Grenzen aan de groei. Deel 2
(1974)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd50 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 252]
| |
Mohit SenMohit Sen werd op 24 maart 1929 in Calcutta geboren. Hij studeerde geschiedenis aan de Cambridge-universiteit. Evenals de later in dit boek geinterviewde ambassadeur Tissa Wijeyeratne van Sri Lanka (de beide heren zijn bevriend, alhoewel de auteur dit pas later tijdens de kennismaking ontdekte) sloot Mohit Sen zich reeds tijdens zijn verblijf in Engeland aan bij de communistische partij. Sedert 1953 is hij werkzaam geweest in de c.p.i. (de communistische partij van India), onder meer als hoofdredacteur van het blad New Age, zowel week- als maandeditie. In 1965 trad hij toe als lid van de nationale raad van de c.p.i. (in feite dus van het centrale comité). In 1971 trad hij toe tot het Politburo van de c.p.i. Hij is bovendien rector van de centrale partijschool van de c.p.i. sedert 1973. De heer Mohit Sen schreef een aantal boeken, waaronder New Lines and Dogmatists, Communism and the New Left, The c.p.i. and the Naxalites, Indian Revolution - Review and Perspectives. Dit gesprek vond plaats in het moderne 20 verdiepingen hoge partijhoofdkwartier in New Delhi. Volgens westelijke waarnemers is de bevolkingskwestie het meest urgente probleem waar de mensheid mee wordt geconfronteerd. Jaarlijks komen er 75 miljoen mensen op aarde bij. In India worden dagelijks zo'n 55600 kinderen geboren. Indonesië breidt zijn bevolking elk jaar uit met drie miljoen. Mevrouw Gandhi verklaarde tegenover mij dat geboortebeperking op vrijwillige basis moet geschieden. Hoe staat de C.P.I. (de Indiase communistische partij) daar tegenover? De c.p.i. maakt zich eveneens zorgen over het tempo waarin de Indiase bevolking toeneemt. Wij zijn het er niet mee eens dat dit het meest urgente probleem van het moment zou zijn. De armoede, ellende en ongelijkheid die in India heersen komen niet voort uit de over-produktie van menselijke wezens, maar uit de kapitalistische produktie van goederen. De Congrespartij dringt ons land nu al meer dan vijfentwintig jaar een kapitalistisch ontwikkelingssysteem op. Het is dit systeem waarin compromissen met het imperialisme en het grootgrondbezit onvermijdelijk zijn, dat als verantwoordelijk moet worden beschouwd voor onze huidige ellendige situatie, waarin het gemiddeld jaarinkomen per hoofd van de bevolking ongeveer 334 roepies bedraagt, met andere woorden, nog geen roepie per dag. Dit is iets meer dan de prijs van éen fles Coca-Cola! Bovendien is alle hoop op een eventuele doorbraak op demografisch gebied volledig ijdel, zolang de sociaal-economische structuren geen revolutionaire wijzigingen ondergaan, al was het alléen maar omdat de juiste ideologische atmosfeer voor een gezinsplanningsbeleid in de huidige omstandigheden onmogelijk is. De c.p.i. is fel gekant tegen alle pogingen van de regering en de heersende klasse om deze centrale kwestie via de leus ‘zondvloed van baby's’ te omzeilen. Wij, communisten, verzetten ons eveneens heftig tegen elke neokolonialistische penetratie in de vorm van gezinsplanningscampagnes en -projecten. Maar dat neemt niet weg dat de communistische partij al haar invloed aanwendt om de | |
[pagina 253]
| |
massa's ertoe te brengen, hun gezinnen op wetenschappelijke manier te organiseren.
Mahatma Gandhi noemde het Indiase dorp het hart van Azië. De Aziatische boer is nog steeds Azië's burger nummer éen. Hoe is de positie van de Indiase boer na een kwart eeuw onafhankelijkheid? India is als geheel arm. Maar de allerarmsten vindt u in onze dorpen. Statistische berekeningen kunnen onmogelijk een beeld geven van de ellende, het vuil en de afval waarin de overgrote meerderheid van onze broeders en zusters op het platteland gedoemd zijn te leven. Vijfentwintig jaar onafhankelijkheid heeft hier nauwelijks verbetering in gebracht. De ongelijkheid wat het bezit van de belangrijkste produktiemiddelen betreft - dat wil zeggen het land zelf - is ontstellend. De nog geen drie procent van de plattelandsbevolking die per gezin over meer dan twaalf hectare kan beschikken, heeft dertig procent van het totale in cultuur gebrachte land in bezit, terwijl de 75 percent van de plattelandsbevolking die minder dan twee hectare land bezit, in totaal slechts over 16 percent van het bouwland kan beschikken. De meeste Indiase dorpen zijn niet eens van drinkwater verzekerd. Zeventig procent van de Indiase bevolking is analfabeet. In de dorpen ligt dit percentage meestal rond de 85 of 90. Het zou echter niet juist zijn om te veronderstellen dat er sinds onze onafhankelijkheid helemaal niets in onze dorpen is veranderd. Het kapitalisme heeft er op grote, en steeds toenemende schaal zijn intrede gedaan. Het feodale grootgrondbezit is belangrijk teruggedrongen en voornamelijk overgegaan in een speciale vorm van kapitalistisch landeigendom. Binnen de boerenklasse heeft zich een zekere mate van sociale differentiatie voltrokken, met gevolg dat 26 percent van de Indiase arbeiders nu landarbeiders zijn. Zij bezitten echter vele semi-feodale kenmerken, die hun maatschappelijke situatie het karakter van horigheid verlenen. De produktieverhoudingen en het grondbezit op ons uitgestrekte platteland bestaan uit een mengeling van semi-feodale en kapitalistische vormen van toeëigening van het agrarische overschot, waarbij het accent vooral op de kapitalistische elementen ligt. Deze combinatie vormt het voornaamste struikelblok voor de ontwikkeling van de produktiekrachten, en is de rots waarop alle technologische campagnes, zoals de ‘groene revolutie’, schipbreuk hebben geleden. India heeft opnieuw aangetoond dat radicale landbouwhervormingen weliswaar geen voldoende, maar wel noodzakelijke voorwaarde zijn voor een opleving van de agrarische produktie. Maar zelfs de rapporten van regeringscommissies tonen aan dat landbouwhervormingen onmogelijk kunnen worden doorgevoerd, zolang de bestaande machtsstructuur op het platteland intact blijft. De Indiase staatsmacht heeft zeer nauwe banden met de klasse van grootgrondbezitters, die in vele streken de basis voor de regeringspartij vormt. Een werkelijke hervorming van het Indiase platteland is daarom | |
[pagina 254]
| |
ook alleen mogelijk via een agrarische revolutie. Aan het verlammende, parasitaire systeem kan alleen door een gewelddadige omwenteling van onderaf een einde worden gemaakt. Een dergelijke omwenteling kan worden gestimuleerd door progressieve krachten, die erin geslaagd zijn bepaalde strategische punten te bezetten, bijvoorbeeld in de regering van éen van de afzonderlijke staten, zoals wordt aangetoond door de ontwikkelingen in Kerala, waar linkse en democratische krachten onder leiding van een communistische eerste minister een coalitieregering vormen. Een agrarische revolutie kan alleen slagen wanneer zij gesteund wordt door een breed front van landarbeiders, kleine en middelgrote boeren, dat in staat is om de rijke boeren tenminste te neutraliseren, waardoor een frontale aanval op de positie van de semi-feodale en kapitalistische grondbezitters mogelijk wordt. De vorm waarin een dergelijke omwenteling plaats zal vinden valt onmogelijk te voorspellen. Ongetwijfeld zullen de speciale kenmerken van de Indiase situatie, zoals het bestaan van een parlementaire. democratie en het heterogene karakter van de regeringspartij, een belangrijke rol spelen. Een agrarische revolutie zal ongetwijfeld ook geen geïsoleerd verschijnsel zijn maar een essentieel onderdeel vormen van een nationale democratische revolutie, die in India in het nabije verschiet ligt en waaraan de communistische partij een zo groot mogelijke bijdrage probeert te leveren.
Het uitbreken van de energiecrisis in het najaar van 1973 heeft India voor nieuwe en verontrustende problemen gesteld. In 1973 bedroeg het Indiase verbruik aan olie en olieprodukten 24,5 miljoen ton, waarvan 17 miljoen ton moest worden geïmporteerd, voornamelijk uit Irak en Perzië. Dit vertegenwoordigde een bedrag van 500 miljoen dollar. Bij de huidige prijzen zou de invoer aan olie en olieprodukten van uw land volgens de New York Times een bedrag van 1,4 miljard dollar belopen, oftewel 40 percent van de totale opbrengst van de Indiase export. Zoals Norman Borlaug heeft aangetoond is een ruime olievoorraad essentieel voor het produceren van kunstmest. Een wereld-kunstmesttekort lijkt echter niet ver meer. Het ziet er met andere woorden naar uit dat de Arabieren, met hun pogingen om de rijke landen te treffen, een catastrofale situatie in de ontwikkelingslanden hebben veroorzaakt. De verhoging van de olieprijzen heeft inderdaad een negatief effect op de Indiase economie gehad. De inflatie is erdoor vergroot en de landbouw heeft door het tekort aan kunstmest en dieselolie schade ondervonden. De Indiase communistische partij is echter van mening dat deze kwestie niet op korte termijn moet worden bezien. In de eerste plaats is de zogenaamde energiecrisis in wezen een crisis in de meest strategische sector van het wereldimperialisme en kan ertoe bijdragen om alle daarin aanwezige tegenstellingen te ver- | |
[pagina 255]
| |
schrerpen. Elke verzwakking van het imperialisme komt India en de andere ontwikkelingslanden alleen maar ten goede. Ten tweede laten de progressieve oliestaten - en niet alleen in het Midden-Oosten! - alleen maar hun soevereine rechten gelden en corrigeren daarmee een van de meest onrechtvaardige elementen in het internationale prijssysteem van het wereldkapitalisme. Hun optreden is een toonbeeld van eenheid, samenwerking en moed, dat door India en de andere ontwikkelingslanden wat andere grondstoffen betreft moet worden nagevolgd. Ten derde heeft het optreden van olieproducerende landen van de Derde Wereld geleid tot het initiatief om een bijzondere zitting van de Verenigde Naties bijeen te roepen. Tijdens deze conferentie werd de gemeenschappelijke anti-imperialistische houding van de ontwikkelingslanden nog eens nadrukkelijk bevestigd, evenals de overeenstemming die wat dit betreft tussen de Sowjet-Unie en de Derde Wereld heerst, Dit biedt omvangrijke nieuwe mogelijkheden. Ten vierde is nu duidelijk gebleken dat de Indiase regering, onder druk van de imperialistische mogendheden en de multinationale ondernemingen, voor een verkeerd energie- en kunstmestbeleid heeft gekozen. Zij heeft zich namelijk te veel en te snel op aardolie verlaten en het gebruik van steenkool daarbij veronachtzaamd. Bovendien zijn onze eigen produktiemogelijkheden op oliegebied geheel en al verwaarloosd en dit heeft, gevoegd bij de ongelooflijke verspilling op het terrein van de opwekking van energie en krachtoverbrenging, tot een ernstige energiecrisis in ons land geleid. De enige weg ligt, met andere woorden, in een verdere eenwording van onze zevenenzeventig landenGa naar voetnoot1 en in het corrigeren van de fouten die in het verleden gemaakt zijn. Wat de nabije toekomst betreft kunnen wij met voldoening wijzen op de vrijgevige aanbiedingen van de Sowjet-Unie op het gebied van aardolieprodukten of van Irak op het gebied van ruwe olie, waardoor onze moeilijkheden ongetwijfeld in belangrijke mate verlicht zullen worden.
Addeke Boerma van de f.a.o. in Rome heeft mij gewezen op het verontrustende feit dat de wereldtarwereserves nog nooit zo gering zijn geweest als op het ogenblik. Onverwacht achterhouden van voorraden door de boeren, zwarte markten en mislukte planning betekenen een verdere ondermijning van de maatschappelijke discipline. Wordt deze kritieke situatie volgens u door een gebrek aan goede wil of leiderschap van de kant van de centrale regering nog verergerd? De voedselcrisis in India komt voort uit een tweetal factoren, die geen van beide aan natuurlijke oorzaken zijn te wijten en waarvoor Indiërs zelf verantwoordelijk moeten worden gesteld. Het lijdt geen twijfel dat het groeipercentage van de graanproduktie zeer mager en zeer onbevredigend is - het afgelopen decennium bijvoorbeeld niet meer dan 2,7 à 3 percent per jaar. Dit heeft ertoe geleid dat de ge- | |
[pagina 256]
| |
middelde graanconsumptie per hoofd van de bevolking ongeveer constant is gebleven, namelijk 445 gram, maar met sterke schommelingen, voornamelijk als gevolg van weersomstandigheden. India heeft nog steeds een marginale landbouweconomie die sterk van de moessons afhankelijk is, in de eerste plaats door de verouderde eigendomsstructuur op het platteland. Zoals ik al eerder heb gezegd is dit het resultaat, en tevens éen van de oorzaken, voor het sociaal-economische systeem van India en de aard van de macht van de overheid in ons land. De tweede factor is de greep die de grondbezitters, de geldleners en de monopoliehandel hebben op het surplus aan graan dat voor de vrije verkoop is bestemd. Daarbij moet worden aangetekend dat de absolute macht die dit blok over een van de levenslijnen van India's economische constellatie heeft weten te verwerven, enthousiaste instemming vindt bij de voornaamste monopolies op industrieel en handelsgebied. Dit blok en de aanhangers ervan hebben overal in het staatssysteem en het bureaucratische apparaat machtige vertegenwoordigers. Deze combinatie van economische en politieke macht weet de natie niet alleen te chanteren, maar doet bovendien wanhopige pogingen om ook de staatsmacht te monopoliseren. Zo slaagde het er bijvoorbeeld zowel in 1973 als 1974 in, om de bescheiden nationalisatie van een deel van de groothandel in graan te saboteren. Het gevolg was dat de groothandelsprijs van graan in 1973 met 30 procent is gestegen en in de eerste drie maanden van 1974 nog eens met 10 à 12 procent. Een belangrijk element in deze kritieke situatie is de enorme voarraad ‘zwart’ geld in India. Een officiële regeringscommissie schatte de hoeveelheid daarvan een paar jaar geleden op zo'n 35 miljard roepie met een jaarlijkse toename van veertig procent. Onze minister van Financiën, Chavan, heeft in het parlement verklaard dat dit ‘zwarte’ geld een parallelle economie draaiende houdt, waarover de regering geen enkele controle kan uitoefenen. Waar het natuurlijk om gaat is, dat zwarte geld op haar beurt wel controle over de overheid uitoefent! Met andere woorden: de schuld ligt niet bij een gebrek aan goede wil of leiderschap van de kant van onze regering, maar bij de aard van deze wil en dit leiderschap, die een afspiegeling vormen van de overeenkomsten en tegenstellingen binnen de heersende kapitalistische klasse en haar politiek orgaan, de Indiase nationale congrespartij. Zonder een verandering in het klassenkarakter van de staat kan de algemene crisis in het Indiase systeem van na de onafhankelijkheid niet worden opgelost. Mevrouw Gandhi heeft onlangs verklaard: ‘Wil zullen ons eigen type socialisme tot ontwikkeling brengen.’ Zijn er inderdaad aanwijzingen dat het centrum naar links zal zwenken? En streeft de Indiase communistische partij naar puur socialisme? Het uiteindelijke doel van de Indiase communistische partij is het | |
[pagina 257]
| |
vestigen van een socialistisch en communistisch systeem. Met socialisme bedoel ik het sociaal eigendom van alle belangrijke produktiemiddelen en daarnaast de politieke macht van de arbeidersklasse, gesteund door de landarbeiders en de stedelijke middenklasse. De Indiase communistische partij is echter van mening dat de taken van de nationale democratische revolutie, ondanks het verwerven van de onafhankelijkheid in 1947 en de daarop volgende kapitalistische ontwikkeling, nog niet zijn voltooid. Wij moeten eerst nog economische zelfstandigheid verwerven, de resten van de feodale en semi-feodale exploitatievormen uitbannen en de monopolistische kapitalistische structuren elimineren. Met andere woorden: wij moeten nog eerst het stadium van de burgerlijke revolutie bereiken dat aan de overgang naar het socialisme voorafgaat. In het kort samengevat komt het erop neer dat de drie vijanden - het imperialisme, het groot-grondbezit en het monopoliekapitaal - verslagen moeten worden door de vier vrienden - de arbeidersklasse, de boeren, de kleine burgerij in de steden en de niet-monopolistische sectoren van de bourgeoisie. De arbeidersklasse heeft daarbij een dubbele taak: zij moet het bondgenootschap van de vier vrienden smeden, en daarnaast het exclusieve leiderschap van de bourgeoisie breken, ook al is zij nog niet in staat om dat geheel over te nemen. De niet-monopolistische sectoren van de bourgeoisie vormen een klasse met een dualistisch karakter. Enerzijds vertonen zij in toenemende mate objectieve verschillen met de imperialisten, grootgrondbezitters en monopolisten, waardoor zij in principe deel kunnen nemen aan een democratische revolutie, vooral ook omdat zij beschikken over een uitgebreide massa-aanhang die hen niet alleen volgt, maar ook druk uitoefent! Anderzijds blijft het een uitbuitende klasse die de groeiende kracht van de geexploiteerde massa's met angst beziet, en daarom geneigd is tot een compromis met imperialisme, grootgrondbezit en monopoliekapitaal. Dit houdt in dat deze klasse op twee manieren benaderd moet worden: zij moet ertoe gebracht worden om haar plaats in het democratische front in te nemen, terwijl de arbeidersklasse tevens moet proberen om haar het exclusieve leiderschap te ontwringen. De Indiase staat is de staat van de kapitalistische klasse als geheel, dus zowel van de monopolistische als van de niet-monopolistische sectoren. De regerende congrespartij bezit hetzelfde sociale karakter. Tussen de verschillende sectoren van de kapitalistische klasse heerst een zware strijd om het exclusieve leiderschap en de controle over de staatsmacht. Er is dan ook voortdurend sprake van scherpe politieke meningsverschillen en conflicten, zie zoals in 1969 tot ernstige scheuringen binnen de regeringspartij leidden. Tegelijkertijd is er sprake van een groeiende ontevredenheid en onrust onder de arbeidersklasse en de andere werkende massa's, die strijden voor radicale hervormingen en voortzetting van de nationale democratische revolutie en tegen de kapitalistische ontwikkelingsstrategie van de heersende klasse. In de combinatie van deze twee vormen van strijd ligt de dialectiek van het Indiase revolutionaire proces. | |
[pagina 258]
| |
De Indiase communistische partij benadert de regerende Congrespartij, met het oog op de complexiteit van deze situatie op twee verschillende manieren: zij streeft naar een gemeenschappelijk front, waarbij zij zich tevens tegen het exclusieve leiderschap van de regeringspartij keert. De Congrespartij omvat zowel vertegenwoordigers van de grootgrondbezitters en de monopoliekapitalisten als van de niet-monopoliekapitalisten en de kleine bourgeoisie. De arbeidersklasse heeft gezien het huidige nationaal-democratische stadium van de revolutie zowel vijanden als vrienden binnen de Congrespartij. De c.p.i. houdt bij haar houding tegenover de Congrespartij tevens rekening met een tweetal andere factoren. Ten eerste hebben de vertegenwoordigers van de niet-monopolistische bourgeoisie, dat wil zeggen de centristen, sinds 1969 de leidende posities binnen de Congrespartij overgenomen. De invloedrijkste vertegenwoordigster van deze sector is premier Indira Gandhi. De tweede factor is, dat het krachtenveld binnen de heersende klasse en de regeringspartij aan voortdurende veranderingen onderhevig is. Deze wijzigingen worden in zeer belangrijke mate beïnvloed door de ontwikkeling van de strijd van de massa's op basis van een gemeenschappelijk front. Ik wil hierbij met nadruk stellen dat de Indiase communistische partij groot belang hecht aan het feit dat het revolutionair proces in India een integraal onderdeel vormt van het revolutionair proces in de wereld, waarbij de Sowjet-Unie en de internationale arbeidersbeweging een leidende rol spelen. Het Indiase revolutionair proces speelt zich af in een tijdperk, waarin de anti-imperialistische krachten in een beslissende strijd verwikkeld zijn met het wereldimperialisme, dat daarbij langzamerhand het onderspit moet delven. Om deze reden verleent de c.p.i. alle steun aan het anti-imperialistische beleid van onze regering. Een dergelijk beleid draagt niet alleen bij tot de wereldomvattende strijd tegen het imperialisme, maar stimuleert bovendien de eenwording van de nationale democratische krachten, waardoor ook het nationaal-democratisch revolutionair proces in ons land wordt bevorderd. Dit is dan ook de reden waarom de c.p.i. fel is gekant tegen de verderfelijke ideeën van de maoïsten, die een bres slaan in het anti-imperialistische front, niet alleen in India maar ook in de wereld als geheel. De Indiase communisten hebben de rampzalige gevolgen van de maoïstische scheurmakerij, waarvan de meest reactionaire krachten in ons land enorm hebben kunnen profiteren, aan den lijve ondervonden. Anderzijds heeft de politiek van vrede en vriendschap die de Sowjet-Unie voert, zeer heilzaam gewerkt, niet alleen voor de natie als geheel, maar vooral ook voor de progressieve en revolutionaire krachten van India.Ga naar voetnoot1 De Indiase communistische partij heeft ook zeer veel aandacht besteed aan de vraag in welke vorm de nationale democratische | |
[pagina 259]
| |
revolutie zich zal voltrekken, en is tot de conclusie gekomen dat de huidige kapitalistische staat door een nationale democratische staat vervangen kan worden, zonder dat gewapende strijd de voornaamste strijdvorm hoeft te zijn en zonder dat een burgeroorlog de climax van de revolutionaire confrontatie hoeft te worden. Ik wil daarbij echter wel aantekenen dat andere mogelijkheden volgens de c.p.i. allerminst uitgesloten zijn. Het is ook mogelijk dat de arbeidersklasse en haar bondgenoten er niet in zullen slagen om te voorkomen, dat de contrarevolutionaire krachten het gebruik van de bajonet op de agenda plaatsen, en in dat geval zullen zij geweld met geweld moeten beantwoorden. Het nationale democratisch front staat voor de taak om een vreedzame overgang te verwezenlijken, maar moet tegelijkertijd voorbereid zijn op elke radicale wijziging van de omstandigheden. Een vreedzame overgang naar een nationale democratie is in India mogelijk, omdat ten eerste het nieuwe evenwicht in de klassenverhoudingen op internationale schaal het exporteren van contrarevoluties bemoeilijkt en ten tweede er in India een parlementaire democratie heerst. Ten derde kan een nationaal-democratische macht door middel van een breed maatschappelijk front worden gevestigd, en tenslotte kan en moet een deel van de heersende klasse als tijdelijke bondgenoot van de arbeidersklasse in het nationaal democratisch front in India worden opgenomen. Het is echter zeker niet uitgesloten dat de overgang naar een nationale democratie zich niet op vreedzame wijze voltrekt, niet alleen omdat de contrarevolutionaire krachten zonder enige twijfel nog een sterke positie innemen, vooral in de verschillende geledingen van de gevestigde staatsmacht, maar ook omdat zij nog een sterke invloed op de massa's uitoefenen en de intelligentsia en de middenklasse voor een groot deel nog steeds gevoelig zijn voor maatschappelijke demagogie en de aantrekkingskracht van de feodale ideologie. Een andere factor die de kans op een vreedzame overgang verkleint, is de subversieve kracht van de imperialistische mogendheden, die overigens niet noodzakelijk in een directe gewapende interventie tot uiting hoeft te komen. Tenslotte is er nog een drietal punten waarmee de c.p.i. bij haar analyse van de vorm waarin de nationaal-democratische revolutie zich voltrekken zal, rekening dient te houden. Ten eerste dat een vreedzame overgang een vorm van revolutie is, en geen substituut ervoor. Dat wil zeggen dat bij een vreedzame overgang het accent dient te liggen op revolutionaire bewegingen en acties van de massa, die hurt climax moeten bereiken in een combinatie van een algemene staking die het hele land omvat, een massale actie van de boeren voor land en de sluiting van alle winkels, kantoren en markten; of zoals wij het formuleren: een vreedzame overgang bestaat uit een combinatie van een ‘bharat bandh’ en een boeven-‘satyapraha’ voor landbezetting. De tweede factor is dat zelfs een vreedzame overgang onder de huidige omstandigheden niet al te vreedzaam zal verlopen. Weliswaar is het misschien mogelijk om te voorkomen dat een burgeroor- | |
[pagina 260]
| |
log uitbreekt en het accent uitsluitend op een gewapende strijd komt te liggen, maar dat betekent niet dat de Indiase communistische partij de illusie heeft dat elk gewapend conflict vermeden kan worden. Gewelddadige botsingen van uiteenlopende aard zijn praktisck onvermijdelijk, en zelfs nu al zijn wij af en toe getuige van lets wat op een generale repetitie lijkt. In de derde plaats is de communistische partij van mening, dat bet streven naar een vreedzame overgang tevens inhoudt dat zoveel mogelijk geprobeerd moet worden om gunstige voorwaarden voor een eventueel gewapend treffen te creëren.
Ambassadeur Tissa Wijeyeratne van Sri Lanka liet zich in het gesprek dat ik met hem voerde, zeer kritisch uit over het zogenaamd democratische politieke proces in India. Hij noemde met name de corruptie en het kopen van stemmen. Gerard Viratelle waarschuwde onlangs in Le Monde voor de afkeer, die de Indiase kiezers hebben voor de corruptie en de aanmatiging van de politici in New Delhi. Behoort een militaire coup of een beperkte dictatuur volgens u in India tot de mogelijkheden? Het is niet voldoende om alleen maar een algemeen inzicht in de ontwikkelingstendenties te hebben, het is tevens noodzakelijk om zich een concreet beeld te vormen van de fase waarin de crisis in India zich bevindt. Het is dan ook niet genoeg om alleen maar op de corruptie te wijzen - al heeft deze inderdaad zeer ernstige vormen aangenomen - omdat deze slechts bijverschijnsel, en geen grondoorzaak is. Het is evenmin voldoende om alleen maar aandacht te besteden aan kwesties als vitaminegebrek en het tekort aan scholen, universiteiten en werkgelegenheid - al is deze problematiek de afgelopen vijfentwintig jaar uiterst onbeholpen aangepakt. Waar het in feite namelijk om gaat, is de invloed die al deze mislukkingen op het politieke proces uitoefenen. Wij zijn getuige van een diepgaande crisis in het centrisme, of anders geformuleerd, in de reformistische of liberaal-democratische heerschappij van de bourgeoisie. De ruime parlementaire meerderheid die de congrespartij bij de verkiezingen van 1971 en 1972 wist te behalen, hebben het land en de regering niet de verwachte stabiliteit kunnen geven, omdat de congrespartij er op geen enkele manier in is geslaagd om haar verkiezingsbeloften waar te maken, noch op het gebied van sociaal-economische hervormingen, noch op het terretin van een economische ontwikkeling naar zelfstandigheid en stabiliteit. ‘Weg met de armoede’, luidde de triomfantelijke leus van onze eerste minister, maar de ellende van de massa's is de afgelopen jaren alleen nog maar ernstiger geworden. Dit niet nakomen van de verkiezingsbeloften is echter niet aan cynisme of huichelarij toe te schrijven, maar aan het feit dat het verkiezingsprogramma van de Congrespartij vele elementen van een nationaal-democratische vernieuwing bevatte, via welke de partijleiding echter geen nationaal-democratisch front wilde vormen, maar de ver- | |
[pagina 261]
| |
loren hegemonie van de nationale bourgeoisie en de eenheid van de kapitalistische klasse trachtte te herstellen. Het verkiezingsprogramma van de Congrespartij stond met andere woorden diametraal in tegenstelling tot de middelen waarmee zij haar beloften wilde verwezenlijken. De centristen verkeerden in de veronderstelling dat een links programma kon worden uitgevoerd via een beleid, waarin de steun van rechts werd gezocht en de linkse krachten zoveel mogelijk in toom werden gehouden. Anderzijds was links door haar onderlinge verdeeldheid en de sectarische oppositie van belangrijke sectoren niet in staat om het centrum een alternatiei te bieden, en de eenheid tussen links en het centrum te smeden die noodzakelijk was voor het uitvoeren van een programma dat vele elementen van een nationaal-democratische hervorming bevatte. Links bleek niet in staat om zich door het tot stand brengen van een dergelijke eenheid van de hegemonie te verzekeren. Het slaagde er niet in om centrum-links in beweging te brengen, en bleef daarom voorlopig gedoemd een passieve rol te spelen. Tegelijkertijd werd de ontwikkeling tot een dergelijke eenheid enorm begunstigd door de positieve ommekeer in de internationale betrekkingen, en de geweldige steun die de Sowjet-Unie, in aansluiting op het bezoek dat Leonid Brehznev in oktober 1973 aan ons land bracht, India heeft aangeboden. De vriendschap tussen India en de Sowjet-Unie draagt niet alleen aanzienlijk bij tot de strijd tegen het internationale imperialisme, maar opent bovendien ongeëvenaarde perspectieven voor de eenwording van de nationale democratische krachten en de ontwikkeling naar economische zelfstandigheid. Het is dan ook geen toeval dat de meest reactionaire krachten in ons land, ook binnen de regering, de overheid en de Congrespartij hemel en aarde trachten te bewegen om de draagwijdte van de Sowjet-Indiase overeenkomsten zoveel mogelijk te saboteren en te beperken. Desondanks slagen zij er niet in om deze gunstige factor ongedaan te maken. Een andere uiterst bemoedigende ontwikkeling is de toenemende radicalisering van de massa's, de allerarmsten op het platteland niet uitgezonderd. Vooral sinds de scheuring in de Congrespartij in 1969 en de stormachtige dagen van de Indiase steun aan de bevrijding van Bangla Desh, heeft het bewustzijn van de grote arbeidende massa's definitief een zwenking naar links gemaakt. Een van de opmerkelijkste kenmerken van de huidige politieke ontwikkelingen in India is, dat de arbeidersklasse eendrachtiger, vastberadener en zelfbewuster optreedt dan ooit tevoren. Ondanks deze gunstige factoren, waarvan wij zoveel mogelijk moeten weten te profiteren, is het ook van zeer groot belang dat wij onze ogen niet sluiten voor de zeer ernstige gevaren waarmee ons land wordt bedreigd. De rechtse krachten in India zijn een grootscheeps offensief begonnen om zich van de macht meester te maken, waarbij zij gebruik kunnen maken van de massale ontevredenheid die een natuurlijke reactie is op de crisis in de huidige kapitalistische ontwikkeling van ons land, de zigzagkoers van de centristen en hun capitulatie | |
[pagina 262]
| |
voor de reactie. Het imperialisme, het grootgrondbezit en het monopoliekapitaal werken samen om de centristen ertoe te brengen naar rechts te zwenken. De reactionaire krachten proberen een toestand van anarchie en chaos te scheppen, om vervolgens op de puinhopen van de parlementaire democratie, onder de dekmantel van een zogenaamde nationale regering, een neokolonialistische contrarevolutionaire dictatuur te vestigen. De Amerikaanse imperialisten en hun stromannen bereiden een dergelijke operatie voor en hopen India daarmee in een tweede Indonesië, Brazilië of Chili te veranderen. Het nieuwste aspect van de activiteiten van de rechts-reactionaire krachten in ons land, is hun openlijke voorkeur voor extraparlementaire en antigrondwettelijke strijdvormen. Dezelfde mensen die de communisten er altijd van hebben beticht tot geweld aan te zetten, steken niet onder stoelen of banken dat zij alleen nog maar heil in gewelddadige maatregelen zien om de Indiase regering ten val te brengen. De rechtse krachten in India spreken precies dezelfde taal als de nazi's in het Duitsland van de jaren dertig. Helaas wordt het gevaar van een contrarevolutie door vele linkse partijen en bewegingen ernstig onderschat. De maoïsten, wier gelederen zijn gedecimeerd, beweren dat zij een dergelijke ontwikkeling zouden toejuichen omdat de huidige staat volgens hun zeggen immers ook neokolonialistisch en fascistisch is. De marxistische-communistische partij volgt een links-opportunistische koers en meent dat de tegenwoordige regering van centristen de voornaamste vijand is en in samenwerking met rechts ten val moet worden gebracht. De socialistische partij gaat wat dat betreft nog éen stap verder en dringt aan op een gemeenschappelijk front met rechts om de zogenaamde gevestigde orde omver te werpen. Geen van deze linkse partijen onderschrijft de standpunten van de c.p.i. dat ten eerste ons land door een contrarevolutie wordt bedreigd, dat ten tweede de Congrespartij een invloedrijke linkse vleugel heeft, en dat ten derde de massaaanhang van de Congrespartij weliswaar nog loyaal is gebleven aan de partij, maar desondanks naar links is gezwenkt. De c.p.i. is van mening dat onder de huidige omstandigheden de voornaamste vijand zich aan de rechterkant bevindt en bestreden moet worden door een breed gemeenschappelijk front van alle linkse en democratische krachten, ook die uit de regerende Congrespartij. Daarnaast zijn de Indiase communisten van mening dat rechts alleen verslagen kan worden wanneer een einde wordt gemaakt aan de zigzagkoers van de centristen en hun politiek van voortdurende concessies tegenover de reactie. De c.p.i. kant zich echter fel tegen het standpunt dat rechts verslagen kan worden via een verdediging van de statusquo. De enige mogelijkheid is namelijk een zwenking naar links, die op haar beurt weer door een nederlaag van rechts wordt gestimuleerd. Daarom luidt onze leus: ‘Zwenk naar links om rechts te verslaan en versla rechts om naar links te zwenken’. Concessies aan rechts wekken slechts de vraatzucht van de reactie op, en verwarren de massa's. Alleen door rechts te bestrijden kan links een einde maken aan | |
[pagina 263]
| |
de zigzagkoers van de centristen, en de massale steun winnen die voor een zwenking naar links noodzakelijk is. De c.p.i. houdt zich bij haar beleid wel degelijk met de verovering van de staatsmacht bezig. Zij is van mening dat zij via haar streven om een zwenking naar links te bewerkstelligen, door middel van een zuivering van alle aanhangers van het imperialisme en het monopoliekapitaal, ook een verandering in de regering en het staatsapparaat teweeg kan brengen. Zuivering van alle rechtse krachten maakt deel uit van haar programma, en op zichzelf zou dat reeds een stap zijn op de weg die naar een regering van linkse en democratische krachten leidt. Dit is de lijn die de c.p.i. volgt op deze kritieke historische tweesprong, waarop ons land balanceert tussen hoop en gevaar. |