De huid als clubtrui
Terug uit Parijs kwam ik toevallig een boekje tegen met de titel: Huidskleur, van dr. R.D.G.Ph. Simons (Elsevier, 1985).
Het begint met de waarschuwing: ‘La plus stupide de noblesses c'est l'aristocratie de la peau.’ Ik zou de nodige figuren weten die ik die uitspraak onder de neus zou willen wrijven met hun dwangneurose waardoor ze menen dat ze de christelijke democratie aan andere volken moeten opdringen, die een ander pigment dan ‘bleached white’ hebben, zoals Arnold Toynbee dit eens uitdrukte. Deze keer geen Westerse ridders te paard naar Constantinopel. Deze keer zijn het Texas houwdegens in Apachehelikopters volgeladen met splinterbommen die zoveel mogelijk mensen om zeep moeten helpen.
In 1455 werd bij pauselijk decreet vanuit Rome aan christenen toestemming verleend ongelovige volkeren te onderwerpen. Onder ras werd verstaan: ‘d'Individus semblables issus de parents de meme sang’. Pas veel later leerde de wetenschap bij toediening van antibiotica en andere medicijnen hoe irrelevant de rol van huidskleur was in de menselijke samenleving. Ook Amerikaanse roodhuiden genazen met kinine en penicilline. Ook negers gaven bloed voor niet-negers. ‘Nothing is more vital than error.’
De zogenaamde nieuwe Democratie Paus in Washington, die het Witte Huis moest kraken om aan de macht te komen, riep zich uit tot Paus der geavanceerde Westerse landen en bestijgt geen knol, zoals de middeleeuwse ridders, en hij draagt geen harnas of zwaard. Hij stuurt zijn piloten door het luchtruim en bombardeert hen die niet naar hem willen luisteren zo plat als een dubbeltje. De piloten voelen zich bij hun duikvluchten in Afghanistan en Irak als jagers op wilde eenden in Kentucky, althans dat roepen zij elkaar vanuit hun cockpits toe.
Een der fraaiste conclusies van dr. Simons was jaren geleden: ‘De huid dient slechts als clubtrui of beter nog, als distinctie om de economisch zwakkeren van de economisch sterkeren te onderscheiden.’ Dat is een conclusie om maar eens diep over na te denken.
4-6-2004