Liegen tegen Beatrix
(1996)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdVIDe klap op vuurpijl was op 30 mei 1996 de heer Docters van Leeuwen (D66) souffleur en manipulator van de minister van Justitie, mevrouw Winnie Sorgdrager (D66), bijgestaan door twee juristen van mijn tegenpartij, minister Hans van Mierlo (D66). De schandelijke erfenis van cda'ers Luns, Schmelzer, Van der Klauw en Van den Broek - met als extraatje bij al het onrechtmatige gedoe, Max van der Stoel (PvdA) - lag nu dus op het bord van D66, welke partij eveneens verstek laat gaan. Het voorspel tot de leugens van Docters van Leeuwen lag in Zuid-Afrika. Als gezegd signaleerde ik in 1992, veertig jaar lijdend voorwerp zijnde van de in het geheim opererende Haagse ‘zware jongens’, dat Docters toen ook loog tegen Piet Stoffelen. Omdat het kamerlid deze mijnheer in die dagen nog heilig geloofde, wendde ik me tot de Raad van State om hulp. Ik was aanwezig toen de heer | |
[pagina 30]
| |
Van der Does van dit college tijdens een hoorzitting met twee advocaten van minister Hans Dijkstal (vvd) de vloer aanveegde en te kennen gaf dat ze vroeger op dienden te staan om hem voor het lapje te houden, zoals de bvd met Stoffelen en mij had proberen doen. De Raad van State bepaalde dat minister Dijkstal per 1 november 1995 - aanstonds een jaar geleden - een beslissing diende te nemen om mij inzage in mijn dossiers te verlenen. Deze minister neemt gewoon een loopje met de Raad van State, en ik kreeg niets van enig belang. Er zijn vijf procedures in behandeling om documenten van Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken (bvd) in bezit te krijgen. Om de schijn op te houden werden mij inderdaad twee miezerige dossiertjes ter inzage gegeven, voor de helft gevuld met kranteknipsels die ik al had. Men geneert zich er in de Haagse bureaucratie niet voor, wetten te overtreden of eroplos te liegen. Er wordt tegen Stoffelen en mij gelogen, er wordt onder elkaar gelogen en er wordt tegen de Koningin gelogen. Ik verdom het aan bedonderen mee te doen, ook al zou het bestuur van mijn vakbond nvj maar al te graag willen dat ik dit deed. Dijkstal bedient zich op zijn departement van een handlanger, mr. J. van Overdam. Hij tekent zijn brieven aan mij namens de minister, namens de directeur van de bvd en in zijn persoonlijke hoedanigheid van ‘Projectleider inzage-verzoeken.’ Hij is bij deze flessentrekkerij dus de tegenhanger van mr. P.G.L. van Velzen op het departement van de heer Van Mierlo. Nu is Docters van Leeuwen godzijdank opgevolgd door de oud-bevelhebber van de zeemacht, viceadmiraal N.W.G. Buis, wat de kans vergroot dat aan het onbehoorlijk gedrag van de bvd als onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken een einde komt. Voorlopig echter is van het aantreden van deze officier van de Koninklijke Marine inzake meer eerlijkheid jegens de burgers nog bijzonder weinig te merken. Wie tikt in dit land wetschenders op de vingers? Wim Kok? Help je het geloven. Hij is de socialist en premier die, mede door een goedgelovig electoraat, naar het Torentje werd geholpen, ook dankzij overeenstemming tussen Koningin en Lubbers. Vervolgens kondigde diezelfde Kok in zijn berucht geworden Joop den Uyl-lezing aan, dat het einde van het socialisme in zicht was. Kok weet niet wat hij wil, zoals psycholoog Van Ginneken constateerde. Op 30 mei 1996 wilde professor Peter Nicolai het mysterie waarom ik in 1992 uit Zuid-Afrika werd gesmeten bij zijn ondervraging van Docters van Leeuwen nog laten rusten, omdat we doende zijn een aantal feiten na te trekken, die vervolgens op juridisch verantwoorde wijze zullen worden gepresenteerd. Voor mij staat als een paal boven water, dat ik door toedoen van Den Haag uit Zuid-Afrika ben verwijderd. Een smerige streek, die Lubbers enigszins heeft proberen te corrigeren. Wel ondervroeg advocaat Nicolai de heer Docters van | |
[pagina 31]
| |
Leeuwen over diens contacten met zusterorganisaties, omdat hij hier onlangs, in een televisieprogramma van Marcel van Dam, het nodige over had gezegd. De heren van de spionagediensten plegen dan enkele telefoontjes om gezamenlijk het doelwit van hun geheime gramschap de das om te doen. Of dit ook in mijn geval was voorgekomen? ‘Ik weiger te antwoorden. Daaromtrent heb ik geheimhoudingsplicht’, aldus de heer Docters van Leeuwen een halve eeuw na de Tweede Wereldoorlog of tien jaar na de val van de Berlijnse muur. Diens brein is nog altijd ingesteld op koude-oorlogje-spelen. Ook over afluisterpraktijken wenste Docters niets te zeggen. Het is voorgekomen dat mijn vriend Peter van de Wouw, sprekend met een studievriend in Tilburg die hij vanuit mijn huis had opgebeld te horen kreeg: ‘Dit is de bvd. Ik verzoek u dit gesprek af te breken.’Ga naar eind45 Tussen 1968 en 1990 heb ik de ptt tientallen malen moeten alarmeren over afgebroken gesprekken of het helemaal defect raken van mijn telefoonapparaat. Ik vertaalde deze toestanden al die jaren steeds in ‘Gestapo-toestanden’. Docters van Leeuwen aarzelde ook in 1996 niet om over dit onderwerp oneerlijk te blijven. Op één punt bleek deze getuige uitzonderlijk spraakzaam, namelijk over diens contacten met het kamerlid Piet Stoffelen. Hij vertelde in 1992 inderdaad een ontmoeting met deze PvdA'er te hebben gehad. Het kamerlid wilde weten of mij onrecht was aangedaan. Docters beloofde dit te zullen uitzoeken. In werkelijkheid had Stof felen gewoon om mijn dossiers gevraagd. Maar dit verzoek werd door Docters opzettelijk in een ander licht geplaatst. Drie maanden later had de bvd-baas, aldus diens verklaring onder ede, het kamerlid meegedeeld dat ik geen voorwerp van onderzoek bij de bvd was. Onder ede noemde hij Stoffelens eerder afgelegde getuigenis dan ook ‘berustend op een misverstand’. Eén journalist belde onmiddellijk de heer Stoffelen in Ouderkerk aan de Amstel op, en las voor wat Docters van Leeuwen zojuist in de Haagse rechtszaal had verklaard. Op 31 mei 1996 meldde Ronald Frisart dan ook in het Haarlems Dagblad en andere kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst dat Stoffelen behoorlijk in diens wiek was geschoten, en uitdrukkelijk had meegedeeld dat er geen misverstand was. Erger nog: volgens Stoffelen had een onzer meest vooraanstaande rechtsdienaren zelfs onder ede niet naar waarheid gesproken. Ik besefte op 30 mei 1996 in de rechtszaal terdege dat Docters van Leeuwen zat te draaien. Eerder die middag had ik een andere Haagse notabele, Max van der Stoel, reeds publiekelijk van liegen beschuldigd. Een tweede incident van die orde op één dag zou te veel van het goede zijn geweest, zeker voor de beschermheren van journalisten bij de nvj. Voorzitter Ron Abram zei bijvoorbeeld nadien tegen advocate Pasman en mij, dat de (ook per televisie uitgezonden) beschuldiging jegens Max van der Stoel bij hem en bij het bestuur van de nvj in het ver- | |
[pagina 32]
| |
keerde keelgat was geschoten. ‘Willem, je schijnt te vergeten dat Van der Stoel in dit land groot aanzien geniet’, aldus Abram, tegenwoordig hoofdredacteur van het Nieuwsblad Transport te Rotterdam. Oscar Wilde vatte journalistiek eens samen als ‘het doorgeven van opinies door slecht geinformeerden teneinde het lezerspubliek ongeinformeerd te houden’. Mij zal het worst zijn wie er in Den Haag liegt, al is de persoon in kwestie minister van Staat. Dit is een journalistiek standpunt dat kennelijk niet wordt gedeeld door het bestuur van de Vereniging voor Journalisten. Op 30 mei 1996 verschenen twee keurige Haagse prominenten, Van der Stoel en Docters van Leeuwen, voor rechter-commissaris B.C. Punt. Beiden sjoemelden met de feiten en de waarheid. Zij probeerden rechter Punt en wie het verder maar horen wilde een rad voor ogen te draaien. Vervolgens verwachtte de nvj kennelijk dat ik, als lijdend voorwerp van overheidsterreur die al veertig jaar aanhoudt, mijn mond hierover zou houden. Vele collega's vroegen om een reactie, onder wie Ahmet Olgun van Nieuwe Revu. Ik had die dag gelezen dat mr. J.R. Krol, kantonrechter te Utrecht, had gezegd dat Docters van Leeuwen het Openbaar Ministerie runde als een politbureau, ‘via een militaire aanpak en dictaten’.Ga naar eind46 Hieraan refererend zei ik tegen Olgun, dat Docters me eerder aan een Gestapo-chef deed denken. Deze uitspraak werd door de nvj onmiddellijk, buiten mij om, aangegrepen om zich opnieuw publiekelijk van mij te distantiëren. De werkelijke reden was dus een andere. De Nederlandse Vereniging van Journalisten wil niet dat een lid van haar organisatie ‘prominenten’ uit Den Haag van schofterij beschuldigt, ook niet als dat naar waarheid gebeurt, omdat de nvj zelf in een web van Haagse verbindingen zit waarbij goede betrekkingen van eminent belang zijn. De nvj heeft haar eigen besognes met de Staat, en zoals in mijn geval overduidelijk werd aangetoond, prevaleren de nvj-belangen bij de overheid boven het belang van een nvj-lid dat door die overheid wordt geterroriseerd. Het is te belachelijk voor woorden. Eerst speelde Docters van Leeuwen rovertje en reizigertje met de rechter-commissaris en ons, die hem hadden gedagvaard alvorens zich te komen verantwoorden, zoals de wet dit ook voor iedere andere burger in dit land voorschrijft. Twee maal liet hij de dagvaarding lopen alsof hij, de super procureur-generaal, boven de wet zou staan. Mr. B.C. Punt, de rechter-commissaris, had geen andere keuze dan aan te kondigen dat indien Docters van Leeuwen weer verstek zou laten gaan hij alsnog door de Koninklijke Marechaussee zou worden opgehaald. In dat geval gaat de gedagvaarde reeds de avond voor de zitting het cachot in, om de volgende dag op het vastgestelde uur te kunnen worden voorgeleid. Volgend op die gerechtelijke dreiging kwam deze mijnheer dan toch te elfder ure opdagen, beveiligd door ‘gorilla's’ die medewerkers van televisiestations en fotogra- | |
[pagina 33]
| |
fen probeerden te verhinderen hun normale werk te doen. Het behoort tot de Madurodamse bestuurscultuur dat men elkaar dekt en behoedt voor door de mand vallen vanwege onbehoorlijk en onrechtmatig overheidsoptreden. Terwijl ik juist meen te mogen rekenen op onverkorte en volledige steun van de nvj, stelden voorzitter Abram en algemeen-secretaris Verploeg het nodige in het werk om te voorkomen, dat het recht haar loop zou krijgen. Terwijl professor Nicolaï met Verploeg in het nvj-gebouw overlegde, werd tezelfdertijd de heer Docters van Leeuwen op een andere etage gesignaleerd, hetgeen na wat er op 30 mei in de rechtszaal was voorgevallen nauwelijks een ‘toeval’ genoemd kon worden. Bovendien eiste de nvj voor de zoveelste maal onder dreiging van intrekking van materiële steun, dat ik de diverse heren verontschuldigingen zou aanbieden (voor het spreken van de waarheid). Mijn procedure tegen de Staat in mijn strijd om vrijheid van meningsuiting beleeft haar zesde jaar, terwijl ik veertig jaar permanente geconcentreerde staatssabotage heb ondergaan. Van Mierlo, die als Docters van Leeuwen en diens minister Winnie Sorgdrager, tot D'66 behoort, beschikt over ongelimiteerde fondsen, bijeengebracht door belastingbetalersGa naar eind47. Dit levert een uitermate ongelijke strijd op, want de Staat is er in geslaagd mij op mijn 65ste jaar eerst brodeloos te maken, en mij vervolgens uit Zuid-Afrika te laten smijten, opdat ik niet langer via werkzaamheden daar over middelen zou beschikken om mij te kunnen verdedigen en terug te knokken. Mijn laatste steun en toeverlaat in dit gevecht met de messen op tafel is dus de nvj, waar ik sedert 1960 trouw lid van ben geweest. Van 1960 tot 1980 heeft de vakorganisatie pal achter mij gestaan. Sedertdien is het met de intrede van Hans Verploeg als algemeen-secretaris op en neer gegaan. Waarschijnlijk is de druk vanuit Den Haag sedertdien ook fors toegenomen. Algemeen-secretaris Gerard Schuijt schreef in 1981 nog een artikel in De Journalist: ‘Vijfentwintig jaar oorlog van Oltmans tegen Buitenlandse Zaken.’ Op een soortgelijk stuk van de hand van Verploeg, ‘Veertig jaar oorlog van Oltmans tegen Buitenlandse Zaken’, behoef ik helaas niet te rekenen. Schuijt was jurist. Verploeg is dit niet. Dus mijn advocaat Mr. H.E.W. Vermeer constateerde reeds in 1993, en hij zei dit in de rechtszaal tegen de rechter-commissaris, de indruk te hebben dat de nvj in de zak zat van Buitenlandse Zaken. Wanneer dan H. Verploeg op 4 augustus 1994 na geheime onderhandelingen een brief richt tot de advocaat van Buitenlandse Zaken, D. den Hertog, waar ondermeer in staat: ‘de passage over afstemming met de nvj niet op te nemen in Uw brief aan de advocaat van Oltmans, Mr. Vermeer’, dan geeft dit mij, als lid van die nvj, die het van die nvj als laatste bescherming moet hebben, om het eufemistisch te zeggen: ‘een onzeker gevoel.’ Wat allerminst wegneemt dat ik ook in het recente verleden ervaringen met Hans Verploeg heb gehad die een | |
[pagina 34]
| |
aanwijzing waren dat hij me op dàt moment bereid was volledig en onverkort als lid te steunen. Maar die steun verandert even dikwijls van richting als de winden boven het meer van Genève. Er is geen pijl op te trekken. Wat er na de geruchtmakende verhoren van de heren Max van der Stoel en Arthur Docters van Leeuwen op 30 mei l.l. met de nvj is gebeurd, daar zal ik in het vervolg van deze brochure op ingaan. Hier wil ik slechts volstaan met de weergave van een volgend nvj-ultimatum, dat mij op 2 juli 1996 bereikte en wat hier achterin wordt weergegeven. De drie mij begeleidende juristen gaven me dan ook onmiddellijk het advies hier onder geen beding op in te gaan, omdat wat de nvj eiste neerkwam op een volledige capitulatie. Zelf interpreteerde ik deze brief als een zoveelste dolksteek in mijn rug van de eigen vakorganisatie. Intussen gaat het zich steeds wijder vertakkende gekonkel en gemarchandeer in Den Haag vrolijk verder en strekt het gelieg en bedrog zich ook uit tot het paleis, waar eenzaam en niet alleen de kleindochter van Wilhelmina met ferme hand enige orde in de steeds verder om zich heen grijpende chaos en oneerlijkheid tracht te brengen. Haar grootmoeder sprak over ‘de kooi’. Prins Claus beschreef Huis ten Bosch op zijn zeventigste verjaardag als ‘het glazen huis.’ Wilhelmina zocht een leven lang naar loop holes in het cordon sanitaire rond de majesteit. Beatrix construeerde haar eigen grondwettelijk acceptabele strategie om wáár, half-waar, of onwaar te leren ontwarren. Zij regeert met een krachtig geëvolueerd zevende zintuig ten aanzien van de Binnenhofse jig-saw puzzel om te proberen de eigen straatjes schoon te houden door politieke intriganten. De rol van staatshoofd vervullen betekent in de praktijk een vorm van wichelroede lopen, waarbij het decoderen van de haar opzettelijk voorgeschotelde onvolledige waarheid de nodige ervaring en behendigheid vereist. Voor wie enig inzicht heeft in de krachten die zich in de residentie constant roeren zijn deze eerste vijftien jaar van Beatrix de Eerste vrijwel rimpelloos verlopen. Dit betreft op de eerst plaats de handel en wandel van de Nederlandse koninklijke familie zelf. Dankzij het strikte regime van deze koningin, is het Huis van Oranje tot op dit moment nog niet afgezakt tot een ordinaire soap, zoals momenteel tegen wil en dank wordt opgevoerd door de Britse monarchie. Daarbij dient Beatrix bovendien met geheel andere factoren rekening te houden dan grootmama Wilhelmina. Nu wordt er door bepaalde sectoren van de media met telelenzen en helikopters gewerkt om prinsen of vriendinnen in een flagrant ‘delict’ te betrappen. Drie zonen van Beatrix en vier zonen van Margriet hebben feitelijk nog geen faux pas begaan. Dat is met de drie zonen van Elisabeth II der Windsors een geheel ander verhaal geworden. Beatrix is in dit opzicht een grootmeesteres. In de sector staatkunde zijn er een aantal steken gevallen, maar dit is het gevolg van het feit dat de majesteit enerzijds min of meer gedwongen werd bepaalde staatsplich- | |
[pagina 35]
| |
ten te vervullen, terwijl anderzijds tegen haar werd gelogen, zodat zij niet over voldoende ingrediënten van informatie beschikte om beslist ‘nee’ te kunnen zeggen, of relevante tegen-argumenten te kunnen aanvoeren. Het eerder in deze brochure aangegeven voorbeeld van een per koninklijk besluit weer tot Nederlander opwaarderen van wapensmokkelaar Klaas de Jonge, staat niet op zichzelf. In 1994 werd Johannes van Damme voor het vermeende smokkelen van 4,3 kilo Thaise heroïne in Singapore ter dood veroordeeld. In die affaire is er door Buitenlandse Zaken onder leiding van professor Peter Kooijmans verschrikkelijk geknoeid, zoals Jos Slats haarfijn heeft uitgespeldGa naar eind48. Ook deze keer heeft het de regering controlerende parlement er voor spek en bonen bijgezeten. De Nederlander Van Damme fungeerde, zoals de documentatie die Slats opspoorde uitwees, nog in 1991 als informant voor de Centrale Recherche Informatiedienst om Nigeriaanse fraudeurs op te sporen. Deze vitaal belangrijke informatie werd aan de Nederlandse ambassade te Singapore doorgegeven onder instructie deze niet aan derden te verstrekken! Dan heb je toch op BuZa met volstrekte idioten te maken? Wie doet er wat aan? Van Mierlo? Ook de Haagse strafpleiter Gerard Spong zei tegen Slats dat het hier informatie betrof waar een advocaat ‘als een tijger op springt.’ Zij werd door Buitenlandse Zaken blijkbaar bewust in de strijd om het leven van Van Damme aan de rechtspraak in Singapore onthouden, hetgeen neerkomt op moord. Toen de zaak Van Damme een hoogtepunt van uitzichtsloosheid bereikte en feitelijk vast stond dat het slachtoffer zou worden opgehangen, besloten Lubbers en Kooijmans Hare Majesteit uit de kast te halen om haar, via een koninklijk verzoek, om gratie bij de president van Singapore een gegarandeerd blauwtje te laten lopen. Over hoe vervolgens premier Kok en minister Van Mierlo de Majesteit in Jakarta, het buurland van Singapore, in de woorden van Van Mierlo later ‘in een mijnenveld joegen’ tijdens een staatsbezoek in 1995 aan president Suharto, dat heb ik reeds in twee brochures beschreven, één voor vertrek om te waarschuwen niet te gaan, één na thuiskomst om op te sommen hoe het prestige van de Nederlandse koningin in Indonesië te grabbel was gegooid. Pretoria, Singapore en Jakarta werpen schaduwzijden op de regeerperiode van BeatrixGa naar eind49. Zij liep deze beschadigingen op, omdat zij halve waarheden of onwaarheden kreeg voorgeschoteld. Ook al opereert de Majesteit uiteindelijk onder ministeriële verantwoordelijkheid, als zij informatie moet ontberen die haar de argumenten zou verlenen om de minister van een onoorbare gang van zaken te kunnen overtuigen, dan zal zij zich in onwetendheid op ijs vol met wakken begeven, zoals in Pretoria, Singapore en Jakarta is gebeurd. Bij het ter perse gaan van deze analyse ontstond een nieuwe rel rond het bepalen van de grenzen van het ko- | |
[pagina 36]
| |
ninklijke gezag. Ambassadeur Jhr. Eduard Roëll zou onder druk van Beatrix uit Zuid-Afrika zijn teruggeroepen, omdat hij na een vakantie niet met zijn echtgenote, maar met een niet nader aangeduide vriendin naar Pretoria zou zijn teruggekeerd. Omdat de koningin van 30 september tot 4 oktober een staatsbezoek zou brengen aan Zuid-Afrika zou de vorstin er de voorkeur aan hebben gegeven op dat cruciale moment een ‘hare majesteits ambassadeur’ ter plekke te hebben, die de reis van het koninklijk paar en de kroonprins niet middels gezinsperikelen als die van de heer Roëll in opspraak zou kunnen brengen. Beatrix bracht de mogelijke ongewenste bij-effecten van Roëll's persoonlijke perikelen bij Van Mierlo ter sprake. Een ambassadeur speelt bij een staatsbezoek in den vreemde een zeer belangrijke rol. Minister van Mierlo besloot hem dan ook te vervangen door het hoofd van het departement Midden-Oosten en Afrika, H.R.R.V. Froger. Deze diplomaat, gehuwd met Th.O.C. barones van Dorth tot Medler, met wie hij vier dochters heeft, is kind aan huis bij de Oranjes, omdat hij een aantal jaren als particulier secretaris van Beatrix en Claus fungeerde. Beroering alom in den lande. Opland produceerde een tekening in De Volkskrant van een neerbuigende Van Mierlo, die Beatrix op de troon gezeten aanbiedt om het hondje Fikkie (Roëll) in de kennel te stoppen. Mevrouw Sipkens (Groen Links) stelde als een bok op een haverkist vragen. Kok en Van Mierlo antwoordden op de bekende Pavloviaanse wijze, wanneer het geheim van Huis ten Bosch in het geding is: ‘Het wegzenden van Roëll geschiedde door ons.’ Dat er meer aan de knikker is geweest, wordt reeds in groep 8 van de lagere school begrepen. Maartje van Weegen haalde er Erik Jurgens, lid van de PvdA (Eerste Kamer) bij, evenals oud-ambassadeur Maarten Mourik en journalist René Zwaap van de Groene Amsterdammer voor een discussie in ‘Buitenhof’. Erik Jurgens wilde zelfs niet zeggen of hij wel of niet bevriend was met de koningin en rekende deze informatie tot het fameuze geheim van Huis ten Bosch, terwijl iedereen weet dat zij elkaar tutoyeren. Die onschendbaarheid van Beatrix is misschien wel de eerste canard die uit de Middeleeuwen stamt en geschrapt zou moeten worden. De majesteit kan ook zonder permanent gemuilkorfd te zijn boven de partijen staan. Het moderniseren van de monarchie zou hier zeer bij gebaat zijn. Het zou bovendien aanzienlijk gecompliceerder worden om tegen de koningin te liegen en via geselecteerde kongsi's ten paleize haar vitale informatie te onthouden. Ambassadeur Maarten Mourik verkondigde, dat een erfelijke monarchie hem anno 1996 in strijd leek met het functioneren van een volwassen democratie. Dit standpunt bepleitte ik bij de beëdiging van Beatrix in 1980 in het boekje Made in SoestdijkGa naar eind50. Maar nu zegt dus een harer majesteits ambassadeurs dit eindelijk bij Maartje op de buis. Eigenlijk vertolkte alleen René Zwaap, redacteur van de Groene Amsterdammer, het zicht van komende ge- | |
[pagina 37]
| |
neraties op een instituut als het koningshuis. Hij tekende aan dat de majesteit zich onder dekking van het geheim van Huis ten Bosch per brief had uitgesproken tegen het homo-huwelijk en dat zij hier omtrent zou hebben gedreigd de Koning Boudewijn variantGa naar eind51 te zullen toepassen, omdat zij het vertikte een dergelijke wet te ondertekenen. René was overtuigd, dat ministers naar de pijpen van de koningin zouden dansen. Ik denk dat hij hier deels gelijk in heeft en dat daarom Beatrix en Lubbers overeenkwamen in plaats van Eelco Brinkman de heer Kok voor te sorteren voor de job in het Torentje mede om redenen hier reeds eerder besproken.
Het televisiegesprek van Maartje werd een typisch stormpje in een glas water volgens Henk Hofland's stelling, dat we feitelijk in een bananenmonarchie wonen. De vitale vraag, wie eigenlijk de ‘veilige’ NRC Handelsblad-medewerker Willebrord Nieuwenhuis, het lek om Beatrix en Van Mierlo samen een hak te zetten, had toevertrouwd, werd althans in deze ‘Buitenhof’-ronde niet aan de orde gesteld. Niemand heeft Nieuwenhuis naar zijn zegsman, of misschien wel deep throat, gevraagd. Naar de werkelijke kern van de rel rond de heer Roëll vorst de vaderlandse journalistiek vooral niet, want daarvoor is Den Haag in meer dan een opzicht te klein. Van mij mag de majesteit bij tijd en wijle best wat in de Hollandse melk te brokkelen hebben, vooral wanneer je zoals ik van jongsafaan enigermate op de hoogte bent wie deze dame, die minzaam van achter de ruiten van de Gouden Koets naar haar volk wuift, in werkelijkheid is. Daarbij komt dat ik zes jaar geleden een beroep op haar deed in haar hoedanigheid van voorzitster van de Raad van State te helpen bewerkstelligen dat de schofterij in haar naam, en in naam van koningin Juliana, jegens mij uitgehaald aan de kaak kon worden gesteld. En haar bemiddeling er toe heeft bijgedragen dat er enkele honderden documenten boven tafel kwamen die aantoonden hoeveel ongecontroleerde schelmenstreken ministers en ambassadeurs in naam van het koninkrijk dat zij voorzit, jegens mij hadden uitgehaald. Deze terreur begon in 1956 en duurt in 1996 onverminderd voort, zoals hier aangegeven. Zonder deze majesteit en haar elementaire gevoel voor eerlijkheid en behoorlijk landsbestuur, was ik onherroepelijk, zoals mijn vijanden wensten, in 1992 reeds kopje onder gegaan. Nu ben ik er nog, eigenlijk dankzij Beatrix.
(wordt vervolgd) |
|