| |
| |
| |
Nawoord
Zoals ook bij het afnemen van interviews ben ik van mening, dat bij het samenstellen van een boek als dit eigen opinies zoveel mogelijk dienen te worden vermeden. De critici hebben hier echter bezwaar bij aangetekend. Men schreef bij de twee delen gesprekken over Grenzen aan de groei in 1973 en 1974 eveneens bij Bruna verschenen, een nawoord te hebben gemist. Blijkbaar wordt enige waarde gehecht aan sommige indrukken of conclusies van de auteur zelf. Deze keer wil ik dus enige kanttekeningen plaatsen.
Het was allereerst opmerkelijk om te constateren hoe bitter weinig de geïnterviewden de problemen van de jeugd in de discussie over de Europese problematiek betrokken. Laat staan, dat men in de verste verte voldoende het oor te luisteren zou leggen bij wat de jongeren in Europa beroert. Tijdens mijn reizen voor deze interviews is mij dan ook voortdurend gebleken - ook in Oost-Europa - dat jonge mensen de heren die in 1975 in Helsinki bijeen waren om over hun toekomst te spreken, niet alleen als weinig representatief, maar ook met achterdocht, soms met minachting bezagen.
Belangwekkend is, dat Roemenië zou overwegen, mede om aan deze twijfels bij de jeugd tegemoet te komen, om in 1977 in Boekarest een pan-Europese studentenconferentie bijeen te roepen. Organisaties uit 33 Europese landen, plus de Verenigde Staten en Canada, zouden gezamenlijk een manifest op moeten stellen om de meningen en wensen ten aanzien van de toekomst van Europa vast te leggen. Bij het ter perse gaan van dit boek zal ik voor Aktua van de tros een gesprek met president Nicolae Ceausescu hebben en deze kwestie in mijn vraagstelling opnemen.
De eerste opmerking betreft dan ook het feit, dat de jeugd bij de lotsbepaling voor Europa voor het jaar 2000 en daarna er nog altijd niet of anders nauwelijks aan te pas komt. Niet in Moskou. Niet in Brussel. Nergens. Mijns inziens zou deze situatie gecorrigeerd dienen te worden en zou men bij de discussies veel en veel meer jonge mensen moeten betrekken. Het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd tot 18 jaar alléen biedt nauwelijks een antwoord.
Een tweede observatie moet zijn, dat weinig geïnterviewden - meestal zelf in de vijftig of zestig - zich intensief bleken bezig te houden met de problemen van de komende eeuw. Vele persoonlijkheden aan of in de onmiddellijke nabijheid van de Europese top bleken dermate in beslag genomen door actuele en dringende vraagstukken, dat er blijkbaar geen tijd overschoot om zich in de toekomstmodellen - zoals bij herhaling ook door de Club van Rome gepresenteerd - te verdiepen. Men komt er eenvoudig niet aan toe. Om van de politici niet te spreken, die nolens volens met de volgende verkiezing bezig zijn.
| |
| |
Een derde punt is voor mij de totale afwezigheid van begrip voor onze positie in deze wereld met een ‘bird's eye’ bezien. Europa is niet meer dan een deel van een gigantisch continent, dat begint bij Portugal en eindigt bij het schiereiland Kamchatka aan de zee van Ochotsk ten noorden van Japan.
Het dagelijkse weerkaartje van het nos-journaal vanuit een kunstmaan gepresenteerd, zou wellicht kunnen gaan bijdragen tot een realistischer besef van wie we zijn, wat we zijn en waar we zijn, in relatie tot de planeet. Een dagelijkse herhaling van deze nieuwe werkelijkheid via het elektronisch medium naar de huiskamers zou ons brein, ons denken en ons gedrag op den duur misschien toch gunstig kunnen gaan beïnvloeden om voor goed af te kunnen stappen van het eens glorieuze Europese verleden en de mythologie van zelfoverschatting en verwelkte machtsinvloed. In 1976 zijn wij duidelijk niet anders meer, dan een opeengedreven welvaartskudde op een smalle landtong aan de uiterste rand van de grootste kluit aarde. Europa heeft immers al lang opgehouden het driftige zenuwcentrum van de wereld te zijn.
Inderdaad bevoeren de kustbewoners van West-Europa eeuwenlang de oceanen van de wereld. Zij stichtten uitgestrekte overzeese rijken. Zij bereikten dikwijls ongekende voorspoed en rijkdom ten koste van weerloze of technisch achtergebleven volkeren. In Hongarije wordt men er als Nederlander dan ook aan herinnerd, dat de achterstand in welvaart in delen van Oost-Europa (onder de nietzeevaarders) deels gezocht moet worden in het achterwege blijven van het voormalige bezit van koloniën.
Kanttekening drie betreft dus de valse voorstelling van onze Europese belangrijkheid in een wereld van ná 1945, waarbij de explosie van nationalisme en de restauratie van de menselijke waardigheid in de zogenaamde Derde Wereld een geheel nieuw perspectief zou gaan verlenen aan de lilliputterige plek op aarde die wij Europeanen bewonen. Door onszelf in vogelvlucht te bezien zouden wij misschien iets kunnen gaan verliezen van de vastgeroeste Europa-centrische levensbeschouwing, als zou de wereld nog altijd om Londen, Wenen of Parijs zijn blijven draaien.
Een vierde opmerking geldt de geografische plaatsbepaling van waar Europa ligt, tot hoever het wel reikt. Onze klein-Hollandse media zullen in 1976 gemoedereerd blijven melden: ‘Europa telt thans 257 758 000 zielen.’ Dit is natuurlijk onzin. Wat misschien wordt bedoeld is, dat de Negen van Brussel nu 257 758 000 inwoners hebben. Maar zijn de Negen Europa? Europa is waarlijk meer dan de eeg-landen alléen! Het was de Franse tankgeneraal, Charles de Gaulle, die sprak van éen Europa, van Lissabon tot de Oeral. Hier ligt de historische, culturele en geografische verbondenheid van Europa, zoals
| |
| |
bij de Conferentie van Helsinki andermaal werd bevestigd. Spartak Beglov (pagina 73) herinnerde mij aan De Gaulles bezoek aan het Kremlin in 1966, waarbij in principe eenstemmigheid werd bereikt over de moderne pan-Europese opvatting, thans dan bekrachtigd in de zogenaamde Akkoorden van Helsinki. Zelf deel ik volkomen de uitspraak van Jean Schwoebel, de diplomatieke correspondent van Le Monde (pagina 51), dat de grondbeginselen op 1 augustus 1975 in Helsinki overeengekomen betreffende een toekomstig Europa het enige alternatief bieden voor de overlevingskansen van deze uithoek van het Euro-Aziatische continent. Om die reden ook bezocht ik de gastheer van die historische bijeenkomst, president Urho K. Kekkonen, en heb gemeend hem de ereplaats in deze serie gesprekken te moeten geven. Kekkonen is een belangrijk Europees staatsman in onze tijd. Men zou veel meer naar hem moeten luisteren dan wordt gedaan gezien zijn rijke en zeer langdurige ervaring in het bouwen van constructieve contacten met de Sovjet-Unie. Paasiviki en Kekkonen wisten een belangrijke mate van vertrouwen met het Kremlin te vestigen. Wanneer de staatshoofden van West-Europa bijeen zijn zouden zij Kekkonen in hun midden moeten nemen om te leren van de ervaring van de Finnen met de Sovjet-Unie. Misschien zal er dan ook minder smalend worden gesproken over die zogenaamde finlandisatie van Europa, waar men in het westen zo bevreesd voor schijnt te zijn en weinig van begrijpt.
In aansluiting op de vertroebelde wijze waarop het begrip ‘Europa’ hier wordt gehanteerd - in Moskou zal men dan ook over klein-Europa spreken wanneer het over ons in het westen gaat (zie Yuri Zukov, pagina 152) - is een vijfde kanttekening op zijn plaats betreffende de in hoge mate vervuilde aanduiding van de Sovjet-Unie. Waarom zou het zijn, dat wanneer men nummer 451300 in Den Haag draait de receptionist antwoordt: ‘U spreekt met de Sovjet-ambassade?’ De 253 miljoen inwoners van de Sovjet-Unie bestaan slechts voor ongeveer de helft uit Russen. De andere bewoners van dit grootste land ter wereld vertegenwoordigen een grote variëteit van volkeren. Daarom is het ter zake doende niet meer over Rusland of Russen maar de Sovjet-Unie en Sovjets te spreken. Ook in dit opzicht schijnt men nog nauwelijks ontwaakt in de westerse wereld. Zelfs de nomenclatuur die wordt gebruikt is onjuist. België bestaat uit Walen en Vlamingen. Waarom spreken wij over Belgen?
Hoeveel jaren zijn er niet voorbij gegaan voor de westerse wereld leerde spreken over de Volks Republiek China? Pas nadat Richard Nixon in 1972 naar Peking was gereisd lieten westerse media en persbureaus geleidelijk aan de term ‘rood’ China vallen. Daarentegen wordt nog steeds gesproken over het ‘rode’ vliegkampschip, de Kiev. In Montreal nemen ‘rode’ atleten deel aan de Olympische spelen. In
| |
| |
Zuidoost-Azië opereerde de ‘rode’ Vietcong, en waren huurlingen van Amerika en de cia een decennium lang de helden en vrijheidsstrijders. Tot ook dáar de geschiedenis het misbruik en de vervalsing der feiten corrigeerde. Omgekeerd worden burgerlijke en kapitalistische persoonlijkheden als bankier David Rockefeller of mijnheer Joop den Uyl uiteraard van ‘passende adjectieven’ voorzien in de socialistische pers. Dit soort etikettering dient voornamelijk om de koude oorlog stereotypen bij de zich van geen kwaad bewuste publieke opinie overeind te houden. Maar dit soort geschrijf is in flagrante strijd met de letter en de geest van Helsinki. Soms vraag ik mij af, en dit mag een zesde opmerking zijn, of het niet mogelijk ware tot de oprichting te komen van een Europees persbureau. Hierin zouden dan ‘rode’ en ‘witte’ of ‘linkse’ en ‘rechtse’ journalisten moeten samen werken. Is het een utopie, dat redacteuren van Tass, Reuter, afp, dpa, Tanjug, Belga, anp etcetera eens een voor alle partijen aanvaardbare, niet-vervuilde taal zouden vinden om het nieuws aan alle Europeanen gezamenlijk te presenteren?
Détente - in het Russisch razryadka naprya z-hennosti - is eveneens een veel misbruikt woord, dat in verschillende delen van de wereld een andere betekenis ontvangt. Gerald Ford stopte het voor de duur van de verkiezingscampagne in 1976 voorlopig in de ijskast, om de rabiaat antirode voormalige filmster Ronald Reagan niet nodeloos in de kaart te spelen. Ook Henry Kissinger zwakte de inhoud af door te spreken over de politiek, ‘die bekendheid verkreeg onder de naam détente’. Ongetwijfeld zal de ontspanningspolitiek in de toekomst toch een rol van doorslaggevende betekenis in het wereldgebeuren blijven spelen. In Oost-Europa zet men op vele niveaus alle zeilen in deze richting bij. Nog onlangs werd mij in Boedapest verzocht van de zijde der georganiseerde journalisten dáar om aan de nvj over te brengen, dat men een symposium wenste te organiseren tussen Hongaarse en Nederlandse schrijvers.
De invloed welke de media - en vooral de televisie - zouden kunnen hebben worden mijns inziens nog altijd schromelijk onderschat. Kanttekening nummer zeven. In de Verenigde Staten wijzen publieke opinieonderzoeken uit, dat eenenzeventig procent van de burgers het beleid van ontspanning onderschrijft en juist acht. Dit betekent dus, dat de Amerikaanse media gezamenlijk erin zijn geslaagd de voor Amerika en de Sovjet-Unie acceptabele verhoudingen voor de komende decennia der twintigste eeuw over een breed front ingang te doen vinden. Ik betwijfel of het in West-Europa is gelukt een even betekenisvolle vooruitgang in dit opzicht te boeken. De indruk bestaat, dat de geobsedeerde antirode stoorzenders vooralsnog in vele sectoren de overhand hebben. Zij worden hierin door een aantal gezaghebbende politici en
| |
| |
journalisten effectief gesteund.
Een parlementaire delegatie, die tien dagen door de Sovjet-Unie heeft gereisd en in het vaderland terugkeert heeft niets dan misère te melden. Wanneer het kamerlid A. Ploeg van mening is, dat de menselijke waardigheid in de Sovjet-Unie van geen belang zou zijn (een negatieve mededeling gretig door An Salomonson over de lengte van éen pagina in NRC-Handelsblad opgetekend en verspreid), dan kan ik uit eigen ervaring constateren, dat hier de werkelijke toestand in de Sovjet-Unie onjuist en verdraaid wordt weergegeven. Ik heb zelf ook door de Sovjet-Unie gereisd, niet tien dagen maar 150 dagen, en ik ben tot geheel andere conclusies gekomen dan de meeste ééndagsvliegen, die menen voor koningin en vaderland een partijtje in de discussie te moeten meeblazen. Mijn reisindrukken liggen vast in USSR: 1976-1990, (In den Toren, Baarn, 1976.) Wanneer men namelijk tienduizend kilometer door de Sovjet-Unie reist om uitsluitend schokkende en zeer afkeurende ervaringen op te doen, zelfs al is men dan parlementariër, dan verlaagt men zich zonder meer tot een betreurenswaardige misleiding van de burger en toehoorder. In de Verenigde Staten waar de media over de hele linie een veel positievere houding vis à vis Oost-Europa aannemen zijn de resultaten er dan ook naar.
Opmerking acht. De Akkoorden van Helsinki werden door de van boven geleide Sovjet-pers, zoals Yuri Zukov benadrukte (pagina 152) via Pravda en Izvestia in meer dan twintig miljoen exemplaren onder het publiek verspreid. De grootste Sovjet-dagbladen drukten de tekst namelijk integraal over tientallen pagina's af. Dit in schrille tegenstelling tot het vrije leiderschap van Westeuropese hoofdredacties, die weinig of geen aandacht aan de feitelijke tekst besteedden.
Bob Groen memoreerde in De Volkskrant, dat de hoofd-redacteur van Neues Deutschland (DDR) op een conferentie in Polen terecht had opgemerkt, dat bijvoorbeeld de Frankfurter Algemeine in de periode van de pan-Europese conferentie in de Finse hoofdstad wel ruimte had gevonden om een tiental pagina's tekst van de memoires van ex-Nazi minister Albert Speer de lezers te presenteren, terwijl de inhoud van de Akkoorden van Helsinki in dit blad nauwelijks ter sprake was gekomen.
Hier wil ik als aantekening nummer negen onmiddellijk op laten volgen, dat ik betwijfel of de hoofdredacteur van Neues Deutschland even snel zou zijn geweest wanneer men hem een vraag had gesteld naar de huidige stand rond de vervloekte Berlijnse muur. Begin augustus 1976, dus éen jaar ná de Europese vredesconferentie van Helsinki, werd nog eens een man bij de muur vermoord, ditmaal een Italiaanse vrachtwagenchauffeur, die zelf lid was van de communistische partij. Dat Erich Honecker de Akkoorden van Helsinki heeft getekend en tegelijkertijd die walgelijke muur kan laten staan behoort tot
| |
| |
de beschamende absurditeiten van het moderne Europa. Niemand hier schijnt zich bovendien af te vragen hoe de rest van de wereld over deze in wezen onvolwassen en misdadige Europese aberratie moet denken.
In de informatieindustrie - opmerking nummer tien - heeft men bovendien te maken met de nog altijd tekortschietende voorbereiding en opleiding van hen, die dit gevaarlijke vak beoefenen. Televisie beschouwt de neuro-fysioloog, professor José M.R. Delgado van de universiteit Autonoma in Madrid zelfs gevaarlijker dan de H-bom. De dagelijkse stroom van informatie dringt langs akoestische en optische wegen tot de hersenen door. Volgens het jongste neuro-fysiologische onderzoek ondergaan ervaringen, ideeën en informatie via het zenuwstelsel een transformatie, die wijzigingen aanbrengt in de stereo-chemische structuur der neuronen, zodat geheel nieuwe referentiekaders in de hersenen ontstaan, zonder dat de televisiekijker zich dit in welk opzicht ook bewust is. Pepper, Canon, Starsky en Hutch - om slechts éen aspect van televisie te noemen - wat richten zij in werkelijkheid aan?
De ravages, die de schrijvende pers nog altijd veroorzaakt door de verontrustende onkundigheid der betrokken verslaggevers is al evenzeer onrustbarend. Dikwijls wordt met een ernstig gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel jegens de lezer, het land, of de wereld er op los gehakt, ten eigen bate, ten bate van de kas, en van de sensatie. Wanneer een aankomende verslaggever over het officiële bezoek van Max van der Stoel aan zijn Hongaarse collega, Frigyes Puja, geheel ten onrechte bericht, dat de flinke Max zo boos werd, dat hij op de tafel zou hebben geslagen, dan heeft hij misschien een saillant detail aan zijn weekbladreportage toegevoegd, maar heeft zich terzelfder tijd bezondigd aan het verspreiden van een onwaarheid. Zo'n inlas veroorzaakt bovendien op diplomatiek niveau een stroom van narigheid en complicaties. Het NRC-Handelsblad wist genoemde ontmoeting zelfs in het licht van een milde conflictsituatie te presenteren, dit omdat de betrokken verslaggeefster zich sedert jaren schijnt te beijveren in het opblazen of aanwakkeren van lang verjaarde koude-oorlogsentimenten. In feite zou men geheel andere en ook positieve informatie over de Hongaars-Nederlandse pourparlers van maart 1976 hebben kunnen melden, mits men zich ook tijdig van welingelichte Hongaarse zijde had laten voorlichten. Ik vraag me af, hoe lang men er in West-Europa nog over zal doen om de Amerikanen bij hun snel gewijzigde politieke beleid ten aanzien van Oost-Europa te volgen. Ook in de media. Ook op de televisie. Wie weet bereikt Europa dan ook het percentage van de Verenigde Staten, eenenzeventig procent vóor ontspanning.
Punt elf. André Malraux herinnerde zich, dat toen hij nog een kleine jongen was, de Verenigde Staten in het wereldgebeuren een even on- | |
| |
betekenende rol speelden als het Japan uit die dagen. Ook het oude Rusland stelde niets voor. In 1917, bij het uitbreken van de opstand tegen de heersende klasse, telde dit land 163 miljoen inwoners, van wie 123 miljoen mensen niet konden lezen of schrijven. In 1976 zijn Amerika en de Sovjet-Unie inmiddels de onbetwiste supermachten geworden.
Meer dan ooit is West-Europa op zichzelf aangewezen. Dit is een dwingend aspect van onze situatie, dat nog voor velen onduidelijk is gebleven (ondanks de waarschuwingen van de Club van Rome). Ook al heeft de oliecrisis van 1973 een eerste tip van de sluier opgelicht, de gevaren komen nog altijd te weinig uit de verf in de publiciteitsmedia. Er is in de verste verte nog geen begin gemaakt met het verzetten van de bakens. Er zal eerst nog veel meer ellende moeten komen om de steeds dringender noodzakelijke wijzigingen in ons gedrag, onze leefwijze, onze verhouding tot de andere mensen in de wereld, of in onze wensen en toekomstverwachtingen aan te brengen. Daarbij is van doorslaggevend belang, dat wij in het kleine Europa onze betrekkingen tot de andere helft van het Europese gebiedsdeel op alle niveaus drastisch en ingrijpend herzien. Mede opdat wij hierbij niet nog verder op de Amerikanen of andere landen zullen gaan achterlopen.
Het is mij uit persoonlijke ervaring bekend, dat in 1971 onze nationale gigant in Eindhoven, Philips - dit in tegenstelling overigens tot daf - weigerde professor Jermen M. Gvishiani, vice-voorzitter van de commissie voor wetenschap en techniek van de Sovjet-raad van ministers voor een werkbezoek te ontvangen. Niet alleen is de heer Gvishiani de schoonzoon van premier Aleksei N. Kosygin, maar zijn commissie licht alle buitenlandse contracten door alvorens de premier zijn handtekening plaatst. Ir. Frits Philips verklaarde later simpeltjes in een ncrv-televisieprogramma, dat hij immers ook geen zaken had willen doen met de Nazi's. Maar Philips c.s. loopt de deur plat bij generaal Franco, generaal Pinochet, maarschalk Tito en last but no least, generaal Suharto. Uiteraard wendde de Sovjet-Unie zich tot andere bedrijven en sloot gigantische contracten onder andere met Grundig, ibm en de Japanse Sony. Philips werd het eerst benaderd en verloor haar kansen.
Een ander subliem voorbeeld van hoe Nederland in perfecte samenwerking tussen Max van der Stoel en de Shell de boot miste vond in 1974 Plaats. Toen bezocht Max het Kremlin. Ik was hier bij. Premier Kosygin stelde voor om onderhandelingen te openen over het gezamenlijk naar olie en gas zoeken in de Zwarte Zee, de Kaspische Zee en de Baltische Zee. De minister verwees deze voorstellen tegen de dringende suggestie van Kosygin in toch naar de gemengde Nederland-Sovjetcommissie. Bij thuiskomst in Den Haag lichtte de minister zelfs
| |
| |
de Shell niet in. Thans eten natuurlijk tal van buitenlandse oliemaatschappijen Nederland hierbij de kaas van het brood en sluiten zij contracten voor dit werk die in de miljarden lopen. De vakbonden bij Philips en de Shell zijn in diepe slaap gedompeld, evenals de betrokken politici, waarvan er enkelen aanvankelijk even sputterden, maar sedertdien verder geen vin verroerden. Deze zaken vinden welhaast ongemerkt plaats. Met uitzondering van Han Hansen (Volkskrant) en Igor Cornelissen (Vrij Nederland), die er beiden éenmaal over schreven, is de pers er eveneens doorheen geslapen. En de boer hij ploegde voort! Het totaal verouderde, beschimmelde denken ten aanzien van Oost-Europa blijft degenen die vooralsnog de diensten uitmaken fatale parten spelen.
Ik geloof - observatie nummer twaalf - dat nu pas geleidelijk aan de historische betekenis van het jaar 1945 steeds duidelijker wordt.
In 1945 werden de Verenigde-Naties opgericht. Volk na volk verkondigde de nationale onafhankelijkheid. Vlag na vlag werd gehesen. Men ontdekte landen en namen waarvan men het bestaan nauwelijks kende. Tijdens mijn lezingen in de zeventiger jaren op Amerikaanse universiteiten wisten studenten maar al te dikwijls niet waar Indonesië lag, terwijl men de bevolking bijvoorbeeld schatte à la Costa-Rica op 3 miljoen. (Indonesië is het op vier na grootste land ter wereld met 135 miljoen inwoners.)
In West-Europa sprak Winston Churchill in 1945 over een Verenigd-Europa. Paul van Zeeland richtte de Europese Bond op. Coudenhove-Kalergi propageerde een Verenigde Staten van Europa. Jean Monnet zou de drijfveer worden achter de Europese Kolen- en Staal-Gemeenschap. Er kwam een eeg. Eerst van Zes, later van Negen. Griekenland, Spanje en Portugal staan reeds voorgesorteerd. Nu spreekt men over een Europese Grondwet, rechtstreekse verkiezingen voor een Europees parlement, zelfs een Europees paspoort is in het geding. Niemand schijnt te merken, dat men over een Westeuropese Grondwet, een Westeuropees parlement en een Westeuropees paspoort behoort te spreken! Overigens herinnerde Cees Berkhouwer mij eraan (pagina 109), dat men nu alléen nog hakketakt over de kleur, de kaft en het soort papier, dat voor dit eerste authentieke Westeuropese legitimatiebewijs zal worden gebruikt.
1945 werd een planetair keerpunt in de menselijke geschiedenis. Tussen 1945 en 1975 steeg het aantal volkeren in de uno van 45 tot 145 (en meer.) De aardverschuiving in menselijke betrekkingen, die de tweede wereldoorlog in beweging zette had verstrekkende consequenties voor West-Europa. Misschien bleven vele handelshuizen daterend uit de tijd van de Heren Zeventien, vooralsnog enigszins aangepast aan de nieuwe situatie, bestaan, en ook al bleven banken en multinatio- | |
| |
nals hun florerende zaken meestal voortzetten, de invloed en concurrentie vanuit Wall Street, Moskou, Tokio, Teheran, Rio de Janeiro, ja, zelfs vanuit Abu Dhabi deden West-Europa haar eens onbetwiste wereld-centrische kracht en macht van vóor 1945 voorgoed verliezen.
Een meerderheid van Westeuropeanen - kanttekening dertien - is mijns inziens ondanks de niet meer terug te draaien en gewijzigde wereldverhoudingen de toekomst vanuit een anachronistisch en misplaatst beeld over eigen importantie blijven bezien. Met alle nadelige en vroeg of laat ontgoochelend gevolgen van dien.
Zeker. Men erkent hier, dat de geschiedenis van het moderne China op 1 oktober 1949 begint. Men erkent dat India, Egypte, Algerije, Mexico en andere landen nu eindelijk het recht hebben volmondig mee te spreken en mee te besluiten bij de lotsbepaling voor alle mensen. In 1976 getroost een Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken zich de moeite pendeldiplomatie te bedrijven ten behoeve van vechtende partijen in het Nabije Oosten, of naar hij meedeelt, ten behoeve van de bevrijding van de krottenwijken van Soweto op de zuidelijkste punt van het Afrikaanse continent. Sovjetingenieurs bouwen een staalfabriek in India en een stuwdam aan de Nijl. Ook de jeugd uit het westen vliegt thans uit om de helpende hand te bieden in Bangla-Desh of om bodemonderzoek te verrichten bij de rijstbouw in Namibië. Waar Multatuli dominee Wawelaar liet uitroepen, dat God een God van liefde was, dat Nederlanders de grote wateren bevoeren om beschaving en christendom te brengen aan den verdoolden Javaan, zo keerden de twintigste eeuwse pioniers naar de ontwikkelingslanden terug, niet met Bijbels of bajonetten in de hand, maar met camera's en vakliteratuur. Inmiddels doorbreekt de verdoolde Javaan nu zelf de geluidsbarrière in zijn mig23.
Sedert 1945 werden grenzen opnieuw afgebakend. Gebieden, vele eeuwen grotendeels onbekend gebleven, werden voor het eerst in sociaal-politieke kaart gebracht. Westerse televisieploegen bereisden Mauritius en richtten hun lenzen op de toppen van de Andes. Via de huiskamer kreeg de Westeuropeaan de kans iets te verliezen van zijn vastgeroeste overerfde, zich zelf dikwijls overschattende levensbeschouwing. Men maakte een begin zijn medemensen met andere ogen te zien. Er werd ná de val van Berlijn een kiem geplant tot een nieuwe planetaire solidariteit. Bevolkingsexplosies, afnemende grondstoffenvoorraden, toenemende voedseltekorten, het stijgen van het analfabetisme, groeiende vervuiling van het milieu, onheilspellende ziekten, zelfs de sensaties van de ruimtevaartontdekkingen zouden invloed gaan uitoefenen op een toenemend saamhorigheidsgevoel.
Toch - en dit is observatie nummer veertien - ondanks alle goede bedoelingen en betrekkelijke vooruitgang in bijvoorbeeld de bereidwillig- | |
| |
heid om tot éen procent van het bnp af te staan als ontwikkelingshulp, ondanks het lovende gouden olifantje van Prins Bernhard voor president Julius Nyerere, geloof ik dat veel van de gapende kloof van vóor 1945 tussen de Derde-Wereldlanden en West-Europa is blijven bestaan. Hier verbetering in brengen kan bijvoorbeeld mede tot stand worden gebracht, zoals het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag reeds heeft voorgesteld, door voor alle eeg-landen een gezamenlijk beleid jegens de ontwikkelingslanden uit te stippelen. Helaas zal het nog aanzienlijk veel te vroeg zijn voor het moderne Europa om hierbij niet alleen in termen van de beroemde Negen te denken om dus een werkelijke Europese verstandhouding tot de Derde Wereld uit te dokteren en tot stand te brengen. Men zou natuurlijk een beleid moeten kunnen voeren, dat door Oost- en West-Europa in concordantie jegens de materieel arme landen zou worden vastgesteld.
De voorlaatste opmerking geldt het ‘verdachte’ Nederlande Comité voor Europese Veiligheid en Samenwerking (secretariaat: Groetstraat 209, Amsterdam-Nieuwendam). Enkele ontmoetingen onder auspiciën van deze organisatie, zoals met delegaties uit de Sovjet-Unie en de ddr, heb ik bijgewoond. Met droefheid constateert men dan, dat er nagenoeg geen belangstelling bestaat voor gesprekken met gezaghebbende afgevaardigden uit Oost-Europa. Niet in de politiek. Niet bij de pers. Zeker, een handje vol kamerleden veinst belangstelling en komt opdagen. Anderen zeggen de bijeenkomsten af. Onder hen die wel verschijnen zijn meestal de figuren, die de problematiek kennen en begrijpen. Hetzelfde ziet men bij de vergaderingen van het Indonesië-comité. Ook daar ontmoet men alléen degenen, diè er diep van zijn doordrongen, dat het huidige Indonesische regime uit verraders, handlangers en huurlingen van de monopolistische kapitaalsbelangen uit de Verenigde Staten, Japan en andere ‘rijke’ landen bestaat. Zoveel is er niet veranderd sinds de dagen van de regent van Lebak. Max Havelaar werd door het establishment verdacht, omdat hij menselijkheid en begrip wilde injecteren jegens de andere partij. De geschiedenis herhaalt zich slechts. Zij, die openingen zoeken naar Oost-Europa, die aan een andere verhouding met mensen in ons eigen gebiedsdeel willen werken, zijn voor de achterblijvers en domoren automatisch ‘verdacht’.
Een belangrijke vijf man tellende Sovjet-delegatie, onder wie bijvoorbeeld professor Vladimir Truchanowsky en de vooraanstaande televisie commentator Spartak Beglov, stelde zich ondanks beschikbaar voor een discussie in Nieuwspoort het hart van het Nederlandse journalistendom. Er verschenen een beleefde verslaggever van het anp en ikzelf. Maar wanneer Joop op vrijdagavond strijk en zet ‘wereld-nieuws’ komt maken, dan loopt de kudde papperazzi elkaar verdringend uit. Ik heb deze schertsvertoning éen maal bijgewoond, omdat ik een vraag
| |
| |
had te stellen over het voorgenomen bezoek van koningin en prins aan de Verenigde Staten in de herfst van 1976. Men sprak eerst tien volle minuten over de stand van de aardappels. Toen een ongeduldige collega over wilde stappen op de mogelijke werkeloosheid bij de scheepsbouw corrigeerde de directeur van de Rijks Voorlichtings Dienst, Gijs van der Wiel hem door hem toe te roepen, ‘Sorry, heren, eerst de aardappels’. Levendig herinnerde ik mij mijn schooljaren op het noib te Breukelen, toen den Uyl genoodzaakt was te vermanen: ‘Niet allemaal tegelijk heren!’ Maar als een paar uur eerder op een andere etage een Poolse delegatie van deskundigen had gezeten zou men bij het Nederlandse Comité voor Europese Veiligheid en Samenwerking blij hebben mogen zijn als twee of drie van deze Nieuwspoort-kaderleden waren komen opdagen.
De veronachtzaming van Oosteuropese delegaties door de betweters hier is zeker niet te wijten aan de noeste arbeid van vice-voorzitter van het genoemde comite, Miklos Racz. Het weerspiegelt slechts de treurige situatie, van het prioriteiten stellen in dit late uur voor Europa door politici en journalisten om het even. Het zegt ook veel over de opstelling en algemene oriëntatie van hen, die het volk van Nederland menen te moeten informeren. Voor mij zegt het eigenlijk alles over de voortdurende primitieve situatie rond het zogenaamde vrije voorlichtingsapparaat in de laatste jaren van de twintigste eeuw.
Als zestiende en laatste kanttekening zou ik de hoop willen uitspreken, dat de gesprekken in dit boek enigszins zullen bijdragen tot de begripsvergroting en verbroedering tussen Oost- en West-Europa, ondanks de verschillen in sociale en politieke organisatie van de samenleving. Wij, in het westelijk deel van Europa, zijn het misschien totaal oneens met het systeem der socialistische landen. Omgekeerd is men dezelfde mening toegedaan. Beide systemen zijn in voortdurende beweging. Een zekere aanvaarding in het Kremlin van de ontwikkeling van Euro-communisme is onmiskenbaar. Veel tijd en veel geduld zullen nodig zijn om de accenten aan beide zijden van de Berlijnse muur te verleggen van het bestendigen van elkaars veiligheid naar het uitbreiden van de gemeenschappelijke samenwerking.
Europa is door de eeuwen heen de brandhaard van de wereld geweest. Keer op keer verschroeide de Europese aarde. In de Sovjet-Unie alleen vielen gedurende de tweede wereldoorlog twintig miljoen doden. Er is thans geen andere oplossing meer, dan elkaar ontmoeten - ook in Nieuwspoort - elkaar nader leren kennen, elkaar beluisteren en elkaar proberen te begrijpen. Hongarije telt 10,2 miljoen inwoners. Het land heeft 750 000 partijleden, die de dienst uitmaken. Waar het westen van Europa bezwaar tegen aantekent is, dat wanneer een Hongaarse delegatie naar Den Haag komt, de meningen van de grote meer- | |
| |
derheid van 9 550 000 Hongaren schitteren door afwezigheid. Vandaar de westelijke insistentie op de uitvoering van Helsinki's Derde Mand, de uitwisseling van informatie en het vrijere verkeer tussen alle mensen in Oost- en West-Europa. Voor mij ligt het begin van alles toch bij de totale tekst van de Akkoorden van Helsinki, waarvan alle drie manden veel meer bekendheid zouden moeten verkrijgen. Een briefkaart naar het ministerie van Buitenlandse Zaken is voldoende om het boekje opgezonden te krijgen. Collega Jean Schwoebel van Le Monde (pagina 51) noemde wat overeengekomen werd in Finland de belangrijkste diplomatieke en politieke gebeurtenis van deze eeuw in Europa. Hier ben ik het hartgrondig mee eens. Het was een eerste begin. Een eerste stap in de positieve richting. Het eigenlijke werk moet echter nog worden gedaan. Hiervoor zou eerst iedere Europese burger in oost en west kennis moeten nemen van wat werd overeengekomen. De landen in het oosten zijn ons in dit opzicht reeds enigermate voorgegaan. De basis werd gelegd om op voort te bouwen, vooral ten behoeve van hen die ná ons zullen leven.
Willem L. Oltmans
herfst 1976
|
|