Memoires 1959-1961
(1988)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 320]
| |
Zeist23 december 1960Belde van Schiphol dr. M. van Blankenstein en kondigde Sukardjo's brief aan. Hij had Paul Rijkens en Heldring van de ‘N.R.C.’ samen op de Konijnenlaan 3 in Wassenaar ontvangen. De volgende bezoeker zou baron Van Lamsweerde van ‘De Tijd’ zijn. Hij was bijzonder actief. Hoofdredacteur Stempels van de ‘N.R.C.’ was naar zijn zeggen ‘om’ (over Nieuw-Guinea). Beter laat dan nooit. Hij had lang met de ambassadeur van India gesproken want premier Jawaharlai Nehru zou voor een bemiddelingspoging voelen. Ook had hij een uitermate belangrijk gesprek met premier Jan de Quay gehad. Het kabinet-de Quay was echter zojuist gevallen. Iedereen hoopte dat Luns niet op B.Z. terugkeerde. Om 18.00 bereikte ik de Homeruslaan in Zeist, het huis van mijn grootmoeder Poslavsky. Mejuffrouw Karreman, de dame van de huishouding, deed open en zei te zullen zeggen dat het de postbode was geweest met een pakje. De verrassing was groot toen ik binnen kwam. Mijn ouders leken ouder geworden, maar maakten het goed. In de ochtend had mijn oom Lex Poslavsky meegedeeld, dat hij benoemd was tot hoogleraar in de pathopsychologie in Utrecht. De hele familie ging naar de Willem Artnzhoeve voor de kerstviering aldaar.Ga naar voetnoot448. Generaal Abdul Haris Nasution heeft Den Haag ernstig gewaarschuwd, dat men rond de Papoea's met vuur speelde. Hij deelde mee, dat president Sukarno opdracht had gegeven in Moskou wapenaankopen te doen. De Quay had gezegd eerst eens ‘lekker te zullen gaan slapen’, en Luns liet zijn vakantie naar Las Palmas gewoon doorgaan. | |
[pagina 321]
| |
teren,’ aldus Van Konijnenburg. Ook had Van Blankenstein met oud-minister Schmelzer gelunched. Deze was adviseur van De Quay voor buitenlandse zaken, ‘want daar weet De Quay niets van.’ Volgens de doyen van de Nederlandse journalistiek haatte Schmelzer de heer Luns en visa versa. ‘Ook De Quay vertrouwt Luns niet,’ aldus Van Blankenstein, ‘maar er zijn altijd nog mensen, die tegen Luns opzien op B.Z. want hij overdondert iedereen.’ Van Konijnenburg vond, dat wanneer er een nieuw kabinet en een regeringsverklaring kwam, men met vereende krachten diende te proberen ‘een vrolijke passage’ over Nieuw-Guinea opgenomen te krijgen. ‘Bijvoorbeeld, dat gestreefd zal worden naar een oplossing: je moet alles proberen ook al heb je 5 procent kans,’ zei hij. ‘We moeten bij een nieuw kabinet 90 procent kans hebben,’ antwoordde Van Blankenstein. ‘Wanneer onze vriend De Quay niet opnieuw premier wordt, dan moeten we hem gebruiken om in rooms-katholieke kring Luns te helpen wippen.’ ‘Je weet nooit of Luns liegt,’ aldus Van Konijnenburg, ‘of dat hij de zaak gewoon niet begrijpt.’ Van Blankenstein zei, dat De Quay nu pas begreep hoe onvolledig Luns altijd de gang van zaken in Genève (tijdens de laatste onderhandelingen met Indonesië) had voorgesteld. Hij hechtte ook het grootste belang aan het bewerken van de pers, om deze thans in het laatste stadium van het Nieuw-Guineaconflict zoveel mogelijk mee te krijgen. Hij verduidelijkte nu, dat Stempels, Heldring en Roethof (‘die een zwammerige indruk maakte’) bij hem thuis waren gekomen om met dr. Paul Rijkens te spreken. Dàt was het moment geworden waarop de ‘Nieuwe Rotterdamse Courant’ in de kwestie Nieuw-Guinea was omgezwaaid. Ook Ernst Heldring voelde een persoonlijke minachting voor Luns. ‘Vanavond zal ik ook Burger opbellen. De Goes van Naters woont nog dichter bij in Wassenaar, maar die man heeft geen verstand. Bij hem moet je eerst “Vive De Gaulle” brullen,’ aldus van Blankenstein. Of, ‘vous pouvez gonfler ma poche,’ vulde Van Konijnenburg aan. Daarna trok Van Blankenstein omstandig van leer tegen oud gouverneur-generaal Van Mook en anderen.Ga naar voetnoot449. In de middag was ik bij John en Greet van Haagen in Sportdorp, Rotterdam. Ik blijf close met hen. John vond dat ik van Upton Sinclair ‘Return of Lanny Budd’ moest lezen, want dat boek deed hem sterk aan mij denken. Ontmoete Henk. Hij gaf me een brief, die hij 9 december had | |
[pagina 322]
| |
geschreven maar niet verzonden. Hij wilde weten hoe ik Anton Constandses artikelen over Cuba had gevonden. (Had ze niet gelezen.) ‘Tegelijkertijd verscheen in “Elseviers” een serie over hetzelfde onderwerp van Martin Duyzings, gebral over communisme etcetera... Ik ben blij met de nummers van “The New York Times” die je me stuurt,’ las ik in zijn brief. Hij vertelde, dat professor B.V.A. Röling als hoogleraar was voorgedragen te Leiden - een ambitie die hij zijn levenlang had gekoesterd - maar de regering en voornamelijk de heer Luns had er een stokje voor gestoken omdat in Leiden diplomaten werden opgeleid. Henk wilde de regeringssabotage aan de grote klok hangen en bezocht Röling. Maar deze verzocht hem te zwijgen, omdat hij niet benoemd wenste te worden in het zog van een schandaal. Henk arrangeerde ook een lunch van Röling met hoofdredacteur Steketee. ‘Ik ben blij dat je er weer bent,’ zei hij. Op mijn verhaal over Pam Machbul reageerde hij: ‘Als ik jou was zou ik niet hertrouwen. Een huwelijk is niet iets om bis voor te roepen. Ik had zeker geen betere vrouw dan Mimi kunnen wensen, ook al heb ik haar de laatste tijd wat verwaarloosd.’ In de trein naar Alkmaar op weg naar Martin Portier noteerde ik: ‘Van Blankenstein vond, dat professor Oud (VVD) een voetzoeker onder zijn achterste moest hebben. Hij had ook gesproken met secretaris-generaal Blom van B.Z., die de zaak Nieuw-Guinea hoogst ernstig opnam. ‘Ik heb in New York gezegd: “Wat hebben jullie toch tegen Oltmans”,’ aldus Van Blankenstein. ‘Het antwoord was, eigenlijk niets, alléén wanneer de Indonesiërs op Nederland kankeren zit Oltmans te lachen.’Ga naar voetnoot450. | |
25 december 1960Kerstmis Martin kwam thuis gisteravond, gaf zijn vrouw een zoen bij de deur en zijn zoontje en mij in de kamer. Hij droeg de parachutistenlaarzen, die ik uit Amerika voor hem had meegenomen. Jeanne vroeg bij het naar bed gaan: ‘Slaap jij bij Wim?’ Hij snurkte, maar dat kon me weinig schelen. Ik vond het heerlijk om bij hem te zijn. In de ochtend bracht hij me op zijn nieuwe Japanse motor naar het station. Bracht een belangrijk deel van de kerstdag met mijn ouders door bij de Poslavsky's in Den Dolder. | |
[pagina 323]
| |
26 december 1960Mijn grootmoeder Poslavsky ontving een stroom van familie op kerstbezoek, ook veel Indische familieleden. Ik heb de hele dag veel met mijn vader gelachen. In de avond speelde ik met mijn grootmoeder en mijn moeder een strijktrio van Beethoven. Later zei grootmama om goed te bedenken wat de consequenties waren, indien ik met een Indonesisch meisje zou trouwen. | |
27 december 1960American Hotel Ontmoette Henk Hofland, Kersting van de ‘Associated Press’, Hans Beynon van ‘De Volkskrant’ en Jan Vrijman van ‘De Haagse Post’. Zoals Person in New York rood aanloopt over Nieuw-Guinea zo heeft Beynon de neiging wit aan te lopen, wanneer hij zich opwindt over het Indonesische gedrag ten aanzien van Irian-Barat. ‘Sukarno moet meer eerst eens mijn vriendjes in Indonesië te eten geven,’ zei hij. Ze denken allemaal, dat Luns zal blijven zitten. In de avond liep ik Martins flat binnen en hij zei: ‘Zo aap.’ Hij vroeg of ik had gegeten en ging een maaltijd met rijst voor me klaar maken. Ik vertelde, dat ik dacht, dat mijn vader een verbintenis met Emily niet zou goedkeuren, maar ook niet afkeuren. ‘Dat heb je altijd gevoeld en daarom heb je me nooit aan je ouders voorgesteld,’ antwoordde hij. (Dat was niet waar. Ik leerde hem kennen, toen mijn ouders in Afrika waren. Bovendien, mijn halve familie bestond uit Indische familieleden. Maar het is waar, dat mijn vader ons van kindsafaan voorhield, dat merels ook niet met lijsters relaties aanknoopten, met de implicatie dat het beter was een vrouw van je eigen ras te huwen.) Ik sliep opnieuw bij Martin en deed weer geen oog dicht. Maar ik vond het vertrouwd, intiem en warm. | |
28 december 1960Om 09:30 verscheen ik met mr. J.C.S. Warendorf voor de president van de Amsterdamse Rechtbank ten behoeve van het verkrijgen van een voor de Nederlandse wet geldige scheiding van Frieda Westerman. Ondanks herhaalde verzoeken had Frieda nog altijd niet de benodigde papieren hiervoor ondertekend. De zaak moest dus nog veertien dagen worden aangehouden. Ontmoette Anton Constandse om over zijn indrukken van Cuba te spreken. Hij noemde zaakgelastigde Kasper Reinink ‘slecht ingelicht’. Dat Duyzings in ‘Elseviers’ had geschreven, | |
[pagina 324]
| |
dat minister Raoul Roa als afgeschreven kon worden beschouwd, bewees dat de man slechts in termen van anticommunisme dacht.Ga naar voetnoot451. Ruby Hart Philips van ‘The New York Times’ was ‘een over het paard getilde juffrouw’. Dr. Carlos Rafael Rodriguez was een profiteur, die eerst met Fulgencio Batista had samengewerkt. Constandse had zijn beste inlichtingen van de Joegoslavische ambassadeur in Havana verkregen. Hij gaf me de hele serie van zijn artikelen. Over Henk merkte hij op de valreep op, dat hij onberekenbaar was en veel weg. Vanavond sprak ik zéér lang met mijn vader. Ik lachte me tranen om zijn droge humor. Ik wilde dat ik er een tape van had. Het is onmogelijk alles te noteren. We roerden ook het onderwerp van de Zuidafrikaanse apartheid aan. Ik vond zijn uiteenzetting interessant. | |
29 december 1960Bracht dr. M. van Blankenstein en W. van Wijk, hoofdredacteur van ‘Het Vaderland’ voor de lunch samen. Van Blankenstein vroeg of ik Van Wijk reeds had ingelicht over zijn besprekingen in New York. ‘De dag nadat ik in New York was, werd ik door de Indonesische ambassadeur te lunchen gevraagd,’ zei hij en ging gemakshalve aan het feit voorbij, dat ik die ontmoeting had geregeld. Hij liet zich zinnen ontvallen als: ‘Sukardjo Wirjopranoto zei in opdracht van Sukarno mij de boodschap te geven...’ Hij verdraaide dus de zaken in kleinigheden. Maar wie doet dat niet? Van Wijk wilde weten welke voorwaarden Sukarno aan een overdracht van Nieuw-Guinea verbond. Van Blankenstein sprak veel, maar gaf geen echt antwoord. Het resultaat van de ontmoeting was, dat Stempels, Van Wijk, - Koets van ‘Het Parool’ was niet nodig - en misschien Van Lamsweerde in Bonn een ontmoeting met Zairin Zain dienden te hebben. Ik zou dit met Van Konijnenburg moeten regelen. Ontmoeting met Jolle Jolles (ANP) en van Konijnenburg in ‘Hotel de Wittebrug’. ‘Sukarno moet akkoord gaan met het losweken van Nieuw-Guinea in twee fasen: drie jaar toezicht van de UNO en dan overdracht,’ zei Jolles. Toch werden we het er over eens, dat het nu voor een dergelijke oplossing duidelijk te laat was. Ook generaal Nasution was reeds in Moskou om wapens te kopen. Van Konijnenburg vond Su- | |
[pagina 325]
| |
bandrio's waarschuwing, dat het op oorlog uit zou kunnen draaien, een hoogst ernstige zaak. Hij zei ook reeds in juni een brief aan Paul Rijkens te hebben geschreven over Sukardjo's gesprek met mij. ‘Rijkens is met die brief, waar je naam duidelijk in stond vermeld, naar premier De Quay geweest,’ aldus Konijnenburg. Mejuffrouw Buringh Boekhoudt schreef het een trieste zaak te vinden, dat mijn financiën nog altijd in de soep waren en dat ik op die manier ‘een bodemloze put’ was. The trouble with me is, that my heart is een bodemloze put. | |
30 december 1960Bracht een bezoek aan hoofdredacteur Stempels van de ‘N.R.C.’. Hij zou het een ramp vinden, wanneer het kabinet De Quay, dat hij als ‘een troep’ omschreef, terug zou keren. Hij refereerde aan de groep-Rijkens, die er bij hem op aandrong in de krant te zetten, dat Luns er uit moest. ‘Zelf doen ze hun mond niet open,’ zei Stempels en daar was ik het hartgrondig mee eens. ‘Nu willen ze me een stuk over het metroplan laten drukken. Ik vroeg om hun handtekeningen. Ik kreeg er geen één.’ Hij was geïnteresseerd om op 14 januari 1961 uit Brussel komende, dr. Zain in Keulen te ontmoeten. | |
2 januari 1961Na lange tijd ontmoette ik Erwin Aschmoneit. Henk Hofland zei nu ook mee te willen naar de ontmoeting met dr. Zain in Keulen. Van Blankenstein was er eigenlijk tegen. ‘Niet nog een liberaal blad mee,’ zei hij. Van Blankenstein vertelde verder, dat De Quay hem had geadviseerd staatssecretaris Bot in te lichten, ‘omdat hij aan onze kant staat’. Van Konijnenburg: ‘We drukken op alle knoppen tegelijk om in de komende regeringsverklaring een behoorlijke Nieuw-Guineapassage te krijgen.’ | |
[pagina 326]
| |
kocht ik de ochtendbladen en zag dat premier De Quay zijn ontslag weer had ingetrokken en dat het kabinet-De Quay vrolijk verder zou regeren. Om 12:15 ontmoette ik dr. Zain op de Indonesische ambassade in Bonn. Hij was teleurgesteld, dat Van Konijnenburg niet was meegekomen. Ik legde uit, dat omdat Van der Beugel naar New York was vertrokken hij absoluut een vergadering moest bijwonen. Maar hij zou morgen komen. Ik vertelde dat Van Blankenstein, Stempels, Van Wijk en de anderen hem wilden komen spreken. Hij waarschuwde, niet meer dan een of twee heren tegelijk te willen ontvangen. ‘Ik kan nu wel met jou vertrouwelijk spreken, maar ik ben nog de enige Indonesische ambassadeur, die deze contacten met belanda's heeft. Je moet ook aan mijn vijanden denken. Jouw tegenspeler Sudjoko is momenteel ook in Europa. Dr. Zain had Subrandio en Nasution nog gesproken vóór zij naar Moskou reisden. Er werd nasi goreng geserveerd. Ik vertelde hem over Emily Machbul. Hij schrok zichtbaar en zei: ‘Vergeet niet, dat Subrandio de Allan Dulles van Indonesië is.’ Hij legde uit, dat Bandrio in zijn jeugd een hardwerkende student was geweest en nu pas meer was gaan lezen, ook romans, dus niet alléén over politiek. Nu overdreef hij zijn verhouding met Emily en verromantiseerde deze. ‘Maar alles lekt uit en nu begint men ook in Djakarta over de relatie tussen Subrandio en Emily Machbul te spreken,’ zei hij. Ik vertelde zojuist een lieve brief van vier kantjes van haar te hebben gekregen. Hij waarschuwde, dat wanneer Bandrio achter onze verhouding zou komen, en dat was nu nog slechts een kwestie van tijd, dat ik helemaal geen visum voor Indonesië meer zou krijgen. ‘Ik kon uitstekend met haar praten in New York,’ aldus de ambassadeur, ‘want zij begrijpt Indonesiërs niet meer, maar ziet toch ook op het westen neer. Emily is in feite een ontmoeting tussen twee werelden.’ Nadat ik had verteld, dat Van Blankenstein de neiging had te doen of zijn lobby in New York uitsluitend zijn werk was geweest, antwoordde dr. Zain: ‘Heb maar geduld. Ons werk is ondankbaar. Wij zijn de stoottroepen. We spelen het spel om het spel. We vechten voor onze overtuiging,’ en refererend aan wat ik eerder had gezegd, ‘niet vóór Bungkarno, maar voor onze eigen volle overtuiging. Jullie land is toch ook reddeloos, redeloos en radeloos geweest? Nu vechten wij voor onze revolutie.’ Hij liet me naar de secretaresse van Van Konijnenburg telefoneren. ‘Alle lijnen van deze ambassade zijn afgetapt, maar wanneer het je niets kan schelen, ga je gang.’ | |
[pagina 327]
| |
Bij thuiskomst vanavond belde ik Van Konijnenburg. Hij was opnieuw verhinderd morgen naar West-Duitsland te gaan. Ik hield een vlammend pleidooi om alles opzij te zetten en tegen iedere prijs naar Zain te gaan. Ik liet hem beloven de ambassadeur in ieder geval vanavond nog in zijn residentie in Königswinter op te bellen. | |
4 januari 1961Goed gesprek met Henk. Ik vertelde hem, dat ik de weg naar de ambassadeur voor hem had voorbereid. ‘Je hebt me goed geholpen. Ik zal aan Zain zeggen, dat je een genie bent,’ zei hij. Hij zou ook naar Van Konijnenburg gaan. Eindelijk. Ik was tenslotte al vijf jaar met Nieuw-Guinea bezig. ‘Vroeger zag ik er nooit zoveel in,’ zei hij ook nog. Ik gaf hem dr. Zains telefoonnummer. Hij gaf me het december-januari nummer van ‘Podium’ met zijn artikel ‘Opmerkingen over de noodtoestand’. Begrijpelijk geschreven, meesterlijk. Om 15:00 ontmoette ik Van Blankenstein in ‘Hotel de Wittebrug’. Ik gaf hem een verslag van mijn gesprek met ambassadeur Zain. Hij vertelde nu, dat De Quay in termen dacht van wie er dan uiteindelijk met de Indonesiërs zou moeten praten. ‘Hij dacht aan Van Roijen, maar dat heb ik hem snel uit zijn hoofd gepraat. We hebben toen aan Hirschfeld gedacht.’ Een andere mogelijkheid was Schiff, nu in Washington, en Van Blankenstein liet er op volgen: ‘Zoals Schiff over Luns spreekt,’ wat een uitlating was, die me hogelijk verwonderde, wetende dat Schiff in zijn UNO-optreden zich juist meer dan braaf aan de richtlijnen van Luns had gehouden. Hij wilde nog met Bot en Duynstee spreken. In Beel had hij ook geen fiducie. Hij nam zich echter voor samen met Stempels naar dr. Zain te gaan. Ik gaf hem de betreffende telefoonnummers. Laat in de avond, bij terugkeer uit Bonn belde Emile van Konijnenburg mij bij mijn grootmoeder Poslavsky op om in een tirade van superlatieven te bedanken voor het advies dr. Zain in Düsseldorf te gaan ontmoeten. Hij was door Zain eveneens voorgesteld aan het Indonesische financiële genie, de heer Kouw Bianti. ‘Complimenten voor je informaties.’ Hij zou over veertien dagen dr. Zain opnieuw ontmoeten. | |
[pagina 328]
| |
der zei het heel prettig te hebben gevonden, dat ik was overgekomen. Zoiets zei ze niet gauw. Oom Gerrit Meijer zei, dat hij rooms-katholiek was geworden, ‘maar je grootmoeder wil liever niet, dat de familie ervan op de hoogte is.’ Mijn vader hoorde ik tegen oom Erik Mennega zeggen: ‘En dan wil ik pianoles nemen.’ Ik stond perplex en zei later, dat hij dat zeker moest doen, maar hij reageerde boos, want ‘als de rest van deze muzikale familie het hoort word ik uitgelachen’. Later deed mijn vader of hij wat had goed te maken. Altijd weer kreeg ik in de familiekring het gevoel of men bij elkaar op visite was. Toch voelde ik een brok in mijn keel bij het afscheid nemen van mijn ouders. Gisteravond was ik nog tot laat bij mejuffrouw Buringh Boekhoudt geweest. Ze was lief en één en al belangstelling en had mij terug naar Zeist gereden. Ik ben toch weer radeloos met mezelf. Waar ben ik toch mee bezig? Waar ga ik naar toe? Ik heb bijna geen geld. Ik zie geen toekomst. Misschien moet ik toch terug naar Holland en zou ik via dr. Paul Rijkens, en de mensen voor wie ik me nu al enige tijd inspan, als Emile van Konijnenburg en anderen, een behoorlijke job kunnen krijgen en niet meer blijven zwerven. Ik voel me zo ontheemd. Ik vertrok vol sombere gedachten naar Parijs, maar gelukkig was Erwin er ook nog. Zou Emily Machbul mijn redding worden? Zou ik mezelf voor die verbintenis voldoende kennen? Durf ik het aan? Ik zal totaal en compleet eerlijk jegens haar moeten zijn. Wanneer ik 5.000 dollars had zou ik zeker naar Nederland teruggaan. |
|