren op oneerlijke gronden, de kaffer. Hij verpest alles. Op het ‘Algemeen Handelsblad’ zei de journalist Aletrino tegen mij met een brede lach: ‘Je begint nu toch gelijk te krijgen over Nieuw-Guinea. Albert Besnard is er nu ook uit...’Ga naar voetnoot6. Had een lang gesprek met Hofland in ‘Die Poort van Cleve’. ‘Nieuw-Guinea kan me nu niet zoveel schelen,’ zei hij, ‘maar het is aardig werk. Hoe stommer ze in Den Haag doen, hoe razender je wordt. Drie jaar lang heeft de regering het publiek volgepropt met zogenaamde rechten op zelfbeschikking voor de Papoea's. Daar kunnen ze nu niet meer op terugkomen. Wat de groep-Rijkens nu moet leren is hoe ze met de ‘grassroot politics’ in dit land moeten werken, zoals John F. Kennedy dit gedaan heeft tijdens de verkiezingscampagne. De anti-Papoeamentaliteit is er. Maar ze weten niet hoe ze het moeten spelen. Steketee noemt ze ook een stelletje dilettanten. | |||||||
[pagina 162]
| |||||||
De Indonesiërs kun je nu niet, nà alles wat Nederland heeft gedaan, nog eens vragen om ook een rol te spelen. In feite zou de regering gewoon moeten volgen wat bij het volk leeft. Ik heb dus voorgesteld een stichting in het leven te roepen (waar ze mij dus directeur van moeten maken) die met rapporten komt, zoals de jaarlijkse Rockefeller Reports. Ik heb een N.I.P.O.-onderzoek voorgesteld. Konijn zei: “Het geld ligt klaar”, maar het lag blijkbaar toch weer niet klaar. Toen we 60 brieven op ons Manifest ontvingen, heb ik voorgesteld een advertentie in de dagbladen te zetten. Daar was tweeduizend gulden voor nodig, maar ook dáár werd niet op ingegaan. Wanneer ze naar mij luisterden, zou ik iedere dag weer wat nieuws bedenken.’ Hofland vertelde, dat afgezant Ujeng Suwargana aanvankelijk had gezegd, dat men de militaire attaché's van de ambassades in Bonn, Parijs en Londen zou kunnen opbellen om zijn credentials te verifiëren. Sukarno had niet zozéér met zijn missie ingestemd, maar was er wel van op de hoogte geweest. Henk: ‘Stel je voor, Harm van Riel (VVD), “pour I'illustrer l'homme”, heeft dermate slijmerig tegen Ujeng gedaan, dat deze zich gegeneerd had gevoeld, zoals met wegbrengen, niet naar de deur, het hek, of de straat, maar naar de hoek van de straat om hem in een taxi te helpen.’ Hij vervolgde: ‘Albert Besnard is nu bij “Elseviers Weekblad” gekomen. Je moet natuurlijk alle gekken op één plaats concentreren.’Ga naar voetnoot1. Hij zou in de avond met zijn vader en oom Arnold Hofland eten. Hij vroeg zich af, hoe Irian-Barar met zijn oom te bespreken. Vervolgens sprak ik met dr. Anton ConstandseGa naar voetnoot2. in ‘Polen’. ‘Onze kamerleden,’ zei hij, ‘spreken met twee waarheden: één in het parlement verbonden met onze lieve heer en één daarbuiten aangepast aan de realiteiten. Over principiële kwesties krijg je geen kabinetscrisis in Nederland. Van de 150 kamerleden zal de helft je privé toegeven, dat we van Nieuw-Guinea af moeten. Hun hele huichelarij berust op quasi morele gronden gericht op de buitenwacht. Van de honderd kranten in Nederland schrijven er negentig om de regering welgevallig te zijn. Luns heeft al in een zogenaamd vertrouwelijk gesprek met correspondenten gezegd: “We moeten wel van Nieuw-Guinea af, maar dan moeten we het verkopen. We hebben indertijd Ghana en Ceylon véél te voordelig van de hand gedaan.” Ne- | |||||||
[pagina 163]
| |||||||
derlanders zwichten pas voor de feiten, wanneer bijvoorbeeld Nieuw-Guinea te veel geld gaat kosten. Wanneer men via de vakbonden in Azië Nederlandse schepen zou gaan boycotten of wanneer men de K.L.M.-landingsrechten in India of Pakistan opgezegd zou krijgen, dan is er een kans op een oplossing.’ Constandse: ‘Welke staatsman van dat zooitje, wat daar in Den Haag zit, durft de verantwoordelijkheid op zich te nemen om een gesprek met Indonesië te beginnen? Geen enkele van die heren heeft op de baanbrekende artikelen van Steketee gereageerd. Wat betekent de hoofdredacteur van het “Handelsblad” eigenlijk in de Nederlandse politiek? Hoe kleiner van geest hoe arroganter. Neem de heer Bruins Slot, die uit de kleintjes is voortgekomen: hoofdredaceur van “Trouw”, die bovendien een salaris als kamerlid toucheert. Politiek is tot een eerste klas business geworden. Wie zijn de kiezers van Bruins Slot? De boeren. Zij denken conformistisch, zoals iedereen tenslotte denkt in dit land en gezag hebben ze verder niet. De PvdA is zelfs, politiek gesproken, een conservatieve beweging geworden. Dus ook een business. Het is rot voor ze, dat ze niet in de regering zitten, want ze slepen zó bovendien minder burgemeesters- en referendaris-posten in de wacht. Het onderwijs in dit land is langzamerhand helemaal in handen van de KVP. Degenen, die er het beste afkomen bijvoorbeeld op het ministerie van J.M.L. Th. Cals zijn de niet-katholieken, zoals Reinink, die tegen iedere prijs gehandhaafd moet worden.’ Ik vroeg, waarom hoofdredacteur Steketee geen follow-up aan zijn baanbrekende Irian artikelen had gegeven. Constandse: ‘Ik weet het niet. Ook toen staatssecretaris Theo Bot zei, dat Nederland Irian slechts tegen duizend infiltranten zou kunnen verdedigen, zweeg Steketee als het graf. Ook op andere openingen reageerde hij niet. Nu denken de lezers, dat die artikelen een uitschieter waren. Ik heb nooit met Steketee een behoorlijke samenwerking kunnen opbouwen. Je weet nooit wat je aan die man hebt. En de buitenlandse correspondenten lopen zonder uitzondering achter de plaatselijke diplomatieke vertegenwoordiger van de regering aan.’ Ik meldde, dat Bernard Person in New York er zelfs recht voor uit kwam liever niet iets te schrijven of door te geven, waarvan hij wist dat ambassadeur Carl Schürmann het onplezierig zou vinden. Maar ik vertelde Constandse niets nieuws. Hij vervolgde: ‘Een verandering ten aanzien van Nieuw-Guinea kan hier alléén nog maar met een schok tot stand komen: dus wanneer er zal worden gevochten.’ ‘Wanneer een door de Sovjet-Unie geleverde onderzeeër een Nederlandse duikbootjager tot zinken | |||||||
[pagina 164]
| |||||||
zou brengen.’ Constandse: ‘Jij behoort tot de 10 procent mensen, die van Irian af willen. Dat percentage groeit. De afstand wordt geleidelijk aan acceptabel, zoals het Humanistisch Verbond toch ook het ongeloof acceptabel heeft gemaakt? Willem Drees is premier kunnen worden, ondanks het feit, dat hij zijn hele leven atheïst is geweest. Dan kan dat met Nieuw-Guinea dus ook.’ Mevrouw Franklin Delano Roosevelt heeft bekend gemaakt 500 tractoren aan Fidel Castro te zullen leveren wanneer 1.214 huurlingen zouden worden uitgeleverd.Ga naar voetnoot1. Robert Kennedy heeft opnieuw 200 U.S. marshalls naar Montgomery, Alabama gezonden om ‘freedom riders’ te beschermen. | |||||||
24 mei 1961Mijn ouders vierden vandaag hun veertig-jarige huwelijksdag. Ze zeiden blij te zijn, dat ik er als enige van de drie was. Mijn Vader liet zich ontvallen: ‘De dag van het veertig-jarig bestand.’ Die droge humor had hij nu eenmaal. In de middag ontmoette ik Friso Endt van ‘Het Parool’, op het Lido-terras. Ik gaf hem een uitvoerig interview, waar hij geen letter van zou publiceren. Hij wilde kennelijk via mij bij de groep-Rijkens terecht komen en fingeerde belangstelling voor mijn doen en laten. Maar met Hofland had ik afgesproken Endt niet te zullen introduceren. Hij noemde zijn hoofdredacteur Koets ‘die oude gek’.Ga naar voetnoot2. Even later: ‘Ik zal over ons gesprek een rapportje voor hem maken.’ Hij werkte verder mee aan een artikel over Sukarno, Nieuw-Guinea en de groep-Rijkens voor ‘Fortune Magazine’. Later telefoneerde ik met Hans Beynon, die bevestigde dat ‘De Volkskrant’ niet bereid was zijn inzichten in de kwestie Indonesië af te drukken. Hij bleef natuurlijk rustig zitten. Voor mij grensde het Eerste-Kamerdebat over Nieuw-Guinea aan het ongelooflijke. Minister Luns had vandaag in het parlement de heren Van Riel (VVD), Berghuis (AR), Vixseboxse (CHU) en pater Beaufort (KVP) bedankt, omdat zij ‘met zoveel nadruk steun hadden verleend aan de regeringspolitiek’ op Nieuw-Guinea. ‘Zij hadden,’ aldus Luns, ‘terecht stelling genomen tegen acties en uitingen, die de Nederlandse positie alléén maar konden verzwakken.’ Hij wist zich gesterkt, ‘dat een meerderheid van het Nederlandse volk de regering | |||||||
[pagina 165]
| |||||||
steunde’. Luns loog er rustig op los. ‘De Amerikaanse regering,’ zei hij, ‘stelde zich achter het beginsel van het zelfbeschikkingsrecht der volken en heeft daarom waardering voor de Nederlandse politiek op Nieuw-Guinea.’ Luns bedroog de volksvertegenwoordiging dermate bewust, dat het groot opgemaakte bericht hierover in het ‘Algemeen handelsblad’Ga naar voetnoot1. me woedend maakte. Ik wist hoe machteloos ik was. Zolang de regering met man en macht er in slaagde andere meningen, zoals hier uiteengezet en gedocumenteerd, de mond te snoeren, natuurlijk dat een meerderheid van het Nederlandse volk dank zij het gelieg en bedrieg van de overheid achterliep en in onwetendheid Luns en consorten steunde. Mevrouw Van Ommeren (CPN) vroeg nog aan Luns of hij wist dat zakenmensen er een andere mening op na hielden. Daarover kon hij geen nadere mededelingen doen, maar hij was er van op de hoogte.Ga naar voetnoot2. Van Riel c.s. had volgens een andere kop in het ‘Handelsblad’ een vlammend betoog gehouden, dat zelfbeschikking voor de Papoea's ‘een realistische kans’ moest krijgen. Pater Beaufort, vaste handlanger van Luns, lanceerde een scherpe aanval ‘op een groep Nederlanders, waaronder hoogleraren en journalisten’,Ga naar voetnoot3. die kritiek hadden geleverd op de Nederlandse regering ‘nà al hetgeen Indonesië ons heeft aangedaan’.Ga naar voetnoot4. Het stond er werkelijk, uitgesproken door een pater en oud-hoogleraar in het volkenrecht, die van Luns steeds mee mocht naar de U.N.O. ‘Het Nieuws van de Dag’ van het ‘Telegraaf-concern zag vanavond zelfs aanleiding de lezers met een kop opzettelijk te bedriegen: ‘AMERIKA STAAT ACHTER PAPOEA SOUVEREINITEIT.’Ga naar voetnoot5. | |||||||
25 mei 1961Reisde naar Den Haag. De voorlichter van Buitenlandse Zaken, de heer Van de Brandeler zei mij niet te willen ontvangen. Ik zat blijkbaar weer in het verD-hoekje. Hoe effectiever ik bezig was, hoe meer deuren zich sloten. M. van Blankenstein sprak ik in ‘De Witte’. Hij had een aanval op Luns gelanceerd in ‘Het Parool’, niet inzake Nieuw-Guinea (die kritiek kreeg hij niet gedrukt in zijn eigen krant) maar over de kwestie-Angola. Hij begon opnieuw over het ten val bren- | |||||||
[pagina 166]
| |||||||
gen van de regering in 1923 naar aanleiding van de vloot-wet. Van Blankenstein: ‘Ik ben als Blücher bij Waterloo. Wat ik nu doe is mensen bepraten. Mijnheer Van Riel moet bijvoorbeeld op zijn donder hebben, want die spreekt met twee tongen.’ Ik meldde dat Van de Brandeler me niet meer ontving. ‘Met hèm is iets gebeurd,’ aldus Van Blankenstein. ‘Ik ontmoette hem op de receptie van de Begum (Pakistan). Hij was verkoeld. Maar later, op een ontvangst van één der Communistische landen, was hij weer vriendelijk.’ Over het memorandum aan Walt Rostow: ‘Er zou maar één man hebben mogen zijn, Rostow, die het las, anders is het niet meer geheim. Wat je dus in feite vroeg was, om druk van de V.S. op Den Haag. Ik zou dit nooit op schrift hebben gezet, alhoewel het de enige juiste boodschap aan Rostow was. Ik zou het net zo gedaan hebben, maar ik zou het eerst hebben besproken.’ Ik legde uit, dat ik op dàt moment vanuit New York minder makkelijk met Den Haag overleg kon plegen, en dat ik de groep-Rijkens langzamerhand te grote twijfelaars en eigenlijk lafbekken vond, om ooit een dergelijke stap bij het Witte Huis zelfs in overleg goed te keuren. Dat ik buiten medeweten, en op mijn eigen houtje had gehandeld, was omdat ik resultaten nastreefde. Er was genoeg gekletst de afgelopen vijf jaren door de heren rond Rijkens. Van Blankenstein: ‘Prins Bernhards optreden in WashingtonGa naar voetnoot1. was fout, want die man is gebonden aan zijn vrouw, en kàn en mag dus niets doen.’ Hij vervolgde: ‘Dat mensen als Van Riel minister Luns steunen in de kamer, menen ze niet. Luns is niet achterbaks, want hij spreekt openlijk over mij tegen zijn zoon. Ik geloof, Willem, dat we Luns in Nederland zullen moeten uitzieken.’ Ik vroeg of het koninkrijk zich het uitzieken van de Minister van Buitenlandse Zaken op dit moment in de geschiedenis wel zou kunnen permitteren. ‘Sukarno heeft er nu het geduld niet meer voor,’ zei ik. ‘Ja, en dan komt er een Papoea-delegatie naar Den Haag die komt bazelen over een Melanesische Unie,’ aldus Van Blankenstein. ‘Weet je, dat Ujeng Suwargana een rapport schreef voor Generaal Nasution, dat de heer De Jonge van de Shell heeft gelezen? Hij adviseerde, dat men tot nieuwe onderhandelingen diende te komen, via directe contacten tussen beide regeringen. Ujeng had eigen “geloofsbrieven” bij zich van Nasution, echt Indonesisch. Nasution's schoonvader is een Hollander tenslotte. Ik moet mijn kruit niet te vroeg verschieten. Koets is een aarze- | |||||||
[pagina 167]
| |||||||
lende figuur, die zich te slap uitdrukt. Frans Goedhart, eens een dierbare vriend van Sukarno, en die nu zo op hem is gebeten, zei laatst op een receptie: “Laten we maar zeven jaar wachten.” Ik heb maar niet geantwoord. Hebben we zeven jaren om te wachten? Sandberg is één der groten uit het verzet. Hij is een vent met een scherpe geest, met persoonlijkheid.Ga naar voetnoot1. Toen hij werd gevraagd als hoofdredaceur van “Het Parool”, zei hij: “Ik ben geen socialist en word geen lid van de PvdA.” Ik heb hem toen gezegd: “Een hoofdredacteur is niet de eerste viool, maar de dirigent. Je moet als regel niet zelf hoofdartikelen schrijven.”’ We spraken over een mogelijke ontmoeting van de groep-Rijkens met Sukarno in Rome in juni. ‘Wanneer zij dat doen gaat Luns loeien,’ aldus van Blankenstein. ‘Ik denk niet dat Luns deze zaak meer aankan. Er is een ogenblik geweest, dat er met hem te praten viel. Dat was toen hij bang was dat er massale Indonesische landingen zouden komen. Nu hebben Washington, Nasution en ook Ujeng Suwargana gezegd, dat zij tègen een invasie van Nieuw-Guinea zijn, dus nu durft hij weer. Nausution is duidelijk bang voor incidenten. Trouwens: wanneer de “Garuda” inderdaad die vier miljoen aan de K.L.M. betaalt is van Konijnenburg als onderhandelaar gediskwalificeerd.’ Ik vroeg, waarom hij het Manifest van Hofland en zijn vrienden niet had ondertekend. ‘Ik kan niet onder een stuk staan waar Simon Vinkenoog aan mee ondertekent. Dan zou ik alléén maar mijn positie verzwakken.’ Hij noemde de radio-praatjes van Mr. G.B.J. Hiltermann ‘gejaagd, geklets, onbetrouwbaar en vol met gemenigheidjes’. ‘Wanneer Hofland hem zou gaan vervangen, zou dat een vooruitgang zijn.’Ga naar voetnoot2. ‘Meent u dat nou?’ vroeg ik. ‘Hiltermann wist toch heel goed indertijd, dat Minister Beijen niet verantwoordelijk was voor de Greet Hofmans-rel in “Der Spiegel” tegen de Koningin, maar die beschuldiging jegens Beijen moest hij wel uiten van “De Telegraaf”.’Ga naar voetnoot3. De zoon van de heer van Blankenstein, verbonden aan de ambassade te Londen kwam binnen. Hij zei, dat mijn toenmalige vriendin Margaret van Boezelaar-Mansveld in de flat in Londen boven hem woonde.Ga naar voetnoot4. ‘Ik denk over de Nieuw-Guinea affaire precies zoals u,’ zei van Blankenstein | |||||||
[pagina 168]
| |||||||
junior. ‘Ook de heer dr. Herman FriedericyGa naar voetnoot1. is het oneens met de regeringspolitiek ten aanzien van Indonesië. Maar hij maakt zich nu niet meer druk.’ Jolle JollesGa naar voetnoot2. kwam me in ‘De Witte’ halen. We liepen naar het Buitenhof. Ons oog viel op het boek ‘Paw’, de Deense film, waar het Nederlandse jongetje Jimmy Sterman in speelde. We kochten het allebei. Jolles: ‘De Nieuw-Guineazaak zit potdicht. Waar ik één week geleden nog zou hebben gezegd: “Het loopt lekker”, zeg ik nu: “Het zit verkeerd.” Het debat in de Eerste Kamer deze week is beslissend geweest. De puntjes zijn opnieuw op de i gezet. Dit terwijl er juist schot in de zaak begon te komen. De politieke partijen hebben die buitengewone lof voor Luns natuurlijk bekokstoofd. Het beleid van Luns is nog eens stevig bevestigd. De groep-Rijkens krijgt nu natuurlijk nooit meer het mandaat, dat ze nodig hebben om met Sukarno te gaan praten. Dat zal dan zo ongeveer als landverraad worden bestempeld.’ We zaten in de zon op het Corona-terras. Hij vertelde over zijn reis naar Azië. ‘In Saigon heb ik een Amerikaanse kapitein van 28 jaar aan de haak geslagen, die mij heeft meegenomen op patrouille.’ Emile van Konijnenburg liet me, wat nooit eerder was gebeurd, 50 minuten wachten en ontving me niet meer in zijn kantoor maar in de KLM-kantine. Hij vertelde, dat Henk Hoflands oom Arnold de heer Koos Scholtens, beiden dus van de Shell-top, had opgebeld en dat dit telefoongesprek nu Scholtens kopschuw zou hebben gemaakt. Hij zei, dat er in de groep-Rijkens zelf vervelende lekken zaten. Hij zinspeelde op een belangrijke stunt binnen één week, vooral in de publiciteit. Hij informeerde me dus niet meer echt en sprak over stukken, die ik later te lezen zou krijgen, ‘opdat er geen hiaten zouden ontstaan’. Hij zette me met zijn chauffeur op het station af. | |||||||
26 mei 1961Om 17:00 sprak ik drie kwartier met hoofdredacteur Steketee van het ‘Handelsblad’. Hij raadde me verschillende malen aan er uit te stappen en de zaak Nieuw-Guinea voor een paar jaar de rug toe te keren, ‘zodat de naam Oltmans voorlopig niet meer ter sprake komt’. Hij vervolgde: ‘Ik weet niet of u de moed kunt opbrengen er mee op te houden, want het zou natuurlijk een hele terugval zijn.’ Ik probeerde hem uiteen te zetten, dat ik | |||||||
[pagina 169]
| |||||||
doorlopend met geheel andere zaken dan Nieuw-Guinea bezig was, zoals de kwestie Congo of de problemen rond Cuba, en dat ik intensief lezingen gaf in de V.S,. dus dat het er vanuit Amsterdam misschien op leek, dat ik niets anders deed, maar dat dat onjuist was. Hij vond, dat ik terug moest keren tot ‘zuivere journalistiek’. Ik legde uit, dat ik inderdaad niet bezig was, als een bureau-redacteur aan de Nieuwezijds in Amsterdam, maar dat ik, als ik naar dr. M. van Blankenstein keek, het gevoel kreeg ongeveer bezig te zijn, zoals hij dit al jaren met sukses had gedaan. Steketee zei te rillen van het dilettantisme van de groep-Rijkens, wat ik probeerde af te zwakken door te zeggen, dat het wel mee viel. Om 18:00 ontmoette ik Jan Vrijman in Americain. Henk Hofland zag ik om 19:15 bij het eindpunt lijn 25. We reden in zijn auto naar Delft waar professor Röling op bezoek was bij zijn zoon, die daar in een boerderijtje woont met twee Delftse collega-studenten. Henk vertelde, dat oom Arnold Hofland van de Shell in Londen nu ook niet stil zat. Dit bleek enerzijds uit de invitatie van de Britse regering aan Sukarno naar London te komen en anderzijds gaf hij me een kopie van een opzienbarend artikel in de ‘London Economist’Ga naar voetnoot1. onder de titel ‘Perilous half-island’. De ondertitel: ‘Perhaps the Dutch ought to consider the one course they have so far rejected’ en dat was dus: vertrekken uit Nieuw-Guinea. Professor Röling, die in 1957 nog deel had uitgemaakt van de Nederlandse delegatie naar de Algemene Vergadering in de U.N.O. vertelde, dat hij bij die gelegenheid van overheidswege voor mij was gewaarschuwd.Ga naar voetnoot2. Röling maakte deel uit van het PvdA-bestuur. Hij zei, dat Willem Drees zorgde voor verdeeldheid in de partij, omdat hij ook in de partijraad altijd fel in verzet kwam tegen afstand doen van Nieuw-Guinea. Röling: ‘Pater Beaufort is de architect van Luns geweest. Hij is misschien wel de machtigste man in Nederland op dit moment. Beaufort schreef me naar aanleiding van mijn Nieuw-Guineabrochure in 1957: “Je denkt toch niet dat de missie Nieuw-Guinea zal opgeven?” We waren het eens, dat het jongste debat in de Eerste Kamer de kwestie opnieuw muurvast had gespijkerd. Henk Hofland was van mening, dat hiermee ook voorlopig geen geld van de groep-Rijkens los zou komen. ‘Ze geven wèl duizenden guldens uit om in de kranten te adverteren, dat een retourtje New York tien gulden goedkoper is | |||||||
[pagina 170]
| |||||||
geworden, maar voor een Nieuw-Guinea advertentie is geen geld.’ Reed met Henk terug naar Amsterdam, omdat het te laat was geworden nog openbaar vervoer naar Huis ter Heide te nemen. Ik trof op het COC bekenden, waaronder Relly en Willy. Om 03:00 stopte in de Leidsestraat een auto met John de Crane, de theater-manager. Hij nodigde me mee naar zijn huis in Voorburg. Tussen 04:00 en 09:00 gaf hij me drie ‘blow-jobs’. | |||||||
27 mei 1961Ontmoette Jan Vrijman bij ‘Scheltema’. Hij vroeg of ik een boekje wilde schrijven. Hij wilde er met de heer Lubberhuizen van de ‘Bezige Bij’ en Henk Hofland over spreken. Hofland was adviseur van dit uitgevershuis geworden.Ga naar voetnoot1. | |||||||
28 mei 1961Mijn ouders gaven voor de naaste familieleden een déjeuner in de ‘Hoefslag’ te Bosch en Duin ter gelegenheid van hun 40-jarig huwelijksfeest. Het was gezellig. Mijn ouders beleefden een gedenkwaardige dag. Van Blankenstein telefoneerde. Hij had mr. J.A. Jonkman, voorzitter van de Eerste Kamer over mij gesproken. ‘Ik heb hem gezegd, dat hij je moest ontvangen. Hij uitte bezwaren. Hij had veel slechts over je gehoord. Ik heb hem gezegd, Oltmans kan je interessante dingen vertellen en zijn feiten zijn wáár. Je kunt hem bellen. Ik kan je wèl vertellen, dat als Van Konijnenburg een gesprek had aangevraagd, hij het niet zou hebben gekregen.’ Ik vroeg Van Blankenstein of hij samen met mij naar Jonkman wilde gaan. ‘Jonkman kan vertrouwelijker met mij spreken, wanneer ik hem alléén bezoek,’ antwoordde hij. Hij raadde me met nadruk aan mij tot de kwestie Nieuw-Guinea te bepalen, ‘en praat maar niet over Afrika of Congo’. Intussen was ik tot een besluit gekomen. Ik ontmoette van 16:30 tot 18:00 Mathieu Smedts in de kroeg op de hoek van zijn flat in zuid. Ik stelde hem vóór mij te laten interviewen. Hij ging er onmiddellijk op in. Hij had zojuist zijn verjaardag gevierd en was in opperbeste stemming. In de avond ontmoette ik ‘Vrij Nederland’-redacteur Joris van den Berg, die precies aanvoelde, wat ik in het interview wèl en niet wilde zeggen. Mijn vastberaden konklusie was, dat de rol van de groep-Rijkens was uitgespeeld. Nooit of te nimmer zou de | |||||||
[pagina 171]
| |||||||
regering of de politiek de amateur-diplomatie in de gelegenheid stellen op stoelen van staatslieden te gaan zitten, terwijl de Indonesische zijde glashelder had aangegeven, dat afgezanten van Paul Rijkens zonder mandaat niet langer de moeite dienden te nemen om achter de schermen te komen praten.Ga naar voetnoot1. | |||||||
29 mei 1961Vanmorgen las ik bij ‘Vrij Nederland’ de door Joris van den Berg geschreven tekst: wel goed maar niet volledig. Er moet van alles in worden veranderd. Ik maak er een klassieke proefballon van. Reisde naar Martin Portier in Alkmaar. Wat me weer opviel was hoe Indonesisch hij in alles was. Hij zei, dat Papoea-millitairen op Nieuw-Guinea minder soldij ontvingen dan jongens van het KNIL. ‘Precies als Hendrik Colijn’ zei hij, ‘die vóórstelde dat men Indische jongens in het KNIL een kwartje minder zou geven, omdat jongens van het land niet zoveel nodig hadden.’ Over de militaire dienst zei hij: ‘Je wordt soms gek van die belanda's. Ze zijn dermate stom. Wanneer je ze op rapport slingert blijkt, dat ze een psychiatrisch rapport hebben. Daar moet je dan dus rekening mee gaan houden. Je pikt de oud KNIL-mensen er direct uit. Geef je hun een opdracht, een verzoek heet dit tegenwoordig in militaire dienst, dan voeren zij het prompt uit.’ | |||||||
30 mei 1961Mijn Vader was zo vriendelijk me al om 07:00 in Driebergen naar de trein te brengen. Ik was geschokt om in het ochtendblad te lezen dat H. baron van Voorst tot Voorst, de KLM vertegenwoordiger in Leopoldville, die mij zo voortreffelijk en vriendschappelijk had geholpen, bij een auto-ongeluk was omgekomen. Ik ontmoette Van Konijnenburg om 08:45. Ik had dr. Zairin Zain in Washington een bericht gezonden, dat het noodzakelijk was, dat ik direct naar Amerika kwam om hem in te lichten over de ontwikkelingen en de stand van zaken in Den Haag, mede in verband met de nadering van Sukarno's aanstaande komst naar Rome. Op dit moment bezocht de Indonesische president Tsjecho-Slowakije. Kennelijk had Zain de heer Van Konijnenburg reeds bericht, dat ik ogenblikkelijk moest ko- | |||||||
[pagina 172]
| |||||||
men. Deze was namelijk opeens weer één en al vriendelijkheid. Greet, mevrouw van Konijnenburg, had reeds gevraagd wanneer ik kwam eten.Ga naar voetnoot1. Paul Rijkens, Koos Scholtens en hij stonden pal achter mij. Gezamenlijk wilden zij proberen om mij voor alles wat ik in het belang van de zaak had gedaan een mooie baan te bezorgen, bijvoorbeeld bij het ‘Algemeen Handelsblad’. Hij gaf me een set van stukken betreffende het debat van 23 mei 1961 in de Eerste Kamer. President Sukarno - zo zei hij langs zijn neus weg - had in Wenen gezegd, dat ook generaal Nasution naar Rome zou komen. Dat was de eerste aanwijzing, dat men in Wenen dus toch was ontvangen. Omdat ik om 10:30 bij de heer Jonkman aan het Binnenhof 23 werd verwacht, vertrok ik. Konijn liep mee naar de voordeur. De vriendelijkheid gaf me een ‘unheimisch’ gevoel. De heer Jonkman was een mij sympathieke en imposante figuur. Hij begon met te zeggen de laatste tijd veel van mij te hebben gehoord, ‘ook kritiek’. Daarna stak ik van wal. Ik werd emotioneel. Ik raakte in vervoering, als soms bij lezingen, en sprak in termen van ‘de jeugd van Nederland’ en riep uit, ‘waar is de staatsman, waar is de figuur, die voor dit land op komt, die durft, die het land werkelijk dient?’ Ik gaf hem een ‘whirlwind’ overzicht te beginnen bij het gewraakte Adres aan de Staten Generaal in 1957. Hij bleek professor Pieter Drost ook te kennen.Ga naar voetnoot2. Ik sprak over het gedraai in het parlement en zei dat zelfs Van Riel met twee tongen sprak. Hij moest even glimlachen. ‘Vanuit een ambtelijk gezichtspunt bezien,’ aldus de heer Jonkman, ‘moet men op een moment als dit in de vaderlandse geschiedenis extra voorzichtig zijn.’ Hij benadrukte jurist te zijn en zaken vanuit die invalshoek te bezien. Zijn blik verwarmde, toen ik hem de groeten van ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto overbracht. Dit bracht hem op herinneringen, toen zij beiden nog in de Volksraad in het oude Indië zaten. ‘Weet u, dat professor De Schepper in die dagen reeds een brochure heeft geschreven die gericht was tegen de arrestatie van Sukarno in die tijd? De Indonesiërs hadden gelijk, toen zij nà de souvereiniteitsoverdracht ontdekten, dat zij economisch helemaal niet onafhankelijk waren. Het was toch immers een blunder, dat schepen van de KPM nog in 1957 onder Nederlandse vlag en met namen als s.s. ‘Amsterdam’ het intersulaire verkeer in de Indonesische archipel hielpen onderhouden? Ik arriveerde in 1919 in het oude Indië. Ik bezocht | |||||||
[pagina 173]
| |||||||
eens vrienden in Bandoeng. Bij die gelegenheid ontmoette ik voor het eerst de toen nog jonge Sukarno, die daar binnenviel. Dat was de eerste en laatste keer, dat ik hem heb ontmoet. Het was vooral minister J.H.A. Logemann, die is begonnen met te benadrukken, dat het onwaardig en onvruchtbaar voor ons zou zijn met Sukarno te onderhandelen. Hij stelde daarentegen, dat we wèl met Sutan Sharir konden spreken.’ Daarop bracht hij Sukarno's rol in de tweede wereldoorlog naar voren. ‘De Japanners draaiden de radio keihard aan wanneer Sukarno een rede hield en de Amerikanen en Engelsen uitschold.’ Ik stelde, dat Sjahir zelf had geschreven, dat Sukarno bij alles wat hij tijdens de oorlog had gezegd of gedaan maar één gedachte voor ogen had gestaan: de vrijheid, de Merdekaan, van Indonesië te realiseren. Jonkman was dan ook bereid aan die periode voorbij te gaan. ‘We waren indertijd rechtskundig gezien niet rijp voor Linggadjatti.Ga naar voetnoot1. De oppositie noemde die overeenkomst pacteren met de rebellen, de vijand. U bent jong. Met de kritiek van de jeugd op het voorgeslacht, zult u misschien niet weten, dat in 1789 de Oost-en-West-Indische Compagnie werd geïncorporeerd in de Nederlandse eenheidsstaat. In 1945 zaten we dus nog met die opname in de Grondwet, vandaar dat we ten aanzien van Indonesië de Grondwet moesten wijzigen. Maar volgens ons staatsrecht diende men eerst orde en rust in Indonesië te herstellen alvorens men kon overgaan tot het sluiten van nieuwe verdragen. Hadden we Linggadjatti maar kunnen verwerken! Nederland was in 1947 niet rijp voor de zeventien artikelen van die overeenkomst. Bovendien werd de overeenstemming ook nog vastgepend door de zogenaamde motie Romme-Van der Goes van Naters. Men moet bedenken, dat ons staatskundig recht stamt uit een eeuwenoude traditie. Dat zeg ik dus ook altijd tegen Aziatische diplomaten wanneer zij met mij komen praten.’ De heer Jonkman vervolgde: ‘Nederland is een klein land en bij rechtsorde gebaat. Het is geen kwade opzet, deze rechtskundige benadering. Het Wilhelmus, dat wij nog altijd zingen, spreekt toch ook van de fictie, dat we trouw bleven aan de Koning, die niet geweten zou hebben wat Alva en zijn troepen deden? Dat telt zwaar in Nederland. De ambtelijke eed wordt op de Grondwet afgelegd. In België nemen ze het ook al niet | |||||||
[pagina 174]
| |||||||
meer zo nauw. Kijk maar naar wat Brussel deed tijdens de Congo-debâcle. Dreigen uit de U.N.O. te zullen treden of de N.A.V.O. te zullen gaan saboteren kàn nooit bij ons.’ Hij sprak ook al over ‘de jongens van Rijkens’. Hij bevestigde, dat zij nooit of te nimmer een mandaat zouden krijgen, waardoor ik andermaal gesterkt werd in mijn opvatting, dat de rol van de heren was uitgespeeld, en dat ik juist handelde door een wat duidelijker proefballon dan voorheen op te laten. Jonkman stelde de vraag: ‘Gelooft u dat Sukarno denkt in termen van wat moet Irian-Barat kosten?’ Dit ontkende ik in alle toonaarden. ‘Want een soort ruil lijkt me namelijk uitgesloten,’ aldus de staatsman. ‘Ik zeg dit, omdat Anastas Mikoyan immers in New York tegen de Amerikanen heeft gezegd: “Je noemt bij onderhandelen toch nooit meteen je prijs,” waaruit de Amerikanen concludeerden, dat de kwestie-Berlijn geen ultimatum was. Sukarno moet vooral niet denken aan wat in de oude boeken staat, dat Jan Pieterszoon Coen voor gouden ducaten alles deed.’ Eerder in het gesprek, als inleiding op zijn mening over Linggadjatti had deze 70-jarige politicus gezegd: ‘Ik ben als minister van Koloniën verantwoordelijk geweest voor de eerste politionele actie in Indonesië.’ Dat trof mij diep. Ik vroeg er niet nader naar. Ik wilde er zelfs niet over spreken en schreef alléén die opmerking in mijn dagboek. Het herinnerde me levendig aan de uitlating van die andere Nederlandse staatsman, oudpremier L.J.M. Beel, die me in 1957 thuis in Wassenaar had gezegd, dat hij vanuit Djakarta H.M. de Koningin had geadviseerd de tweede politionele actie te lanceren. Beel had op mij een nare en harde indruk gemaakt, vroom rooms ten voeten uit. Jonkman daarentegen was mij zéér sympathiek. Misschien was het mijn bewust beleven van de tweede wereldoorlog, dat mij bij het woord ‘politionele actie’ koude rillingen deed krijgen. En dat doet het in 1988, bij deze reconstructie van de laatste alinea nog steeds. Ook zal ik nooit Wonk Schimmelpenninck vergeten, die bij de tweede actie (van mijnheer Beel c.s.) op Java is gesneuveld. Bij het afscheid nemen vroeg ik Jonkman of hij niet voor het nageslacht memoires zou schrijven. ‘Ik ben nu tien jaar Eerste-Kamervoorzitter, dus dan mag ik er wel eens aan beginnen. U bent altijd welkom,’ zei hij, ‘maar we werken dus niet samen.’ Ik verzekerde geen misbruik te zullen maken van zijn bereidheid me te ontvangen. ‘Ik wilde bij u echter als “elder statesman” en zelf een “pemuda belanda” zijnde mijn hart uitstor- | |||||||
[pagina 175]
| |||||||
ten.’ Hij antwoordde: ‘Dat moogt u gerust nog eens komen doen.’Ga naar voetnoot1. Om 12:30 had ik een tweede ontmoeting met Konijn in ‘De Posthoorn’. Hij deelde allereerst mee, dat de KLM een DC-8 had verloren op weg naar Caracas. Daarnà was hij zéér open over Wenen. Hij had één uur met Sukarno gesproken en 45 minuten met minister Subandrio, ‘die een briljante uiteenzetting heeft gegeven.’ Zain reageerde hier later op, dat dit laatste gunstig was, want dat betekende dat Bandrio meedeed.’ Subandrio had erop gewezen, dat Sukarno hem en de groep-Rijkens als vrienden beschouwde. Hij zou dus niets doen zolang er hoop was op een oplossing. ‘De regering heeft nu wel degelijk contact met Paul Rijkens opgenomen,’ zei Konijn. Hij zou samen met Koos Scholtens een bezoek aan premier De Quay brengen. Van alle brieven en rapporten werden kopieën gemaakt, waar ik later ten behoeve van een te schrijven boek over zou kunnen beschikken.Ga naar voetnoot2. ‘Ik loop niet zo gauw uit de rails,’ zei Konijn. ‘Ik kan wel af en toe verdomd nijdig zijn, maar je ziet, dat trekt weer bij.’ De mooie stunt die ze hadden bedacht, mocht ik nog niet weten. Dr. Zain wist ook, dat ik daar niet van op de hoogte was. Later zou ik worden geïnformeerd. Secretaresse Emy de Vries Foltinsky had opdracht mijn ticket naar Washington uit te schrijven. Van 13:15 tot 14:45 bezocht ik Van Blankenstein in Wassenaar. Ik lichtte hem in over het gesprek met Jonkman en kondigde mijn reis naar Zain aan. Ik vroeg zijn mening over de mogelijkheid op 8 en 9 juni een aantal politieke figuren, waaronder de heer Jonkman in Brussel een ontmoeting met Zain te laten hebben ter voorbereiding van de Sukarno-top in Rome. Hij begon weer met: ‘Ik probeer Luns onderhands te prikkelen, totdat hij zich blootgeeft. Dus wanneer ik eenmaal een artikel schrijf moet dit als een degen zijn, die doel treft, anders ben ik als een mislukte matador.’ Om 17:00 ontmoette ik Koos Scholtens in flat 113 van de Catsheuvel aan de Adriaan Goedkooplaan. Ook Konijn was aanwezig. Scholtens kreeg uit mijn overzicht de indruk, dat de heer Jonkman ‘kennelijk’ van plan was ‘het zelf te gaan doen’. | |||||||
[pagina 176]
| |||||||
Wat Scholtens wist van Jonkmans verleden was voldoende voor hem om op zijn hoede te zijn. Scholtens: ‘Maakt u zich geen zorgen, we zullen er op toezien, nà de diensten die u het vaderland hebt bewezen...’ en de kwestie van de passende betrekking werd herhaald. ‘Wanneer u zich ooit misdeeld voelt komt u bij ons. U bent welkom.’Ga naar voetnoot1. Scholtens maakte opnieuw een prima indruk op mij. Hij had de secretaresse van Luns getelefoneerd, maar hem werd meegedeeld, dat de minister vandaag een ontmoeting had gepland met H.M. de Koningin. Men wilde namelijk eerst met Luns en pas daarna met premier De Quay spreken. ‘Luns is best een vent; hij staat alléén aan de verkeerde kant,’ meende Scholtens. Ze waren van plan de groep-Rijkens te gaan uitbreiden met de heer Hirschfeld en professor F.J.F.M. Duynstee. ‘We moeten dit spel natuurlijk wèl volwassen spelen. Wanneer ze dan horen, dat ook nog een jongeman meedoet, die bovendien nog journalist is...’ Van Konijnenburg nam me mee in de auto. Hij waarschuwde nog geen boekje te schrijven, zoals Vrijman had voorgesteld. Het was te vroeg. ‘Wanneer je wacht heb je Rijkens, Duynstee en iedereen mee.’ Hij begon warempel opnieuw over een baan bij het ‘Algemeen Handelsblad’. Ik herinnerde hem er aan, dat de heer DelpratGa naar voetnoot2. in 1957 ook met nadruk had gesteld hoe dankbaar men was voor den vaderland bewezen diensten, maar dat ik de laatste 150 gulden aan kosten in 1961 nog altijd moest ontvangen. ‘Bovendien,’ zei ik tegen Konijn, ‘u kunt niets bij het “Handelsblad” regelen, want ik betwijfel of Steketee u zelfs zou ontvangen.’ Ik dacht, ik trap niet meer in hun beloften. Zelfs de chauffeur van de KLM Mercedes zei, nadat we Konijn hadden afgezet en doorreden naar het station: ‘Ik vond het steengoed dat u zich niet omver liet lullen.’ Mijn Vader haalde me trouw in Den Dolder af. Ik sprak met mijn ouders over al mijn avonturen tot middernacht. Ik droomde van mijn broer Theo, dat hij door het ijs was gezakt. Alléén zijn hoofd stak nog boven het ijs uit. Hij glimlachte naar me. Ik werd wakker. Daarnà kon ik niet meer slapen en lag te piekeren hoe ik hem eruit had kunnen halen. Bernard Person schreef mijn oom en tante Poslavsky, op doorreis naar het Congres van psychiaters in Montreal, gaarne te | |||||||
[pagina 177]
| |||||||
zullen ontvangen. Hij had weer tal van artikelen naar het ‘Handelsblad’ gezonden zonder er een reactie op te krijgen. Er werd nog maar zelden iets van hem geplaatst. ‘Ik kan niet meer doen dan mijn plicht. Maar een troostend woord van Henk Hofland zou wel een pleister op de wonde zijn. Het is zo akelig om vanuit New York alle kontakt te verliezen.’ Ik had hem reeds aangeraden zelf naar Amsterdam te gaan. | |||||||
1 juni 1961Henk had me gewaarschuwd, dat Mathieu Smedts hem had getelefoneerd met de opmerking: ‘Ik heb voor het eerst de indruk, dat Oltmans wordt betaald...’ Ik ontmoette Smedts vanmorgen en gaf hem een kopie van de lijst van mijn lezingen in de V.S. en toonde aan dat de honoraria voorlopig mijn voornaamste bron van inkomsten waren. Morgen komt mijn interview met Joris van den Berg uit. Ik kan V.N. precies op tijd halen om mee naar Washington te nemen. Ik heb tegen Emy gezegd, dat ik eerste klasse wilde reizen. Ik moet ophouden een ‘sucker’ te zijn. De KLM kan dit best betalen. Ontmoette Henk Hofland in het Stedelijk Museum. Hij zou een rapport-brief voor dr. Zairin Zain prepareren, die ik zou kunnen meenemen. Er was een artikel verschenen, ‘Nà de Planta, de Papoea's’.Ga naar voetnoot1. Mijn boek zou er bij de Bezige Bij doorgedrukt kunnen worden.Ga naar voetnoot2. Professor Duynstee schreef een verdediging van de groep-Rijkens in ‘De tijd’: ‘Ongerechtvaardigde verwijten en bedenkelijke pressie.’Ga naar voetnoot3. | |||||||
2 juni 1961Reisde naar Amsterdam met J.H. Scheps en complimenteerde hem over zijn gisteren gestelde vragen aan premier De Quay over de Delftse adjudant van politie J.L.B., die in de oorlog fout zou zijn geweest. Hij antwoordde: ‘Je vriend Johannes LeimenaGa naar voetnoot4. is anders ook een NSB-er.’ Ik was stomverbaasd en vroeg het tweede kamerlid voor de PvdA.: ‘Is Leimena in de oorlog fout geweest?’ ‘Wel nee,’ zei Scheps, ‘maar een Ambonnees die achter Sukarno staat is toch een NSB-er?’ Hij vervolgde een tirade tegen de Indonesische president: ‘Su- | |||||||
[pagina 178]
| |||||||
karno, die de pers breidelt, Sukarno is een dictator, die van moord en doodslag leeft. In plaats, dat Amerika zegt, blijf met je handen van Nieuw-Guinea af, geven ze je een dolkstoot in de rug. Aan zulke bondgenoten heb ik geen behoefte. Laten de Amerikanen maar eerst naar zichzelf kijken. Hoe behandelen zij de negers? Wanneer Sukarno een neger als ambassadeur had aangesteld in Washington zou hij niet aan bod komen.’ Scheps: ‘Sukarno moet de Ambonnezen vrijmaken, anders kunnen wij niet praten. Wanneer we Sukarno Nieuw-Guinea zouden geven, dan pikt hij straks met de Communisten ook nog Australië in. Nederland heeft de verplichting het Communisme te bestrijden. Khrushchev moet als Joseph Goebbels voor een internationaal tribunaal worden gebracht. Jij, Röling en Jonkman, jullie helpen Nederland een dolkstoot in de rug te geven.’ Ik had het ingelijste portret in kleur van Juliana en Bernhard bij me, dat ik mee naar Kew Gardens wilde nemen. Hij wees erop en zei: ‘Laat dat portret maar thuis.’ Bij het overstappen op het station in Utrecht wees hij naar twee Indische jongens, die op een bagagekarretje zaten en zei: ‘Dat zijn ook slachtoffers van Sukarno. Laat hij eerst eens iets voor die mensen doen.’ Ik had er eindelijk genoeg van en zei, dat zolang Luns minister was de zaak nooit behoorlijk kon worden opgelost, dat ik het parlement met alle respect een kletscollege vond, dat ik Nederland graag de blunder van de ‘Karel Doorman’ had willen besparen, en tenslotte dat we met Khrushchev wèl spraken, omdat we bang waren voor Sovjet-raketten, maar niet met Sukarno. Hij vond, dat je Sukarno niet met Krushchev kon vergelijken. ‘Toch is Sukarno de Krushchev van Indonesië, of u dat leuk vindt of niet,’ antwoordde ik. Hij ging onverstoord verder. Een Amerikaanse professor had voor onderzoekdoeleinden enquêteformulieren rondgestuurd. Scheps had ingevuld steeds meer minachting voor de V.S. en haar buitenlandse politiek te hebben. Dat was dan een socialistische volksvertegenwoordiger in 1961. Wat een drama! We komen er zo nooit! Gisteravond ging onverwachts de telefoon. Bertie HilverdinkGa naar voetnoot1. was vanuit Duitsland in ‘Hotel Terminus’ in Utrecht gearriveerd. Er was een probleem met zijn Duitse verblijfsvergunning. Zijn poedel, Carlo, had kans gezien de beide poedels van zijn vriend, de danser Georg Volk, zwanger te maken en er waren twaalf pups geboren. We besloten naar Amsterdam te | |||||||
[pagina 179]
| |||||||
gaan en logeerden in het ‘Park Hotel’. We hadden warempel seks. Hij zei: ‘Nu ben ik Georg ontrouw geweest. Ik zal een kaars moeten branden.’ Hij was nu één jaar met Georg bevriend. ‘Hij zegt nog altijd ieder kwartier hoeveel hij van me houdt.’ Om 06:45 verliet ik het ‘Park Hotel’ om terug te keren naar Huis ter Heide en me gereed te maken voor vertrek naar Washington. | |||||||
2 juni 1961Schiphol Om 12:45 ontmoette ik de heer en mevrouw Van Konijnenburg, samen met Henk en Mimi Hofland. Henk had een rapport van acht pagina's voor ambassadeur Zain geschreven. Verder vroeg hij me in de V.S. een brief naar zijn vriendin F.T. in Bologna te versturen, een dame, die hij had ontmoet, toen hij er een congres toesprak. Met een taxi had ik bij ‘Vrij Nederland’ een aantal exemplaren van het nieuwe nummer opgehaald. Mijn interview was een zorgvuldig overdacht startsein van een gigantische rel. ‘Wil Sukarno met ons praten?’ Ja, zegt Willem Oltmans, ‘V.N.’ 3 juni 1961. 15:15 ‘Sir Frank Whittle’, DC-8, Amsterdam-New York Konijn gaf me een KLM-tas vol boodschappen en brieven voor dr. Zain mee. Hij excuseerde zich alle post te hebben dichtgeplakt. Hij instrueerde me als volgt: ‘Tijdens een lunch van Scholtens, professor Duynstee en De Jonge (Shell) werd overeengekomen dat Duynstee een brochure zou schrijven. Er zit een artikel van De Jonge bij, “Federatie van Verenigingen van Bergcultuurondernemingen in Indonesië”. Hier is een map met tot gisteren gepubliceerde artikelen. Zeg aan Zain, dat Paul Rijkens, Scholtens, Hirschfeld en Van Konijnenburg op 8 juni samenkomen. Het zou dus schitterend zijn indien Zain zelf op 9 juni in Brussel zou kunnen zijn. Vraag of Zain akkoord gaat met het inschakelen van Hirschfeld. Hij moet mee naar Brussel. Verder zeg hem, dat indien hij me telegrafeert ik gereed sta naar Washington te komen. Scholtens heeft ook al een gesprek gehad met kamerlid Berghuis (AR). Ik zelf heb een afspraak met professor Schermerhorn ter voorbereiding van een ontmoeting met kamerlid De Niet (eveneens PvdA). Vandaag heeft Scholtens om 11:15 met minister Luns gesproken. Scholtens had twee brieven bij zich voor Luns, waarvan jij de inhoud dus nog niet kent. Wanneer Luns in de juiste stemming is krijgt hij ze te lezen en anders kan hij de pest | |||||||
[pagina 180]
| |||||||
krijgen.Ga naar voetnoot1. Vanmiddag wordt dan een afspraak met premier De Quay gemaakt. Je kunt namelijk niet tegen De Quay zeggen, dat je nog niet precies weet, wanneer je Luns zult ontmoeten.’ Over de ‘Garuda’-betaling zei hij: ‘Het geld is er. Het okay van Sukarno is er. Maar nu begint de ‘Garuda’ zelf weer over de hoogte van dat bedrag te meieren. Ik ben naar Londen geweest om dit opnieuw met Kouw Bian Tie te bespreken. Hij zei, dat het gedonder nu uit moest zijn, en dat hij met dr. Zain contact zou opnemen. Hij zou een beroep doen op diens diplomatieke gaven. De hoogte van het bedrag werd twee maal vastgesteld. Begin 1958 schreef Dirk van HoutenGa naar voetnoot2. er een brief over.’ Konijn toonde een blauw dossier met gefotokopieerde stukken. ‘Dit is brief no 1: 26 juni 1958, GIA/TMS/326/WNP/CG. Het bedrag toen genoemd was Nfl. 5.007.598, getekend C.A. Mochtar, directeur, en thesaurier djenderal, R. Sugiarto.’ Brief no 2 volgde van 5 september 1958 van de heer Atmodiningrat. Het bedrag bleef hetzelfde en gold de ‘social transfer of know-how’ door de KLM aan de GIA (Garuda Indonesian Airways). Brief no 3 was gedateerd 18 december 1958 en getekend door president-directeur ir. M. Sutoto. Brief no 4 was van 8 augustus 1960 en geschreven door de Mardjuni, No 131/2/60 namens de zaakgelastigde van Indonesië in Den Haag. Er werd bevestigd, dat op 12 augustus 1960 in London met de heren Karnaen en Burhanuddin onderhandeld zou worden. Brief no 5 was een memorandum van de heren Van Konijnenburg, A.C.J. de Jong en M.J. Nederhof over de te Londen gevoerde onderhandelingen. Alle vijf deelnemende heren hadden het stuk ondertekend. Gesteld werd dat in principe vóór 1 april 1961 ‘een definitieve regeling’ voor de ‘Garuda’-schuld aan de KLM zou worden getroffen. Van Konijnenburg: ‘Het huidig vastgestelde bedrag is Nfl. 3.840.075. Ik heb nu twee maal examen gedaan rond de vaststelling van dit bedrag. Ik ben er twee maal voor geslaagd. Het is nu twee maal door de sluizen geweest. Nu moeten de Indonesiërs niet langer lullen. (Ik keek naar Greet, maar ze vertrok geen spier.) Het is nu een kwestie van uren geworden. Zeg maar aan Zain, dat nu “De Telegraaf” en Hiltermann in de startblokken staan om die affaire in hoofdartikelen naar buiten te brengen.’ | |||||||
[pagina 181]
| |||||||
Mevrouw Van Konijnenburg onderhield zich intussen met Henk en Mimi Hofland. Zij vertelde, dat Sukarno zich vorige week in Wenen gekwetst had betoond, toen hij moest vernemen, dat in Nederland werd gedacht dat hij anti-Nederlands zou zijn. Hofland hield niet van dit soort ontmoetingen en gaf aan dat hij weg wilde, ‘want ik heb op het ogenblik vakantie’. Ik begreep intussen, dat de stunt om mevrouw Van Konijnenburg in te schakelen bij het tot stand brengen van een ontmoeting in Wenen, opnieuw had gewerkt. Intussen had ik een exemplaar van ‘Vrij Nederland’ aan de heer R. Vogels van de KLM gegeven, die met de heren Van der Wiel, Besançon en president-directeur Van der Beugel eveneens op Schiphol was en enkele tafeltjes verderop had gezeten om met hetzelfde toestel naar de V.S. te vertrekken. 17:22 (DC-8) eerste klas De man naast Van der Beugel begon ‘Vrij Nederland’ te lezen en heeft zojuist mijn interview ontdekt. Hij maakte de president-directeur erop attent. Zéér vermakelijk. Er wordt druk gediscussieerd. De man leest verder en leunt nog verder achterover. Nu leest hij bepaalde passages aan Van der Beugel voor. Internationaal was er van alles gebeurd. President Kennedy had zich achter het plan gesteld huurlingen tegen tractoren te ruilen.Ga naar voetnoot1. Richard Nixon had zich fel tégen uitgesproken. Castro had intussen drie leden van het invasieleger laten executeren en tien anderen, in een gebaar van goodwill, naar Florida laten vertrekken. In Laos had de communistische Pathet Loa bij Padong een offensief ingezet. In Korea duurde de onrust voort. Moise Tshombe werd nog altijd in Congo gevangen gehouden, terwijl naar een nationale verzoening werd gezocht. Robert Kennedy had z'n handen vol aan de bestrijding van de rassen-onlusten in het zuiden. In Mississippi werden ‘Freedom Riders’ door militairen begeleid.Ga naar voetnoot2. In Jackson werden 17 van hen in de gevangenis opgesloten.Ga naar voetnoot3. In Montgomery, Alabama waren schoten gevallen. | |||||||
[pagina 182]
| |||||||
Intussen waren de Kennedy's in Parijs aangekomen voor een bezoek aan Charles de Gaulle. JFK had in Hyannisport de memoires van de Franse staatsman gelezen.Ga naar voetnoot1. Hij zei tegen de pers: ‘I am the man who accompanies Jacqueline Kennedy to Paris.’ Er waren één miljoen mensen op de been om de Kennedy's te verwelkomen. Uit ‘Air Force One’ waren twee trucks met bagage gekomen met een collectie toiletten en juwelen om Jackie als ‘first lady’ op gepaste wijze haar entrée in Europa te laten maken. Ook andere leden van de Kennedy-clan, zoals moeder Rose Kennedy, zuster Eunice Shriver en schoonzuster prinses Lee Radziwill, Jackie's zuster, waren in de Franse hoofdstad. Intussen waren Nikita en Nina Khrushchev in alle proletarische eenvoud in Wenen gearriveerd in afwachting van de komende eerste top-ontmoeting met JFK. 19:35 uur (Nederlandse tijd) (DC-8) James Reston citeerde De Gaulle: ‘Nothing, nothing more enhances authority than silence. It is the crowning virtue of the strong, the refuge of the weak, the modesty of the proud, the pride of the humble, the prudence of the wise, and the sense of fools... to speak is to dilute one's thoughts, to give vent to one's ardor, in short, to dissipate one's strength: whereas, what action demands is concentration. Silence is necessary preliminary to the ordering of one's thougths...’ 20:15 uur (DC-8) Ik hoor Van der Beugel en zijn metgezel over Nieuw-Guinea discussiëren en ik vang de naam Rijkens op. 21:45 (Amerikaanse tijd) Eastern Airlines shuttle, La Guardia Reisde door naar Washington. Op Idlewild had ik dr. Zain opgebeld, die boos deed, want hij zat op me te wachten ‘and your mission is an urgent one’. Het zal 05:00 Nederlandse tijd zijn wanneer ik straks op Tilden Street aankom. Ben eerst naar mijn flat in Kew Gardens gegaan om de post te halen. | |||||||
[pagina 183]
| |||||||
mijnheertje’, dat het de Nederlandse regering niets liever zou zijn dan met Indonesië tot een oplossing te komen en dat er gesproken zou moeten worden over een gezagsoverdracht (in plaats van souvereiniteitsoverdracht). Ik had dit overigens reeds in mijn rapport aan Walt Rostow op 5 april gezet. Nu bleek, dat Sukarno in Wenen eveneens schriftelijk had geantwoord, dat ook hem niets liever zou zijn, dan de zaak langs de weg van een gesprek op te lossen en dat hij zich persoonlijk voor een normaliseren van de Indonesisch-Nederlandse betrekkingen zou inzetten, nà een oplossing voor de kwestie Nieuw-Guinea. Ik begreep, dat dit de twee brieven waren waar Scholtens eerder gisteren mee naar Luns was gegaan. ‘Wanneer Luns nu niet wil luisteren’, zou dr. Paul Rijkens reeds hebben gezegd, ‘en het niet anders kan, dan zullen we tot chantage moeten overgaan.’ Zain las mijn interview met V.N. ‘Ik vind, dat je nog altijd te veel journalist en te weinig diplomaat bent,’ zei hij. ‘Ik vind het bovendien nogal brutaal van je, dat je hebt gezegd, dat mede door jouw toedoen de vier miljoen van de KLM waren losgekomen. Je wist immers van niets toen je naar Bonn kwam.’ Dat was inderdaad waar, maar Van Konijnenburg wilde helemaal niet meer naar Bonn gaan. Ik herinnerde Zain eraan: ‘Bent u vergeten dat ik Konijn letterlijk heb omgeluld om toch vooral wèl naar u toe te gaan in Bonn?’ ‘Ja,’ antwoordde de ambassadeur, ‘maar wanneer Max Maramis dit artikel leest gaat hij naar de President en zegt, “zie je wel Bung”. Maramis is een rotventje. Ook vind ik je uitlating, dat je van onze zijdeGa naar voetnoot1. hebt vernomen dat Bungkarno graag met Bernhard zou willen praten onjuist. Je moet de President niet belachelijk maken. Wie is Bernhard? Hij is een dekhengst. Niet Bernhard, maar de Koningin moet naar Djakarta komen.’ Hij las het rapport van Hofland en vond punt 3 belachelijk, waarvoor ik Henk trouwens al had gewaarschuwd.Ga naar voetnoot2. Zain viel er over en zei: ‘Mijnheer Hofland denkt nog altijd, dat de toestand is zoals vroeger.’ Ik kreeg de indruk, dat Zain nà mijn beide brieven uit Huis ter Heide tegen Van Konijnenburg had gezegd, dat er eenheid in het Rijkens-kamp moest blijven, wat Konijns houding jegens mij weer had doen omslaan. Van Konijnenburg had hem toen geantwoord: ‘Wilt u twee of drie first-classretours hebben, want uw medewerkers reizen eerste klas.’ Dat sloeg dus tevens op mejuffrouw Stoffels. | |||||||
[pagina 184]
| |||||||
Zain: ‘Ik ben niet naar Wenen gegaan, omdat ik wel gangmaker kan zijn, maar me er ook weer niet te ver in moet mengen vanuit Washington. Om op 9 juni in Brussel aanwezig te kunnen zijn, zou ik toch eerst moeten kunnen vaststellen, welk nu het mandaat is, dat Rijkens van de Nederlandse regering heeft gekregen.’ Ik antwoordde: ‘Van Konijnenburg beweerde, dat de regering nu de groep-Rijkens uit eigener beweging had benaderd.’ Dit vond de ambassadeur belangrijk. ‘Wanneer bijvoorbeeld Hirschfeld inderdaad een volmacht zou krijgen om namens de regering in Rome een ontmoeting met Bungkarno te hebben, dan wil ik wel naar Brussel komen en tegelijkertijd Nederlandse journalisten ontvangen.’Ga naar voetnoot1. Toen ik vertelde met Van der Beugel te hebben gereisd, zei dr. Zain een gesprek met hem te willen hebben. Ik betwijfelde echter of Van Konijnenburg een dergelijke ontmoeting zou appreciëren. ‘Je zit me nu wel op te jutten om naar Brussel te gaan, maar vergeet niet, dat er in mijn land ook mensen zijn die op mijn stoel zouden willen zitten. Ik kan ook bepaalde resultaten bereiken via Van Roijen en Schürmann. Ik zou in ieder geval mijn nek niet verder kunnen uitsteken wanneer er geen “clear-cut” mandaat is gekomen.’ De diverse ruzies tussen de heren in Den Haag herinnerden hem aan ‘net als bakvissen’. Hij vervolgde: ‘Jullie moeten niet zo kinderachtig zijn. Mijnheer Van Konijnenburg is al beroemd. Mijnheer Oltmans is al beroemd. Denken jullie nu liever eerst aan het doel, en het politieke en diplomatieke spel, dat we hier moeten spelen en ga daarna aan je persoonlijke posities denken. Je hebt nu toch wel gemerkt, dat wij van onze kant jou niet in de steek laten.’ Hij wilde vooral verklaringen van onze zijde in het Engels hebben, ‘zodat ik er meteen mee naar de Amerikanen kan’. Hij was van plan eveneens een bezoek aan Walt Rostow te brengen. Zain was bezig een strategie op te bouwen om zijn diplomatieke offensief in Washington grondig aan te pakken. Hij mikte op een belangrijke Amerikaanse uitspraak in de kwestie Nieuw-Guinea. Zain: ‘Het schijnt dat Dean Rusk in Oslo bij het NAVO-beraad Luns weer een riem onder het hart heeft gestoken. Ik zal naar Rusk gaan en hem waarschuwen, dat wij het niet waarderen wanneer Washington een dubbel spelletje gaat spelen met ons.’ Ik sliep dus in de residentie van de ambassadeur. Bij het ontbijt vanmorgen zei hij: ‘Wanneer je morgenmiddag hier terugkomt, denk er dan aan dat je een diplomatiek examen komt | |||||||
[pagina 185]
| |||||||
doen. Je moet nu je gedachten laten gaan over je next moves.’ Leerde ook Bob Tapiheru, Zains rechterhand beter kennen. Bij thuiskomst in Kew Gardens schreef ik Ernst van der Beugel via het New Yorkse KLM-kantoor, of hij tijd zou hebben dr. Zain te ontmoeten. Zond kopieën naar Zain en Van Konijnenburg. Om 14:30 ontmoette ik ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto in de UNO. Gaf hem een overzicht in vogelvlucht van wat er was gebeurd. Ik voorspelde, dat er onderhandelingen zouden komen tussen Indonesië en Nederland over de Papoea's en mogelijk op het UNO-hoofdkwartier. ‘Met of zonder Hammerskjöld?’ vroeg Sukardjo. ‘Ik denk zonder de S.G.,’ antwoordde ik. Hij vertelde, dat Sukarno in Moskou was aangekomen. Nà ons gesprek begaf ik me naar St. Patricks Cathedral, brandde een kaars en ging naar huis. Was een beetje moe. | |||||||
4 juni 1961Kew Gardens Kocht Dvor!6aks ‘Neue Welt’ voor mijn Vader en de Symphony Concertante, met de altist Primrose, voor mijn Moeder. Eveneens een set badhanddoeken voor Huis ter Heide. Bracht mijn bagage voor Holland, inbegrepen mijn cello, vast naar de KLM en nam een DC6B van Eastern Airlines vanaf Idlewild naar Washington D.C.. Dewanto haalde me af en reed me naar Tilden Street. Er was een maaltijd wachtende met heerlijke gado-gado. Ik moest eerst Van Konijnenburg bellen, die van mening was, dat een bezoek van Van der Beugel aan Zain beter niet plaats kon vinden, ‘want wanneer Van der Beugel daarna weer eens naar zijn vriend Luns zou gaan, zou er alléén maar meer kunnen worden verpest’. Hij zei: ‘Wim, zet dat plan maar op een laag pitje.’ Later zou hij zorgen, dat Van der Beugel een bezoek aan Zain zou aanvragen om hem te bedanken voor diens bemoeiingen met de vier miljoen. Konijn: ‘Het gesprek tussen Luns en Koos Scholtens was prima verlopen maar was te kort geweest en zou nà het weekeinde op maandag tijdens de lunch worden voortgezet. Voor een gesprek met premier De Quay op woensdag waren een paar uur uitgetrokken. Iedereen wordt steeds enthousiaster. Ook het stuk van professor Duynstee is één-nul geweest.’ Ik had achter het bureau van dr. Zain getelefoneerd en schreef op de plaats rust een cheque uit van negen dollars plus BTW en Bob Tapiheru ontfermde zich erover. Ik liet dr. Zain de rede van Henry Kissinger in Den Haag lezen. ‘Dat kereltje is niet belangrijk,’ antwoordde hij. Zain gaf me vervolgens op mijn | |||||||
[pagina 186]
| |||||||
donder, dat ik in de brief aan Van der Beugel had gezet, dat de ambassadeur hem ‘gaarne’ wilde ontvangen. ‘Je moet ons niet zo goedkoop verkopen,’ zei de ambassadeur. ‘Je moet er altijd rekening mee houden, dat zo'n brief in Nederland wellicht wordt uitgespeld en uitgespeeld naar onze tegenstanders in Djakarta. Je had kunnen schrijven, dat dr. Zain openstond voor een gesprek of hij heeft geen bezwaar tegen een gesprek of, ik heb de overtuiging, dat dr. Zain openstaat voor een gesprek.’ Even later kreeg Bob Tapiheru op zijn donder, want een generaal wilde komen eten en dat bezoek had hij niet eerst met de ambassadeur overlegd. Ook professor Zain, de vader van de ambassadeur, was bij onze ontmoeting aanwezig. We spraken twee uren. 20:20 Lockheed Elektra, Eastern, flight 406 Take-off. A last look at sunset over the capital of the United-States. I can still see the White House. Another mission fullfilled. Vertrok tegen middernacht naar Amsterdam. | |||||||
5 juni 1961Huis ter Heide Mijn Vader was op Schiphol, evenals de heer en mevrouw Van Konijnenburg. We gingen naar ‘Aviarama’ en bespraken de resultaten van mijn reis. Ik ging eerst mee naar Huis ter Heide. Werkte de aantekeningen van het laatste gesprek in Washington uit. 1) Bungkarno zal 13, 14 en 15 juni in Rome zijn. Zain kan alléén naar Brussel komen, indien de groep-Rijkens hem per brief uitnodigt. ‘Dan kan ik mijn minister seinen, want Brussel is niet mijn territoir.’ Hij zou ook in verband met zijn gezondheidstoestand kunnen komen, maar dan moest Konijn zijn ticket betalen. Van Konijnenburg: ‘Spreekt vanzelf.’ 2) Zain: ‘Gaat er een deputatie naar Sukarno in Rome, dan gaat het om de kern van zo'n gesprek. Een bestuursoverdracht van Nieuw-Guinea kan het enige onderwerp van gesprek zijn. We kunnen nu niet meer gaan “tawar”.Ga naar voetnoot1. De heren zullen nu eindelijk eens duidelijk moeten zijn. De ontmoeting in Wenen was nog steeds te veel gokken. Rijkens zou me nu zelf moeten uitnodigen. En jullie mogen er wel aan denken, dat Bungkarno moe zal zijn wanneer hij in Rome is. De stemming kan dus ongunstig zijn. 3) Ik heb wel een mandaat van Bungkarno, maar dat ligt niet | |||||||
[pagina 187]
| |||||||
op schrift vast. Ik ben dus in Djakarta niet gedekt. Alléén wanneer ik de zaak bij Bungkarno zelf zou voor brengen ben ik gedekt. Straks word ik in mijn rug gestoken. Bovendien is minister Subandrio al naar Caïro en Djakarta vertrokken, dus de vraag is zal Leimena de zaak in Rome overnemen? Het gaat er nu dus om, wanneer gaan jullie met Bungkarno in Rome praten? Komen jullie met hem tot een akkoord, want hij is de beslissende factor. Je moet vooral met kolonel Sabur en Tukimin spreken, want dat zijn zijn nachtwakers. 4) Gisteravond ontmoette ik (opperrechter) Earl Warren en (Witte Huis-adviseur) Chester Bowler. Ik heb ze een beetje op stang gejaagd en kreeg toen wel interessante dingen te horen.’ Zain gaf opnieuw aan, dat wat Rusk in Oslo tegen Luns had gezegd, niet in overeenstemming was met het gesprek tussen Bungkarno en Rusk in Washington. 5) Hij gaf vervolgens aan hoe ik het bij Sabur moest inkleden om een tv-interview met Sukarno te organiseren. ‘Bungkarno is nu meer en meer één der erkende leiders in Azië. Hij wordt niet meer als negatieve kracht ervaren, maar als een daadwerkelijke positieve kracht. Indonesië is een “asset” geworden. Indonesiërs vragen niet om honderden miljoenen in wapens. Zij kopen die zelf. Indonesië zoekt thans naar zijn eigen personaliteit. Het Nieuw-Guineaprobleem heeft thans een zéér gevaarlijk stadium bereikt, maar de Indonesiërs willen het nog altijd langs vreedzame weg oplossen. Wij willen onze nationale krachten niet voor niets verspillen en voor belangrijke doeleinden sparen. Er zijn voor Indonesië gevaarlijke stromingen uit het noorden. Deze factoren worden in het westen onderkend. Nederland kan niet meer tegen Bungkarno op. De invloed van professor Mohammed Yamin ligt hierin, dat hij het historische gevoel van Bungkarno weet te romantiseren. Sukarno is nu een figuur der historie. De televisie of de visuele journalistiek kan zeer belangrijke invloed hebben op de publieke opinie, ook in Nederland. Zie je hoe belangrijk en nuttig het zou kunnen zijn als Bungkarno nu op televisie zou komen?’ De ambassadeur voegde eraan toe: ‘Bungkarno heeft nu eenmaal de pest aan persmensen, omdat ze altijd weer onbeschoft zijn.’ 6) ‘Luns en De Quay moeten in een val worden gelokt met iets. (Met stemverheffing) Jullie verwachten altijd weer een move van Indonesië. Die kereltjes moeten nu met een brief komen, in black and white. De standpunten moeten voor de historie vastliggen, zodat we weten wie er liegt. Je moet aan Jonkman vragen om nà te gaan wat er wáár is van wat Scholten | |||||||
[pagina 188]
| |||||||
en Van Konijnenburg je vertellen. Jonkman zal ook wel mee gaan doen.’Ga naar voetnoot1. 7) ‘Luns heeft ontkend mede schuldig te zijn aan de brief die Paul Rijkens in Wenen aan Sukarno overhandigd heeft. Daarom is het beter, dat nu in groepsverband naar De Quay zal worden gegaan. De geschiedenis is aan onze zijde. Zo is het toch ook met Cuba gegaan? Onder druk van de geschiedenis is Fidel Castro die kant op gegaan. Luns kan zich hier niet meer met sukses tegen verzetten. Dit soort situaties wordt niet meer door personen geschapen. Bungkarno heeft het toch ook nooit zo gewild. Hij wilde immers geen presidentieel kabinet, maar de geschiedenis heeft het in die richting gedreven. Luns heeft Paul Rijkens onder vier ogen lekker gemaakt en nu ontkent hij het allemaal. Konijn en Scholtens hebben in hun eerlijkheid de zaak te lang voor zichzelf gehouden. Maar wat zijn dat eigenlijk voor rotkereltjes in de tweede kamer, die dat allemaal slikken van Luns? Wat is dus de situatie? Je hebt een spel tegen de regering,
8) Politiek is wiskunde. Politiek zit even logisch in elkaar. Wanneer je de politiek maar mathematisch onder de knie hebt, dan ben je er. Politiek is een verdeling van krachten, die je nauwkeurig moet bestuderen: met logica. De zwakheid van de meeste mensen, en dat geldt eigenlijk voor (professor Zain) Papa en jou ook, is dat jullie de dingen in de politiek op hun “face values” waarderen. Zo is het namelijk niet. In de politiek moet je je steeds afvragen, wat is zijn denkwijze, wat is de structuur, wat is zijn “line” geweest, waarom moet hij of zou hij van politiek veranderen, welke dringende redenen zou hij daarvoor kunnen hebben? Niets in de politiek is filantropie. Slechts pure en keiharde belangen spelen een rol. Alleen met geloof en vertrouwen in een zaak win je het spel. Dat je dàt bezit heb je bewezen. We zullen slagen, misschien niet in één week of in één maand, maar we moeten een doorbraak bewerkstelligen, tot het zaakje werkelijk gaat ontploffen. Wanneer je gelooft in de “sincerety of your case, you will always win”. De historie is met ons. Kijk maar naar wat Duynstee schrijft of nu ook de “Economist”. Luns loopt stap voor stap achteruit. De vraag is, zal Nederland helemaal in zijn hemdje | |||||||
[pagina 189]
| |||||||
komen te staan? Den Haag gaat haar laatste kans nu tegemoet. Het is mij dan ook ernst, wanneer ik je zeg, dat de Nederlandse garantie om naar Rome te gaan tot in de puntjes “af” moet zijn. Je zou eens moeten nagaan wie het in de KVP eens zijn met Luns en wie met professor Duynstee. Dan kan je mij met hen in contact brengen. Drees schijnt verbitterd te zijn. Daar is helemaal geen reden voor. Je moet aan die mensen uitleggen, dat de historie nu eenmaal rolt zoals zij rollen moet. Niemand krijgt wat hij graag wil hebben. We moeten de huidige fase of we willen of niet dóórmaken. Vele Indonesiërs en Nederlanders hebben dit niet gewild. De crisis is op ons allebei afgestevend, zowel intern als extern. Er wordt nog altijd in Den Haag gedacht, dat de historie door mensen wordt gemaakt, en dat het dus Bungkarno is, die alle ellende veroorzaakt. Maar dat is dus niet waar. De economische, politieke en sociale situatie is gegeven. De verslechtering van onze economie bracht een wijziging in ons sociaal, politiek en economisch beleid teweeg. Bijna 90 procent van de export van Indonesië en 85 procent van de import was nog altijd in handen van buitenlanders en Chinezen. In de sociale structuur van ons land heeft nu een omwenteling plaatsgehad. Voor de historie zijn we overgegaan tot de fase “do it yourself”. Maar tegelijkertijd eveneens tot de fase “be yourself”. Dit heeft zich allemaal onder dwang van het verloop der historie voltrokken. De superpowers moeten zich immers ook voortdurend aanpassen en veranderen? De wereld wijzigt zich voortdurend. Zoals ik tegen Chester Bowles heb gezegd: “Jullie zijn je aan het aanpassen, maar jullie verliezen tegelijkertijd delen van jullie oorspronkelijke positie.” 9) Wanneer jij me striemende vragen stelt,’ aldus dr. Zain, ‘dan dwing je mij dus scherp te zijn en geef ik je in mijn antwoord mijn briljantste ideeën weg.’ Professor Zain en Bob Tapiheru hadden zitten meeluisteren. 10) Tenslotte zei ik nog: ‘Ik heb langzamerhand het gevoel of ik straks weer terugvlieg naar bezet gebied...’ Ik doelde op de vijandigheid alom in Nederland tegen alles waar ik, met enkele medestanders, mee bezig was. ‘Dáárom apprecieer ik jou,’ antwoordde dr. Zain. ‘Je bent bereid altijd weer in de muil van de leeuw terug te keren. En zelf weet ik, dat je het niet voor geld of voor ons doet.’ Hij vroeg hoe oud ik was. ‘Dan ben ik dertien jaar ouder dan jij,’ zei hij. En op de gang: ‘Don't fight the big boss,’ wat misschien een grapje was maar wat ik niet begreep.Ga naar voetnoot1. | |||||||
[pagina 190]
| |||||||
6 juni 1961Gisteren ontmoette ik Van Konijnenburg in ‘Hotel De Witte Brug’. Er waren weer spanningen tussen ons. Ik had me voorgenomen desnoods naar Moskou te gaan om over een TV-interview met Sukarno te onderhandelen. Konijn raadde dit af. In retrospect had hij gelijk. Maar ik was in een stemming me niet uitsluitend door zijn adviezen te laten leiden. Ik begaf me dus naar de Sovjet-ambassade in Den Haag en ontmoette de persattaché, de heer Popov. Ik was zo naïef te veronderstellen, dat ik op een transit-visum zou kunnen wachten. Er was reeds een ticket voor Moskou uitgeschreven en een plaats gereserveerd in een vliegtuig om 12:15 uur. Mijn Vader ontmoette me in ‘Hotel de Witte Brug’ met de post. De reis naar de Sovjet-Unie ging achteraf niet door. Sukarno vierde zijn zestigste verjaardag vandaag in de Sovjethoofdstad en confereerde met Nikita Krushchev. De partijleider was zojuist uit Wenen teruggekeerd nà een tweedaagse ontmoeting met president Kennedy. Hij bleef zelfs op het vliegveld wachten tot Sukarno's toestel arriveerde. JFK sprak vanavond het Amerikaanse volk vanuit het Witte Huis toe om het verloop van de top nader toe te lichten. ‘I found this meeting with mr. Khrushchev, sober as it was, immensily useful.’ Het was ‘a sober, intensive consultation’ geweest. Er was ‘no spectecular progress either achieved or pretended’. ‘The gap was not materially reduced, but at least the channals of information were opened more fully.’ Over Charles de Gaulle sprak JFK in superlatieven: ‘I could have no more confidence in any man,’ zei hij.Ga naar voetnoot1. Ik luisterde naar Kennedy's rede over de radio. Eerlijk, zakelijk. Opmerkelijk was, dat JFK vermeldde, dat Krushchev zijn beklag had gedaan niet verantwoordelijk te zijn voor alle onlusten en revoluties in de wereld. Dineerde bij Henk Hofland in Ouderkerk aan de Amstel. J. van de Vijsel had de krant een brief geschreven, dat nadat hij stukken over mij in de ‘Haagse Post’ en ‘Vrij Nederland’ had gelezen het ‘Handelsblad’ nu ook maar eens over me moest berichten.Ga naar voetnoot2. Eindelijk vertelde hij me, wat in 1958 in codetelegrammen van Den Haag aan de gouverneur op Curaçao had gestaan, telegrammen die Henks vriend Hans van Lookeren Campagne, toen adjudant van de gouverneur, had moeten | |||||||
[pagina 191]
| |||||||
decoderen.Ga naar voetnoot1. Er waren drie bezwaren van de regering tegen mij: 1) ik werkte tegen het landsbelang in (wie tot dusverre deze memoires las, kan hier eigen konklusies trekken), 2) ik had een slechte seksuele reputatie (dat waren dus de beruchte rapporten Roell, Heldring, Hilverdink, Van Haagen etc.Ga naar voetnoot2.) en 3) ik moest tegen iedere prijs van Beatrix worden weggehouden.Ga naar voetnoot3. Het was duidelijk, dat de overheid compleet onwettig bezig was geweest op Curaçao, wat dan ook door de toenmalige premier E. Jonckheer en de minister van Justitie, mr. S.W. van der Meer, uitstekend werd begrepen. Uit een en ander kwam een opzienbarende primeur voor ‘Vrij Nederland’ voort.Ga naar voetnoot4. Hoorde in de stad, trouwens, dat de couturier Max Heymans in travestie was uitgegaan en ergens een jongen had opgepikt. Hij vroeg de kerel mee naar huis. Onderweg ontdekte deze, dat Max van de mannelijke kunne was en gooide hem uit een rijdende auto. Hij schijnt te zijn opgenomen met een schedelbasisfractuur. Ik dacht, dat Beatrix wel eens hoedjes bij hem kocht. | |||||||
7 juni 1961Het ergerde me, dat ik niet eerder had bedacht naar Moskou te gaan. Popov zei nu, dat wanneer ik een visum voor New Delhi bezat, ik voor Moskou geen transit-visum behoefde aan te vragen. Henk Hofland stelde me vanmiddag vóór aan Harry Mulisch. Hij wil een boek schrijven over het Eichmannproces. | |||||||
8 juni 1961Emile van Konijnenburg riep: ‘Brand!’ Ik had een spoedbijeenkomst met hem in ‘Hotel de Witte Brug’. Hij zei: ‘Je hebt vorige week in je fameuze gesprek met “Vrij Nederland” gesproken over de Bilderberg-groep. Daar zitten de Sjah van Perzië, prins Bernhard en Dean Rusk in, dus er is een hoop rotzooi over ontstaan. Sinds vanmorgen wordt het vuile waswater over Koos Scholtens en mij gegoten. Dat is dus ook bij ons fout gevallen, want je hebt tegen Joris van den Berg gezegd, dat twee mensen van de Bilderberg-groep bij Sukarno in | |||||||
[pagina 192]
| |||||||
Washington zijn geweest. Scholtens en ik zijn geen lid van de Bilderberg. Ik heb zelfs van Van der Beugel uit New York een telegram gekregen of ik wat met jou had te maken. Hij is razend over deze contacten. De telefoons staan roodgloeiend over deze zaak. Nu komt de Bilderberg met een dementi in het straks te verschijnen nummer van “Vrij Nederland”. Ze zitten me allemaal achter de broek.’ Ik zette kalm uiteen, dat prins Bernhard, als voornaamste figuur van de Bilderberg waarschijnlijk tezelfdertijd als Sukarno in Washington was geweest. Dat Walt Rostow mij had gezegd, dat er via de geëikte Bilderberg-kanalen talloze verbindingen waren tussen Kennedy op het Witte Huis en de Prins. Hij (Rostow) noemde met name Dean Rusk. Daar het voor mij aannemelijk was, dat het laten vallen van de naam van prins Bernhard bij Walt Rostow de oorzaak zou kunnen zijn geweest van een onmiddellijk initiatief van Kennedy in de richting van de Prins, leek mij juist het noemen van de Bilderberg functioneel, wanneer men een proefballon oplaat om bepaalde mysterieus gebleven zaken door te prikken. ‘Dat kan allemaal zo zijn, maar de hele zaak hier in Den Haag staat op zijn kop over die ene opmerking van jou,’ zei hij. Ik dacht, misschien is het nu noodzakelijk de hele intrige van de groep-Rijkens maar te laten ontploffen. De brieven van Paul Rijkens aan Sukarno en van Sukarno aan Rijkens zouden om te beginnen boven tafel moeten komen. Ik belde Mathieu Smedts, die bevestigde dat er een communiqué van Rijkens was gekomen, dat de Bilderberg niet bij de Nieuw-Guinea-affaire in Washington betrokken was geweest, zoals ik tegen Joris van den Berg had gezegd. Smedts wilde een tegenstuk van me hebben. Ging naar John van Haagen in de Hengelstraat in Rotterdam. Hij kwam pas om 21:00 uit de haven thuis. Hij zette de tweeling op zijn schoot en wilde alles over de politieke ontwikkelingen weten. Hij bracht me met de bromfiets naar de laatste trein. | |||||||
9 juni 1961Smedts vroeg of ik mijn nieuwe stuk, waarvan ik een ‘j'accuse’ wil maken, met Joris van den Berg wilde schrijven. Dat weigerde ik. Nu zou Jan Eykelboom er met me aan werken. Ontmoette Friso Endt, maar vertelde hem weinig. Jan Vrijman hamerde weer op het boekje, dat ik moest schrijven. Ik vond Henk huilerig over de laatste ontwikkelingen, maar hij wilde helpen. | |||||||
[pagina 193]
| |||||||
In de trein naar huis zat een militair met bruine soldatenlaarzen en een leren broek tegenover me en liet zijn benen tegen de mijne rusten. Hij zei, dat wanneer hij in die combinatie werd gesnapt, hij op rapport zou worden geslingerd. Hij opende het gesprek met: ‘Kom je wel eens in de “Old Scotch Bar”?’ Ik ontkende dit. Hij heette Jimmy. Hij vond mensen als mij ‘interessant’ en stelde voor samen uit te gaan. Ik gaf hem mijn postboxnummer. Later dacht ik, wanneer de BVD werkelijk slim was, zonden ze een Indische (blauwe) jongen op me af. Dus een schandaal via een jongen in elkaar zetten en mij op die manier in discrediet proberen te brengen. | |||||||
10 juni 1961Mijn grootmoeder Poslavsky arriveerde als eerste voor mijn verjaardag vanmorgen in de bungalow in Huis ter Heide. De traditionele enveloppe met tien gulden werd in mijn jasje gestopt. Er was een brief van Theo uit Kaapstad. Ik had hem geschreven: ‘Ga in godsnaam weg uit Zuid-Afrika!’Ga naar voetnoot1. Hij antwoordde: ‘I must admit that on the face of it, it is no doubt the most sensible thing to do... The difficulty is that I am so attached to everything here, where I have lived for the past thirteen years. I am almost scared to leave here for good. I know economic conditions in Europe are excellent at the moment... I fully agree with you that our immediate future in South-Africa does not appear to be too hot! Furthermore our Government policy is hopeless. But at the same time you know from your own southern “Freedom Riders” that color projudice is a most difficult and unpredictable problem to deal with.’Ga naar voetnoot2. De Belgische journalist Pierre de Vos heeft de dood van Patrice Lumumba gereconstrueerd en is een serie artikelen begonnen in de ‘L'Express’.Ga naar voetnoot3. Vlak vóór zijn dood, in het bijzijn onder meer van de minister van Binnenlandse Zaken van Katanga, Godefroid Munongo, werd hem gevraagd: ‘Tu te crois toujours invulnérable? Allons, parle, salaud!’ ‘C'est l'heure de mourir,’ schreef de Vos. ‘L'homme fait signe que oui: il est invulnérable. A moins qu'a force de souffrance, il ne sache plus très bien ce qu'il dit. Lentement, avec une minutie de bourreau savamment exercé, on lui enfonce la baïonnette entre les côtes. | |||||||
[pagina 194]
| |||||||
Un blanc donnera le coup de grace...’ Een tussenkop in de reportage van twee pagina's meldt: ‘Dans le frigo d'un laboratoire belge.’ Ontstellend om te lezen, hoe Lumumba werd afgeslacht en in een Belgische koelkast gestopt. | |||||||
11 juni 1961Volgens Sydney GrusonGa naar voetnoot1. schijnt het er in Wenen tussen Kennedy en Khrushchev pittig te zijn toegegaan. Men wisselde memorandums uit welke scherp aan elkaar tegengestelde posities in de kwestie Berlijn nader uiteenzetten. De geallieerden houden met een crisis rond Berlijn thans ernstig rekening. Werkte de hele dag aan mijn Open Brief aan de groep-Rijkens voor ‘Vrij Nederland’. In de auto naar Driebergen las ik hem mijn Vader voor. Voor één keer was hij enthousiast. Mijn Moeder was in Wassenaar om in een kerkconcert de alt te spelen. Van Konijnenburg is bij dr. Zairin Zain in Washington. Ik ging naar Alkmaar en sliep bij Martin Portier. | |||||||
12 juni 196109:30 uur Ik telefoneerde Van Konijnenburg. Precies wat ik had vermoed, hij was naar Washington gesneld om dr. Zain ervan te overtuigen, dat de groep-Rijkens mij niet langer kon handhaven. Een reden te meer mijn Open Brief door te zetten. Het klonk, alsof hij blij was bij de gedachte van me af te zijn. 11:10 uur Mathieu Smedts wilde vooral namen in mijn stuk hebben. Jan Eykelboom vond het ‘een mooi artikel’. De naam Willem Drees werd natuurlijk meteen geschrapt. Eyk wilde ook de Multatuli-passage schrappen, maar dat wist ik te voorkomen. Ook andere passages, die zij niet begrepen, wilden ze er uit halen. Maar het is mijn brief en ik zal er scherp op toe zien, dat er verder niet in wordt geknoeid. Smedts vroeg zelfs uit zichzelf, wat ik voor het artikel wilde hebben. Ik liet het aan hem over. Henk Hofland vond het een griezelige onderneming. ‘Het zal mij benieuwen hoe dit afloopt,’ zei hij. 13:20 Ontmoette raadsman J.C.S. Warendorf. Hij merkte op nog nooit zijn buurman, Jesaia Lissauer, zo waarderend over | |||||||
[pagina 195]
| |||||||
iemand te hebben horen spreken ‘als over uw Vader’.Ga naar voetnoot1. Warendorf: ‘Uw papieren zijn hier wel naar boven gegaan.’ Opnieuw is een KLM-toestel verongelukt, ditmaal een Electra nabij Caïro. 23:30 Vanmiddag liep ik tegen mejuffrouw Stoffels aan, de vriendin van Dr. Zairin Zain. Zij vertelde, dat de ambassadeur over enkele dagen op ziekteverlof in Brussel zou aankomen. Dat betekende, dat hij op een ticket van de KLM zou reizen. | |||||||
13 juni 1961De eerste krant, die mijn V.N.-interview gisteravond in vier commentaren, Interessant (1), (2), (3) en (4) besprak was van de communistische ‘Waarheid’. Het was een accuraat en ‘to the point’ stuk. Het blad wees er op, dat de groep-Rijkens zich had gehaast zaken te ontkennen, die ik überhaupt nooit in V.N. had gesteld. De rest van de pers zweeg nog uit angst voor Den Haag. Ik belde Van Konijnenburg, die weliswaar bevestigde te weten, dat Zain in Brussel zou komen, maar er meteen op liet volgen: ‘Beter één minder naar Zain, dan één te veel.’ Ongevraagd vervolgde hij: ‘Steketee en Hofland vertrouw ik.’ De ‘N.R.C.’, het ‘Handelsblad’ en de ‘Haagse Post’ zouden nooit namen noemen zonder hem eerst op te bellen. Ik dacht, het is maar beter, dat Konijn niet weet hoe er bij die drie media over zijn handel en wandel in werkelijkheid wordt gedacht. Hij vervolgde: ‘Jouw verantwoordelijkheid is “V.N.”, “Het Parool” en “Het Vrije Volk”.’ Stel je voor! | |||||||
14 juni 1961Vroeg Henk op de man af, of hij in het ‘Handelsblad’ over mijn komende ‘Vrij Nederland’-artikel zou schrijven. ‘Ik denk het wel,’ zei hij ontwijkend. Als altijd op kritieke momenten distantieerde hij zich van de zaak. Ontmoette Mejuffrouw Stoffels, die het contact met Zain voor me onderhield, nu Konijn was uitgevallen. De Ambassadeur was in Rome aangekomen en had voor mij de boodschap gegeven: ‘Zeg hem maar, dat ik alles zal regelen.’ Simon Vinkenoog had me geschreven over de uitgave van een Kwadraat-pocket, uit te geven door de ‘Bezige Bij’. Het ging er om in het tijdschrift ‘Randstad’ waarvan hij, Hugo Claus, | |||||||
[pagina 196]
| |||||||
Harry Mulisch en Ivo Michiels redacteuren waren een vóórpublikatie van twintig pagina's te publiceren. Hij was bereid vijf gulden per pagina te betalen.Ga naar voetnoot1. Ik ontmoette Geert Lubberhuizen en Jan Vrijman bij de ‘Bezige Bij’. Ze gaan met de uitgave van een boekje akkoord. Veel hangt af van de snelheid waarmee ik te werk zal kunnen gaan. Minister Luns was plotseling tijdens de vergadering van de Tweede Kamer onwel geworden en geruchten liepen dat hij een hartaanval zou hebben gehad. Lubberhuizen: ‘Ik geloof niets van Luns, ook niet dat hij ziek is. Hij is immers gewoon naar de ziekenauto gelopen? Wanneer men zou aankondigen dat Luns dood was, zou het me niets verwonderen, wanneer ik hem de volgende dag op straat zou tegenkomen.’ Van 15:30 tot 20:15 ontmoette ik eindelijk Nasutions afgezant, de heer Ujeng Suwargana. De enige vermeldenswaardige notitie, die ik van dit lange gesprek maakte was, dat generaal Nasution op het standpunt stond, op ieder door hem gewenst moment de kwestie Irian-Barar militair te kunnen oplossen, maar dat Bungkarno - ‘en hij heeft het laatste woord’ - nog altijd naar een vredelievende overeenkomst zocht. Ujeng trof me als een vriendelijke amateur. | |||||||
15 juni 1961‘De Telegraaf’ vanmorgen: ‘Plotseling keek hij (minister Luns) naar een openstaand raam en meteen daarna vertoonde hij krampachtige bewegingen. De spreker had daar in het begin nauwelijks aandacht voor. Van de tribune werden verschrikte bewegingen gemaakt, toen mr. Luns de armen schokkend begon te bewegen... het was doodstil in de Kamer. De ministers Marijnen en De Pous, die eerst verbijsterd hadden toegekeken, schoten te hulp. Zij legden hun collega, die schokkend van zijn stoel gleed, op de grond... Wel kwam snel pater Beaufort uit de loge en trachtte mr. Luns geestelijke bijstand te verlenen.’Ga naar voetnoot2. Premier De Quay zou voorlopig de portefeuille van Luns beheren. Gisteravond voerde ik nog twee lange telefoongesprekken met Van Konijnenburg. Hij was van mening, dat er overleg zou hebben moeten plaats gehad over het door mij noemen van | |||||||
[pagina 197]
| |||||||
namen.Ga naar voetnoot1. Hij was bereid zich terug te trekken, zelfs bereid ontslag te nemen bij de KLM. Wanneer hij hoogleraar in Indonesië zou kunnen worden, vertrok hij morgen. Scholtens zou zich onmiddellijk terugtrekken. Dat betekende dat we niet meer vrij zouden kunnen reizen.Ga naar voetnoot2. De 700 gulden, die ik te goed had zou ik natuurlijk krijgen.Ga naar voetnoot3. Ik wist bovendien niet hoe hij in zijn eentje een gevecht leverde bij de KLM. Ik dacht op dat moment wel, ‘kassian’, Konijn zit in de knijp. Hij heeft toch ook wel moed betoond. Ook dr. Zain had mijn Vader al uit Brussel gebeld en telefoneerde om 23:30 terug. ‘Mijnheertje, ik heb je steeds gezegd, dat het spel moet worden gecoördineerd.’ Hij vroeg of ik naar Brussel wilde komen, ‘en neem die andere journalisten, die je noemde ook maar mee’. Ik legde uit, dat zoiets niet op stel en sprong kon worden geregeld. 11:50 Ontmoette Hofland. Hij had gisteravond laat om 23:30 nog de heren Lubberhuizen en Ujeng Suwargana op bezoek gehad. Zij waren het oneens met mijn rol in ‘Vrij Nederland’. De tekst van mijn ‘Open Brief’ as inmiddels op de voorpagina van ‘V.N.’ in de stalletjes verschenen.Ga naar voetnoot4. Henk zei dat ook Steketee boos was over mijn onfatsoenlijke en onparlementaire taalgebruik, zoals ‘stroopkwast’, ‘nattigheid aanvoelen’ etc.Ga naar voetnoot5. Henk was bezig een stuk te ontwerpen waar hij twee reputaties mee wilde redden; die van de groep Rijkens en die van mij. Hij was het dus ook helemaal niet eens met het door mij gevoerde beleid. Ik voerde aan, dat verwacht mocht worden dat Friso Endt so wie so met een stuk zou zijn gekomen en dat evenmin eerder door de groep-Rijkens over hun dementi met mij overleg was gepleegd. Waarop Henk zei: ‘Ik had het ook nooit gedaan.’ Ujeng Suwargana was vooral geïrriteerd door het naar buiten brengen van het gedrag van Van Riel. Zijn entree in Den Haag was er door verpest. Henk: ‘Je krijgt straks van Zain in Brussel op je lazer.’ Dat zullen we dàn wel zien. Ik ben zeker van mijn zaak en op alles voorbereid. Henk: ‘Denk maar niet dat “Vrij Nederland” in jou is geïnteresseerd. Het gaat ze alléén maar om de rel. In het begeleidende hoofdartikel spreekt | |||||||
[pagina 198]
| |||||||
Smedts immers over je verontwaardiging inzake Rijkens dementi. Dat betekent een stapje terug om goed te maken dat ze je brief op de voorpagina plaatsten.’ Voor mij stond, nà vijf jaren met Van Konijnenburg en de zijnen te hebben samengewerkt, vast dat in 1961 een ‘point of no return’ in de kwestie Nieuw-Guineau was bereikt. Ook nà het bezoek van Frits Philips, Emile van Konijnenburg en mij in 1959 aan Sukarno in Kopenhagen had men aan Indonesische zijde gekonkludeerd, dat het geen zin had met de amateur-diplomatie rond Paul Rijkens verder te spreken. Tenzij de heren van Rijkens een onomstotelijk duidelijk mandaat van de Nederlandse regering meebrachten om namens haar met Indonesië over de overdracht van het rijksdeel te onderhandelen. Voor mij stond dus in het voorjaar van 1961 als een paal boven water, dat de groep-Rijkens was uitgespeeld. Ik begaf me 5 april 1961 dan ook zonder overleg en op eigen kracht naar het Witte Huis en ontmoette de presidentiële adviseur Walt Rostow, omdat ik meende, dat van de tot dusver door Rijkens en de zijnen gespeelde rol diende te worden overgeschakeld op zo mogelijk directe druk van Washington op Den Haag, teneinde met spoed en onder dreiging van verdere Sovjet-bewapening van Indonesië, aan het doodlopende beleid van Luns c.s. rigoreus een einde te maken. Ik overwoog niet eens om Van Konijnenburg of anderen te raadplegen, want ik kende mijn pappenheimers zo langzamerhand maar al te goed. Ik handelde gewoon. | |||||||
[pagina 199]
| |||||||
overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië.Ga naar voetnoot1. Volgens mijn toenmalige analyse was de rol van de Rijkens-mannen in april 1961 reeds permanent door Washington en het Witte Huis zelf overgenomen. Ook de rol van prins Bernhard, die zich die cruciale dagen eveneens in Washington had bevonden, zal vroeg of laat bekend worden. Volgens mij is de invloed van de Prins op dàt moment in het Witte Huis van zelfs doorslaggevende betekenis geweest. Vooral Scholtens en Van Konijnenburg interpreteerden de gebeurtenissen anders en bleven doordraven. Krampachtig, mijns inziens, probeerden zij een rol te blijven spelen, die door de feiten was achterhaald. Indonesië eiste immers een glashelder politiek mandaat, wat een zichzelf respecterende regering immers nooit uit handen zou kunnen geven? | |||||||
[pagina 200]
| |||||||
15 juni 1961 (vervolg; dagboek)Minister Subandrio verklaarde in Djakarta, tijdens zijn gesprekken in Washington (in april) de indruk te hebben gekregen, dat Amerika er geen bezwaar tegen zou hebben, dat Irian-Barat naar Indonesië zou gaan. Het State-Department weigerde commentaar te geven op Bandrio's mededeling. De ‘N.R.C.’ interpreteerde dit als een afstand nemen van wat de minister had gezegd.Ga naar voetnoot1. Wat het blad in werkelijkheid had moeten schrijven was, dat Subandrio's verklaring waarschijnlijk wáár was, maar dat men in Washington de vertraagde breinen in Den Haag niet opnieuw in rep en roer wilde doen geraken. Luns was al in overspannen toestand naar huis gezonden. Ik nam de TEE naar Brussel om dr. Zain te ontmoeten in ‘Hotel Metropole’. De eerste die ik ontmoette was Bob Tapiheru, Zains assistent en toeverlaat. ‘Als je die lui van Rijkens nu maar niet te veel hebt geprovoceerd,’ zei hij. ‘Bob,’ antwoordde ik, ‘de rol van die heren is uitgespeeld, voor altijd. Begrijp dat nu.’ Ik gaf hem vier kopieën van ‘Vrij Nederland’ met mijn ‘Open Brief’. Mejuffrouw Stoffels verscheen ten tonele, kennelijk zojuist van een kapper teruggekeerd. Het resultaat was minder geslaagd. Ze vertelde Zain alles te hebben doorgegeven, ook mijn brieven. Dineerde met Christiaan van Heek. Hij was vanmiddag per helikopter uit Parijs gekomen en reisde morgen weer verder. Ik vond hem veranderd en minder aardig dan voorheen. Ambassadeur Zain liet me tot 23:30 wachten. Een schrille tegenstelling met een paar weken geleden, toen ik niet vlug genoeg vanuit New York naar hem toe was gekomen. Hij begon met: ‘Mijnheertje,’ en zoals Henk had voorspeld, volgde een uitbrander. Ik was met mijn acties het grote doel voorbijgestreefd.Ga naar voetnoot2. Van Konijnenburg was niet eens boos op mij, alléén maar diep geschokt, nà al die jaren mij zijn vertrouwen te hebben gegeven. ‘Je gaat maar vrede sluiten met Konijn,’ zei de ambassadeur. Hij vervolgde: ‘Je dwingt mij te kiezen tussen jou en de anderen van de groep-Rijkens. Ik spreek tot je als broer tot broer. Samen hebben we dit spelletje opgezet. Je zet nu dus ook mij voor schut. Ik gun jou een mooie carrière. Ik heb je in alles gecoached. Je moet een Minangkabauer worden: pentjah: hij slaat terug: hij springt opzij: totdat de ander moe wordt. Ben je eigenlijk niet bang, dat | |||||||
[pagina 201]
| |||||||
mijnheer Frits Philips jou door een paar mannetjes uit zijn fabriek een lel laat geven? Jij werkt met Amerikaanse methoden. Hollanders reageren hier anders op. Je moet mij niet voor moeilijke keuzen plaatsen. Wat denken de hoge heren bij “Vrij Nederland” nu te bereiken? Ze zijn verburgerlijkt, die heertjes van de PvdA. In de oorlog waren ze goed, maar nu niet meer. Je bent gewoon opgestookt door de vijfde colonne.Ga naar voetnoot1. Nu hebben ze lol. Ik heb professor Duynstee ook gezegd: jullie zien het conflict om Nieuw-Guinea nog altijd vanuit de hoek van nationale politiek. Irian-Barat is een cold war item geworden. Luns heeft al een beroerte gekregen, nadat hem de brief van Duynstee in handen was gespeeld.Ga naar voetnoot2. Ik heb tegen de professor gezegd, wanneer u op die toon met president Sukarno spreekt, dan komen we er niet. Wanneer u vrijuit uw mening tegen Bungkarno wilt uitspreken, begint u dan met: “Mijnheer de President, neemt u mij niet kwalijk, dat ik u dit zeg...”’ Ik moet hem ongelovig hebben aangekeken, omdat ik dacht, hij geeft Duynstee dus blijkbaar ook les in het benaderen van ‘het spel’. Zain zei: ‘Je zit me nu wel met grote ogen aan te kijken, en je schrijft alles meteen op, en dan denk ik, hij heeft het allemaal begrepen. Maar dan laat je je toch weer door je emoties leiden. Volwassen het spel spelen. Keep them guessing.’ Eigenlijk vond ik zelf dus, dat mijn strategie prima was uitgedacht en had gewerkt. Eerst een interview aan ‘V.N.’ geven met Joris van den Berg. En wanneer de heren van Rijkens dan, zij het om het in het geding brengen van prins Bernhard, in de gordijnen zouden klimmen - en ze kwamen met een eenzijdig dementi - dàn pas in tweede instantie de volle laag geven en met een ‘Open Brief’ komen. ‘Wanneer je het lef hebt gehad,’ vervolgde de ambassadeur, ‘om die brief aan Walt Rostow te schrijven, dan zal je dit zeker jegens je eigen landgenoten moeten kunnen opbrengen. Je hebt Konijn bang zitten maken door de telefoon. Hij vraagt zich nu zelfs af of je hem met de tickets die je van hem kreeg zal gaan chanteren.Ga naar voetnoot3. Ik was toch al bezig met een fonds te maken, dat je zou kunnen reizen.Ga naar voetnoot4. Op die manier kon je je werk voortzetten, zonder dat de fondsen van Indonesië afkomstig zouden | |||||||
[pagina 202]
| |||||||
zijn. Nu moet het allemaal weer anders. Dus ik raad je aan, ga nu maar eerst vrede maken met Konijn. Wat denk je? Dat die kereltjes mij kunnen verlakken? Je hebt alléén maar bereikt, dat iedereen nu eerst weer in zijn schulp kruipt. Je kent nog altijd het hypocriete karakter van die kereltjes (de groep Rijkens dus) niet. Je onderschat mij. Niemand doet dat, behalve jij. Je zegt, dat je mij bewondert en van me wilt leren. Team-work! Ik heb je gezegd, voor je iets doet, wacht je op green-light van mij. Je neemt voortaan eerst contact op met de heer Zahir (tweede man op de Indonesische ambassade in Brussel) en je laat hem mij op nummer 788428 in Washington telefoneren. Jij verwacht nog altijd, dat deze kereltjes Jezussen zijn, die de andere wang toekeren, maar mijnheer Luns is nog altijd geen profeet.’ Ik bracht heftig naar voren, dat ik slechts passend had gereageerd op het dementi van Rijkens en dat ik genoeg had van het kiekeboespel van de heren. ‘Je had nog eventjes meer moeten slikken,’ zei ambassadeur Zain. Ik benadrukte, dat ik de afgelopen vijf jaren al heel veel van de heren had gepikt en dat het me geen donder meer kon schelen wie wèl of niet zijn baantje zou verliezen. ‘Pas vooral op, dat ze niet gaan zeggen: mijnheer Oltmans is onbetrouwbaar,’ antwoordde Zain. ‘Ik heb je gezegd, wat in de brief van Paul Rijkens over Irian stond. Dus toen ik je met Dreyfus-methoden geschreven stuk las, schrok ik ook. Toch zat ik je bij de heren te verdedigen en ze zeiden mij: “Maar hij valt u ook niet aan.” Intussen heb je mijnheer Frits Philips wèl voor gek gezet.’ Hij benadrukte opnieuw, dat in het interview met Joris van den Berg mededelingen hadden gestaan, die van Indonesische kant bekeken ‘bepaald niet wáár waren’. Hij hoopte daarom, dat Bungkarno het stuk niet onder ogen zou krijgen. Intussen verschenen in de kranten foto's van Sukarno, met Yuri Gagarin, president Leonid Brezhnev en premier Nikita Krushchev. Het Moskouse verjaardagsfeest voor de Bung moet een feestelijke aangelegenheid zijn geweest. De president kreeg een auto aangeboden en een bronzen beeld van een vrouwelijke Russische atlete. Sukarno danste met Krushchev. Mikoyan met Brezhnev, die een zakdoek op zijn hoofd legde en de vrouwelijk partner speelde. Krushchev greep daarop de met gouden sterren ingelegde baton van Sukarno en begon er mee de band te dirigeren. De Indonesiër riep, dat dit de Sovjet-Unie nieuwe credieten zou kosten. ‘Look!’ brulde Krushchev, zijn zakken omkerende: ‘He robs me of everything. He takes | |||||||
[pagina 203]
| |||||||
everything I have.’Ga naar voetnoot1. In Küssnacht, aan het meer van Zürich, was op 86-jarige leeftijd de psycholoog Carl Jung overleden. Deze man had mij, sinds ik in 1947 op ‘Nijenrode’ voor het eerst met de psychologie kennismaakte, gefascineerd. ‘With perception, you know something is there,’ zei hij eens. ‘Thinking tells you what it is. Feeling tells you what it is worth to you or to ethers. And intuition tells you where the damn thing comes from or goes to.’Ga naar voetnoot2. | |||||||
16 juni 1961‘Gare du Nord’, Brussel Tegen 02:00 kwam ik uit het ‘Metropole Hotel’ gisteravond. Ik had nauwelijks twee stappen gezet of een Fiat cabriolet stopte en de bestuurder wenkte mij. Het bleek een Italiaanse diplomaat, Guliano B., te zijn. Hij nodigde me mee naar zijn huis te gaan, wat me prima uitkwam, want ik moest nog een hotel zoeken. T.E.E. Het Nederlandse landschap, wanneer de zon maar schijnt, blijft fraai. 15:00 Lido terras. De directeur van ‘Antara’, Sluimers, kwam hier naar toe. Hij zei, dat er enorme belangstelling was voor mijn ‘V.N.’-artikel. R.C. PekelharingGa naar voetnoot3. van Buitenlandse Zaken had hem er reeds over opgebeld. De hele kudde liep warm. Telegrammen bij de vleet. Sluimers verduidelijkte, dat de meest vooraanstaande journalisten, als Paul van 't Veer, Wim Klinkenberg, Fedde Schurer en anderen hem hadden geraadpleegd. Men brak het hoofd over de vraag of ik mogelijk mijn ‘Open Brief’ met stilzwijgende toestemming van Rijkens had gepubliceerd. Niemand kon zich blijkbaar voorstellen, dat ik een dergelijk besluit single- handed had genomen. Sluimers begreep dus ook, dat het Rijkens dementi slechts ten doel had gehad de Prins bij voorbaat te zuiveren. Ik zei dit te begrijpen, maar dat het mij er als journalist juist om ging de rol van prins Bernhard in Washington tussen 24 en 26 april in de publiciteit te brengen. Een rol, waarvan ik zelf het fijne niet wist, maar waarvan ik hoopte, dat het ontstane kabaal de onderste steen boven zou brengen. | |||||||
[pagina 204]
| |||||||
Het ‘Algemeen Handelsblad’ verscheen vanavond met een groot opgemaakt artikel geschreven door Henk Hofland, ‘De groep-Rijkens en de Nederlandse politiek inzake Nieuw-Guinea’. Het werd een de kool en de geit sparend werkje, precies zoals hij me reeds had aangekondigd. Ik was er blij mee en concentreerde me op wat me verder te doen stond. Mijn Vader sprak over Port Elisabeth, Zuid-Afrika.Ga naar voetnoot1. Hij vertelde, hoe een ‘kaffir’, bij het inblikken van schijven ananas bijna door een bedrijfsleider was ontslagen. Mijn Vader voorkwam dit en had de Bijbel geciteerd: ‘Gij zult een dorsende os niet muilkorven.’ Hij vervolgde: ‘Wij kregen ieder half uur van een juffrouw thee of wat anders te drinken. Maar voor de zwarte arbeiders ging eens in de drie uren een bel en dan konden zij iets drinken.’ | |||||||
17 juni 1961Telefoneerde met Henk Hofland, die zei met Paul Rijkens te hebben gesproken. Rijkens had betreurd, dat zijn naam in het openbaar in de kwestie Nieuw-Guinea was genoemd. Henk: ‘Bij Verkadekoekjes denk je toch ook niet altijd meteen aan Mijnheer Verkade?’ Rijkens had om een aantal terechtzettingen rond Henks stuk van gisteren gevraagd. ‘De Telegraaf’ kon niet bij de andere media achterblijven en kwam vandaag met een vrij groot opgemaakt stuk over informele contacten van zakenlieden met Sukarno. ‘Kans op sukses: 10 procent’ meende het ochtendblad. Ze waren niet behoorlijk ingelicht. Kans op sukses was nul komma nul. Mijn naam werd met pijn genoemd. Het woord journalist werd tussen aanhalingstekens geplaatst. Mr. G.B.J. Hiltermann pakte het anders aan. Hij koos de zijde van Rijkens. Hij noemde mijn voorstelling van zaken ‘onzinnig’ en ‘schadelijk’ en de groep-Rijkens had zich ter eigen voorlichting wel eens van mij bediend en mij daarvoor (zij het ook geringe) honoraria en onkostenvergoedingen uitbetaald. De boosaardige publikatie was wel in de eerste plaats gevolg van haar weigering om op dit pad verder te gaan. Hiltermann vervolgde zijn van iedere grond ontblote beweringen: ‘Het is jammer dat deze pathologisch eerzuchtige en onevenwichtige man in deze ernstige zaak krampachtig een rol wil blijven spelen. Aan zijn uit de lucht gegrepen veronderstellingen en onthullingen dient men niet veel waarde te hechten.’ | |||||||
[pagina 205]
| |||||||
In aanmerking genomen, dat Hiltermann als ‘H.P.’-hoofdredacteur er op uit was om Mathieu Smedts en ‘V.N.’ in de wielen te rijden, zal desondanks voor een ieder, die voorgaande pagina's heeft gelezen duidelijk zijn, dat het beroemde radio-orakel niet in de verste verte wist waar hij over schreef. En zoals deze zaken in het Madurodamse nawerken, 25 jaar later zou bovenstaande uitspraak van Hiltermann zonder blikken of blozen worden geciteerd als een zuiver beeld scheppende van mijn handel en wandel. Er werd 25 jaar later gezegd, Hiltermann schreef reeds in 1961... en dus is Oltmans in 1988 ‘een pathologisch eerzuchtige en onevenwichtige man’. | |||||||
18 juni 1961Schreef zoals dr. Zain had gevraagd een brief van vier kantjes aan Emile van Konijnenburg.Ga naar voetnoot1. Joris van den Berg telefoneerde, dat hij Hoflands artikel in het ‘Handelsblad’ niet fair vond. ‘Hij is het zelf met de actie van de groep-Rijkens eens, maar zegt het niet in de krant.’ Ik verbeterde Joris: ‘Mag het van Steketee niet in de krant schrijven.’ Joris wilde er in het ‘Hollands Weekblad’ op terug komen. Ook kondigde hij aan dat Mathieu Smedts in het nieuwe nummer van ‘V.N.’ opnieuw over de affaire zou schrijven met de teneur van Oltmans heeft gelijk; de activiteiten van Rijkens horen in de publiciteit thuis. Logeerde bij John van Haagen in Rotterdam. Dezer dagen meerde een Russische vrachtboot dicht bij de onderzeeër ‘Walrus’ af. Onmiddellijk moesten er zeildoeken om de periscoop, radar en wat er verder ‘geheim’ mocht zijn. De onderzeedienst zou ook naar Den Helder worden overgeplaatst. ‘Dan kan de hele vloot tenminste met één bom worden uitgeschakeld,’ zei hij. ‘Weet je dat één duikboot minstens evenveel waard is als een kruiser? Bovendien kunnen de “Karel Doorman” en de “De Ruyter” bij laag water de haven van Den Helder niet eens uit.’ Hij wilde binnen niet te lange tijd de Marine verlaten en in de haven gaan werken. ‘De dienst eist zoveel van me: Greet en de boys hebben zo niets meer aan me. Ik ga morgen weer tot 8 juli naar zee.’ | |||||||
[pagina 206]
| |||||||
verwennen: de kas van ‘Vrij Nederland’ had opdracht gekregen mij 75 gulden uit te betalen. Had gehoopt, dat Jan Vrijman mij in ‘H.P.’ te hulp zou komen. ‘Henk Hofland heeft grote keet met de groep-Rijkens gekregen over zijn “Handelsblad”-stuk,’ zei hij me per telefoon. Vrijman: ‘Het is misschien eigenbelang, maar ik doe er maar even niets aan in “H.P.”. Dat kan je boekje ten goede komen. Wanneer we er een al te vette keet van maken blijft de vraag: hoe kom je er weer af?’ Had een lang gesprek met Henk Hofland. Hij benadrukte opnieuw, dat hij mijn ‘Open Brief’ ‘gewoon goed’ had gevonden, met uitzondering van sommige Nederlandse volzinnen. Sluimers van ‘Antara’ stelde me in het ‘Lido’ voor aan de journalist Wim Klinkenberg van ‘De Waarheid’ die als eerste had gereageerd op mijn interview met Joris van den Berg in ‘V.N.’. Aardige kerel. Zij waren beiden van mening, dat Luns zou aanblijven, tenzij de KVP hem zou laten vallen. De politici, als Harm van Riel (VVD), die wèl van Irian afwillen, zien liever dat het kabinet aanblijft, omdat in de huidige samenstelling wel te praten zou zijn. Professor Duynstee, behorend tot de rechtse Welter-groep van de KVP, heeft reeds aangekondigd, dat als het kabinet nu zou vallen, de KVP zich opnieuw zou gaan splitsen, omdat zij de sociale wensen van de PvdA in de regering niet lusten. Dus alle krachten zijn op dit moment verenigd om die splitsing te voorkomen. ‘De PvdA-pers zwijgt, behalve dan “Vrij Nederland”, omdat er kans is dat zij aanstonds in een regering moeten gaan optreden met Luns als minister van Buitenlandse Zaken,’ aldus Klinkenberg. ‘Jij wordt dus gesteund door ons, (uiterst links) en door uiterst rechts...’ Ik wist absoluut niets van de binnenlandse politieke verwikkelingen en voelde me ten aanzien van Klinkenbergs uiteenzetting als een eend in een uitzonderlijk vreemde bijt. ‘Elseviers Weekblad’ had vooralsnog gezwegen. Ik belde hoofdredacteur H.A. Lunshof. Hij vroeg onmiddellijk te komen en ontving me zéér hartelijk en bood een whisky aan (wat ik nooit drink of gedronken heb). ‘Ik heb in de redactievergadering gezegd: “Oltmans heeft gelijk” en dat ga ik ook schrjven,’ meende Lunshof. ‘Eén van de mensen, die u in uw brief aan de groep-Rijkens hebt genoemd is hier bij me geweest en heeft me gevraagd of ik niet wilde schrijven, dat we van Nieuw-Guinea af moesten.Ga naar voetnoot1. Ik heb hem toen gezegd: “Wilt u | |||||||
[pagina 207]
| |||||||
het schrijven en ondertekenen, dan zal ik het plaatsen.” Maar dat wilden hij en de zijnen niet.’ Daar had je het weer. Een belangrijk deel van mijn rebellie (nà vijf jaar) tegen het gemanipuleer achter de schermen van de heren rond Rijkens was hun labbekakkerigheid en grondbenadering van altijd anderen de kastanjes uit het vuur te laten halen en eigen reputaties tegen iedere prijs buiten het geding te houden.Ga naar voetnoot1. Hofland had me gezegd: ‘Lunshof is belangrijk: probeer hem om te praten.’ Maar dat behoefde dus niet. Lunshof: ‘Ook via derden heeft premier De Quay mij laten vragen te willen schrijven, dat we van de Papoea's af moeten. Ze weten blijkbaar niet, deze heren, dat onderhandelen met Sukarno volgens artikel 93 van het Wetboek van Strafrecht levenslang kan kosten.’ Met een brede grijns: ‘Dàt nu ga ik schrijven.’ Hij vervolgde: ‘De groep-Rijkens kán niet onderhandelen. Alléén de regering kán en móet dat doen. Deze regering moet ophouden met dubbel spel te spelen. Een gedeelte van de regering De Quay heult in het geniep met de groep-Rijkens. Wanneer ik minister van Buitenlandse Zaken was, zou het binnen een paar maanden zijn gebeurd. Ze hadden Sukarno indertijd moeten ophangen.Ga naar voetnoot2. Maar “du moment”, dat wij de Indonesische soevereiniteit hadden erkend had hij mèt de Koningin naar het paleis op de Dam gebracht moeten worden en op het balkon zijn verschenen. Hij had een grootkruis moeten krijgen. Iets anders is, dat Indonesië natuurlijk nooit onafhankelijk had moeten worden.Ga naar voetnoot3. Maar nu het zo ver is, moet er met Sukarno worden gepraat.’ Ik probeerde Lunshof te paaien met tussenzinnetjes als: ‘Durft u dat echt allemaal te schrijven?’ Ik vroeg hem nog, of ik een ontmoeting tussen hem en Zain zou arrangeren. Maar daar ging hij niet op in. Op tafel lag mijn ‘Open Brief’ vol met strepen en krassen. Ik telefoneerde Mathieu Smedts na afloop. Hij zei: ‘Ik kom straks met een nieuw stuk waarin ik jou voor 90 procent dek en zeg donders goed te weten waarom we jouw brief wèl hebben gepubliceerd. Ik kom ook met een vuile aanval op Hofland.’ Ik antwoordde: ‘Maar Henk heeft al gedonder genoeg met de groep-Rijkens.’ Hofland had me vandaag nog eens gezegd, dat hij als zijn drie voornaamste bronnen beschouwde: Ujeng Suwargana, Emile van Konijnenburg en mij. Ook kondigde | |||||||
[pagina 208]
| |||||||
Smedts aan, dat ‘V.N.’ een artikel van dr. M. van Blankenstein zou publiceren onder de titel ‘Oltmans ontspoorde’. Hieruit begreep ik, dat Van Blankenstein door de groep-Rijkens weer tijdelijk uit de mottenballen was gehaald, om zodoende in ‘V.N.’ iets van het Rijkens-standpunt te kunnen laten doorklinken. Greet van Haagen vertelde gisteren, dat een pastoor op bezoek van geweest om over de doop van de kinderen te praten, maar hij was prompt op John gaan tippelen. ‘De priester zag er jong en goed uit,’ zei ze. ‘De Telegraaf’ veroorzaakte vandaag aanzienlijke deining door met vette koppen te melden, dat Sukarno in Moskou twee kruisers en ander oorlogsmaterieel had toegezegd gekregen voor de bevrijding van Irian-Barat, welke nog dit jaar zou moeten plaatsvinden. Het bericht kwam de woordvoerder van minister van Defensie, ir. S.H. Visser, als onwaarschijnlijk voor, want de Indonesiërs waren nog niet begonnen met walverbindingen voor kruisers aan te leggen.Ga naar voetnoot1. | |||||||
20 juni 1961Mijn Vader reed me als altijd trouw naar station Den Dolder. Hofland zei, dat Smedts wanneer hij hem zou aanvallen, last met zijn eigen medewerkers zou krijgen. Ook verwachtte hij, dat Lunshof op zo'n manier zou schrijven, ‘dat de groep-Rijkens helemaal onmogelijk zou worden’. Toen ik Smedts vertelde, dat Lunshof artikel 93 van het Wetboek van Strafrecht op de groep-Rijkens toegepast wilde zien, antwoordde hij: ‘Lunshof had al lang zelf levenslang moeten krijgen.’ In Den Haag ontmoette ik vijf kwartier lang de kamerleden Fedde Schurer en Franssen, beiden PvdA. Zij stemden indertijd tègen het vormen van een Nieuw-Guinearaad. Gaf uitvoerige details, waarvan Franssen nauwkeurige aantekeningen maakte. We werden het eens, dat mr. J.A.W. Burger vragen diende te stellen aan premier De Quay. Ik stelde met hen vijf provisorische vragen op. Schurer spoedde zich in de Kamer naar Job, zoals hij zei. Burger wilde de zaak eerst op haar beloop laten en zien hoe het zou lopen. Schurer: ‘Hij besefte dat wat we hem vertelden waar was, maar politiek lag de zaak op dit moment niet gunstig.’ Franssen schoot ook nog de heer mr. J.A.N. Patijn aan. Ze zouden me op de hoogte houden. Mijn Vader was van mening, dat W. van Wijk in ‘Het Vader- | |||||||
[pagina 209]
| |||||||
land’Ga naar voetnoot1. me meer te hulp was gekomen, dan Hofland in het ‘Handelsblad’.Ga naar voetnoot2. Henk had me trouwens gezegd, dat de heer Meijer van de hoofdredactie, die lange gesprekken met Van Konijnenburg had gevoerd, mijn beste vriend was in de ‘Handelsblad’-top. Ik ging een uurtje met Van Wijk praten. ‘Patijn wordt in de deftige wereld hier als een beetje te rood gezien,’ zei hij. ‘En professor Röling dan?’ vroeg ik. ‘Professoren mogen nu eenmaal aberraties hebben,’ antwoordde hij. Van Wijk: ‘Het “Handelsblad” en wij zijn in de dagbladpers de enige geweest, die uw “Vrij Nederland”-verhaal hebben gebruikt om de Nieuw-Guineazaak weer eens op te halen.’ Hij beschouwde het als belangrijk indien er vragen in de Kamer over zouden worden gesteld. Overigens hadden Schurer en Franssen mij benadrukt, dat zij ‘outcast’ waren, omdat zij strijk en zet tègen atoomwapens in Nederland hadden gestemd. Het werd een prettig gesprek met Van Wijk. Mr. J.A. Jonkman leek hem een geschikte persoonlijkheid om de gesprekken met Indonesië over Nieuw-Guinea te leiden. Hij vermoedde, dat Luns zou aftreden om gezondheidsredenen. Mogelijk zou mr. P.A. Blaisse zijn opvolger worden, ‘die ligt bovendien gunstig bij het bedrijfsleven’. Hij vond mejuffrouw dr. M.A.M. Klompé ‘een levensgevaarlijke juffrouw, die denkt dat ze alles kan’. Van Wijk vond mijn ‘Open Brief’ te wild, te artistiek en te onverstandig. Toch bleef hij mij duidelijk welgezind. ‘Ik moet u zeggen op mij is van de zijde van de groep-Rijkens nooit druk uitgeoefend.’ Hij was bang, dat het komende stuk van Lunshof mij in discrediet zou brengen. Ontmoette in de ‘Posthoorn’ de Sovjet-diplomaat Popov. Ik zei al enige tijd via de heer Chung Min Yen van de Chinese legatie naar Peking te willen en eveneens te hopen op een uitnodiging van Moskou. Hij zou me de rede van Sukarno en het antwoord van Khrushchev, evenals het in Moskou uitgegeven communiqué toezenden. Hij bracht me in zijn auto naar het station. Fedde Schurer gaf me een hoofdartikel van de journalist Evenhuis in de ‘Leeuwarder Courant’: ‘De 35-jarige journalist Willem Oltmans is het laatste Nederlandse slachtoffer - het is niet boosaardig bedoeld - van de charme van het Indonesische staatshoofd...’ 20:10 uur Huis ter Heide | |||||||
[pagina 210]
| |||||||
Het leven is een drama. Ik ben eigenlijk nog maar gedeeltelijk blij om hier te zijn. Mijn ouders blijven eigenlijk ‘vreemden’. Bovendien worden zij steeds ouder. Mijn Vader spreekt soms in zijn werkkamer tot zichzelf. Hij is ook moeilijker dan vroeger. Ik beleef dit allemaal als zéér pijnlijk. Harisanto is in Kew Gardens gearriveerd en schreef nu voor de zomer in mijn flat te wonen. Een Chileense jongen, David, was meegekomen. Prima. De U.N.O. maakte bekend, dat de crisis in Congo als geëindigd kon worden beschouwd.Ga naar voetnoot1. Er zou een hulpfonds van 100 miljoen dollars worden gevormd. Tot dusverre was 17.900.000 binnengekomen en Dag Hammerskjöld had er 10 miljoen als U.N.O.-lening bovenop gedaan. Antoine Gizenga wilde alléén naar Leopoldville gaan indien hem bescherming en veiligheid door de blauwe baretten van de U.N.O. zou kunnen worden gegarandeerd. | |||||||
[pagina 211]
| |||||||
Dirk Stikker, kondigde in Washington in een rede aan, dat er ernstige problemen op het westen af kwamen. Er werd een crisis over Berlijn verwacht. Nikita Khrushchev zou de spanningen opzettelijk opvoeren.Ga naar voetnoot1. | |||||||
21 juni 1961Huis ter Heide Mijn Moeder werd vandaag 65 jaar. Het werd een uitgebreide familie ‘kumpulan’.Ga naar voetnoot4. Mijn Moeder gaf subtiel aan, dat zij hoopte, dat ik vanavond er bij zou zijn wanneer men ergens ging eten. Toen ik dus toch naar Amsterdam vertrok voor de lunch zei ze ‘jammer’. Ik wil hier in 1988 bij aantekenen, dat ik bij het teruglezen van deze passage stil en verdrietig werd. Hoe heb ik dit kunnen doen, alsof het belangrijker was me opnieuw onder te dompelen in het gekonkel rond Nieuw-Guinea in de Amsterdamse perswereld. Er was één factor, die meespeelde, dat ik liever wegging, en die was, dat bijna mijn hele familie het oneens was met het door mij in opspraak brengen van de naam Oltmans. Men stond ‘en bloc’ achter Luns en de regering, met uitzondering, ik moet zeggen, van mijn ouders, die voldoende van mij hadden meegemaakt en gehoord om er anders over te denken. Het onderwerp werd echter angstvallig vermeden, wat voldoende indicatie was. | |||||||
[pagina 212]
| |||||||
Henk Hofland adviseerde de komende veertien dagen in alle toonaarden mijn ‘bek’ te houden en daarna in overleg met hem en Jan Eykelboom van ‘V.N.’ met een nieuw stuk te komen. Hij herhaalde, dat ik toch ‘te ruig’ te werk was gegaan en nu afhankelijk van anderen was geworden om mijn reputatie te redden. Jan Vrijman waarschuwde: ‘Pas op voor Lunshof, want hij is een schoft, hoor!’ Vrijman maakt zich bovendien zorgen over wat Hiltermann in zijn schild voerde. Ontmoette Peter Appel, die vanavond in de schouwburg danste. | |||||||
22 juni 1961De ochtendbladen staan boordevol met koppen over nieuwe contacten van de groep-Rijkens in Wenen en Rome met president Sukarno en de zijnen. Terwijl generaal Nasution in Belgrado had verklaard, dat de kans op een militair conflict om Nieuw-Guinea groeide, liet minister Luns via een woordvoerder verklaren, dat hij zich ‘uitdrukkelijk’ had gedistantieerd van de informele contacten van de groep-Rijkens met Sukarno. Het ‘Algemeen Dagblad’ berichtte, dat minister Luns op de hoogte was dat de contacten zouden plaatsvinden. Voor mij stond, met de nieuwste uitlatingen van Luns andermaal vast, dat de activiteiten van het Rijkens-comité, bij voorbaat gedoemd waren te mislukken. Wat me bevreemdde was, dat er überhaupt werd dóórgepraat terwijl het duidelijk was, en door Luns andermaal publiekelijk verkondigd, dat de groep nooit een mandaat van de regering zou krijgen. ‘Lunshof heeft woord gehouden,’ zei Henk me. Hij was al in het bezit van de betreffende pagina uit ‘Elseviers Weekblad’ van 24 juni 1961. Eppo Doeve had een fraaie tekening gemaakt van konkelende heren met Sukarno onder een klapperboom: ‘Het schaduw-kabinet der gewichtigen.’ Na een overzicht te hebben gegeven van mijn reeks mededelingen in ‘Vrij Nederland’ konkludeerde Lunshof zonder meer: ‘Met andere woorden, de heer Willem L. Oltmans heeft doodgewoon gelijk.’ De hoofdredacteur doopte zijn stuk: ‘Opheldering door regering noodzakelijk.’ Ook aartsvijand Albert Bernard, overgestapt van het ‘Handelsblad’ op ‘Elseviers’, publiceerde een drie-kolomsartikel, ‘Vreemde verstandhoudingen’. Besnard: ‘Dank zij de onthullingen van de heer Oltmans, die wij op zichzelf niet kunnen waarderen, komt het obscure streven van de groep-Rijkens terecht, waar het hoort, in het licht der openbaarheid.’ ‘Elseviers’ liet affiches drukken: ‘Elsevier deze week: Geheim gesprek over Nieuw-Guinea’, in rode, gele en | |||||||
[pagina 213]
| |||||||
zwarte letters. Het aanplakbiljet werd door het hele land verspreid. Zain had nu dan toch het kabaal waarom hij had gevraagd? Uiterst rechts valt me bij. Die situatie brengt me eigenlijk in verwarring, maar goed, gewoon doorpompen. Het A.N.P.-nieuws van 13:00 meldde dat Scholtens en Van Konijnenburg opnieuw bij Sukarno waren geweest. De regering zou een communiqué uitgeven. De bom schijnt nu pas werkelijk te barsten. Ik ontmoette Wim Klinkenberg in het gebouw van ‘De Waarheid’. Hij had vernomen, dat professor Duynstee, evenals de groep-Rijkens, naar Rome was gereisd en dat er een zeker verband bestond tussen de reis van Duynstee en een weekend van koningin Juliana en prins Bernhard in Italië. Ik heb dus steeds geloofd, dat Sukarno en prins Bernhard elkaar op enigerlei wijze in Washington hebben ontmoet. Klinkenberg kondigde aan, dat het kamerlid Marcus Bakker (CNP) vanavond met een groot opgemaakt artikel over de affaire Rijkens en Nieuw-Guinea zou komen.Ga naar voetnoot1. Ik zei tegen Klinkenberg, dat ik van Sukarno had geleerd geen onderscheid te maken tussen een journalist van ‘De Waarheid’ en van andere media en dus moeite zou doen ook hem in contact te brengen met Indonesiërs. Wat vanmorgen opviel was, dat toen ik met het nieuwe nummer van ‘Vrij Nederland’ bij Henk kwam, hij absoluut geen oog had voor het vóórpagina-verhaal van Smedts over de Nieuw-Guinea-affaire - ook niet voor de dikgedrukte aankondiging ervan - maar hij bladerde rechtstreeks door naar een klein artikeltje, dat een stuk van hem in ‘Podium’ behandelde. Dit frappeerde mij zéér. De opening van Smedts luidde: ‘Naar onze overtuiging heeft Willem Oltmans met zijn open brief goed werk verricht door een duistere zaak in de openbaarheid te brengen.’ Dàt had hij dus uitstekend begrepen. Mocht ook wel na alle gesprekken, die we hadden gevoerd. Hij vervolgde: ‘Anderen menen dat Oltmans daarmee de laatste gespreksmogelijkheden met Indonesië onmogelijk heeft gemaakt.’ Smedts had dus nog altijd niet dóór, dat ik de groep-Rijkens in de publiciteit had gebracht juist en voornamelijk, omdat vast was komen te staan, dat gespreksmogelijkheden met Sukarno via de groep-Rijkens nooit en te nimmer aanvaardbaar waren voor de regering en daardoor geen levensvatbare opening inhielden. Smedts: ‘In het artikel van M. van Blankenstein wordt duide- | |||||||
[pagina 214]
| |||||||
lijk gemaakt, waarom zijns inziens altmans zijn “aanklacht” niet had mogen publiceren. Ik kan niet antwoorden,’ aldus Smedts, ‘waarom hij dàt heeft gedaan. Ik weet wel waarom “Vrij Nederland” zijn stuk heeft gepubliceerd... De tijd is gekomen dat de regering moet handelen. En daarom was het goed dat Oltmans schreef.’ Dat Smedts, na alles wat we hadden afgepraat, het deed voorkomen, alsof hij niet werkelijk had begrepen wat mij tot mijn actie had bewogen, stelde me grenzeloos teleur. Ik was eigenlijk met stomheid geslagen. Hield hij zich bewust van de domme, of wat was zijn werkelijke beweegreden? Het nieuws van 22:30 meldde dat de heer Burger te elfder ure toch vragen aan premier De Quay had gesteld, evenals het kamerlid Th.M.J. de Graaf (KVP). Bovendien heeft de KLM nu onder druk van de regering een communiqué uitgegeven om te benadrukken dat Emile van Konijnenburg uitsluitend een mandaat van de directie had ontvangen om met de ‘Garuda’ te onderhandelen over de schuld van de GIA aan de KLM. Ernst van der Beugel schroomde niet, wanneer Luns dit van hem eiste, zijn onderdirecteur publiekelijk te desavoueren. | |||||||
23 juni 1961Vanmorgen kwam er een brief van Konijn in antwoord op de door Zain geïnspireerde vredesbrief van mij. Wanneer men de hele rel in aanmerking nam was het eigenlijk een mieters antwoord. ‘Waarde Wim, (voor het eerst ‘waarde’) Je brief van 18 juni zal ik na terugkeer van verlof (hij was met vakantie gegaan), medio juli a.s. beantwoorden. De situatie doet mij denken aan het verhaal van het jongmens, dat meende dat zijn verloofde niet meer om hem gaf, naar een wapenzaak ging, een revolver kocht en haar overhoop schoot. Een spijtige gang van zaken, die wel spectaculair is, maar voor de betrokkenen droeve gevolgen heeft. Als mijn woorden een bepaalde indruk hebben gemaakt, die je bevreemdde, waarom dan niet eens ernstig de zaak uitgesproken, waarom dan ineens een schot?’ Hij deelde verder mede, dat de 800 gulden onderweg waren. ‘Met vriendelijke groeten, mede aan je ouders, Emile van Konijnenburg.’Ga naar voetnoot1. Het was niet gelukt duidelijk te maken, waarom ik handelde die dagen als ik deed. Mijn ouders, met wie ik er iedere dag over | |||||||
[pagina 215]
| |||||||
sprak, begrepen het volledig. Toen mijn Moeder het artikel van H.A. Lunshof in ‘Elseviers’ las, merkte ze op: ‘Lunshof staat achter jou, maar om geheel andere redenen, dan je ooit hebt bedoeld.’ En in die trant publiceerde ‘De Waarheid’ stukken van Bakker en Klinkenberg. Smedts steunde mij en plaatste mijn ‘Open Brief’ op de vóórpagina van ‘Vrij Nederland’. Hij schreef echter tezelfdertijd niet te weten waarom ik juist nu de groep-Rijkens in de openbaarheid had gebracht. Ik stond volmaakt alléén. Zelfs Hofland plaatste zich wèl en niet achter mij. Ik had de Nieuw-Guinea-affaire vanuit New York en via mijn werk in de U.N.O. - ook nà reizen naar Congo en Cuba - als volgt geanalyseerd. | |||||||
[pagina 216]
| |||||||
Wat de groep-Rijkens betreft, was ik begin 1961 tot de onvermijdelijke konklusie gekomen, dat zij op geen enkele wijze meer een positieve bijdrage tot een snelle oplossing van het Nieuw-Guineaconflict zou kunnen leveren. De enige dienst die zij het vaderland nog zou kunnen bewijzen was zich terug te trekken. Nà sedert 1956 met haar in contact te zijn geweest verwachtte ik, dat het in de publiciteit brengen van de betrokken groep managers en industriëlen het nationaal bewustzijnsproces en de publieke opinie een belangrijke impuls zou kunnen geven. Daarmee zou Nederland dan zijn voordeel kunnen doen. Tezelfdertijd was de kans groot, dat een rel van enig formaat voldoende raderen in beweging zou zetten, om ook de heren in Washington aan te moedigen de druk op Den Haag verder te vergroten, vooral in Den Haags dwingende eigenbelang. Dat was de achtergrond waartegen ik had gehandeld zoals ik deed die dagen. | |||||||
23 juni 1961Huis ter Heide Henk Hofland was naar Parijs vertrokken, vermoedelijk om zijn vriend Ujeng Suwargana en generaal Nasution te ontmoeten. Het was trouwens opmerkelijk, hoe twee kampen in Indonesië, Sukarno enerzijds, en Nasution anderzijds, onafhankelijk van elkaar schenen te opereren. Henk zat te wroeten aan de legerkant. In Amsterdam sprak ik gisteren twee uren met H.A. Lunshof en Daan van Rolmalen bij ‘Elseviers’. Lunshof herhaalde, dat hij Sukarno met liefde de dag vóór de souvereiniteitsoverdracht zou hebben opgehangen, maar de dag ernà zou hij hem naar Amsterdam hebben uitgenodigd. Hij vond dat Irian-Barat nu het beste zou kunnen worden geïnternationaliseerd, ‘want je kan dit eiland nu niet meer aan Sukarno geven’. Hij vervolgde: ‘U mag het gerust weten, ik heb in het begin van dit jaar minister Luns een brief geschreven, dat hij Nieuw-Guinea diende te internationaliseren. Hij heeft me toen gezegd: “Schrijf dat in godsnaam niet, want we houden Nieuw-Guinea vast.”’ Lunshof bekritiseerde JFK: ‘Òf je voert oorlog met Nikita Khrushchev, òf je maakt vrienden. Staatsmanskunde houdt daden in.’ Lunshof vond, dat de V.S. het op een akkoordje moesten gooien met China tègen de Sovjet-Unie. ‘In China zit beschaving. Een Chinees past zich snel bij het Amerikaanse leven aan, veel sneller dan een Rus,’ zei hij. Tot mijn verbazing bevestigde hij ook wel iets af te weten van contacten van de Koningin en de Prins met Sukarno in Rome, ‘maar aan het koningshuis wil ik niet komen’. Ik kon het nog | |||||||
[pagina 217]
| |||||||
altijd niet geloven, maar ook Friso Endt had me in die zin ‘geïnformeerd’. Endt zei verder, dat hij me ‘een ijdele dwaas’ vond. Hij ontving doorlopend telefoontjes van mensen, die informaties over mij vroegen. Hij antwoordde steeds, zei hij, dat ze dat zelf maar moesten natrekken. ‘Max Maramis lust jou niet, maar hij heeft natuurlijk ook gelijk,’ vervolgde Endt. Hij vond het ook flauw, dat terwijl ik al ‘20.000 dollars’ had ontvangen,Ga naar voetnoot1. ik de rel tegen Rijkens in elkaar had gezet, omdat ik van Emile van Konijnenburg 800 gulden tegoed had. ‘Ik heb trouwens gehoord, dat je Sukarno in Washington ook nog aan blanke slavinnen hebt geholpen.’ Hij was verder een nieuw zaakje op het spoor tussen een slecht bekend staande zakenman en Indonesië. Toen hij de zakenman in kwestie had opgebeld, was de man zich een ongeluk geschrokken. Endt: ‘Zain zou er trouwens ook 100.000 dollars aan verdienen.’ Alles wat Van Endt hier zei was dus klinkklare onzin. Ook telefoneerde ik met Paul van 't Veer. Hij vond het jammer, dat ik was gaan ‘slaan’. Hij was het met het artikel van Smedts helemaal niet eens. Door mijn onthullingen had ik volgens hem de Nederlandse regering in een hoek gedrongen en nu kon Den Haag niet onderhandelen, al zou men het willen. Hij verwachtte niet, dat Paul Rijkens zijn brieven op tafel zou gooien.Ga naar voetnoot2. ‘De regering zal gewoon alles blijven ontkennen. Dat heeft staatssecretaris Bot toch ook gedaan met de kwestie van zijn duizend Indonesische infiltranten? Je had het nooit zó mogen doen,’ zei Van 't Veer. ‘Iedereen zal ontkennen wat hem niet zint, dito Rijkens. Rijkens is inderdaad pisnijdig op Luns, dat heeft hij me zelf gezegd. Luns blijft gewoon ziek, is nog altijd op vakantie en de hele rel zal doodbloeden.’ Friso Endt zag ik die dagen als een professionele drekschepper, die uit was op pure sensatie om wille der sensatie. Paul van 't Veer was een serieuze journalist, maar ik kon me niet aan de indruk onttrekken, dat hij gewoon jaloers was op wat ik had gedaan. Lunshof ontving me met de woorden: ‘Ziet u wel, ik had u beloofd dat ik zou schrijven “Oltmans heeft gelijk” en ik heb woord gehouden!’ Hij herhaalde dit verschillende malen tijdens onze ontmoeting. Ik ga maar eens slapen. | |||||||
[pagina 218]
| |||||||
lige dag. Bleef thuis. Veel familie. Bernard Person had Lex en Lucie Poslavsky in New York ontvangen en hij had hen mee naar de radiostudie in de U.N.O. genomen. ‘De Telegraaf’ publiceerde vanmorgen een hoofdartikel over de affaire en was zo vriendelijk voor één keer mij er buiten te laten. Het ‘Algemeen Dagblad’ idem dito. ‘Trouw’ meende in een hoofdartikel, ‘Vreemde Zaak’, dat ik in ‘Vrij Nederland’ bezig was de Nederlandse politiek te ondermijnen. Welke politiek, zou ik de brave broeders willen vragen. Evenhuis kwam opnieuw met een hoofdartikel in de ‘Leeuwarder Courant’, dat deze keer als volgt aanving: ‘Eén week na de publikatie van de open brief van de heer Oltmans in “Vrij Nederland” weet niemand meer waar hij met Nieuw-Guinea aan toe is.’Ga naar voetnoot1. President Sukarno was inmiddels naar Peking doorgereisd. In Tokyo had hij herhaald, alléén nog maar met officieel Nederland de overdracht van Irian-Barat te willen bespreken. Professor Duynstee was naar generaal Nasution geweest in Parijs, wat mr. G.B.J. Hiltermann tot de constatering via de radio bracht de activiteiten van Duynstee ‘gevaarlijk en bedenkelijk’ te vinden. Schreef een stuk van tien pagina's voor ‘Elseviers’. | |||||||
26 juni 1961T.E.E. Amsterdam-Keulen Ik reis, op diens uitnodiging, met H.A. Lunshof en diens secretaris J.H. Barkey Wolff naar West-Duitsland om gezamenlijk naar de persconferentie van generaal Nasution te gaan. Ging vanmorgen eerst naar Mathieu Smedts. Hij las het voor ‘Elseviers’ geschreven artikel. ‘Dat wil ik hebben,’ zei hij, ‘ik geef je er 150 gulden voor.’ Daarna liep ik bij Henk Hofland binnen, die koel deed. Hij had Nasution in Parijs te pakken gekregen. Ik raadde hem aan de banden met Ujeng Suwargana niet al te nauw aan te halen. Hij zweeg over alles waar hij mee bezig was. Ik begreep er niets van, vond het lullig en unfair. Hij zei wel nog: ‘Wanneer ik zou schrijven wat Nasution in Parijs heeft gezegd, zouden we de hele zaak permanent torpederen.’ Om 12:45 arriveerde ik vanmorgen in de werkkamer van Lunshof bij ‘Elseviers’. Ook Daan van Rosmalen was aanwezig. Ik stelde voor, dat wat ik te vertellen had door ‘Elseviers’ op de band zou worden opgenomen. Lunshof riep een secretaresse binnen. Ik dicteerde een lang verhaal, er op lettend, dat ik | |||||||
[pagina 219]
| |||||||
niet teveel doubleerde, van wat ik al aan Smedts had gegeven. Trouwens: Smedts liet geen gelegenheid voorbij gaan met mij voor Lunshof te waarschuwen, terwijl Lunshof juist zei: ‘Mathieu Smedts is een moedige kerel. In de oorlog werd hij ter dood veroordeeld.’ Nadat ik mijn verhaal op band had gezet, zei Lunshof: ‘U bent een goed journalist. U dicteert dit voortreffelijk.’ Hij viel me een paar maal in de reden, ook wanneer een nieuwe band werd opgezet. Hij zei bijvoorbeeld: ‘Kunt u uit laten komen, dat Luns en De Quay dubbel spel spelen?’ Daan van Rosmalen gaf me een papier door met er op geschreven: ‘Honorarium?’ Ik liet dit aan hem over. Hij stelde toen voor, 350 gulden vandaag en een tweede 350 gulden nà afloop van de reis naar generaal Nasution. Even later werd mij een enveloppe overhandigd met het geld. Lunshof opnieuw: ‘Ik wil u niet bij “Vrij Nederland” weghalen, maar ik mag u wel.’ Hij bladerde intussen door mijn knipselboek.Ga naar voetnoot1. We logeerden in ‘Excelsior Hotel Ernst’. Gezellig diner met z'n drieën. Lunshof rookt helaas sigaren, maar we kunnen het prima vinden. Kreeft en champagne. | |||||||
27 juni 1961Bonn, Hotel ‘Köningshof’ We kwamen hier per taxi uit Keulen en nu zitten we in de persconferentie van generaal Abdul Hans Nasution. Ik zit naast Dries Ekker, die rood en wit aanliep van ergernis. Henk Hofland is er. Ook Bas Klaverstijn van het A.N.P., Han Hansen van ‘De Volkskrant’, Louis Fréquin van de ‘Gelderlander’. Ik ben voorgesteld aan André Spoor van de ‘G.P.D.’, de zoon van generaal Spoor. Hij zat op het Bilthovens Lyceum bij mijn broer Theo in de klas. In totaal zijn hier zeventien Nederlandse journalisten. Pers-attaché Darmapradja leest een verklaring van Nasution voor. Nasution begon met te zeggen, dat hij niet zo goed uit zijn woorden kon komen, terwijl het juist ging om een exacte weergave van zijn gedachten, die naar hij hoopte de pers nauwkeurig zou willen overnemen om geen nieuwe moeilijkheden te veroorzaken. Hij hoopte, dat professor Duynstee niets van het gesprek met hem zou publiceren, omdat anders weer nieuwe hindernissen zouden moeten worden overwonnen. Het was van belang, dat zowel in Nederland als op | |||||||
[pagina 220]
| |||||||
Nieuw-Guinea de overtuiging zou postvatten, dat het voor alle betrokken partijen beter was dat men zich geleidelijk aan zou realiseren dat Irian-Barat naar Indonesië zou terugkeren. De publieke opinie in Nederland en op Nieuw-Guinea moest worden voorbereid op een overdracht, wat tijd zal kosten. Hij verzekerde ons, dat het Indonesische volk steeds sterkere druk uitoefende op het leger om de kwestie Irian-Barat militair op te lossen. Journalist Fréquin wees er op, dat er een verandering van klimaat in Nederland in de lucht hing in de richting van een overdracht. Maar, zo vroeg hij zich af, hoe moet dit worden uitgevoerd, nu er geen diplomatieke betrekkingen zijn tussen Djakarta en Den Haag? Er moest, aldus Nasution, worden nagedacht over hernormalisatie van de betrekkingen. Er werd eveneens gevraagd of Indonesië de Papoea's die in de Nieuw-Guinearaad zaten als collaborateurs zou beschouwen. Nasution: ‘Ik kan u verzekeren, dat mijn regering geen repressailles in het vooruitzicht stelt. President Sukarno heeft dit reeds gezegd.’ Ook werd gevraagd of de U.N.O. een missie naar Nieuw-Guinea zou zenden. Op dat moment viel ik in. ‘Dag Hammerskjöld zal nooit een missie zenden, wanneer Indonesië hier tegen zou zijn.’ Naast Nasution zat in een hagelwit uniform, kolonel Pandjaitan.Ga naar voetnoot1. Ook aanwezig was natuurlijk Ujeng Suwargana, die mij nà afloop aan Nasution voorstelde met de woorden: ‘Dit is mijnheer Oltmans, die het balletje aan het rollen heeft gebracht.Ga naar voetnoot2.’ Ik lunchte met Lunshof en Barkey Wolff op het station van Düsseldorf alvorens naar Amsterdam terug te keren. | |||||||
28 juni 1961Reed met mijn vader mee naar Amsterdam. Hij had haast. Ik vond dat hij een beetje nerveus was. Drukte hem op het hart erg voorzichtig te zijn. Bracht Nettie von Baumhauer 250 gulden van mijn schuld bij haar terug. Meer had ik nog niet. Veel kranten beschouwden Sukarno's uitlating in Tokyo, dat hij slechts over een overdracht van het gezag wenste te spreken als een bewuste klap in het gezicht van de groep-Rijkens en professor Duynstee. Ik wist dus maar al te goed, dat die interpretatie onjuist was, en dat Indonesië in het geschil al maandenlang dit standpunt innam. Dat was nu precies de reden, dat | |||||||
[pagina 221]
| |||||||
ik de heren in de publiciteit had gebracht omdat ik al lang begrepen had, dat hun rol en het nut van bemiddeling opgehouden had een factor te zijn in het spel. ‘De Volkskrant’ kwam met een vijf-kolomskop ‘Sukarno haalt streep door acties Rijkens en Duynstee’.Ga naar voetnoot1. Het was totaal onwaar, maar wist die krant veel. Ook het ‘Algemeen Dagblad’ stelde het in een kop over de hele voorpagina voor, alsof Sukarno vanuit Tokyo een mogelijk resultaat van het in Parijs gehouden gesprek tussen Duynstee en Nasution bij voorbaat wilde torpederen. Sinds president Sukarno op 25 april 1961 in Washington Van Konijnenburg en Scholtens persoonlijk had meegedeeld niet meer te zullen spreken met afgezanten zonder dat zij een mandaat van de regering hadden, was hij niet van standpunt veranderd. Hij was er zeer incidenteel van afgeweken, omdat hij een persoonlijk zwak had voor Van Konijnenburg, als vriend. Aangezien deze kon kletsen als Brugman lulde hij Sukarno er iedere keer weer in toch met de heren te spreken ook al hadden zij nog geen mandaat van Den Haag. Ik vond dat altijd weer door de knieën gaan van Sukarno geheel passen bij diens karakter en geaardheid, maar beschouwde het tegelijkertijd als een ernstige fout en teken van zwakte. In het bepalen van mijn eigen strategie had ik hier ook niet op gerekend. Ik was ervan uitgegaan, dat de club er bij de President - zeker zonder mandaat - niet meer in zou komen. Sukarno's goedhartigheid veroorzaakte ook in zijn omgeving dikwijls problemen en intriges. ‘De Volkskrant’ meldde vanmorgen ook: ‘De Sukarno-gezinde Nederlandse journalist Willem Oltmans kon tijdens Nasutions persconferentie niet nalaten propagandistische kreten te slaken voor de Indonesische zaak. Na een opmerking van Oltmans, verklaarde Nasution over het standpunt van Sukarno, dat de President inderdaad niet tot in het oneindige wilde doorgaan met het slepend laten van het Nieuw-Guineaconflict.’ De journalist Han Hansen, die dit schreef had er vanuit Den Haag jaar in jaar uit naast gezeten in het conflict met Indonesië en in zijn ogen moet inderdaad alles wat ik zei op dát moment als Indonesische propaganda hebben geklonken. Niets aan te doen. De geschiedenis zal uitwijzen wie er gelijk krijgt.Ga naar voetnoot2. Eppo Doeve vertelde me in ‘Americain’, dat hij bij het ko- | |||||||
[pagina 222]
| |||||||
mende artikel van Lunshof in ‘Elseviers’ een tekening had gemaakt, waarbij Sukarno in ‘De Schaapherder’ van Jan Frederik Oltmans zat te lezen. Ben razend benieuwd naar het nieuwe stuk van Lunshof, waarbij hij zeker mijn gedicteerde gegevens gebruikt zal hebben. ‘Vrij Nederland’ publiceerde vandaag mijn nadere gegevens over de informele contacten met Sukarno.Ga naar voetnoot1. Ik gaf meer details, bijvoorbeeld, dat toen Koos Scholtens op 1 juni om 11:15 met de belangrijke briefwisseling tussen Sukarno en Rijkens bij minister Luns kwam en te horen kreeg dat Luns slechts twintig minuten beschikbaar had, Scholtens rechtsomkeert maakte. Hierop volgde toen de lunch van 5 juni en een langdurig onderhoud op 7 juni met premier De Quay. Ik openbaarde ook meer van de rol van dr. M. van Blankenstein en mijn eigen bezoek aan Walt Rostow op het Witte Huis van 5 april 1961. Emile van Konijnenburg had me verteld, dat Paul Rijkens op 14 juni een confrontatie met Luns in diens werkkamer had gehad en ‘dat er met scherp was geschoten’. Dat was voor Rijkens uitzonderlijk. Eindelijk! Maar Luns kreeg diezelfde middag wèl een attaque in de Tweede Kamer. Voorzitter Kortenhorst schorste de vergadering en liet de publieke tribune ontruimen. Ik nam deze passage 1 juli in mijn ‘V.N.’-artikel op.Ga naar voetnoot2. Op 21 juni brachten Paul Rijkens en dr. Emile van Konijnenburg een bezoek aan premier De Quay, een visite die wèl van officiële zijde werd bevestigd. Alléén Luns speelde kiekeboe. Er werd overigens in de verklaring over het gesprek met De Quay bij gezegd, dat Rijkens en Konijn dit hadden aangevraagd naar aanleiding van mijn publikaties in ‘Vrij Nederland’. | |||||||
30 juni 1961Henk Hofland was steeds niet te pakken te krijgen. Hij had groot opgemaakt over Nasution in Bonn bericht. Intussen had premier De Quay er nogmaals geen enkele twijfel over laten bestaan, in antwoord op de vragen van Burger en De Graaf, ‘dat bedoelde particulieren (van de groep-Rijkens) zich niet als woordvoerders, officieel of inofficieel, van de Nederlandse regering zouden kunnen presenteren’. Voor wie het nu nog niet duidelijk was, dat de groep-Rijkens kon inpakken, zou het nooit duidelijk worden. | |||||||
[pagina 223]
| |||||||
‘Elseviers’ is verschenen.Ga naar voetnoot1. ‘De democratie ondermijnd,’ zette Lunshof op de voorpagina. Lunshof: ‘Vóór ons ligt een stuk waarin de heer Oltmans, zowel de toevertrouwde van Sukarno als van de groep-Rijkens, een aantal feitelijke mededelingen doet, die ons van andere zijde zijn bevestigd...’ Eppo Doeve had in kleur een pagina grote tekening gemaakt van Rijkens en De Quay als carnavalclowns. Mijn grootmoeder Poslavsky vond de tekening zéér ongepast.’ ‘Zoiets gaat niet,’ zei zij, ‘De Quay is bij vrije verkiezingen gekozen. Wanneer hij faalt is het beroerd genoeg. Maar een plaat als deze is vooral een klap in het gezicht van de kiezers zelf. Het is erg goedkoop.’ De familie amuseerde zich wel over Eppo Doeves tekening van ‘De Schaapherder’. In de middag kwam een student, Arend Lijphart, naar me toe in Huis ter Heide. Hij werd door professor Róling geïntroduceerd. Hij studeerde politieke wetenschappen aan de Yale University in Amerika en wilde over Nieuw-Guinea spreken. We gingen naar ‘De Hoefslag’ om rustig te kunnen praten. Hij was ook bij Paul Rijkens geweest. Hij was vriendelijk, en bleef hameren op vragen als wie er allemaal tot de groep-Rijkens behoorden. Omdat ik er rekening mee hield, dat hij een jonge- | |||||||
[pagina 224]
| |||||||
tje, gestuurd door de B.V.D. zou kunnen zijn, hield ik me zeer op de vlakte.Ga naar voetnoot1. Omdat Steketee achter elkaar twee hoofdartikelen had geschreven, ‘Zwijgen is goud’ op 16 juni en ‘Onbenul’ op 27 juni, waarin hij bijvoorbeeld vermeldde dat ik uit ‘teleurstelling’ en ‘gekwetste ijdelheid’ zou hebben gehandeld - ik leed bovendien aan zelfoverschatting - meende ik hiertegen summier protest te moeten aantekenen. Ik schreef het ‘Algemeen Handelsblad’ onder meer, dat Steketee mijn handel en wandel voorstelde ‘als betrof het hier een burgermans ruzie of dat ik mij opzij gezet zou hebben gevoeld door genoemde groep industriëlen’. Ik onderstreepte: ‘De dag, dat het openingsgesprek met Joris van den Berg in “V.N.” verscheen, 3 juni 1961, bevond ik mij op kosten en in overleg met genoemde groep industriëlen in Washington D.C.’ Ik bedoelde te benadrukken, dat ik mijn offensief had gelanceerd zeker nog volop in bedrijf zijnde met de heren van Rijkens. Ik vervolgde: ‘De regering speelt kiekeboe met de groep-Rijkens en op haar beurt houdt de groep-Rijkens sinds een aantal jaren president Sukarno met beloften en toezeggingen aan het lijntje, voorstellen, die niet kunnen worden gerealiseerd...’ Ik wees op het feit, dat de kwestie Irian naar een explosie toe dreef en dat nu het moment rijp was voor een gesprek en een overdracht. Ook schreef ik, dat niemand voor deze mening publiekelijk durfde uit te komen, ‘en dit geldt ook voor de pers, welke bang is abonnees te verliezen’. Ik eindigde: ‘Er wordt gedacht aan belangen, doch ik blijf bereid te verdedigen, dat aan 's lands belang voorbij wordt gegaan, zelfs aan het belang der betrokken Papoea's.’Ga naar voetnoot2. Henk gaf nog altijd geen gehoor en belde me ook niet terug. Jan Eijkelboom vertelde overigens, dat ‘V.N.’ naar aanleiding van mijn Open Brief aan de groep-Rijkens slechts één abonnee had verloren. | |||||||
[pagina 225]
| |||||||
kelboom schreef onder ‘Pers’ een artikel ‘Primeurs’. Hij zei onder meer: ‘De Open Brief van Oltmans heeft, hoe men er ook verder over denken mag, heel wat aan het licht gebracht en nog veel meer in beweging gezet.’ Jacques de Kadt schreef in hetzelfde nummer een groot verhaal: ‘Luns of de ondergang van een politieke handelsreiziger’, overgenomen uit ‘Tirade’. En de parlementaire medewerker van ‘V.N.’ (Dries Ekker?) kwam met een zurig, ‘Schadenfreude’-stuk, ‘Een industriële illegaliteit’. Ekker had dan ook werkelijk overal naast gezeten.Ga naar voetnoot1. Mr. G.B.J. Hiltermann, die eigenlijk ook uit het centrum der activiteit was weggewerkt, kwam met een kapitale bijdrage, gebaseerd op een nieuw fata morgana, dat de kwestie Nieuw-Guinea maar naar de Veiligheidsraad diende te worden afgeschoven.Ga naar voetnoot2. Dat dit onzin was, wist ik maar al te goed uit mijn werk op het hoofdkwartier van de U.N.O., zoals ik dit in de afgelopen jaren duidelijk heb aangegeven. De onvoorstelbare heibel in de pers duurde reeds één hele maand. ‘De Volkskrant’ wist te melden dat Den Haag door alle kabaal geïrriteerd was geraakt en dat kon worden aangenomen, dat de regering de ‘bemiddelaars’ helemaal niet meer te woord zou staan.Ga naar voetnoot3. ‘De Groene Amsterdammer’ publiceerde vandaag in levensgrote letters: ‘Amateurs gaan op stoel van onze regering zitten.’ Louis Fréquin kwam in de ‘Gelderlander’ met een hoofdartikel, ‘Schimmenspel’. ‘Als de mededelingen van de heer Oltmans over de contacten van de Nederlandse industriëlen met Sukarno juist zijn, en ze zijn nogal positief, dan moet er klaarheid komen. Op de gewone man maken deze contacten de indruk van een merkwaardig schimmenspel tegen de achtergrond van wat politiek naar binnen wordt verkocht.’Ga naar voetnoot4. De ‘Kölnische Rundfunk’ had reeds gemeld, dat Luns zou aftreden, maar dit bericht werd prompt officieel tegengesproken, ook al bevond de bewindsman zich in de Haute Savoie om op te kalefateren. Cees Nooteboom meldde in ‘De Volkskrant’, dat hij enkele opmerkingen wilde maken ‘over de figuur Oltmans’. ‘In tegenstelling tot de opvattingen is het niet geheel en al zeker dat Oltmans werkelijk bestaan heeft. Er is daarover heel wat geschreven. Ik wijs onder andere op de | |||||||
[pagina 226]
| |||||||
bekende roman van W.F. Hermans, DE TRANEN VAN WILLEM OLTMANS, die overigens over het al dan niet bestaan van Oltmans evenmin een duidelijk uitsluitsel geeft’, en meer van deze onzin.Ga naar voetnoot1. Hoofdredacteur Sj. van der Schaaf publiceerde in het ‘Dagblad voor Amersfoort’ een hoofdartikel: ‘Spooknavigatie’. Bijna alles wat de man over me schreef klopte niet met de feiten.Ga naar voetnoot2. Dito een ander hoofdartikel, ‘Groep Rijkens’ in de ‘Nieuwe Leidse Courant’.Ga naar voetnoot3. ‘Helmondse Courant’, ‘Emmer Courant’, ‘De Graafschap Bode’, ‘Nieuw Utrechts Dagblad’, ‘Rijn en Gouwe’, de stroom van publikaties bleef aanhouden.Ga naar voetnoot4. Een boeiende beschouwing schreef Drs. H. Loeff in ‘De Linie’ van 1 juli 1961 onder de titel: ‘Nederlander: probeer je nu eens te verplaatsen in de gedachten en gevoelswereld van de Indonesiër.’ K.L. Poll en A.F. Luyendijk maakten de groep-Rijkens en vooral natuurlijk mij, belachelijk in het ‘Hollands Weekblad’.Ga naar voetnoot5. Er scheen geen einde te komen aan de stroom van publiciteit. ‘Amateur Diplomaten’ schreef het ‘Haags Dagblad’ van 29 juni 1961. ‘Vreemde Zaak’, aldus het ‘Nationaal Weekblad Burgerrecht’.Ga naar voetnoot6. | |||||||
1 juli 1961Het was te warm om te werken. Kocht voor Mam een gieter voor de bloemen in de tuin en een eierklok, omdat de hare in Zuid-Afrika was gesneuveld. Op station Utrecht ontmoette ik een Indische jongen, Rudy Smit, sergeant bij de luchtmacht. Ging mee naar zijn moeder en pleegvader, Indische mensen. Zijn vriendin had het uitgemaakt, omdat hij niet met haar naar bed was gegaan. Hij scheen geïnteresseerd in oudere vrouwen. Vond hem aardig. Hij hield van ‘cool jazz’. Rudy's pleegvader wist te vertellen, dat hij in Indië een vriend had gehad, ‘die Sukarno nog voor hem op Boven-Digoel in de tuin had laten werken...’ Weer één van die beroemd/beruchte Indische vertelsels, want Sukarno was als enige prominente gevangene van het koloniale bewind nooit naar Boven-Digoel gebracht, in tegenstelling tot Hatta en Sjahrir. | |||||||
[pagina 227]
| |||||||
3 juli 1961Lunch met Henk Hofland. Volgens hem hadden Ujeng Suwargana en ik de hele zaak aan het rollen gebracht. Hij wilde weten wat ik zou gaan doen met mijn leven wanneer de Nieuw-Guineazaak was afgelopen. Ik ging in de late middag naar Martin Portier in Alkmaar en wilde daar het televisiedebat over Nieuw-Guinea zien, waar Henk dus de voornaamste promotor van was geweest. Omdat in ‘De Telegraaf’ ad gestaan, dat ik ‘een specialist in onbetaalde rekeningen’ zou zijn, waren Martin hierover vragen gesteld in Kamp Zeeburg, waar hij gelegerd is. J.L. Heldring leidde het T.V.-gesprek tussen de heren professor Duynstee, professor Diepenhorst, professor Samkalden en burgemeester De Graaf van Lisse. Volgens Duynstee gebruikte Indonesië de kwestie Irian-Barat als stok om de hond te slaan. Hij vond belangrijk dat generaal Nasution had gezegd, dat Indonesië vriendschappelijke betrekkingen met Nederland wenste te herstellen.Ga naar voetnoot1. Nederland onderschatte de nationale gevoelens in Indonesië over Irian. De Nederlandse houding had Indonesië dieper gegriefd dan wij ons bewust waren. Dus op de vraag, moeten we met Indonesië over een overdracht van de Papoea's gaan spreken, is het antwoord volmondig ‘ja’, aldus Duynstee. De zaak was van belang voor de toekomst van ons eigen land, in het belang van de Papoea's en van Indonesië, van Zuidoost-Azië en van de wereld. De Graaf, evenals Duynstee KVP, meende dat, waar Nasution sprak over verontwaardiging aan Indonesische zijde men blijkbaar in Djakarta geen oog had voor de verontwaardiging hier. De belangen van de Papoea's moesten meespreken en dat kon het beste geschieden door ze aan het woord te laten. De zelfbeschikking van de Papoea's bleef voor De Graaf centraal staan. De particuliere contacten met Sukarno hadden op dit punt de Indonesiërs misleid. Hij had wel begrip voor de amateur-diplomatie, die was voortgekomen uit het vastlopen van de contacten op regeringsniveau. Professor Diepenhorst (AR) vond het een opmerkelijke zaak, dat generaal Nasution in de gelegenheid was geweest zijn standpunt voor de televisie in Nederland toe te lichten. Wat Diepenhorst bijzonder hoog zat, was de vraag of het gewenst was dat particulieren het regeringsbeleid zouden blijven doorkruisen. Het morele en juridische standpunt van de regering | |||||||
[pagina 228]
| |||||||
stond immers als een paal boven water? Door het optreden van particulieren werd de juridische, morele, zedelijke en ethische positie van de regering ondergraven. Hij begreep ook niet, dat er buiten het parlement op schandalige wijze over minister Luns werd gesproken, zoals over een naar boven gevallen handelsreiziger in de politiek.Ga naar voetnoot1. Wanneer het kabinet tot de orde zou moeten worden geroepen was dit de taak van het parlement. Nu werd eenzijdig op grieven van Indonesië gewezen. Er zouden ook eens alle kaarten boven moeten komen wat Nederland Indonesië verweet. Persoonlijk zou hij het ten zeerste toejuichen indien de vriendschap met Indonesië zou worden hersteld. Professor Samkalden (PvdA) achtte juist de kritiek in de pers op de regering een essentiële en activerende factor in een democratie. En zo redekavelde men een uur verder.Ga naar voetnoot2. Vast stond, dat het onderwerp nu ruim één maand non-stop en op nationaal niveau op de eerste plaats kwam. Van het internationale nieuws wist ik zelf ook bijna niets meer. | |||||||
4 juli 1961Mijn Vader vertelde gefascineerd te zijn dor oude Romeinse palimpsesten.Ga naar voetnoot3. De monniken in de kloosters gebruikten perkamenten rollen vele malen. Er werd een soort witsel overheen gepleisterd, opdat de rol opnieuw gebruikt zou kunnen worden. Wetenschappers zijn er dikwijls in geslaagd één, twee of meer lagen te verwijderen, waarbij steeds nieuwe onbekende teksten te voorschijn kwamen. Mijn Vader speelde met de gedachte een lamp te ontwerpen, opdat via doorlichting ook onderste lagen leesbaar zouden worden. Henk Hofland was het er mee eens, dat de ‘Nieuwe Rotterdamse Courant’ gedurende de hele maand juni nauwelijks of geen aandacht aan de groep-Rijkens had geschonken. Hij wijdde deze absurde omissie aan onderlinge strijd tussen Stempels, Heldring en Roethof. Trouwens, wat ‘NRC’-medewerker P. van Gastel over het onderwerp, dat ons allen bezig hield had te melden, hield ook niet over. Henk Kersting, de manager van de ‘Associated Press’ in Amsterdam voegde me toe: ‘Je geeft me veel werk...’ | |||||||
[pagina 229]
| |||||||
In het parlement woonde ik enige tijd de debatten bij. Er was een rel rond minister C.J.M. van Rooy (Sociale Zaken) ontstaan en de wijze waarop hij de Wet Kinderbijslag had verdedigd. De heer Burger vroeg De Quay om tekst en uitleg. Ik constateerde opnieuw hoe hakkelend en onzeker De Quay's gedrag in het parlement overkwam. Een verslaggever van ‘Het Vaderland’ kwam op me af en vroeg: ‘Bent u niet de vriend van Sukarno?’ Ik antwoordde: ‘Ja zeker en ik ben er trots op ook!’ Hij was van mening, dat er met Indonesië, ‘waar het een rotzooi is’, niet viel te praten. 20:00 Toen ik rond 17:00 in Utrecht aankwam, wilde ik als altijd naar huis bellen om mijn vader te vragen me in Den Dolder te halen. In de telefooncel stond een militair naar zijn vriendin te bellen. Onze ogen kruisten elkaar. We hadden meteen contact: Erik (20), Indische jongen, gelegerd te Nunspeet, bestuurder van een DAF-truck. Hij was ongeveer even groot en had zéér opvallende donkerbruine, penetrerende ogen. Ik hield eigenlijk meteen van hem. We gingen naar de restauratie. Hij had alles over de Nieuw-Guinea-rel gelezen en geloofde eerst niet, dat ik de journalist was, die met de groep-Rijkens had gewerkt. Hij was in Bandoeng geboren. Zijn vader was hoogleraar. Vorige zomer was hij twee maal naar Amerika gevaren, als koksmaat. Liftte naar Zweden. Wilde technische wetenschappen studeren, ‘om later geld te kunnen verdienen’. ‘Heb de kop van mijn vader en het opvliegerige temperament van mijn moeder.’ Had op zijn 12de jaar wel eens seks met vriendjes gehad, maar later tijdens een kampeerreis naar België met drie vrienden was hij weggelopen, ‘want er werd geknoeid’. Ik vond hem slim en zei dat ook. ‘Waarom zeg je dat nou: waar baseer je dat op?’ vroeg hij. We raakten in diep gesprek. Hij was het eens met mijn Congo-opvattingen: ‘Ik voel over Patrice Lumumba net als jij,’ zei hij. Hij moest terug naar Nunspeet. We maakten een afspraak over veertien dagen in Amsterdam. | |||||||
5 juli 1961‘Polen’, Amsterdam Lang met Henk Hofland nagepraat over het televisieprogramma van eergisteren. Hij vond, dat Heldring te veel onder indruk van de televisielampen was geweest. Hij was bij drie omroepverenigingen bezig om mij op televisie te krijgen. Hij vroeg of ik dacht dat het volgende maand in Belgrado mogelijk zou zijn één uur lang Sukarno te filmen. Een student, | |||||||
[pagina 230]
| |||||||
Basuki Gunawan, van het bureau van de Indonesische militaire attaché in Parijs, had inmiddels te kennen gegeven, zei Henk, dat Ujeng Suwargana op een zijspoor gerangeerd zou zijn. Ontmoette Alex van Maarseveen, Hollandse vader en een Sudanese moeder. Bleef later bij hem slapen. Hij had een kamer in het huis van Nico Engelschman op de Keizersgracht. Nico zit in het Bestuur van het COC. Alex droeg zijn moeders trouwringGa naar voetnoot1. aan zijn pink. Zijn vader overleed in de Jappentijd. Zijn eerste ervaring met een man was in oorlogstijd geweest, toen een Japanse officier naar hun huis kwam, zogenaamd voor zijn zusje, maar in werkelijkheid was hij er voor hem. De officier had hem mee uit zwemmen genomen en daarmee was het begonnen. We sliepen in één bed, maar toen hij mijn penis wilde zuigen, heb ik hem tenslotte toch weggeduwd, want ik moest heel sterk aan zijn moeder denken. ‘Alex,’ zei ik, ‘laten we vrienden zijn en niet dàt doen.’ We masturbeerden samen. K.L. Poll schreef blijkbaar in alle ernst vandaag, dat ik een ‘miskende butler’ was, ‘die door het verklikken niet over ideeën van een mogelijke verzoening, maar over vertrouwelijke ontmoetingen zich probeert te wreken op zijn meesters die hem hebben laten vallen - typerend overigens, dat zij deze man hebben willen gebruiken - en die de kans gekregen heeft zijn verzameling insinuaties, relverhalen en opschepperij te spuien. Dat deze “Telegraaf”-figuur in het socialistische “Vrij Nederland” zijn gang kan gaan, geeft aan hoe groot de verwarring is.’Ga naar voetnoot2. Terwijl deze interpretatie van mijn motieven in een reeks publikaties van mezelf en van anderen al lang was weerlegd, maakte Poll zich met zijn geschrijf, althans bij mij, belachelijk. Ik ben de naam van deze mijnheer over de jaren in de ‘NRC’ en soms op televisie nog wel tegengekomen en associeerde hem dan automatisch met het begrip ‘ignorant bastard’. En warempel, in 1988, bij het herlezen van deze notities begrijp ik waarom. Iemand, die dergelijke ‘gossip’ aan zijn lezers presenteert - en die ik kan controleren op het onwaarheidsgehalte - kan voor mij niet als bron voor serieuze informatie gelden. Desalniettemin rangschikt men Poll hier als één der notabelen onder de critici. | |||||||
[pagina 231]
| |||||||
befaamd straf- en volkenrechtdeskundige en adviseur van koningin Juliana. Hij vroeg of ik in het bezit was van de correspondentie van Paul Rijkens met Sukarno. Ik zei maar wat, omdat ik vermoedde, dat hij door de groep-Rijkens op me was afgestuurd.Ga naar voetnoot1. Vanmorgen bracht mijn Vader me naar de Prinses Sophielaan 4 in Baarn voor een gesprek van 11:30 tot 13:00 uur met professor Van Hamel. We zaten in zijn werkkamer. Hij had contact gehad met Paul Rijkens, mr. J.A. Jonkman en anderen. Wat de kardinale vraag bleek te zijn was of en hoe de groep-Rijkens een mandaat zou kunnen loskrijgen van de regering De Quay. Hij liep zelf op zak met een voorlopig formule hoe de Nieuw-Guineakwestie op te lossen. Hij overwoog zijn strategie te publiceren. Het televisieprogramma met Heldring als moderator had hem er van doen terugschrikken ‘vanwege de keiharde muren rond de kwestie in Den Haag’. Hij vroeg, welke mijn contacten met de CPN waren. Ik antwoordde, dat Wim Klinkenberg de enige communist was die ik kende en met wie ik bevriend was. Ik sprak ook vandaag met mejuffrouw Buringh Boekhoudt. Zij betreurde het, dat zij mij, toen ik opbelde dat ik naar professor Van Hamel zou gaan en ook bij haar langs zou komen, niet had gewaarschuwd. Zij had niet alléén van andere zijdeGa naar voetnoot2. vernomen, maar ook van nabij meegemaakt, wat een onwelvoeglijke man dit was en hoe vreemd hij kon zijn. Ik had hier in ons anderhalf uur durende gesprek absoluut niets van gemerkt. Ik vond Van Hamel een aardige man.Ga naar voetnoot3. In de middag belde ik het kantoor van dr. Paul Rijkens. Zijn secretaresse deelde mee, dat hij me niet wenste te ontvangen. Ik had niet anders verwacht, maar ik wilde een gesprek wel aangeboden hebben. In Amsterdam liep een Amerikaanse neger op me af: ‘I know you. We once had an argument about politics in the “Everades” Bath in Manhattan. Now, can you tell me where I can find a gay hotel?’ Wist niets meer van die ontmoeting. Adviseerde ‘Hotel Unique’ in de Kerkstraat. Ontmoette ook toevallig Friso Endt en vroeg hem of Van Hamel B.V.D.-connecties had. ‘Van Hamel is alles,’ antwoordde hij. | |||||||
[pagina 232]
| |||||||
10 juli 1961Gisteravond haalden mijn ouders me in Utrecht af en aten we een hapje op het Centraal Station. Dewanto, van de Indonesische ambassade in Washington, schreef mij om hem een dienst te bewijzen. Hij wilde gedetailleerde informatie hebben en stelde acht concrete vragen over ambassadeur Zairin Zains Amsterdamse vriendin Coby Stoffels. Hij vroeg zelfs om een pasfoto van haar. Het leek me allemaal erg doorzichtig. Wilde Zain via Dewanto weten of ik zo lek was als een mandje? Ik antwoordde dus, dat ik me niet met die kwestie wilde en kon bezig houden. Sluimers van ‘Antara’ bevestigde, dat voor het eerst in brede kring, ‘ook bij de politieke partijen’ openlijk over de kwestie Nieuw-Guinea werd gediscussieerd. ‘Morgen ga ik bij de duivel te biecht,’ zei Sluimers. Dat was het kamerlid Van de Wetering. | |||||||
11 juli 1961Hengelstraat 12, Rotterdam Logeerde bij John en Greet van Haagen. John gaf commentaar op Polls bewering, dat ik een Telegraafachtige figuur was: ‘Ik zie Pasquino al juichen. Eindelijk wordt hij met jou op één lijn gesteld.’ Hij was weer alert als altijd. Hij vroeg: ‘Mag een Papoea van de Nederlandse regering naar Indonesië reizen?’ Greet had een charming dress van mijn verjaarsgeld gekocht. John's beste vriend uit de Marine, Wim Kievit, een Indische jongen, bracht de avond met ons door. De kamer rond kijkende, met de kinderen er bij, besefte ik andermaal ‘how deeply fond I am of them all’. | |||||||
12 juli 1961John wekte me om O8:00 met het nieuwtje dat Yuri Gagarin een enthousiaste ontvangst in Londen had gekregen. Nadat we de kinderen naar school hadden geholpen, zat ik met John een paar uur te praten over het verloop van personeel bij de Koninklijke Marine. He showed himself again a master in het samenvatten van situaties, rangen- en standenproblemen, het geven van karakterschetsjes van officieren. Ik vroeg me opnieuw af, hoe ik een gesprek met John van Haagen zou kunnen opnemen of het beste beschrijven. Ik wilde steeds naar een ballpoint grijpen, naar was bang er iets mee te verpesten. Toen Greet beneden kwam, pakte hij haar dermate enthousiast, dat haar nieuwe jurk scheurde. Ze reageerde weer typisch op haar wijze: ze gaf geen kik, zette geen zuur gezicht, zat alleen even te | |||||||
[pagina 233]
| |||||||
piekeren hoe ze de schade het snelst zou kunnen herstellen. John kan ook uitwijden over technische aspecten van duikboten, de mogelijke effecten van atoombommen en problemen bij duikbootontsnappingen. Ik realiseer me altijd weer hoe zonde het was, dat hij niet heeft kunnen studeren, niet in een welgesteld gezin opgegroeid zijnde. Zijn ouders waren tenslotte Indische evacués. Hij neemt het liefste de fiets en gaat ergens zitten vissen. ‘Dan kun je tenminste nog eens behoorlijk nadenken.’ | |||||||
13 juli 1961Alex van Maarseveen heeft zijn emigratiepapieren voor de V.S. ontvangen. Ik ben blij voor hem. Ik neem wel eens steekproefjes over de Papoea's. Vroeg de man in de toiletten van ‘Hotel Terminus’ in Den Haag: ‘Wat moet er met Nieuw-Guinea gebeuren?’ ‘Niet weggeven, houden.’ ‘Waarom?’ ‘Je moet nooit iets voor niets weggeven.’ ‘Maar als dat iets nu 400 miljoen per jaar kost?’ ‘Ja, dan wèl.’ ‘Dus, wat doen we met Nieuw-Guinea?’ ‘Weggeven,’ zei de man. In Congo was Moise Tshombe 22 juni 1961 weer op vrije voeten gesteld. Op 25 juni waren Tshombe en premier Joseph Iléo overeengekomen, dat de provincie Katanga zich weer zou voegen binnen het raamwerk van de federale regering in Leopoldville.Ga naar voetnoot1. Op 26 juni te Elisabethville, Katanga, teruggekeerd, lanceerde hij vrijwel onmiddellijk hatelijke beschuldigingen aan het adres van de politici in Leopoldville. Op 27 juni meldde ‘United Press’, dat Tshombe 30 dagen met vakantie zou gaan. Op 28 juni, eveneens vanuit Elisabethville, berichtte ‘Associated Press’, dat Tshombe weigerde zich met Katanga bij het federale bewind aan te sluiten. De afsplitsing van Katanga van de republiek zou dus nu toch weer doorgaan. Hierdoor liep ook het plan om het Congolese parlement weer in werking te stellen uit de rails. Er was nog veel werk te verzetten in Congo, ook voor de U.N.O. | |||||||
[pagina 234]
| |||||||
gevangenen in Florida onderhandelen met het Amerikaanse ‘Tractors for Freedom Committee’. Maar op 30 juni verklaarde de voorzitter, John Hooker, dat zijn comité noch 28 miljoen noch 28 dollars zou geven om de huurlingen vrij te krijgen. Impasse dus. | |||||||
15 juli 1961 (dagboek)Ontmoette Erik in Utrecht. We gingen naar de Chinees op Drakenburg. Hij bestelde rudjak,Ga naar voetnoot4. wat er niet was. Hij bleek min of meer verloofd met een meisje, dat Helga heette. Hij was 19 mei 1941 geboren. Ik zei hem: ‘Je ruïneert je leven, wanneer je je, nog niet eens twintig jaar oud, nu al verbindt aan een vrouw. Je komt, als je dit dóórzet, niet meer tot volle ontwikkeling. Je kan dan de rest van je leven als kantoorpik van 09:00-17:00 doorbrengen. Je zou een prima journalist kunnen worden. Kom naar Amerika en word mijn assistent.’ Hij stelde vragen, alsof hij mijn eerlijkheid wilde testen. ‘Heb je wel eens gegapt?’ vroeg hij. ‘Natuurlijk, het zou niet voor me pleiten wanneer ik het niet gedaan had.’ We waren zéér close en spraken opnieuw af voor volgende week. | |||||||
[pagina 235]
| |||||||
Rudy Muller nam me nà afloop van de taptoe in Delft mee naar Nijmegen. Hij zei tegen de wacht: ‘Deze man is onder mijn geleide.’ Hij maakte koffie, gaf me zijn bed en haalde zelf ergens een matras vandaan. We bekeken een doos met foto's. De ‘wijven’ die hij had ‘genaaid’ zaten in een aparte enveloppe. We spraken over zijn leven en de dienst. ‘Uiteindelijk komen de problemen bij de sergeant terecht, die altijd heel wat krijgt glad te strijken,’ zei hij. In de ochtend ontbeten we in de kantine. Rudy bevestigde, dat hij zich voor het eerst sinds zijn ouders in 1956 uit Indonesië terugkeerden echt tegenover hen had uitgesproken en dat was de avond dat we samen bij hen waren. Hij onderstreepte, dat dit mijn invloed was geweest. What next? Life. | |||||||
17 juli 1961Schreef een nieuw artikel voor ‘Vrij Nederland’ wat Smedts en Eijkelboom meteen wilden hebben. Mensen blijven me fascineren. Alle mensen. Kan uren naar de voorbijgaande kudde kijken, naar perrons, die vollopen of treinen die leeg lopen, naar de mensen in de hal van Centraal Station. Mannen trekken me dus op de eerste plaats aan, jongens, militairen en af en toe ook een meisje. Ik blijf van mening, dat vrouwen mij niet zullen aantrekken zolang zij, wat betreft de bijkomende functie (kinderen krijgen) in het onbereikbare liggen. Soms denk ik aan Emily Machbul. En hoe te staan tegenover Penny Hedinah,Ga naar voetnoot1. dàt vraag ik me werkelijk af. | |||||||
18 juli 1961Geert Lubberhuizen zei me, dat er véél aan het manuscript diende te worden veranderd. Hij zou er met Henk Hofland over spreken. Er moest véél uit en véél bij. Mijn Vader vroeg zich af of er mogelijkheden waren om als vroeger kinabast uit Java in Nederland in te voeren. Ik bood aan dit onmiddellijk via ambassadeur Zairin Zain te onderzoeken. Mijn Vader was nog altijd commissaris van de N.K.F.,Ga naar voetnoot2. eens mede door mijn grootvader, ir. H. van der Woude, opgericht. | |||||||
[pagina 236]
| |||||||
19 juli 1961T.E.E. naar Brussel Ontmoette de heer Zahir, ambassadeur Zains contact-diplomaat in ‘Hotel Metropole’. Hij struikelde over de vele vragen die hij stelde. Wat probeert de groep-Rijkens nu te doen? Wat doet u nu? Wat zouden wij kunnen doen? De Indonesische pers had het kabaal in Nederland volkomen doodgezwegen. ‘Dat is overigens naar mijn zin,’ zei Zahir. ‘Laat de zaak eerst maar in Nederland rijp worden.’ Hij vond, dat er in de hele discussie in de Nederlandse pers bijna niet over het Indonesische standpunt was gesproken. ‘Die injectie heeft de pers nodig. Bungkarno begrijpt Nederland, maar begrijpt Nederland Bungkarno?’ Ik kreeg de indruk, dat de Indonesische diplomatie nu pas mijn actie en haar gevolgen begon te doorzien en dat men er nu veel minder kritisch tegenover stond. Hij vroeg of ik volgende week wilde terugkomen. Kocht op het station het blad ‘Moustique’ van 13 juli 1961. In een groot opgemaakt artikel verklaarde de ex-kapitein Turko (Raymond) Westerling andermaal en met trots, dat hij verantwoordelijk was voor 4.600 Indonesische doden. Zeshonderd Indonesiërs had hij zelf overhoop geschoten, voor de andere 4.000 was hij verantwoordelijk geweest. Het was duidelijk wat er was gebeurd, maar alle Nederlandse regeringen van Drees tot en met De Quay bleven hardnekkig weigeren de betreffende stukken over deze misdadiger vrij te geven. Onbegrijpelijk. Of werd deze mijnheer uiteindelijk toch door de hoogsten in den lande gedekt? Hij kon toch ook in een vliegtuig van de Koninklijke Marine een arrestatie door Indonesië ontvluchten? | |||||||
20 juli 1961Telefoneerde Henk Hofland voor zijn verjaardag. Emile van Konijnenburg had geklaagd bij hem, dat hij niets meer van me hoorde. Henk was verder van mening, dat ik mijn boekje niet moet schrijven maar op een tape-recorder moet inspreken. Ik zag dit advies als een vorm van sabotage, zoals zijn ‘Handelsblad’-artikel over mijn ‘Open Brief’ eigenlijk sabotage was, hoe goed misschien bedoeld. Briefje van Erik. | |||||||
[pagina 237]
| |||||||
morgen Paul Rijkens ontmoeten. Er waren twee belangrijke stukken op komst: de 17-augustusrede van Bungkarno en de troonrede van koningin Juliana. Hij vond overigens, dat de zaak momenteel ‘prachtig’ liep. Generaal Nasution zat om gezondheidsredenen in het Zwarte Woud, een mededeling, die de radio vanavond bevestigde. Konijn zou binnenkort naar Ceylon vertrekken en daarna professor Mohammed Yamin in Singapore ontmoeten. Ontmoette Friso Endt in ‘Scheltema’. ‘Die Indonesiërs blijven onbetrouwbaar,’ zei hij. ‘Zain zou 15 juli in Brussel zijn. Hij heeft zich weer niet aan zijn woord gehouden. Alles wat ik deze maanden van Indonesië heb ondervonden is onbetrouwbaar.’ Lunch met Henk Hofland. Hij moedigde me aan om me niets van Geert Lubberhuizen aan te trekken. Hij en Jan Vrijman zouden beslissen over mijn boekje bij ‘De Bezige Bij’. Henk vertelde verder, dat de correspondent van het ‘Handelsblad’ in Brussel, de heer Samois, een dermate kritisch stuk over Luns had geschreven, dat de regering bij hoofdredacteur Steketee had geklaagd. ‘De minister-president was zéér ontstemd over dat stuk,’ werd Steketee namens De Quay meegedeeld. Henk zei, dat Steketee had geantwoord: ‘Vertelt u de minister-president maar, dat ik ontstemd ben, dat de minister-president ontstemd is.’ Steketee is niet bang. Hij is de enige Nederlandse hoofdredacteur - met misschien Fréquin - die zich niet laat intimideren door de regering. Hofland zei verder dat hij Steketee als een vriend beschouwde, loyaal en prettig om mee te werken.Ga naar voetnoot1. Franse legereenheden in de Bizerte-Marinebasis zijn in gevecht geraakt met het leger van Tunesië. De Fransen hebben met vliegtuigen onmiddellijk parachutisten als versterking aangevoerd.Ga naar voetnoot2. Daar zie je maar weer waar de vrije, democratische wereld toe in staat is. Je schaamt je dood tot dit deel van de wereld te behoren. Inwendig ben ik woedend op het westen, op de gedegenereerde Fransen, Luns en de hele klotetroep. Zag de film ‘Le ciel et la Boue’, die onder beschermheerschap van prins Bernhard over Nieuw-Guinea werd gemaakt. Het blijft onzin om te denken, dat Nederland de tijd zou hebben zelfbeschikking voor te bereiden. Er zijn misschien een paar Papoea-onderwijzers op Biak en Hollandia, die voor de rest | |||||||
[pagina 238]
| |||||||
iets zouden kunnen regelen. De film onderstreepte nogmaals de belachelijkheid van de op oorlog staande keet met Indonesië over de bospygmeeën van Irian-Barat. Erik kwam laat in de middag in uniform uit Nunspeet en nam een douche en trok jeans aan. We gingen in ‘Deli’ in de van Baarlestraat eten, daarna de stad in en keerden laat terug in ‘Hotel Vondelpark’, waar ik een kamer had genomen. In de lanen van het park vochten we speels met elkaar. Hij zei: ‘Niet nu, straks.’ Hij had nog steeds hoofdpijn van een ongeluk met een fiets vorige week. Ik begon hem te masseren. Ik trok zijn shirt en undershirt uit. Hij lag op zijn buik. Hij vond de ‘pitjiet’ kennelijk zalig. Hij reageerde volkomen natuurlijk op alles wat ik deed. Tenslotte trok ik zijn jeans uit en als laatste zijn slip. Ik voelde zijn ‘banteng’.Ga naar voetnoot1. ‘Dat komt van je pietjieten,’ zie hij. Ik aarzelde verder te gaan en we praatten wat. Hij draaide zich om en zei: ‘Nu de andere kant.’ Ik masturbeerde hem. Hij stak een sigaret op. We lagen tot diep in de nacht te praten. Hij vertelde, dat hij in New York met een oudere man was meegegaan, maar deze had niets durven doen. ‘Ik had ten aanzien van mannen een standpunt bepaald, maar dat heb jij nu doorbroken.’ Ik was van mening, dat indien er van verkrachting van een principe sprake was geweest, niet ik alléén, maar dat we samen en eigenlijk volkomen natuurlijk in warmte en wisselwerking van onze minds and bodies naar een hoogtepunt waren gedreven. | |||||||
22 juli 1961We besloten naar Martin Portier in Alkmaar te gaan. We wilden op Centraal Station de trein nemen, toen we geroep hoorden. Daar was zijn vriendin Helga, met haar zus en ouders, op weg naar een vakantieverblijf in Schagen. De fietsen waren al vooruit gezonden. Erik mompelde tegen mij, bij deze confrontatie met zijn vriendin: ‘This triangle interests me’ (in het Engels, zoals hij veel deed). Ik antwoordde: ‘Je moet alléén deze keer nu eens niet je mond voorbij praten.’ Erik: ‘Wanneer ik wat tegen jou zeg, haal je er iets heel anders uit dan Helga.’ Ik wist al heel lang dat een verstandhouding tussen jongens onvergelijkbaar was met die tussen een jongen en een meisje. Wij moesten er in Alkmaar dus uit en de familie moest er overstappen. Toen puntje bij paaltje kwam, nodigde ik Helga mee naar Martin te gaan. Helga keek me dankbaar en opgetogen aan. Erik glimlachte. | |||||||
[pagina 239]
| |||||||
Bij Indische mensen onder elkaar is een dergelijke onverwachte invasie de gewoonste zaak van de wereld. Erik zag een gitaar liggen en begon te spelen. Martin en zijn broer John haalden andere instrumenten. Ik had Martin ‘Oeroeg’ van Hella Haasse gegeven, waar ik zelf zéér van had genoten. Martin: ‘Dat verhaal eindigt veel te hard voor een Javaan. Dat kàn nooit. Misschien heeft hij wel gezegd: “Ga weg”, toen hij afscheid kwam nemen van die “belanda”, maar de vraag is: stonden zij alléén tegenover elkaar. Want dan zou hij er zeker een knipoogje bij hebben gegeven. Zoals het in dit boek staat, gebeurt het nooit in Indië. Oeroeg zal die “belanda”, als die werkelijk goed is geweest, nooit meer vergeten.’ Erik luisterde naar ons gesprek. Hij voelde zich bij Martin trouwens, al was het zijn eerste bezoek, even thuis als ik al bijna tien jaren. Hij had een douche genomen. Ik was naar de badkamer gegaan om hem nogmaals aan te raden wat tussen ons de nacht tevoren was gebeurd als ons geheim te bewaren. Ik wist reeds dat Erik een diep eerlijkheidsbesef had en voorzag nodeloze problemen.Ga naar voetnoot1. ‘Dit blijft tussen ons “kontol”,’Ga naar voetnoot2. antwoordde hij. Nu merkte hij op, dat hij voor zijn eindexamen HBS-B het boek ‘Verborgen Bron’ van Hella Haasse in drie volzinnen had samengevat en er een negen voor had gekregen. Ik dacht: ‘Zo is die jongen precies’ en zei hardop: ‘Vreemd wanneer je ziet dat mensen zich niet bewust zijn van hun eigen talenten.’ Later, toen Martin Erik op zijn motorfiets naar het station bracht en Helga en ik samen met de bus vertrokken, vroeg ze, waarom ik dàt had gezegd. ‘Erik is geniaal in het samenvatten van situaties en het daarbij incalculeren van alle betrokken psychologische aspecten.’ Ik begon Erik bijzonder te vinden. Ik keek Martin en hem samen op de motor nà en dacht, wat vreemd, dat die twee elkaar nu ook kennen. To enter a new friendship is like empire-building. Helga vertelde, dat Erik veel moeite had gedaan om officier te worden, maar was gestruikeld over de psychologische test. Ik dacht, natuurlijk, die jongen is veel te pienter om officier te worden. Ook begreep ik dat er chronische moeilijkheden met zijn ouders waren geweest. Hij had veel gespijbeld, maar Helga meende, dat haar invloed had bijgedragen, dat hij de HBS tenslotte had afgemaakt en serieus was geworden. ‘Zijn ouders hebben mij nu ook geaccepteerd,’ zei ze heel lief. Ze | |||||||
[pagina 240]
| |||||||
was duidelijk zéér toegewijd, wat me roerde. Maar ik dacht tegelijkertijd, die jongen moet niet aan de ketting worden gelegd, ook niet via een vriendin. Hij zou totaal verburgerlijken terwijl hij nog aan het begin stond van zijn innerlijke expansie. Ik moet hier iets aan doen, als ik kan. Ik zei tegen Helga: ‘Don't push him. Studeren, zoals jullie in zijn omgeving dat met hem voor hebben, gaat niet op. Erik moet met rust gelaten worden. Jullie, net als z'n ouders, weten niet wat goed voor hem is. Hij moet zijn eigen weg kunnen kiezen. Hij weet zelf nog nauwelijks wat hij wil. Zijn vader is hoogleraar, moet dat nu ook Eriks ideaalbeeld worden?’ | |||||||
24 juli 1961Düsseldorf Kwam met mijn Vader naar hier voor een gesprek met ambassadeur Zairin Zain over mogelijkheden de handel van kinabast te hervatten. Ik had Henk Hofland nog gebeld en gevraagd of hij mee wilde. ‘Dan moet ik weer in die koffiemolen (trein) stappen,’ antwoordde deze. ‘Hofland is een hengst,’ zei mijn Vader, waar ik het mee eens kon zijn. Ik vroeg me af, waar knok ik eigenlijk voor, wanneer zelfs Henk te kafferachtig is om te begrijpen, welke kansen hij laat schieten. De ontmoeting vond plaats in hotel Breidenbachhof. Ik had eveneens Tjalie Robinson gealarmeerd, die inderdaad om 17:00 arriveerde voor een gedachtenwisseling met de Indonesiërs. Gesprek met buurman Jan Verhoek, journalist, jarenlang in Indonesië gewoond en gewerkt. Hij debiteerde volzinnen als: ‘Sukarno had Nieuw-Guinea al lang gehad, wanneer het niet zo'n rotzooi in Indonesië was geweest... door de Papoea's aan Sukarno aan te bieden spelen we Nikita Krushchev in de kaart, want Sukarno heeft al lang opdracht uit Moskou gekregen op Irian wat te beginnen. Het westen is veel te bang, dat er Sovjetbases zullen komen...’ Oud-Indischgasten zagen Sukarno altijd nog als een slapjanus, die hetzij van Oost hetzij van West ‘orders’ zou aannemen. Puur emotioneel geklets. | |||||||
25 juli 1961Nà een gesprek met Lunshof en Daan van Rosmalen kreeg ik een typewriter in de kamer van Constance Wibaut ter beschikking en schreef tussen 16:30 en 18:30 een artikel. ‘Een hard stuk: er staat veel in,’ aldus Van Rosmalen. Het werd aangekocht. Lunshof nam een whiskey en zei: ‘De Russen gebruiken Bourguiba om De Gaulle ten val te brengen en in Frankrijk een ultra-rechtse regering te krijgen, die niet met west-Duitsland | |||||||
[pagina 241]
| |||||||
zal samenwerken. De Gaulle schiet dus in Bizerte om de ultra's zoet te houden...’ Lunshof trok weer fel van leer tegen De Quay. | |||||||
26 juli 1961Gesprek met het kamerlid Scheps (PvdA). ‘De grootste fout, die ik ooit heb gemaakt, is dat ik in 1943 Mussert niet persoonlijk de huid ben gaan volschelden. Ik heb geen geduld met dictators. Eens komt het oordeel. Mussolini is ook aan een benzinepomp terechtgekomen. Zo zal het ook Sukarno vergaan, nà het leed dat hij over duizenden en duizenden, die nu in Nederland zitten, heeft uitgestort. Er kan alléén met Sukarno worden gesproken, wanneer hij wil terugkeren naar de R.T.C.-akkoorden, de federale status voor Indonesië en autonomie voor de Molukken.’ Hij gaf me vier exemplaren van een brochure over ‘Ambon moet vrij’. | |||||||
27 juli 1961Op de terugweg uit Brussel, waar ik diplomaat Zahir, assistent van dr. Zain ontmoette, stapte ik in Rotterdam uit. Het eerste wat John van Haagen tegen me zei was: ‘PerryGa naar voetnoot1. is dinsdag in zijn dekentje gestikt. Hij is vanmorgen begraven.’ Greet zag lijkbleek. ‘De vorige dag had ik nog lang met hem gelopen. Perry was mijn lieveling. Om 7:00 ging Greet de boys voeden. Ik hoorde een gil. Hij was al stijf geworden. Hij was zo'n rustig kereltje.’ Bleef bij hen slapen. | |||||||
28 juli 1961Ontmoette Jolle Jolles en later hoofdredacteur Van Wijk. ‘Ik heb dus geschreven,’ zei hij, ‘dat de regering de gesprekken, door de groep-Rijkens gevoerd, door een officieel persoon, als toehoorder, zou moeten laten bijwonen. Nu moet ik weer een tijdje wachten. Het negativisme ten aanzien van Sukarno leeft nog zéér. U moet Van Blankenstein wel dankbaar zijn, want hij heeft veel voor u gedaan. Uw publikaties hebben aangetoond, dat veel meer mensen het met Rijkens eens zijn, dan we veronderstelden.’ Ik telefoneerde Van Blankenstein, die reageerde met: ‘Kom maar.’ ‘Het zal je meevallen, zoals je binnen de groep-Rijkens bent besproken, want daar was ik bij en daar was Van Konijnenburg niet bij,’ aldus Van Blankenstein. Hij benadrukte dat het contact met Konijn ‘gevaarlijk’ bleef voor mij, als journalist, | |||||||
[pagina 242]
| |||||||
vanwege het K.L.M.-geld en de K.L.M.-belangen. ‘Paul Rijkens vroeg mij je overigens te zeggen, niet in Amsterdam bij het inwisselen van een cheque te zeggen, mijnheer Rijkens betaalt. Ironie kun je in Holland niet gebruiken. Wanneer je hier een grapje schrijft, zou je het door een ironieteken moeten laten volgen.’ Ik was afgezet door Jim, de chauffeur van Jolles. Er was een boom omgewaaid in de tuin en Van Blankenstein stond warempel hout te hakken. ‘Toen je dus in de groep-Rijkens werd besproken - en houd daar nu je mond over - is gezegd, dat je het land grote diensten hebt bewezen en dat je daar te zijner tijd, ook materieel, beloond voor diende te worden.’Ga naar voetnoot1. Ik benadrukte, dat ik die ‘beloning’ het liefste zou zien in de vorm van een nieuwe baan in de journalistiek. Van Blankenstein: ‘Je moet je “rehabilitatie” zoeken in het schrijven van kalme, rustige stukken.’ Hij vervolgde: ‘Wanneer er nu iets gebeurt, dan kan inderdaad worden gezegd, dat jouw publikatie er de stoot toe heeft gegeven en dat zal ik dan wel zeggen ook.’ Hij was afgelopen maandagochtend enkele uren bij Willem Drees geweest, die ook instemde met de Rijkens-actie. Drees zag ook wel in, dat Sukarno nu niet ineens naar Nederland zou kunnen komen, maar een uitbundige ontvangst van prins Bernhard in Djakarta lag anders. Drees zou met Luns gaan spreken. Luns zag Van Blankenstein nog altijd als ‘de vijand’. Hij had verder de journalisten Stempels, Van Wijk, Koster en Diemer op de Konijnenlaan 3 met dr. Paul Rijkens samengebracht. In een tweede ‘golf’, wilde hij hetzelfde doen met Steketee, Van der Kalle en anderen. In Amsterdam ontmoette ik Hofland en Beynon. Henk zei, dat hij alles wat ik vertelde al wist. Opnieuw vroeg hij, wat hij van naar Zain gaan had kunnen leren. Hij hield zich voor hoogstens 10 procent met Nieuw-Guinea bezig, had een vrouw en een gezin, en kon zijn afspraken niet steeds verzetten. Hij had meer te doen. Mijn ‘stukje’ in ‘Vrij Nederland’ vond hij wel goed, maar het nieuwste artikel van Lunshof was geschreven door een imbeciel. Over mijn project bij de ‘Bezige Bij’ werd met geen woord meer gerept. Beynon vertelde om principiële redenen afstand te hebben gedaan van het onderwerp Indonesië bij ‘De Volkskrant’. |
|