Grenzen aan de groei. Deel 2
(1974)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd50 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 146]
| |
Hiroshi MinamiHiroshi Minami werd in 1914 in Tokio geboren. Hij studeerde psychologie aan de universiteiten van Kioto en Tokio. Van 1940 tot 1947 verbleef hij in de Verenigde Staten en behaalde zijn doctoraal aan de Cornell-universiteit. Van 1943 tot 1946 verrichtte hij onderzoek aan de zogenaamde Behavior Farm van Cornell. Sedert 1948 is hij verbonden aan de Hitotsubashi-universiteit van Tokio waar hij sociale psychologie doceert. Hij is tevens directeur van het instituut voor sociale psychologie van dezelfde universiteit. In 1962 promoveerde hij in de letteren aan de Kioto-universiteit. Sedert 1964 is hij naast zijn andere werkzaamheden directeur van het instituut voor sociaal gedrag. Hij is president van de Japanse vereniging voor sociale psychologie en secretaris-generaal van het Japans psychologisch genootschap. Hij is lid van de Japanse vereniging voor psychiatrie en neurologie. In het Engels zijn onder meer van hem verschencn: The Postwar Social Psychology of the Japanese People, Human Relations in Japanese Society, On the system of Social Behavior, The Present Status of Industrial Psychology in Japan, Social Psychology of Modernization in Japan en Psychology of the Japanese People. Hoe gaan de traditionele Japanse waarden samen met de moderne democratische opvattingen? Botsen zij met elkaar? Of zijn de Japanners meesters in het tot stand brengen van de symbiose? Ik geloof niet dat Japan gedemocratiseerd kan worden zolang wij het keizerschap niet zullen hebben afgeschaft.
U bedoelt de overblijfselen van het feodale tijdperk? De Japanse heersende klasse maakt namelijk nog steeds gebruik van het keizerschap dat de werkelijke democratisering van het Japanse volk in de weg staat. Op het ogenblik wordt geprobeerd het keizerschap te democratiseren. Volgens sommigen heeft het ook in onze massasamenleving nog steeds een soort massabasis. Het is daarom voor het grote Japanse publiek uiterst moeilijk om het keizerlijk systeem af te schaffen, omdat het diep in de Japanse geest verankerd ligt. Toen de oorlog uitbrak, woonde ik in de Verenigde Staten. Ik studeerde aan de Cornell-universiteit, en werd daar benaderd door een Amerikaanse regeringsfunctionaris, die in opdracht van Washington trachtte uit te vinden in hoeverre het Japanse volk zich aan het eind van de oorlog tegen een Amerikaanse of geallieerde invasie zou verzetten. Het werd als vaststaand aangenomen dat de Japanse keizerverering zeer stevig gefundeerd was. Ik zei naar aanleiding daarvan dat de Japanners, gezien de oorlogstoestand, aan zeer strikte regels gebonden waren en gedwongen werden te keizer te vereren. Maar ik geloofde niet dat het Japanse volk de keizer werkelijk zou missen. Ondanks dat waren de Amerikanen ervan overtuigd dat de Japanners tot de laatste man zouden vechten - | |
[pagina 147]
| |
Om de keizer te verdedigen? Inderdaad, om de keizer te verdedigen. Aan het eind van de oorlog zetten de Amerikaanse strijdkrachten voet aan wal in Japan voordat de Sowjet-troepen daartoe kans hadden gekregen. De reden dat de Verenigde Staten Hiroshima en Nagasaki hebben laten bombarderen is volgens mij, dat zij de oorlog wilden beëindigen voordat de Sowjets Japan zouden kunnen bereiken. Dat is in ieder geval een uiterst plausibele verklaring. Na de capitulatie van Japan ontstond er binnen de Amerikaanse regering grote verdeeldheid over de vraag of de keizer al of niet moest worden afgezet. Tenslotte besloot men de keizer op zijn troon te laten, om zo te voorkomen dat zich na de oorlog een maatschappelijke revolutie zou voltrekken. De Amerikaanse bezettingsautoriteiten slaagden erin het keizerschap te ‘democratiseren’ door de keizer bijvoorbeeld in het publiek te laten verschijnen of door filmpjes over de keizerlijke familie op de televisie te vertonen. Zelfs de ‘liefdesidylle’ van onze kroonprins werd aangegrepen om de keizerlijke familie via een enorme publiciteit een menselijker gezicht te geven. De Amerikanen waren zich in die tijd bewust dat Mao Tse-tung Chiang Kai-shek zou verslaan en dat China een socialistisch land zou worden. Zij wilden Japan daarom als tegenwicht tegen China gebruiken, en besloten in het kader daarvan de keizer op zijn troon te laten. Vele deskundigen op het gebied van de Japanse verhoudingen probeerden de Amerikaanse regering ertoe over te halen het keizerschap af te schaffen, omdat zij van mening waren dat Japan anders onmogelijk gedemocratiseerd zou kunnen worden. Zoals u weet liepen bun pogingen op niets uit. Ik herinner mij dat er in het eerste jaar van de oorlog in Ithaca, in de staat New-York, waar ik studeerde, affiches in de straten hingen met drie portretten: Hirohito, Hitler en Mussolini. Over alle drie de gezichten was een rood kruis getrokken en eronder stond: ‘Hang ze op: Hitler, Mussolini, Hirohito’. Ik zal het nooit vergeten. Het rode kruis over het gezicht van Hirohito.
En nu wil men, dat hij de Verenigde Staten bezoekt. Het staat wel vast dat het Japanse volk nooit beseft heeft dat de keizer een oorlogsmisdadiger was, misschien wel oorlogsmisdadiger nummer éen. Dat geloof ik tenminste. Zij denken nog steeds dat de keizer niet voor de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk was.
Toen Hirohito een paar jaar geleden naar Holland kwam, werd er in de pers geschreven dat hij geprobeerd zou hebben de oorlog sneller te beeindigen. Hij was opperbevelhebber. Ik geloof niet dat hij werkelijk geprobeerd heeft oorlog te voorkomen. Maar zelfs tegenwoordig nog wordt alle informatie over de keizer gecensureerd, zodat niemand in Japan hier werkelijk iets over weet. We kunnen er alleen maar naar raden. Maar volgens het gedetail- | |
[pagina 148]
| |
leerde onderzoek dat David Bergamini voor zijn boek Japan's Imperial Conspiracy (1971) verricht heeft naar de activiteiten van de keizer tijdens de oorlog, was de keizer actief bij de voorbereiding en de oorlogvoering betrokken. Bergamini's boek werd in 1973 in het Japans vertaald, maar ondanks het controversiële karakter ervan wordt er maar weinig aandacht aan besteed. Dat is misschien wel een nieuw bewijs van het feit dat kritiek op de keizerlijke familie door het grote publiek nog steeds als taboe wordt beschouwd.
En Japan zal nooit werkelijk gedemocratiseerd kunnen worden, zolang deze feodale overblijfselen blijven voortbestaan? Volgens mij niet. De invloed van de keizer of tenminste van het keizerschap neemt zelfs nog toe. Ondanks de zogenaamde democratisering van de keizerlijke familie en het keizerschap wordt de sociale controle steeds hechter. De Japanse heersende klasse is vastbesloten om de keizer tot aan de jongste dag in het zadel te houden.
Hoe beïnvloedt het najagen van materiële waarden, dat in de Verenigde Staten en Europa zo duidelijk aan het licht treedt, de jongere generatie in Japan? Heeft u bijvoorbeeld de huidige jeans-rage opgemerkt? De Europese en Amerikaanse leefwijze schijnt een fascinerende werking op de Japanse jeugd uit te oefenen. Maar het blijft ondanks dat een volstrekt oppervlakkige imitatie. Lang haar, superstars, enzovoort, zijn bijvoorbeeld in de Verenigde Staten symbolen van indirect verzet en protest tegen het militarisme van Nixon en zijn medestanders.
We mogen gerust zeggen: het misdadige militarisme van Nixon. Voor mij is hij in onze epoque oorlogsmisdadiger nummer éen. Ja, inderdaad. Lang haar is een protest tegen de kortgeknipte koppen van de soldaten; de blinkende voorwerpen die de Amerikaanse jongeren dragen een protest tegen de grauwheid van het militaire uniform. Wat de Amerikaanse jongeren betreft, zijn dergelijke protesten volledig begrijpelijk. De Japanse jeugd is echter alleen maar gevoelig voor de uiterlijkheden van deze Amerikaanse leefwijze. In politiek opzicht zijn zij totaal onverschillig en apathisch.
Waarom stellen zij het systeem niet ter discussie? Waarom onderzoeken zij niet hoe het functioneert? Zij staan of zeer pessimistisch of tamelijk onverschillig tegenover het politieke toneel, omdat zij weten dat de Japanse politiek volledig door het establishment, de heersende klasse, beheerst wordt. Bovendien zijn zij niet erg goed op de hoogte van de politieke situatie in Japan, omdat de pers en de massamedia aan strenge beperkingen onderhevig zijn. Onze studentenbeweging werd door de regering en de universiteiten de kop ingedrukt. Als gevolg daarvan zijn alleen de ‘nieuw-links’-studenten nog actief, maar zij zijn in onderlinge partijstrijd verwikkeld. Gema- | |
[pagina 149]
| |
tigde en wat minder hevig gemotiveerde studenten zijn lid van de communistische partij of van andere politieke organisaties, en staan veel minder fel tegenover de universiteitsbesturen.
Is er een undergroundpers? Voor zover ik weet is er alleen een klein blaadje dat gepubliceerd wordt door een anonieme inwoner van Nagoja, die het keizerschap bekritiseert. Daarnaast is er nog een aantal boeken waarin de keizer van oorlogsmidaden beschuldigd wordt. Een daarvan werd geschreven door een vroegere Japanse soldaat. Hij heeft bovendien een keer geprobeerd de keizer neer te schieten?
Probeerde hij werkelijk Hirohito neer te schieten? Niet met een echte revolver, met een speelgoedpistooltje. Het was een soort satirische daad, een grap, omdat hij de keizer niet waard vond om neer te schieten. Er is overigens wel eens op Hirohito geschoten, in 1924, toen hij nog kroonprins was. De kogel miste echter en de dader, een communist, werd tot de dood door de strop veroordeeld.
Maar hoe komt het dat de jongeren zich zo weinig bewust zijn van wat zich om hen heen afspeelt, niet alleen in Japan, maar ook daarbuiten, bijvoorbeeld in China of West-Europa? Waarom staan zij zo pessimistisch tegenover eventuele veranderingen in het systeem? Is het feodale gezag dan zo hecht verankerd? Het huidige gezag in Japan, de oude heersende klasse, boet uiteraard wel aan macht in. Maar dit is een uiterst langzaam proces. Japanse jongeren wantrouwen de oudere generaties. Er heerst veel corruptie in de politieke partijen. Vele Japanse jongeren zeggen dat oudere mensen niet te vertrouwen zijn. Maar ondanks dat komen zij niet in actie. Zij kunnen blijkbaar geen belangstelling opbrengen voor de situatie in Japan. Daarom zoeken zij naar ontsnappingsmogelijkhede, zoals muziek, seks of drugs. Japan is geen vrije samenleving. De politie is uiterst streng. Ik doceer aan de universiteit. Op alle universiteiten, ook op die waaraan ik les geef, zijn er kleine groepen studenten die in politiek opzicht zeer actief zijn. Vooral de communistische partij slaagt erin om jongeren te organiseren, en neemt dan ook zeer in omvang toe.
Toen ik in 1970 in Japan was, maakte ik een demonstratie van jongeren mee, gericht tegen het zogenaamde Amerikaanse veiligheidsverdrag. Zij liepen schreeuwend en zwaaiend met vlaggen door de hoofdstraten van Tokio, maar tot mijn grote verbazing hielden zij halt toen het verkeerslicht op rood sprong. In Europa zouden zij eerder de verkeerslichten uit de grond hebben gerukt! Dat hangt er volgens mij ook vanaf tot welke groepering deze jongeren behoorden. De jeugdbeweging die door de communistische partij geleid wordt, doet alles om de orde zoveel mogelijk te bewaren. Hun demonstraties verlopen dan ook altijd uiterst gedisciplineerd. Dit is een | |
[pagina 150]
| |
van de redenen waarom de nieuw-linkse studenten zo kritisch tegenover de communistische partij staan. Zij zijn namelijk totaal anders, zij wijzen alles af. Maar zij zijn sterk in de minderheid. Sommige nieuw-linkse studenten maken deel uit van het ‘Rode leger’, dat verscheidene malen bij activiteiten van Arabische guerrilla's betrokken was, zoals bij het incident op het vliegveld van Tel Aviv of een aantal vliegtuigkapingen. Zij willen hun activiteiten blijkbaar niet tot Japan beperken, en proberen zich daarom aan te sluiten bij de ‘verenigde revolutionaire beweging’ overal ter wereld. Een van de bekendste Rode-legerleiders, Fusaka Shigenobu, een vroegere studente, woont bijvoorbeeld ergens in Europa, en naar men zegt is zij bij dit soort internationale activiteiten betrokken.
Zou men volgens u in Japan kunnen spreken van een totale confrontatie van de generaties? U bedoelt tussen ouderen en de moderne jongeren?
Ja, een echte botsing. Tot op zekere hoogte is er inderdaad van een botsing sprake, maar afgezien van het radicaalste deel van onze jeugd, beperkt deze zich tot maatschappelijk en cultureel gebied, en ligt niet op politiek terrein. De jongeren zijn bijvoorbeeld zeer idealistisch wat moderne muziek betreft. De oudere generaties in het gezin, de vaders en moeders, kunnen dit eenvoudigweg niet begrijpen en verdragen niet dat hun kinderen zich overgeven aan dit moderne lawaai, zoals zij het noemen. Maar de kinderen trekken zich niets van de protesten van hun ouders aan.
Dat lijkt een nieuw verschijnsel in de Japanse gezinsverhoudingen. Dat is het vergeleken met de vooroorlogse periode ook inderdaad. Het is een confrontatie op cultureel gebied. De oudere generatie klaagt voortdurend over de manieren en de leefwijze van de jongeren. Maar dat is geen specifiek Japanse situatie. Dit verschijnsel kun je overal ter wereld aantreffen, zelfs al in de oudheid: Sokrates klaagde al over de Griekse jeugd van zijn tijd. De kinderen vinden dat hun vader zijn gezin niet kan of wil opvoeden. Vele jongeren klagen erover dat hun vader ze geen standje geeft of geen aanmerkingen op ze maakt. Ze willen eigenlijk graag door hun ouders geleid worden. En de belangrijkste oorzaak voor de huidige generatiekloof in Japan is volgens mij, dat de oudere generaties dit nalaten. Bovendien geven zij met hun gedrag een voorbeeld van zeer twijfelachtig allooi, zoals omkoping, belastingontduiking, prijsverhogingen ‘omdat ze het allemaal doen’, of de onlangs in het leven geroepen zogenaamde oliecrisis.
Hoe staat het met de eeuwenoude opvattingen van de Japanse traditie en cultuur of met de appreciatie voor de natuur? Japanners hebben de naam de natuur lief te hebben en te vereren. Ik ben er echter van overtuigd dat de natuur ze absoluut niets kan schelen. Het Japanse milieu is op alle mogelijke manieren vervuild. Dat is dus | |
[pagina 151]
| |
op het eerste gezicht een paradox, die volgens mij voortkomt uit het onbegrip dat westerlingen of buitenlanders in het algemeen voor de Japanse mentaliteit aan de dag leggen. De boeddhistische leer zegt inderdaad dat wij éen moeten zijn met de natuur of met het universum. Maar waarschijnlijk hebt u al gemerkt dat het Japanse volk zeer onverschillig staat tegenover de boeddhistische leer en ideologie.
Maar volgens officiële cijfers is zeventig procent van de Japanse bevolking traditioneel boeddhistisch. Ja, maar zonder veel geestelijke diepgang en op een zeer formele manier die in wezen vaak helemaal niet boeddhistisch is. Japanners zijn verzot op allerlei soorten ceremonies, maar deze zijn in feite uiterst oppervlakkig en niet meer dan maatschappelijke tradities. Ik zeg altijd dat Japanners functionalisten zijn. Japanse goden hebben vele verschillende functies, er bestaat een soort arbeidsverdeling tussen onze goden. Elk huis heeft een groot aantal goden. Een god voor de keuken, een god voor het vuur, enzovoort. Zelfs voor huidziekten is er een speciale god, die geacht wordt ze te genezen. Japanners beschikken met andere woorden over allerlei soorten goden, die elk een eigen functie hebben. Wat godsdienst betreft zijn wij uiterst functionalistisch, met veel nadruk op materiële voordelen. Dit is de reden waarom er in Japan zoveel verschillende goden, boeddhistische standbeelden en religieuze instellingen zijn. Bovendien bestaat er nog een soort werkverdeling tussen de drie voornaamste godsdiensten van Japan. De inheemse shinto-godsdienst is verantwoordelijk voor zaken als geboortes, huwelijken en andere ‘rites de passage’, zoals inwijdingsceremonies, terwijl de boeddhistische monniken zich belasten met begrafenissen en alles wat met de dood te maken heeft, zoals de voorouderverering en diensten voor gestorven familieleden. Vele jongeren laten zich echter het liefst in een christelijke kerk trouwen, ook al zijn zij helemaal niet christelijk. Sommigen gaan zelfs naar Europa om in een christelijke kerk te trouwen. Dat is nu zelfs de grote mode.
Uit uw boekGa naar voetnoot1 leidde ik af dat er in Japan vele oude tradities zijn die juist leren dat je geen materiële bezittingen moet achterlaten, dat bezit geen betekenis heeft. Dat is alleen maar schijnbaar een paradox. Wij leggen nog steeds zoveel nadruk op deze kant van de wereld en niet op de andere - en dat is de werkelijke reden waarom wij altijd moeten preken of praten over de andere kant, over de hemel. De oorsprong van deze leer ligt uiteraard bij de heersende klasse, die de Japanse massa's ertoe wilde brengen uiterste soberheid te betrachten. Verkwist je geld niet en dat soort dingen! Maar zoals u in mijn boek hebt kunnen lezen maken de Japanners momenteel een periode van verandering door. Zij proberen tegenwoordig tot op zekere hoogte van hun vrije tijd te genieten, vooral de | |
[pagina 152]
| |
jongere generaties. De jongeren hechten veel waarde aan geld, omdat zij, zoals ze zeggen, zonder geld er geen vriendinnetjes op na kunnen houden en geen Amerikaanse kleren of auto's kunnen kopen. Zij steken niet onder stoelen of banken dat zij geld willen hebben. Zij zijn van mening dat geld ze niet verraden kan. Dat is een belangrijk punt, omdat zij het vertrouwen in de oudere generaties verloren hebben en altijd op zoek zijn naar iets dat wel een stevige basis biedt. En zo zijn zij tot de ontdekking gekomen dat geld hen niet verraadt, omdat geld concrete, praktische waarde heeft.
Het geeft ze een gevoel van macht. Macht, zekerheid en uiteraard materiële voordelen. De jongeren staan daarom heel anders tegenover de zogenaamde geldcultus. Geld is de nieuwe god voor de jongere generaties. En ik kan ze geen ongelijk geven. Maar niet alle Japanse jongeren leggen dezelfde nadruk op geld. Het andere uiterste wordt zoals u weet gevormd door de jonge radicalen. Deze groep gaat van een politieke overtuiging of een ideologie uit, en is zelfs bereid ervoor te sterven. In de Japanse jeugd kunnen zo twee polen onderscheiden worden. De grote meerderheid legt steeds meer nadruk op hun privé-leven en eigen voordeel. Hun individualisme en egoïsme neemt dan ook voortdurend toe. Dat is ook de reden waarom zij de politieke situatie eenvoudigweg aan hun laars lappen. Zij zien absoluut niet in wat voor zin het zou hebben om zich ermee te bemoeien. Geld is belangrijker dan welke ideologie ook. Tot de onlangs ingetreden oliecrisis, ging onze snelle economische groei vergezeld van de leus: ‘Geld uitgeven is goed’. Dit was een opvatting die ongetwijfeld bij een zeer groot deel van de bevolking, jong zowel als oud, zeer aansloeg. Maar sinds de ‘crisis’ propageert de Japanse regering een nieuw motto, namelijk: ‘Zuinigheid is goed’. De jongere generaties schijnen daar echter geen gehoor aan te willen geven, omdat zij ervan overtuigd zijn dat deze zogenaamde crisis voornamelijk veroorzaakt wordt door de manipulaties van de multinationale ondernemingen. In Japan is er met andere woorden niet alleen van een confrontatie tussen twee generaties sprake, maar ook van een strijd binnen de jongere generatie zelf.
- tussen de kleine radicaal georiënteerde politieke groeperingen en de grote onverschillige meerderheid? Inderdaad. Volgens mij is de generatiekloof geen ernstig verschijnsel, omdat er in de geschiedenis altijd generatieconflicten geweest zijn. Nee, veel tragischer is de strijd tussen de jongeren onderling. De jonge radicalen proberen elkaar af te maken.
Bedoelt u dat letterlijk? Inderdaad, letterlijk, zij gebruiken lichamelijk geweld.
Ik vroeg professor Skinner wat hij dacht van Mao Tse-tung's methode om de Chinese jongeren politiek en maatschappelijk te organiseren. Hij | |
[pagina 153]
| |
antwoordde dat dit misschien wel het meest revolutionaire experiment uit de menselijke geschiedenis was. Wat vindt u van de jongere generaties in China die op enorme schaal bereid zijn om deze nieuwe vorm van maatschappelijk bewustzijn te aanvaarden, en dat terwijl een buurland als Japan bijna volledig materieel georiënteerd is? In 1952 bracht ik als eerste Japanse wetenschapsman een bezoek aan China. Toentertijd werd ik onmiddellijk door de regering veroordeeld.
U werd uiteraard onmiddellijk voor communist versleten. De eerste minister, Yoshida, schreef mij zelfs speciaal een brief om mij te berispen. Ik werd echter niet van de universiteit verwijderd. Naar aanleiding van mijn ervaringen schreef ik een boek over China. Ik schreef daarin dat er in China geen vliegen meer waren, dat er niet meer gedronken werd, geen opium meer werd geschoven en geen mahjong meer werd gespeeld. De reactie van het publiek was: wat professor Minami schrijft is praktisch onmogelijk. Voor de vele Japanners die vóor de Tweede Wereldoorlog in China waren geweest, leek het ongelooflijk dat een revolutie een volk zo volledig kon veranderen - niet alleen op materieel gebied, maar vooral in geestelijk opzicht. Volgens mij zijn er twee manieren om een volk te bevrijden: eerst een materiële revolutie en daarna een geestelijke omwenteling, of juist andersom. Daarnaast kun je je nog een derde manier voorstellen, namelijk het geval, waarin de materiële en geestelijke revolutie hand in hand gaan. In de Sowjet-Unie voltrok de materiële revolutie zich in snel tempo, vooral ook omdat zij direct na afloop van de Eerste Wereldoorlog inzette. De geestelijke omwenteling kwam pas veel later, gezien de huidige situatie misschien zelfs wel te laat. Mao Tse-tung zag zich echter gedwongen de reactionairen te bevechten in een lange, moeilijke strijd die zo'n twintig jaar duurde. De Chinese revolutionairen probeerden de massa's gedurende die periode duidelijk te maken waarom zij de reactionaire, nationalistische legers overal in China bestreden. Overal waar zij kwamen, overal waar zij vochten, probeerden zij de massa's en zelfs de gevangengenomen nationalistische soldaten te overtuigen. Op deze wijze trachtten zij de materieel-maatschappelijke revolutie te combineren met een geestelijke omwenteling. Dat is allerminst eenvoudig een kwestie van hersenspoeling. Het is een langdurig, weloverwogen proces van politieke opvoeding. Dat is dan ook de reden waarom Mao's revolutie slaagde. De Chinese massa's werden zich op zeer eenvoudige wijze maatschappelijk bewust. Zij gingen zich fatsoenlijk gedragen en slaagden erin opiumschuiven en ander deviant gedrag af te zweren. Ik geloof dat het ideaal is wanneer de sociaal-politieke revolutie en de geestelijke omwenteling zich gelijktijdig voltrekken. Vele mensen achtten het onmogelijk dat de Chinese massa's binnen zo'n korte periode konden veranderen, maar in werkelijkheid gingen Mao Tse-tung en zijn kameraden zeer geduldig te werk en speelde het proces zich over een groot aantal jaren af. | |
[pagina 154]
| |
Zelfs in 1952 kwam ik al onder de indruk van de omgangsvormen van de Chinezen. Zij hadden geleerd dat zij beleefd en gehoorzaam tegenover de oudere generatie moesten zijn. Mao Tse-tung had de jongeren namelijk altijd op het hart gedrukt dat zij met name op politiek en ideologisch gebied volledig het recht hadden om met hun vaders en met andere mensen in het algemeen van mening te verschillen, maar dat zij menselijk gezien respect moesten hebben voor de ervaring van de oudere generaties. Ervaring is niet iets dat je in korte tijd aanleert. Oudere mensen mochten in politiek en ideologisch gebied dan maar al te vaak reactionaire opvattingen huldigen en zich koppig tegen het nieuwe systeem verzetten, maar dat nam niet weg dat zij op velerlei gebied over ervaringen beschikten waarvan de jongere generatie nog enorm veel kon leren. Dat is de reden waarom de Chinese jongeren zo gehoorzaam zijn - niet blindeling gehoorzaam, maar zij gedragen zich bescheiden en zijn bereid naar de oudere generatie te luisteren.
De Japanse psychiater Takeo DoiGa naar voetnoot1 benadert cultuur en milieu vanuit het gezichtspunt van de individuele psychiatrie. Gelooft u dat Mao's revolutionaire methode kan worden teruggevoerd tot een fundamentele aanpak, die erop gericht is het individu bewust te maken van de redenen waarom er revolutie moest zijn? Zoals ik al eerder zei, heeft Mao's revolutionaire leger een langdurige strijd gevoerd die zich overal over China uitstrekte. De voorschriften wat het contact met de boerenbevolking in de frontlinie betreft, waren gedurende die periode uiterst strikt, terwijl de discipline eveneens uitstekend was. De indruk die Mao's troepen maakten was daarom vergeleken met de corrupte nationalistische militairen van Chiang Kaishek's Kvomintang, zonder meer voortreffelijk. Al in zijn geschriften uit de jaren twintig wees Mao Tse-tung erop dat de vrouwenemancipatie, de bevrijding van godsdienst en bijgeloof en het uitbannen van opiumschuiven en gokken alleen onder de dictatuur van het proletariaat verwezenlijkt konden worden. De politieke revolutie diende volgens hem dan ook voorrang te hebben op de geestelijke omwenteling. Desondanks probeerde hij de twee vormen van revolutie zoveel mogelijk parallel te laten lopen, zelfs tijdens de burgeroorlog. Hij stimuleerde bijvoorbeeld een nieuwe richting in het toneelwezen en toonde ook zeer veel belangstelling voor literaire activiteiten. De grote Culturele Revolutie is een revolutionaire beweging die zowel op politiek-economisch als op geestelijk gebied ligt, en het woord ‘cultureel’ is een term die alle aspecten van leven geacht wordt te omvatten. Zo wordt bijvoorbeeld nu in 1974 de erfenis van Confucius als reactionaire ideologie in militaire, agrarische, industriële en regeringskringen intensief besproken, en men beschouwt het algemeen als het centrale probleem dat het leven en denken van elke Chinees beïnvloedt. | |
[pagina 155]
| |
Maar wat heeft dit allemaal voor consequenties voor de huidige onrust onder de Japanse jeugd? De Japanners hebben niet zoals Mao twintig jaar om hun land te veranderen. China is in dit opzicht met haar achthonderd miljoen mensen Japan ver vooruit. Hoe kan uw land deze achterstand in de komende jaren inhalen? Zoals u weet bestaat er een uitgebreid cultureel uitwisselingsprogramma tussen Chinese en Japanse jongeren, sinds onze regering besloten heeft Japanse jongeren gelegenheid te geven China te bezoeken -
Maar pas nadat Nixon in Peking was geweest, zodat je wel kunt zien wie de lakens uitdeelt. Inderdaad, Hirohito en onze heersende klasse beschikken in feite over geen enkele macht.
In laatste instantie voeren zij alleen maar de bevelen van Washington uit. Precies. Zij luisteren altijd eerst naar wat de Amerikanen zeggen en kunnen geen besluiten nemen zonder dat zij eerst naar Washington gegaan zijn om orders van Nixon te ontvangen. In feite oefenen zij dan ook geen enkele macht uit. Uiteraard hebben zij wel iets over het Japanse volk te zeggen, maar de basis voor hun gezag ligt in de Verenigde Staten.
Maar zal dat op de lange duur niet met de belangen van Peking botsen? Als de Amerikaanse regering haar beleid ten aanzien van China wijzigt, zal de Japanse heersende klasse zich daarbij aansluiten. Ik ben niet zo optimistisch over de toekomst. Denkt u bijvoorbeeld maar eens aan de gebeurtenissen in Korea. Ook in dat geval staat de Japanse regering machteloos zolang zij geen bevelen van Washington of misschien zelfs wel van de c.i.a. heeft ontvangen. Zeker weet ik dat natuurlijk niet, maar het lijkt mij wel hoogstwaarschijnlijk dat het zo gaat. Ik geloof daarom dan ook dat het nog lang zal duren voordat wij hier in Japan een socialistische natie hebben opgebouwd. Volgend jaar - in 1974 - vinden er verkiezingen voor het Hogerhuis plaats. Dat zou een keerpunt kunnen worden, omdat de huidige regeringspartij gevaar loopt haar meerderheid te verliezen. Dat zou een van de belangrijkste mijlpalen in de moderne politieke geschiedenis van Japan kunnen worden.Ga naar voetnoot1
Zou Japan in dat geval een realistischer koers inslaan? Ja, als de socialisten, de communisten en een aantal andere partijen tot overeenstemming kwamen en een meerderheid behaalden, zou dat misschien mogelijk zijn. Maar echt zeker ben ik er niet van. Ik geloof in ieder geval dat wij nog veel geduld zullen moeten hebben. Ik wil denk | |
[pagina 156]
| |
ik zo'n tachtig jaar oud worden, en pas daarom zo goed mogelijk op mijn gezondheid.
U bent pessimistisch over de toekomst, maar u wilt desondanks tachtig worden. Met andere woorden: u wilt de ondergang van de wereld meemaken. Ik blijf inderdaad nieuwsgierig naar alles wat er met de mensheid gebeurt. |
|