| |
| |
| |
Victor L. Urquidi
Professor Victor L. Urquidi werd in 1919 in Mexico geboren. Hij
studeerde aan de London School of Economics. Van 1940 tot 1947 werkte hij als
econoom aan de centrale bank van Mexico. Van 1947 tot 1949 was hij verbonden aan
de Internationale Bank for Reconstruction and Development in Washington D.C. In
1966 werd hij benoemd tot president van het El Colegio de Mexico. Hij schreef
onder meer Free Trade and Economic Integration in Latin
America (Berkeley University of California Press 1962) en The
Challenge of Development in Latin America (Praeger, New York 1964).
Professor Urquidi is momenteel eveneens werkzaam aan een der Club van
Rome-projecten en behoort tot de top van deze organisatie die onder leiding
staat van Aurelio Peccei.
U werkt al bijna vanaf het allereerste begin met de Club van Rome
samen.
Inderdaad. De eerste keer dat ik over de Club van Rome hoorde was in 1970,
namelijk van een van mijn Amerikaanse vrienden die tevens een goede kennis van
Aurelio Peccei was. Hij raadde me aan iets van het achtergrondmateriaal te lezen
om me op de hoogte te stellen van het werk van de Club, omdat hij wist dat ik
veel belangstelling had voor projecties, bevolkingsproblematiek en de
consequenties die wetenschap en technologie voor ontwikkeling hebben. Op dit
gebied ben ik ook bij de Verenigde Naties werkzaam geweest, en in mijn eigen
land had ik een onderzoek opgezet naar de consequenties van onze
bevolkingsgroei, vooral gezien in het perspectief van onze ontwikkeling. Toen ik
de achtergrondinformatie over de Club van Rome bestudeerd had, raakte ik zeer
geïnteresseerd, omdat ik duidelijk besefte dat de problemen niet op nationaal,
maar op internationaal terrein lagen. Niet lang daarna werd mij gevraagd of ik
tot de Club wilde toetreden.
Kunt u in het kort vertellen hoe Mexico aan het werk van de Club
deelneemt?
Tot dusver hebben wij nog geen plaatselijk team geformeerd om systematisch
onderzoek te verrichten naar de alternatieven die Mexico voor de toekomst heeft.
Ik heb wel deelgenomen aan het Barlioche Foundation-project, een
Latijns-Amerikaans toekomstmodel. Daarnaast zijn er een aantal Mexicaanse
wetenschapsmensen, uit verschillende disciplines afkomstig, die verschillende
methodieken bestuderen en de resultaten van het Club van Rome-model en andere
studies evalueren. Wij hopen bovendien binnenkort onder mijn leiding een
studiegroep op te kunnen zetten, om een Mexicaans model met verschillende
alternatieve mogelijkheden te construeren. Onze betrokkenheid berust niet op een
zuiver academische belangstelling, maar vooral op het feit dat er zowel in de
publieke als in de particuliere sector een groeiende interesse bestaat voor
kwesties op langere termijn. Mexico zal bijvoorbeeld voor ernstige problemen
komen te staan, omdat onze bevolking zeer snel toeneemt. Volgens de laatste
schattingen zal het Mexicaanse inwonertal | |
| |
de komende twintig jaar
verdubbelen. Onze demografen hebben tot dusver nog geen aanwijzingen gevonden
dat ons geboortecijfer een dalende lijn vertoont, zoals in Brazilië en de
afgelopen tien jaar in Chili en Costa Rica. De reden hiervoor is niet precies
bekend, maar wij denken daarbij vooral aan het feit dat onze
plattelandsbevolking een zeer laag opleidingsniveau heeft en daardoor cultureel
nog niet gemotiveerd is om minder kinderen te krijgen, terwijl zij bovendien
niet voldoende ontwikkeld is om de daartoe noodzakelijke maatregelen te nemen.
Bij de volkstelling van 1970 bleek de gemiddelde Mexicaan nog geen drie jaar
scholing achter de rug te hebben. Zevenenvijftig procent van de Mexicaanse
beroepsbevolking - dertien miljoen mensen - was minder dan vier jaar, en in vele
gevallen zelfs helemaal niet naar school gegaan. Dit geeft u misschien een idee
waarom het in Mexico zo moeilijk is om demografische veranderingen door te
voeren. Ondertussen is ons sterftecijfer, dat in 1940 nog 25 per duizend
bedroeg, gedaald tot negen per duizend. Het neemt nog steeds verder af, zij het
niet meer in zo'n snel tempo als in de afgelopen vijfendertig jaar.
Dit soort problemen doet ons beseffen, dat wij ondanks de enorme maatschappelijke
veranderingen van de afgelopen vijftig, zestig jaar en ondanks het feit dat wij
over het algemeen regeringen hebben gehad, die veel aandacht aan sociale
hervormingen en versnelde ontwikkeling hebben besteed, nog steeds met een aantal
uiterst netelige kwesties worden geconfronteerd, zoals voedselvoorziening,
woningbouw of andere urbanisatieproblemen, onderwijs, en sinds kort zelfs met
werkeloosheid. Wij hebben altijd de illusie gehad dat er in Mexico voldoende
werkgelegenheid was, maar onlangs is gebleken dat er in ons land wel degelijk
werkeloosheid heerst. In 1970 waren er zelfs éen miljoen werkelozen, terwijl de
structurele werkeloosheid ongeveer in dezelfde orde van grootte lag. De
werkeloosheid bedroeg met andere woorden ongeveer vijftien procent van de totale
beroepsbevolking. Wij ondergaan nu de effecten van de scherpe daling in
kindersterfte, omdat de generatie die daar het eerst van heeft geprofiteerd, nu
de leeftijd bereikt, waarop iedereen die geen voortgezet onderwijs volgt een
baan zoekt. Wij hebben dan ook het sterke vermoeden - ook al beschikken wij niet
over voldoende gegevens om deze opvatting te staven - dat het vooral de jongere
generaties zijn, die door de werkeloosheid worden getroffen, de generaties van
vijftien tot twintig jaar of jonger.
Tot voor kort ging de Mexicaanse regering van het standpunt uit, dat wij een
tamelijk hoog groeitempo hadden bereikt. Tenslotte is een percentage van zes en
een half per jaar over een periode van twee decennia een indrukwekkende
prestatie. Wij zijn altijd van mening geweest dat economische groei een
oplossing bood voor al onze problemen, zelfs dat van een snelle bevolkingsaanwas
niet uitgezonderd. Tegenwoordig zijn wij daar niet zo zeker meer van. Dit heeft
ertoe geleid dat de regering haar standpunt wat de bevolkingspolitiek betreft
heeft gewijzigd, en voorstander is geworden van het terugdringen van het
geboortecijfer door middel van gezinsplanning.
| |
| |
Mevrouw Gandhi zei mij dat gezinsplanning noodzakelijk was, maar in
India alleen op vrijwillige basis kon worden doorgevoerd.
Mexico is een katholiek land en onze regering dient dan ook rekening te houden
met het standpunt van de kerk en het fanatisme dat de kwestie van de
geboorteregeling in sommige kringen oproept. De overheid laat er daarom ook geen
twijfel over bestaan dat zij de individuele beslissing van ieder echtpaar
respecteert. Waar de regering echter wél in kan voorzien is informatie over deze
kwesties. Via de ziekenhuizen en de sociale verzekeringsinstanties is de
regering daarom ook een uitgebreide campagne begonnen om het Mexicaanse publiek
met het principe van gezinsplanning vertrouwd te maken. Deze campagne vindt tot
dusver een enorme weerklank. De Mexicaanse regering probeert het principe van de
geboorteregeling niet alleen in verband te brengen met de persoonlijke
gezinsproblematiek, maar ook met de toekomst van onze samenleving als geheel.
Alles wat onze regering tracht te doen, is de mensen in staat te stellen een
zelfstandige keuze te maken. Dwang zou onmiddellijk tot negatieve consequenties
leiden en een boemerang-effect met zich meebrengen.
Om nog eens terug te komen op wat ik daarnet zei, wij zijn begonnen om een reeks
perspectieven voor Mexixo's toekomst op te stellen die minder optimistisch zijn
dan in het verleden. De voornaamste punten waarvan wij uitgaan zijn, ten eerste,
het probleem hoe wij de verdubbeling van het inwonertal in de komende twintig
jaar moeten verwerken, en daarnaast hoe wij onze nationale economie
internationaal gezien onafhankelijker kunnen maken; hoe wij onze export van
afgewerkte produkten kunnen uitbreiden en de concurrentie met de industriële
mogendheden of met de zich industrialiserende landen kunnen volhouden; hoe wij
de export van onze voornaamste uitvoerprodukten - en dat zijn nog steeds
grondstoffen - kunnen beschermen; en tenslotte hoe wij het toerisme, dat een van
de belangrijkste peilers van onze betalingsbalans vormt, verder kunnen
ontwikkelen. De perspectieven van onze betalingsbalans zijn momenteel uiterst
ongunstig. De uitbreiding van onze nationale schuld, die welhaast onvermijdelijk
lijkt, dreigt een zware last te worden.
Mexico onderhoudt zeer nauwe betrekkingen met de Verenigde Staten, maar gezien de
overduidelijke gebreken in de Amerikaanse samenleving en de beperkende
bepalingen die de Verenigde Staten ten opzichte van Mexico en andere
Latijns-Amerikaanse landen nog steeds in stand houden, moet ons land deze
noord-zuidrelatie verbreken. Wat dat betreft is onze huidige regering op de
goede weg. Mexico moet zijn eigen weg zoeken, vooral via het aanknopen van nauwe
betrekkingen met vele verschillende landen, niet alleen in Latijns-Amerika, maar
ook met de Europese Economische Gemeenschap en met het Verre Oosten. Dit vooral
ook om een tweetal redenen: ten eerste om afzetmarkten voor onze grondstoffen en
afgewerkte produkten te vinden. En daarnaast ook om verschillende investeerders
in een associate met Mexicaans kapitaal te interesseren. En tenslotte om nieuwe
technische wetenschap aan te trekken.
| |
| |
Toen Henry Kissinger als minister van Buitenlandse Zaken van de
Verenigde Staten werd benoemd, bracht hij allereerst een bezoek aan Mexico,
om daarmee te onderstrepen, zoals hij zei, hoeveel belang Amerika aan het
westelijk halfrond hechtte. De New York Times merkte
echter naar aanleiding daarvan laconiek op: ‘Het zou prachtig zijn als dit
inderdaad ook waar was.’
U herinnert zich misschien de beroemde toespraak van Nixon over Latijns-Amerika.
Deze bevatte absoluut niets nieuws. Nixon's uiteenzetting van de uitgangspunten
voor de Latijns-Amerikaanse politiek van de Verenigde Staten, gevoegd bij de
enorme moeite die het kost om de essentiële bijdragen aan de Interamerikaanse
Bank - die tenslotte moet dienen om de ontwikkeling van Latijns-Amerika te
bevorderen - van de Amerikaans regering los te krijgen, en bovendien nog de vele
beperkingen op het vrije handelsverkeer die de Amerikaanse lobby's weten door te
voeren om de invoer van Latijns-Amerikaanse produkten zoveel mogelijk tegen te
gaan - de Mexicaanse landbouw en visexport lijden hier bijvoorbeeld ernstige
schade door - hebben er tenslotte toe geleid dat niemand meer in de goede wil
van de Verenigde Staten kan geloven.
President Echeverria heeft zich in 1972 tijdens zijn bezoek aan Washington zeer
kritisch uitgelaten over het Amerikaanse beleid en zijn twijfels geuit over het
nut van de Organisatie van Amerikaanse Staten die volgens hem op alle
belangrijke punten, en met name dat van de economie, volledig had gefaald.
Verder heeft hij enkele specifieke punten in de Amerikaans-Mexicaanse
samenwerking in krachtige bewoordingen aan de kaak gesteld, onder andere de voor
Mexico zeer gevoelige kwestie van het zoutgehalte van de Colorado-rivier, die
uitgestrekte gebieden landbouwgrond in noordwestelijk Mexico letterlijk
verwoestte. Onze president merkte onder meer op: ‘Wij stellen met verbazing vast
met hoeveel energie wordt geprobeerd om met de vijand tot overeenstemming te
komen, terwijl er niets gedaan wordt om de problemen tussen vrienden uit de weg
te ruimen.’
Dit leidde tot een onmiddellijke reactie van de kant van de Amerikaanse regering,
met het gevolg dat de kwestie van de Coloradorivier binnen achttien maanden tot
een oplossing was gekomen die de Mexicaanse wensen voor een groot deel
tegemoetkwam.
In Genève had ik een ontmoeting met de vroegere Chileense
ambassadeur, Hernan Santa Cruz, voorzitter van de economische commissie van
de Algerijnse conferentie. Hij vertelde mij dat de Derde-Wereldlanden van
plan zijn om zelf een ontwikkelingsbank in het leven te roepen.
Zoals u weet, hebben wij een regionale bank, de Interamerikaanse Bank voor
Latijns-Amerika, en drie subregionale banken, respectievelijk voor
Midden-Amerika, het gebied rond de Andes, en het Caraïbisch gebied.
En worden deze door de Latijns-Amerikaanse landen zelf
gefinancierd?
Zij worden gefinancierd met bijdragen van alle betrokken landen. In het geval van
de Interamerikaanse Bank vallen de Verenigde Staten | |
| |
daar ook onder.
De Verenigde Staten leveren de grootste bijdrage, maar tot de lijst van
contribuanten behoren ook Canada, een aantal Europese landen, en sinds kort
Japan. De Interamerikaanse Bank is echter een operationele instelling, die al
meer dan tien jaar actief is, over een geweldige ervaring beschikt en toegang
tot kapitaalmarkten overal ter wereld heeft. Het is echter noodzakelijk om de
bank minder afhankelijk te maken van de wil van de Verenigde Staten, zoals die
via het Amerikaanse Congres en de stembevoegdheden van de Amerikaanse directeur
van de bank tot uiting komen. Misschien is er eindelijk een kans om de invloed
van de Verenigde Staten terug te dringen, omdat de twee rijke olielanden in
Latijns-Amerika, Venezuela en Ecuador en andere belangrijke, Latijns-Amerikaanse
staten, zoals Argentinië, Mexico en Brazilië, wellicht binnenkort in staat zijn
om meer kapitaal aan de bank bij te dragen, waardoor hun stembevoegdheden
eveneens zullen worden uitgebreid.
Groei keweekt druk tot meer groei. Het fundamentele doel blijft
groei, zoals wij vooral in Brazilië kunnen zien. Beseft men in Mexico dat de
economische groei op een of andere manier moet of zal worden afgeremd?
Dat is een moeilijke kwestie, omdat Mexico een land is waar de gemiddelde
levensstandaard nog steeds zeer laag is - zo'n zeven à achthonderd dollar per
jaar per hoofd van de bevolking. Dit stelt onze regering duidelijk voor de taak
het land te industrialiseren, werkgelegenheid te scheppen en de economische
groei te versnellen. De afgelopen drie, vier jaar zijn wij echter steeds meer
tot het besef gekomen dat economische groei vergezeld moet gaan van een betere
inkomensverdeling. Onze economen hebben bovendien aangetoond dat dit ook tot een
betere werkgelegenheidsstructuur zal leiden. Wij hebben echter in Mexico een
moderne landbouwsector gecreëerd die met een minimum aan arbeidskrachten kan
opereren, terwijl wij ook op industrieel gebied de geïndustrialiseerde naties
blindelings hebben nagevolgd, en technieken hebben overgenomen die wel tot een
hoge produktie leiden, maar geen uitgebreide werkgelegenheid bieden. Wij moeten
daarom teruggrijpen op onze politieke achtergrond, op de uitgangspunten van de
Mexicaanse revolutie en op het beleid dat de afgelopen vijftig jaar bij tijd en
wijle gevoerd is. Anders gezegd: wij moeten de nadruk leggen op sociale en
culturele doeleinden. Het is daarom dan ook, politiek gezien, onmogelijk om een
patroon te volgen waarin geen plaats is voor wat wij sociale rechtvaardigheid
noemen. Concreet gezien komt dit neer op het bevorderen van een herverdeling van
het nationaal inkomen. Het aandeel van de verschillende maatschappelijke
groeperingen moet meer met elkaar in overeenstemming worden gebracht.
Wanneer wij een model volgen waarin wij de rijken stimuleren, hun economische
positie verstevigen en de bevoorrechte situatie van het Mexicaanse zakenleven
versterken, en daarbij aannemen dat de rest van de economie zich op een of
andere manier wel in dit kapitalistische systeem van voorrechten en privileges
integreert, laten wij de fundamen- | |
| |
tele problemen van ons land
onopgelost, omdat deze immers van structurele aard zijn. Het doel van de
Mexicaanse revolutie was juist om binnen het kader van een vrije maatschappij
een systeem van sociale rechtvaardigheid te scheppen.
Een Afrikaanse specialist die ik interviewde, zei mij dat hij het
nog te vroeg vond om de problemen van de grenzen aan de groei met zijn
studenten te bespreken. Geldt dat ook voor Mexicaanse studenten?
Nee. Het Rapport van de Club van Rome heeft in Mexico juist veel succes gehad. De
Spaanse editie is zeer veel gelezen, niet alleen in Mexico, maar ook in de rest
van Latijns-Amerika en in Spanje. Volgens mij was het voor vele mensen de eerste
maal dat zij op zo'n dramatische en uitgesproken manier kennismaakten met de
problemen waarmee onze wereld zich geconfronteerd ziet. Bovendien heeft het vele
mensen doen inzien dat groei als zodanig op de lange duur niet
noodzakelijkerwijze tot een sociaal rechtvaardige samenleving hoeft te leiden.
Niemand zou serieus willen beweren dat Mexico niet meer moet groeien. Wij zijn
er zelfs geen voorstander van dat de geïndustrialiseerde mogendheden hun groei
al meteen zouden stopzetten, omdat onze eigen ontwikkeling voor een belangrijk
deel met de groei van de ontwikkelde naties samenhangt. Maar desondanks komt men
ook in Mexico langzamerhand tot het besef dat de structuur van de groei
veranderd moet worden, dat het consumptiepatroon van de industriële of
post-industriële samenleving tot verspilling leidt, dat wij in de moderne
sectoren van onze maatschappij dit patroon navolgen en daardoor het gevaar lopen
een waardensysteem over te nemen dat, zoals langzamerhand duidelijk wordt, tot
zinloze consumptie, verspilling van energie, vervuiling van het milieu en andere
schadelijke gevolgen leidt. Wanneer deze ideeën postvatten en tot alle lagen van
de bevolking doordringen, zullen zij ertoe leiden dat wij ons gedrag op een
nieuwe manier zullen interpreteren, namelijk in termen van verspilling. Toen de
energiecrisis in het najaar van 1973 uitbrak, waren wij eerst geneigd om te
denken dat Mexico buiten schot zou blijven, omdat wij wat brandstoffen betreft-
zowel olie als gas - min of meer in eigen behoeften kunnen voorzien. Maar al
gauw bleek dat wij voor vijftien procent van ons energieverbruik op het
buitenland waren aangewezen, en dat de prijs van deze invoer verviervoudigd was.
Dit verplicht Mexico niet alleen, ernaar te streven om in eigen behoeften te
kunnen voorzien, maar ook om een zo zuinig mogelijk gebruik van de beschikbare
energiebronnen te maken. Ik geloof niet dat een enorme ongelijkheid, een
verschrikkelijke armoede, het buiten spel zetten van een groot deel van de
bevolking, die daardoor steeds meer sociale onrust vertoont, een gezonde
situatie voor een land betekent, zeker niet als wij bedenken dat er grenzen
zijn, dat hulpbronnen toch ergens vandaan moeten komen en dat een overmatige
bevolkingsconcentratie schadelijk kan zijn - zoals u in een stad als Mexico-City
met eigen ogen heeft kunnen waarnemen. Deze ideeën waren een jaar of twee
geleden nog nauwelijks tot iemand doorgedrongen, maar sinds de dramatische
presentatie van deze problematiek in het Rapport van de | |
| |
Club van
Rome, geven ook degenen die de fatalistische implicaties van het Rapport niet
onderschrijven, toe dat wij reden tot ernstige bezorgdheid hebben.
De meeste mensen zijn geneigd te denken dat het wel zo'n vaart niet zal lopen,
omdat wij tenslotte in staat zijn om naar oplossingen te zoeken en omdat de
wereld er wel iets aan zal doen. Wat, weet niemand. Maar dat neemt niet weg dat
deze opvatting toch vrij algemeen wordt onderschreven. Vooral bij onze
intellectuelen en de Mexicaanse overheid heerst het besef dat wij in geen geval
pessimistisch of fatalistisch moeten reageren, omdat dit zou inhouden dat wij de
consequenties van de ontwikkeling van het moderne industriële kapitalisme alleen
maar passief zouden kunnen afwachten. Hoewel Mexico in vele opzichten een
moderne geïndustrialiseerde mogendheid is, geven onze geschiedenis en onze
intellectuele ontwikkeling ook aanleiding om te geloven dat wij in staat zijn om
constructieve oplossingen te vinden.
Ik werd zeer getroffen door wat u over de jongere generaties zei. U
sprak over de toenemende werkeloosheid, over studenten die hun ambities niet
kunnen realiseren, omdat de universiteiten overvol zijn en sommige
faculteiten geen plaats meer hebben. Dit zal directe gevolgen voor Mexico's
toekomst hebben. Wat kan er in dit opzicht gedaan worden? Want wanneer de
jongeren alle hoop verliezen en niet meer in de toekomst kunnen geloven,
zullen ze diep gefrustreerd worden.
Dat is inderdaad een zeer groot en zeer belangrijk probleem. Tenslotte is Mexico
een land van jonge mensen. Zesenveertig procent van onze bevolking is nog geen
vijftien jaar oud, terwijl onze demografen verwachten dat dit percentage in de
toekomst nog zal stijgen, omdat ons geboortecijfer hoog is, en de kindersterfte
steeds meer afneemt. Met Mexicaanse onderwijssysteem verschilt van dat van vele
andere Latijns-Amerikaanse landen. Het is niet zo ver ontwikkeld als
bijvoorbeeld dat in Chili en Argentinië of, tot op zekere hoogte, in Costa Rica.
In het begin van de jaren twintig, vlak na de revolutie, heeft de Mexicaanse
regering uit alle macht geprobeerd om iedere Mexicaan, zowel in de stad als op
het platteland, de gelegenheid te geven onderwijs te volgen. Maar ondanks alle
inspanningen die op dit gebied verricht zijn, is vijfentwintig procent van onze
bevolking nog steeds analfabeet. Zoals ik u al eerder zei, heeft zevenenvijftig
procent van onze beroepsbevolking nog geen vier jaar scholing achter de rug, en
is in feite dan ook analfabeet.
Het percentage kinderen dat naar school gaat is per leeftijdsgroep in de steden
en de stadsagglomeraties tamelijk hoog - misschien geen honderd procent, maar in
ieder geval toch zestig à zeventig. Op het platteland ligt dit percentage echter
aanzienlijk lager. De kinderen zijn namelijk onvoldoende gemotiveerd, terwijl
onze regering bovendien niet in staat is om elk dorpje van de benodigde
schoolgebouwen en leerkrachten te voorzien. U weet misschien niet dat vijftien
van de zevenenvijftig miljoen Mexicanen - met andere woorden: ruim vijfentwintig
procent - in dorpen van minder dan duizend inwoners wonen. U kunt zich mis | |
| |
schien voorstellen hoeveel gigantische inspanningen het kost om in
al deze dorpen en gehuchten scholen te vestigen. Wanneer dit namelijk niet
gebeurt, zou ruim éen kwart van onze kinderen geen onderwijs kunnen volgen. Het
lager onderwijs is de afgelopen vijftien jaar belangrijk uitgebreid, maar dit
heeft weer onvoorziene gevolgen voor het middelbaar onderwijs met zich
meegebracht. Het aantal kinderen dat zich voor de middelbare school aanmeldde is
de afgelopen zes à acht jaar letterlijk in de hoogte geschoten, en onze regering
is dan ook koortsachtig bezig om overal in het land verschillende typen
middelbare scholen te vestigen. Het blijkt echter dat er maar zeer weinig
belangstelling voor technisch en handelsonderwijs is. Kinderen volgen liever
algemeen middelbaar onderwijs, omdat dit in hoger aanzien staat en toegang geeft
tot een betrekking op een kantoor, waar je andere kleren draagt, een beter
salaris verdient, geen vuile handen krijgt en een witte-boordarbeider bent.
Voor de universiteiten geldt hetzelfde. Met andere woorden: universiteiten zijn
per traditie instellingen, waar je niet alleen kennis opdoet of een vakstudie
volgt, maar ook en vooral waar je een bepaalde status verwerft. Wat dat betreft
verschilt ons hoger onderwijs niet van dat elders in Latijns-Amerika. Ons
onderwijsstelsel onderscheidt zich echter wel door de nadruk die er op een
algemene opleiding wordt gelegd. Een opleiding die in termen van nationale
doelstellingen uniform is. Dit geldt echter vooralsnog niet voor het middelbaar
en hoger onderwijs, waar bepaalde educatieve mogelijkheden tot dusver niet zijn
benut. Onderwijs moet tenslotte meer zijn dan alleen maar het leren van wat
geschiedenis, wat wiskunde of wat natuurlijke historie, om daarna zo snel
mogelijk naar de universiteit te kunnen gaan en advocaat, econoom, arts of
ingenieur te worden. Onderwijs moet ook dienen om kinderen werkelijk in de
patronen van de moderne samenleving te integreren. Wij zijn ons hier zeer goed
van bewust. Een van de belangrijkste hervormingen die onze regering onderneemt,
ligt dan ook op onderwijsgebied, te beginnen met de lagere school, waarvoor een
geheel nieuw systeem van schoolboeken is ontwikkeld. Wij hopen de kinderen op
deze wijze meer bewust te maken van de werkelijkheid om hen heen, van de sociale
omgang binnen de gemeenschap en van de interacties tussen de vele verschillende
groeperingen die Mexico kent. Ik ben hier enigszins van op de hoogte, omdat ik
bij het schrijven van een aantal nieuwe schoolboeken betrokken ben geweest.
Wanneer deze strategie tot het beoogde resultaat zou leiden, zal dit belangrijke
consequenties hebben voor de mentaliteit waarmee de kinderen de lagere school
verlaten. Zij zullen zich bijvoorbeeld veel meer bewust zijn van de problemen
waar ons land zich voor geplaatst ziet. De kennis die zij verwerven zal niet
louter op theoretisch niveau liggen, maar bijdragen tot een beter inzicht in hun
dagelijks bestaan.
Zoals u zojuist al opmerkte, zijn onze universiteiten er inderdaad niet in
geslaagd om de toeloop van de middelbare scholen op te vangen. Zij zijn
letterlijk overrompeld, overvoerd met studenten. Daar komt nog bij dat onze
federale begroting, de voornaamste financier van de Mexi- | |
| |
caanse
universiteiten, veel te weinig geld beschikbaar heeft gesteld om deze lawine van
studenten op ook maar enigszins redelijke wijze te verwerken. Het grootste deel
van de toegewezen fondsen is besteed aan de bouw van instituten en collegezalen.
Aan de noodzakelijke uitbreiding van het aantal stafleden en een enigszins
redelijke salariëring van de docenten is, behalve aan onze nationale
universiteit, nauwelijks enige aandacht besteed. De meeste docenten zijn
ingenieurs, economen, artsen of advocaten die een paar uur per week aan het
onderwijs kunnen besteden. De collegezalen zitten stampvol. Niemand kent elkaar
meer. Het onderwijs wordt op die wijze van alle menselijke aspecten ontdaan. De
bibliotheken zijn zo noodlijdend, dat zij nauwelijks meer de naam bibliotheek
verdienen, met uitzonderingen van een aantal onderzoeksinstellingen, zowel
binnen als buiten het kader van de universiteit, zoals bijvoorbeeld mijn eigen
Colegio de Mexico. Er zijn in Mexico natuurlijk nog steeds enkele hoogwaardige
wetenschappelijke instellingen, maar over het algemeen is de kwaliteit van het
onderwijs aanzienlijk gedaald en de sfeer aan de universiteiten is beneden alle
peil, omdat alle academische normen overboord schijnen te zijn gegooid. Er is
praktisch geen discipline meer. De politiek heeft in zijn meest negatieve
aspecten zijn intrede op de universiteiten gedaan. In die zin, dat de normen van
de docenten en de maatstaven waarmee de studenten beoordeeld worden, vaak sterk
politiek zijn gekleurd. Sommige afgestudeerden zijn volstrekt niet in staat om
de hun opgelegde taken in het bedrijfsleven of bij de overheid uit te voeren. Er
is uiteraard wel een kleine groep briljante studenten, die alle onvolkomenheden
van het systeem weten te overwinnen, en na hun universitaire carrière
wetenschappelijk werk in Mexico, de Verenigde Staten of Europa verrichten om
later de elite te vormen waaruit de topposities worden gerekruteerd. Dergelijke
studenten hebben geen enkele moeite om werk te vinden. Er is zelfs zo'n grote
vraag naar werkelijk bekwame specialisten, dat zij bijna in elk vak zeer hoge
salarissen kunnen verdienen. Maar daarnaast leveren de universiteiten ook nog
een grote groep middelmatige, gebrekkig opgeleide academici af, waarvoor de
moderne samenleving geen plaats heeft. Zij zijn niet voldoende bekwaam om
onderzoek te verrichten of bij de overheid te werken en voelen zich daarom
gefrustreerd en ongelukkig met de ganse situatie. Verder is er nog een groep die
er niet in slaagt om tot de universiteit te worden toegelaten, omdat er geen
plaats voor hen is. Dit betreft jongeren van zeventien, achttien jaar oud, die
niet voldoende middelbaar onderwijs hebben gevolgd en daarom geen werk kunnen
vinden, of die te veel maatschappelijke ambitie hebben om een slecht betaalde
baan te accepteren.
De Mexicaanse schrijver Octavio Paz merkte onlangs op:
‘Latijns-Amerika wordt steeds meer een verzameling van mislukte ideeën of
houdt slechts de skeletten van de slachtoffers over.’
Als je kijkt naar de situatie in Mexico, in Argentinië en in vele andere
Latijns-Amerikaanse landen - neem bijvoorbeeld de scheuring die zich in 1973 in
de Chileense samenleving heeft voltrokken - is het in- | |
| |
derdaad
moeilijk om niet uitermate pessimistisch te worden. Maar toch is er nog een
kleine minderheid die, zoals wij zeggen contra viento y mare,
tegen de wind en het getij in, toch vooruit zal komen. Dit is de elite van
Latijns-Amerikaanse managers en ambtenaren. Maar zullen dezen in staat blijken
om de meer en meer onontwikkelde massa's in toom te houden? Of de mensen, die
uit alle macht willen meeregeren, maar die niet over voldoende opleiding
beschikken om de sleutelposities werkelijk te kunnen bezetten?
Hoe kunnen de ontwikkelde naties Latijns-Amerika werkelijk helpen?
Je zou zeggen dat Mexico best zo'n twee en een half duizend jonge Amerikaanse
leraren zou kunnen gebruiken, die Spaans spreken.
Nee, dat is uitgesloten. Ik geloof dat wij ondanks alle lippendienst die wij
verrichten aan sociale hervormingen - onderwijshervormingen niet uitgezonderd -
ondanks alles wat wij momenteel presteren, wat volgens mij meer gewicht in de
schaal legt dan onze inspanningen van acht jaar geleden, nog niet in staat zijn
om in de vraag naar specialisten te voorzien of om de structuren te creëren die
voor het opleiden van specialisten noodzakelijk zijn.
Is het dan alléen een kwestie van geld?
Nee, niet uitsluitend. Geldgebrek speelt uiteraard ook een belangrijke rol, want
als de huidige regering meer geld had, zou zij ongetwijfeld ook meer geld voor
de universiteiten beschikbaar stellen. In de allereerste plaats hebben wij
echter een tekort aan specialisten. Wij moeten daarom beginnen om een voldoende
aantal deskundigen op te leiden. Maar dat is niet het enige. De afgelopen
twintig jaar is er veel nadruk gelegd op economische groei, vooral door
overheidsinvesteringen in de infrastructuur, door buitenlandse kredieten, door
uitbreiding van het elektriciteitsnet, door irrigatie, door wegenaanleg, door
stadsontwikkeling, enzovoort. Tegelijkertijd hebben wij uit alle macht
geprobeerd om de industriële ontwikkeling zoveel mogelijk te stimuleren,
voornamelijk via particulieren, die op allerlei manieren werden aangemoedigd,
overheidsprotectie genoten, op lange termijn leningen kon afsluiten. Maar om de
Mexicaanse revolutie en haar consequenties in de historisch bepaalde
omstandigheden te bevorderen, om de particuliere sector aan te moedigen de haar
toekomende rol te spelen, risico's te nemen en het door haar verzamelde kapitaal
te investeren, heerst er in Mexico een soort stilzwijgende overeenkomst, dat de
belastingdruk laag zal blijven. Het is echter onmogelijk om de maatschappelijke
en onderwijsproblematiek grootscheeps aan te pakken, wanneer er onvoldoende geld
beschikbaar is. Dit tekort zal aangevuld moeten worden door een adequaat
belastingstelsel. De totale belastingdruk is in Mexico, wanneer ook alle
mogelijke indirecte belastingen, de opbrengst van tolwegen inbegrepen, worden
meegerekend, echter nog geen veertien procent van het bruto nationaal inkomen.
Dat is een van de allerlaagste percentages ter wereld, van wat voor criteria je
ook uitgaat. In de Amerikaanse en Europese pers wordt veel aandacht aan deze
situatie besteed. Volgens | |
| |
mij is het echter geen technisch, maar
een politiek probleem. Er is inderdaad sprake van een uitgebreide
belastingontduiking. Maar dat geldt voor bijna elk ander land. Niemand weet of
er in Mexico inderdaad meer belasting wordt ontdoken dan elders. Misschien zou
de belastingopbrengst hoger kunnen zijn, wanneer iedereen in een uitgebreid
computersysteem werd opgenomen en de administratie optimaal was. Misschien
zouden sommige belastingen inderdaad geherstructureerd kunnen worden. Maar in
wezen is het een politiek probleem. Er zijn in Mexico mensen - en politici! -
die belangrijke neveninkomsten hebben, door het afsluiten van allerlei soorten
al of niet eerlijke zakentransacties - en ik wil hierbij ook de middenklasse
noemen, die enorme hoeveelheden land en ander onroerend goed verzamelt en
daardoor geweldige kapitaalswinsten maakt, of de categorie der vrije beroepen,
die soms krankzinnig hoge inkomens verdient - en al deze groepen chanteren de
Mexicaanse staat in zekere zin. Er wordt aldus geredeneerd: ‘Als je er niet voor
zorgt dat ik grote winsten kan maken, kan ik mijn kapitaal niet riskeren en aan
het algemeen welzijn bijdragen.’ Zolang deze situatie voortduurt zal het
onmogelijk zijn om een redelijk belastingstelsel in te voeren. Zolang dat niet
gebeurt zullen de andere problemen onopgelost blijven. In dat opzicht ben ik
niet erg optimistisch. Ik hoef bijvoorbeeld alleen maar naar mijn eigen
activiteiten op dit gebied te kijken. In de jaren veertig ben ik voor't eerst
begonnen aandacht aan het belasting-probleem te schenken. In de jaren vijftig
heb ik artikelen geschreven over de noodzaak om het Mexicaanse belastingstelsel
te hervormen. In de jaren zestig maakte ik deel uit van een studiegroep op het
hoogste niveau die op advies van Nicholas Kaldor tot een voorstel voor een
geheel nieuwe belastingstructuur kwam. Maar hoe constructief en weloverwogen
onze suggesties ook mochten zijn, het resultaat was nihil. Hetzelfde gold voor
een recente studiegroep, die nog pas twee jaar geleden haar eindrapport
indiende. Ik heb me met andere woorden ruim twintig jaar met de hervorming van
ons belastingstelsel beziggehouden, zonder op dat gebied ook maar iets tot stand
te hebben kunnen brengen.
Uit uw woorden zou men bijna kunnen concluderen dat Mexico aan een
nieuwe revolutie toe is.
Ja, in zekere zin wel. Ik geloof dat wij ons goed moeten realiseren wat de
Mexicaanse revolutie precies inhield. De Mexicaanse revolutie was een zeer
anarchistisch getinte omwenteling, die weliswaar een einde maakte aan de
toenmalige orde, maar die een miljoen doden kostte en het land bijna tien jaar
lang in een complete chaos dompelde, tot op het moment dat betrekkelijk
conservatieve krachten binnen de revolutie het land weer begonnen te organiseren
en een normaal functioneren mogelijk maakten. Terugkijkend op de jaren na de
revolutie, kunnen wij ons onmogelijk aan het gevoel onttrekken dat de radicale
aspecten van de Mexicaanse revolutie tot op zekere hoogte zijn verraden. Wij
hebben daar een Spaans woord voor dat moeilijk te vertalen is, namelijk mediatizados. De oorspronkelijke doelstellingen van de
revolutie zijn niet geheel gerealiseerd. De landhervormingen, de
onderwijsvernieuwing, de | |
| |
sociale rechtvaardigheid en de rechten van
de arbeiders hebben zich niet ontwikkeld zoals de eerste revolutionairen gehoopt
hadden. Roger Hansen heeft deze kwestie in zijn boek The Politics
of Mexican Development uitgebreid behandeld. Hij acht de Mexicanen voor
de volle honderd procent voor deze gedeeltelijke mislukking verantwoordelijk,
maar volgens mij ziet hij daarbij een zeer belangrijk aspect over het hoofd. Er
is namelijk een factor die vele buitenlandse waarnemers volledig ontgaat en die
overigens ook in Mexico zelf soms in het vergeetboek lijkt te raken. Ik bedoel
namelijk dat de Mexicaanse revolutie en het nieuwe beleid van de jaren twintig
sterk onder invloed hebben gestaan van een dreigende interventie van het
buitenland, namelijk van de Verenigde Staten. De Mexicaanse regering zag zich
zelfs gedwongen om de Amerikaanse erkenning te kopen door middel van zeer
belangrijke concessies op het gebied van de oliewetgeving. Er zijn periodes
geweest dat een gewapend ingrijpen door de Verenigde Staten nog maar een kwestie
van tijd leek. Bovendien is het goed om te beseffen dat Mexico in zijn pogingen
om vernieuwingen door te voeren volkomen alleen stond, en geen enkele hulp van
buitenaf kreeg. Daarnaast had de Mexicaanse revolutie een enorme kapitaalvlucht
ten gevolge. Buitenlandse pressie leidde ertoe dat het verwezenlijken van de
meeste radicale doeleinden - en dat geldt met name voor de periode van het
presidentschap van Lazaro Cardenas, die de olie-industrie nationaliseerde en het
tempo van de landhervorming zo hoog mogelijk opvoerde - ernstig belemmerd werden
door de noodzaak om Mexicaanse produkten op de wereldmarkten, met name in de
Verenigde Staten, te kunnen verkopen, en om het Amerikaanse grootkapitaal niet
tegen Mexico in het harnas te jagen. Pas tijdens het presidentschap van Franklin
Delano Roosevelt werd het mogelijk om op regeringsniveau enigszins normale
betrekkingen te onderhouden. Voor die tijd stonden wij, evenals Chili in de
periode Salvador Allende, bloot aan een enorme pressie van het buitenland, die
het ons onmogelijk maakte om de doelstellingen van onze nationale politiek te
verwezenlijken. Allende gaf niet toe. Maar de Mexicaanse regeringen deden - met
uitzondering van het Cardenas-bewind - in de jaren twintig en dertig uitgebreide
concessies aan de Verenigde Staten. Niet op alle gebied, omdat er wel degelijk
aandacht werd besteed aan plaatselijke wetgeving, onderwijs en sociale
voorzieningen. Maar uitspraken van de Mexicaanse presidenten bleven altijd
enigszins demagogisch getint, ondanks dat hun beleid voortdurend een zekere
populistische aanpak verraadde. Onze regeringen zorgden er echter altijd voor
dat het systeem onaangetast en het evenwicht gehandhaafd bleef. Er ontstond een
subtiele balans tussen de verschillende belangengroeperingen, die er zelfs toe
leidde dat de Mexicaanse arbeidersbeweging nooit strikt onafhankelijk is
geworden, en altijd deel heeft uitgemaakt van de gevestigde orde. Wanneer je
echter door het buitenland bedreigd wordt, hoe deze bedreiging dan ook
gedefinieerd mag zijn, doe je je best -
Om geen overhaaste stappen te doen.
Precies, om het evenwicht niet te verstoren. Zo is de situatie nu een- | |
| |
maal. Dit verklaart dan ook hoe het komt dat de Mexicaanse
revolutie zich heeft ontwikkeld van een gewapende opstand tot een reeks sociale
hervormingen, die weliswaar nog steeds met de term ‘revolutie’ worden aangeduid,
maar die in wezen nauwelijks revolutionair zijn. Dit is tevens de oorzaak voor
de sociale onrust van de afgelopen jaren, die in de crisis van 1968 tot een
climax kwam en allerminst tot de studentenbeweging beperkt bleef. Dit alles
wijst op de noodzaak om nieuwe en diepgaande veranderingen door te voeren en
daarbij vooral het oog te richten op werkelijk fundamentele kwesties. Als u dit
een revolutie wilt noemen - goed, maar dan een revolutie in de Europese zin van
het woord. Mexicanen zouden de term ‘nieuwe revolutie’ niet gebruiken, omdat dit
voor hen een gewelddadige uitbarsting of zelfs de vestiging van een
socialistisch systeem, zoals in Cuba of in Chili zou inhouden. Volgens mij zou
een dergelijke uitbarsting in Mexico op weinig steun kunnen rekenen.
|
|