In het land der blinden
(2001)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
36 Tashkent (1)Dit is het verhaal hoe en waarom ik in de hoofdstad van Oezbekistan terechtkwam. Op de avond van 21 mei 1980 arriveerde ik in Tashkent. Ik was gast van de Russisch-orthodoxe kerk en werd begeleid door F. Konkov, tolk voor het patriarchaat van Moskou. Tussen 1971 en 1980 was ik bevriend geraakt met aartsbisschop Pitirim in Moskou. Er zouden hoofdstukken zijn te vullen met de gesprekken die ik over de jaren met hem voerde.Ga naar voetnoot1 Hij regelde de reis die ik in 1980 zou maken: naar Odessa, Thaskent, Bukhara en Samarkand. Het Brezhnev-tijdperk was nog volop aan de gang. Het zomerpaleis van de patriarch lag op een hoogte langs de Zwarte Zee. Het telde 21 kamers. Het leek me die dagen wat vervallen en niet echt onderhouden. Mij werd de kamer getoond waar kardinaal Willebrandts had gelogeerd, de enige andere Nederlander die er te gast was geweest. Het klooster voor de priesteropleiding lag er in de nabijheid van. Daar heb ik geslapen. Er was een boerderij, er waren prachtige tuinen. Er stonden hoge kastanjebomen zoals op Nijenrode. Overal liepen studenten van het seminarie. Ik woonde de avonddienst in de kapel van het klooster bij. Hoe meer ik naar Russische kerkmuziek luisterde, hoe duidelijker ‘de stem’ van het oude Rusland tot me doordrong. De iconen werden bewierookt. Priesters kusten elkaar. Ik hoopte maar dat ik het niet te pakken zou krijgen van een van deze priesters. Dat zou tot een kostbare pendel tussen Moskou en Odessa hebben kunnen leiden. Ik stond achter het altaar te luisteren en te kijken. | |
22 mei 1980, Odessa [dagboek]Vandaag is het feest van Saint Nicholas. Ik ging naar de vroege mis. De kapel was om 06.00 uur al helemaal vol. Een monnik zat aan een zijkant de biecht af te nemen. Een oud dametje snikte en verdween met haar hoofd onder de lange sjaal van de priester. Er was een monnik met een gezicht dat een hoge bloeddruk deed vermoeden, maar met een hoofd vol dikke krullen. Wanneer hij zijn zwarte toeter met voile opzette zag hij er aantrekkelijk uit. Zijn ogen gaven aan dat hij er nog niet was met zijn monnikschap: ze hadden een mix van wanhoop en nieuwsgierigheid. Wanneer onze blikken kruisten, wekte hij bij mij de drang op ‘to make love to him and help him unwind his passion, his innate drive and needs, that must have been burried deep inside with unbearable loads of psychic pressure’. De seksuele kurk leek bij hem nooit echt van de fles te zijn gekomen. Mijn begeleider, father Léonid, is er totaal van overtuigd dat de leer van Christus de enige waarheid bevat. Ik vroeg hem of hij onder woorden kon brengen wat het verschil was tussen werkelijkheid en hallucinatie. Hij ant- | |
[pagina 258]
| |
woordde met een tegenvraag: ‘Do you know what is a thought?’ Ik improviseerde. Is het een passerende schaduw in de ziel? Het is in ieder geval iets wat volmaakt onaf is. ‘The way we function,’ zei ik tegen father Léonid, ‘we are incapable of grasping anything that even approaches a complete thought.’ Het verontrustte me vooral dat hij deed alsof hij over alles totale zekerheid en controle had, en dat zei ik hem ook. Toen ik bovendien zei het absurd te vinden dat mensen het christendom als enige en als ware godsdienst beschouwen, ging father Léonid maar liever slapen. Hij zal wel hebben gebeden dat ik van mijn dwaalwegen af stap. Boris is inmiddels mijn favoriete monnik geworden. Hij komt bij me staan als ik in de kapel de mis bijwoon, en houdt me bij de hand vast. | |
24 mei 1980, OdessaNa aandringen mijnerzijds - en toestemming vanuit Moskou - kwamen alle seminaristen vanmorgen om 10.00 uur in het auditorium van het klooster bijeen. Ik zou er een lezing geven - door F. Konkov vertaald - over het boek dat ik met Georgi Arbatov aan het schrijven was over de buitenlandse politiek van de ussr. Als tweede onderwerp zou ik mijn betrokkenheid bij het onderzoek naar de moord op J.F.K. in Dallas uit de doeken doen. In 1980 besefte ik uiteraard niet dat ik bezig was met wat Michail Gorbatsjov vijf jaar later glasnost en perstrojka zou noemen: het doorbreken van de isolatie tussen het Westen en de ussr, in dit geval op het seminarie in Odessa. De rector leidde me in. Konkov vertaalde. Precies als bij mijn jarenlange lezingen op onderwijsinstellingen in de vs, kwamen er na afloop veel vragen los. Geloofde ik zelf in God? Ik antwoordde daaraan te zijn gaan twijfelen naarmate ik meer kennis had opgedaan over de neurofysiologie van het hoofd. Over The Future of an Illusion van Sigmund Freud ben ik maar niet begonnen; ik wilde het fundament onder hun wereld van fabels niet wegslaan. Wat vond ik van Afghanistan, waar de ussr zich juist militair mee was gaan bemoeien. Ik antwoordde dat drie achtereenvolgende regeringen in Kaboel het Kremlin om interventie hadden gevraagd. Washington had zich militair ongevraagd in 1961 met Cuba bemoeid en op de bek gekregen. Supermachten hebben de neiging hun invloedssfeer desnoods met geweld te handhaven.Ga naar voetnoot2 De rector stak een thank you-speechje af en ik werd publiekelijk omhelsd. De aankomende priesters zongen vervolgens ‘The Song of Longlevity’ voor mij. Het applaus van de seminaristen was spontaan geweest. Ik zag aan de ogen dat zij na afloop heel anders naar me keken. Er werden groepsfoto's gemaakt en ik vroeg Boris naast me te staan. Later toonde hij me zijn kamer, waar hij met vijf andere priesters woonde. De rector vroeg me in zijn kamer | |
[pagina 259]
| |
het gastenboek te tekenen. Er werd cognac en champagne geschonken (met koffie trouwens).
Na een nachtvlucht arriveerde ik op 28 mei 1980 om 07.30 uur in Tashkent, waar father Vladimir ons afhaalde. Ik probeerde me in te denken hoe het er geweest was voor de Eerste Wereldoorlog, toen de vader van mijn grootouders Poslavsky hier Gubernator (gouverneur-generaal voor Russisch Azië) voor de tsaar was. De familie reisde die dagen per speciale trein naar Petrograd om zich voor het paasfeest bij de tsarenfamilie te voegen. Eindelijk, na negen jaar in de ussr werkzaam te zijn geweest, was het me gelukt zelf in Oezbekistan te zijn. Ik wilde een nadere indruk krijgen van een stuk geschiedenis van mijn voorouders. Ilia graaf Poslavsky was in 1886 in Tashkent geboren. Hij huwde in 1916 (in Maidanova, bij Moskou) met Lucie Eleonore Oltmans. Zij zette een traditie voort. Onze overgrootmoeder was een kleindochter van Cornelis Verloop (1788-1872) te Alblasserdam, die als koopman reeds opdrachten voor de toenmalige tsaar uitvoerde. Een kleinzoon, Willem Cornelis Verloop, vestigde zich zelfs in Rusland en voerde er bouwwerken uit, waaronder het keizerlijke paleis bij Elisabethgrad in Oekraïne. Met enig gevoel voor familietraditie voerde ik dus in 1980 een kleine Trojaanse stunt uit. Ik had professor Arbatov, en ook professor Jermen Gvishiani, zelf van adellijke afkomst, wel eens gesproken over mijn familiebanden in Tashkent, maar ik had zorgvuldig vermeden om aartsbisschop Pitirim in te lichten. Ik wilde verder geen slapende kgb-agenten wakker maken.Ga naar voetnoot3 In de ochtend bezocht ik het museum van Tashkent. Een conservatrice leidde me rond. Voorzichtig informeerde ik hoe Oezbekistan vroeger werd geregeerd. Er waren drie Gubernators van de tsaar in Tashkent geweest, waarvan één de grootvader van mijn oom professor Alexander Poslavsky was. De familie bewoonde het Witte Huis, waarvan in een bovenzaal van het museum een foto was te zien, over een hele muur gereproduceerd. De conservatrice vertelde dat tijdens de revolutie de woning van de gouverneur (met de kanonnen ervoor) door revolutionairen in brand was gestoken. Op dezelfde plaats was de Lenin-bibliotheek gebouwd.Ga naar voetnoot4 Ik had één adres als aanknopingspunt, dat van Tatjana Poslavskaya. De heer Konkov stond perplex toen ik hem zei dat ik met de ons ter beschikking gestelde auto naar de woning van een tante wilde gaan. Hij durfde niet te weigeren, want ik was tenslotte gast van de kerk. Het werd een emotionele ontmoeting. Tatjana woonde in een zeer bescheiden flatje op de tweede verdieping. Twee kamers, naast meubilair vol- | |
[pagina 260]
| |
gepakt met koffers en dozen. Haar eerste woorden toen ze me voor haar deur zag staan, waren: ‘C'est un Poslavsky.’Ga naar voetnoot5 Ze had wel eens tegen de plaatselijke autoriteiten gezegd dat er neven uit Holland zouden kunnen komen. Het antwoord was geweest: ‘Die zullen we nooit toestaan u te bezoeken, want we willen niet dat zij zien wat uw levensomstandigheden zijn.’ Ze legde me voor het eerst uit hoe de Poslavsky-familie aan de top was gekomen, een onderwerp waarover in België of bij ons thuis nooit met een woord werd gerept. De Gubernator was Ilia Titovich graaf Poslavsky geweest, gehuwd met Alexandra Vladimirova Ostrovskaya. Er werd een koffer opengemaakt en er kwamen foto's uit. Zij hadden vijf kinderen: Ilia, de tweede man van mijn grootmoeder, Alexander, Vladimir, Tatjana en Yuri. De weduwe van graaf Yuri, Valentina (88), was in leven en woonde bij haar dochter in Tashkent. Professor Olga Poslavskaya was verbonden aan de faculteit der geografie aan de universiteit. Haar dochter trouwde met een meneer Petrov, uit welk huwelijk één zoon, Maxim, werd geboren. Hij was in de ussr de laatste mannelijke afstammeling in rechte lijn van de Gubernator, Ilia graaf Poslavsky.Ga naar voetnoot6 Tata, zoals de familie haar noemde, vertelde dat de Gubernator en diens echtgenote in het geheim ter aarde waren besteld in een kerkje dat indertijd op kosten van de familie was gebouwd. Op 29 mei 1980 reed ik met de heer Konkov naar het kerkje. Het bleek een kerk te zijn. De dienstdoende priester bevestigde dat onder het altaar ‘een paar skeletten’ waren begraven en dat het niet mogelijk was deze graven te bezoeken. De ruimte werd voor emmers en bezems gebruikt. Ik liet Konkov uitleggen dat het om mijn familieleden ging, dat de zaak diende te worden opgeruimd, en dat ik wilde dat er een dodenmis kwam, omdat die vanwege de geheimzinnigheid nooit behoorlijk had plaatsgehad. De mond van de priester viel open. Ik informeerde naar de kosten. Drie roebel. Omdat ik bang was dat hij nog steeds niet begreep dat het me ernst was, vroeg ik of ‘drie roebel’ een mis met de gebruikelijke twee dameskoren betekende. Dat was het geval. Ik gaf hem tien roebel. Die avond volgde een tweede emotionele ontmoeting in de flat van Olga, in een buitenwijk van Tashkent. Gravin Poslavsky, de weduwe van de door Stalin gefusilleerde tsaristische officier graaf Yuri Poslavsky, bleek een broze oude dame te zijn, die ketting rookte, en haar sigaretten in een lang pijpje stak. Zij herinnerde aan een tsaristische prinses uit het ancien régime met een nog altijd scherpe geest. Toen Maxim (19) thuiskwam kreeg hij van zijn grootmoeder een liefdevolle kus op zijn voorhoofd, exact zoals onze grootmoeder Poslavsky dat met ons deed. Maxim bestudeerde de geologie van | |
[pagina 261]
| |
het poolgebied. Hij zat bij de Pioniers en zal na zijn studie als luitenant zijn dienstplicht vervullen. Hij is skifanaat en liet me zijn apparatuur zien. Het werd een buitengewoon emotionele avond in aanwezigheid van drie generaties Poslavsky's. Op 30 mei 1980 vond de mis voor de Poslavsky's plaats, bijgewoond door de resterende familie. Zij arriveerden met grote bossen rozen in de armen. Vrouwen mogen niet achter het altaar, dus het werd alleen Maxim en mij toegestaan naar de grafkelder te gaan en daar - voor het eerst - bloemen op de graven van de overgrootouders te plaatsen. Maxim was er uiteraard zelf ook nooit geweest. Ook hij was diep onder de indruk van deze voor de Poslavsky's historische gebeurtenis. Het verloop van de mis en de muziek zette ik op band, met de vertalingen van de heer Konkov erbij. Hij raakte echter dermate geëmotioneerd over wat er zich voor zijn ogen voltrok, dat hij begon te huilen. Ik schrok toen ik mezelf bij het terugdraaien van de band hoorde zeggen: ‘Can't you translate first and cry later, Mr. Konkov?’ Die avond dineerde ik bij de aartsbisschop van Tashkent, Bartholomej. Ik vertelde hem over mijn activiteiten. Hij scheen verbaasd te horen dat de Poslavsky's in een plaatselijke kerk waren begraven. Ik realiseerde me dat de Tashkentse tak van de Poslavsky's misschien doodsangsten uitstond omdat ik de hele affaire er als een bulldozer door had gedrukt. Anderzijds, nu ook de aartsbisschop op de hoogte was van de feiten, was het redelijk om aan te nemen dat er anno 1980 niet alsnog maatregelen zouden worden genomen tegen close associates van de tsaar (mijn familie).Ga naar voetnoot7 De openheid rond die graven zou voortaan naar alle waarschijnlijkheid zorgen voor kerkelijke bescherming van de tombe der Poslavsky's. Ook het bezoek aan de aartsbisschop werd gekenmerkt door typisch Russische gestes en incidentjes. Bartholomej merkte bijvoorbeeld op dat een ware christen geen vlieg behoorde te doden. Hij liet prompt daarop een gebraden konijn serveren, waarbij ik niet kon nalaten hem op dit tegenstrijdigheidje te wijzen. In zijn tafelrede zei de aartsbisschop dat, indien ik voor vrede zou blijven strijden, ik beroemd zou worden. Ik antwoordde dat dit niet mijn doel was, noch dat ik er behoefte aan had om bekendheid te krijgen. Ik legde uit een leven lang een dagboek te hebben bijgehouden, mijn bijdrage aan de bestudering van het brein. Het dagboek laat zien hoe een mens op zijn 85e jaar aan de geest is gekomen die hij op dat moment heeft. Ik herinnerde hem aan een film waarin een piloot door een hartaanval om het leven komt, waarna een stewardess, geleid vanuit een verkeerstoren, het toestel veilig aan land zet. ‘Om een zachte landing in de hemel te kunnen maken, is het meer dan ooit nodig dat mensen kennis hebben van het in- | |
[pagina 262]
| |
strumentarium van hun hoofd, want wat gebeurt er wanneer er geen verkeerstoren in de buurt is?’ Ik vroeg de aartsbisschop tegen het einde van de maaltijd een gebed te willen zeggen, in het bijzonder voor de Poslavsky's en vooral voor Maxim. Hij nam het verzoek serieus, en verdween. Toen hij terugkwam had hij zich omhangen met een groengekleurde soort guirlande. Hij sprak samen met father Vladimir de gebruikelijke orthodoxe teksten. Maxim stond er centraal in. ‘A nobel gesture’, zei de aartsbisschop toen ik hem er in het gastenboek voor bedankte. ‘No, it has nothing to do with nobility: it is all just natural’, antwoordde ik hem. Ik geef toe dat toen ik tijdens het gebed de naam van Maxim hoorde, me dit toch aangreep. Mijn opmerking dat ik de irissen op tafel erg mooi vond, bracht Bartholomej ertoe mij bij vertrek het hele boeket aan te bieden. Ik haalde er enkele uit en gaf deze aan de kokkin, terwijl ik de chauffeur van onze auto de fles wijn aanbood die ik ten geschenke had gekregen. Op 31 mei 1980 vlogen we met een nogal oncomfortabel, tweemotorig Russisch toestel naar Bukhara, waar we werden opgewacht door een priester, een boekhoudster en een plaatselijke tolk. Het werd een dag van sightseeing, we bezochten religieuze plaatsen daterend uit de negende en tiende eeuw. Het Kalyan-minaret werd in de twaalfde eeuw gebouwd. We hebben lokale islamitische dansen gezien. Poslavsky regeerde immers namens de tsaar over heel Russisch Azië. Ik bracht in Tashkent een tweede bezoek aan het historisch museum en had om een historica gevraagd teneinde meer over de Poslavsky's te weten te komen. De betreffende dame vertelde dat in 1912 een opstand was uitgebroken in Tashkent. De Gubernator vroeg Moskou om instructies. Het antwoord was ‘crush the rebellion’ geweest. ‘This man, Poslavsky was a tool of the Tsar, you know’, aldus de historica. ‘Fourteen rebels were hanged and 200 were sent to Siberia.’ Er was een boek verschenen over die episode in Tashkent: Uprising of the Soldiers. De auteur was een zekere Tutjan, maar zeker van de naam was zij niet. ‘When finally the revolution reached here, the Gubernator was not executed. He simply went away.’ Lenin had later in een brief geschreven hoe trots hij op de rebellie was geweest. | |
2 juni 1980, SamarkandIk heb een pionierskamp buiten de stad bezocht. Er bevonden zich op dit terrein twee oude statige villa's. Een ervan had de Poslavsky's toebehoord en werd gebruikt als familievakantieoord. Tante Tatjana vertelde erover. Men ging er vroeger te paard en met koetsen naartoe. Zij sprak over een heldere beek en een nabijgelegen strandje, wat thans ook tot het pionierskamp behoorde en er nog altijd was. Ben alleen gaan wandelen en probeerde me | |
[pagina 263]
| |
voor te stellen hoe die tijd voor de Eerste Wereldoorlog geweest kon zijn. [einde dagboek]
(wordt vervolgd in Is éénoog koning) |
|