| |
| |
| |
Let us walk together the path of Intelligence.
Not your intelligence or my intelligence.
For Intelligence is neither yours, nor mine.
| |
| |
| |
[Voorwoord]
[I]
De eerste keer dat ik Willem Oltmans ontmoette was in de jaren zeventig bij een benzinepomp in Hilversum. Hij stapte op me toe en zei: ‘Jij moet maar eens geïnterviewd worden door Bibeb.’ Dat is veel later ook gebeurd. We zagen elkaar daarna nog een aantal keren. Van mijn ervaringen in Poona begreep hij weinig. Mijn enthousiasme kon hij niet delen en de toewijding aan de oproep van een Verlicht Meester was een volslagen mysterie voor hem. Hij reageerde erop zoals ik gewend was. Afstandelijk en ambivalent. Bij een van onze ontmoetingen toonde hij me zijn wanden vol verzamelde dagboekaantekeningen, brieven en foto's. ‘Ik heb alles opgeschreven, vanaf mijn achtste jaar. Daaruit ontstaan memoires.’ In zekere zin deed hij precies het omgekeerde als waar ik mee bezig was. Ik wilde door meditatie en inzicht het verleden verliezen. Hij dook juist dieper in dat verleden. Het was een merkwaardig contrast. Wij waren uitersten en ik heb dat bij die gelegenheid ook aarzelend gezegd. In ieder geval werd op dat moment bij mij de gedachte geboren eens een serie gesprekken met hem te voeren over het onderwerp ‘mind versus no-mind’. Maar het moment leek me er niet rijp voor.
Mijn belangstelling voor Oltmans nam toe naarmate ik vorderde bij het lezen van zijn boek On Human Intelligence, een verzameling interviews met wetenschappers, onder wie Delgado, Sternberg en Laing. De indringende vragen die hij stelde, gaven mij de indruk dat hij diep geïnteresseerd was in de menselijke geest, in hoe de psyche geconditioneerd wordt en zo alle leed en vernietiging op aarde veroorzaakt. Het rapport van de Club van Rome, dat hij mede in Nederland introduceerde, gaf daar geen enkel antwoord op. De condition humaine liet men daar aanvankelijk onberoerd.
Wat mij in zijn boek vooral trof, waren Oltmans vragen over de foutieve programmering van de menselijke hersenen. Ze waren uitdrukking van een bewogen zoeken naar de mogelijkheid van her-programmering. Tegenover de psycholoog Robert J. Sternberg, verbonden aan de Yale Universiteit in Amerika, merkte
| |
| |
hij op: ‘Als we de inbreng van de “chips” van komende generaties niet op de één of andere manier veranderen en de informatie op het peil van het atoomtijdperk brengen, zullen we elkaar voorgoed naar het leven staan, met alle gevolgen van een atoom-Armageddon.’
Sternberg stelt als tegenvraag of er dan nieuwe waarden en normen in de menselijke biocomputer moeten worden gestopt. Wie geeft de garantie dat ze beter zullen uitwerken dan thans het geval is?
‘Waarom,’ zo zegt hij, ‘denkt u dat er ook maar in de verste verte de mogelijkheid is om iedereen het over een waardensysteem eens te laten worden. Ik geloof dat het niet zou kunnen of zou moeten. Ik geloof niet dat iemand de juiste waarden voor alle mensen in dit land weet, net zo min als we waarden voor mensen in andere landen zouden kunnen voorschrijven.’
Robert Sternberg zegt tijdens het interview ‘Ik ben niet zo pessimistisch over de warboel in de hoofden van mensen als u.’ Waarop Oltmans repliceert: ‘Maar u bent toch niet blind voor de waanzin overal om ons heen? Kijk maar eens naar de niet mis te verstane reacties van de mensheid overal. Wij zijn bezig collectief gek te worden.’
Niet tevreden gesteld door de vele ontwijkende antwoorden van de psycholoog, komt Oltmans aan het einde van dit interview tot de vaststelling: ‘De mensheid is geestesziek, zeggen sommige deskundigen, collectief waanzinnig. We moeten ons bezighouden met de huidige verspreiding van geestelijke afwijkingen vanaf de hooggeachte Khomeini tot de bandiet Pol Pot en hun volgelingen en ze behandelen zoals wij iedere zwakzinnige zouden behandelen. Een geneeswijze opstellen. Een code zoeken. Een handvest voor alle mensen op deze aarde, door ze de feiten te vertellen en ze met de naakte waarheid te confronteren. Iedere dag worden er X kinderen geboren. Het zou misdadig zijn hun hersenen altijd maar met dezelfde rommel te blijven volstoppen.’ Het enige wat de psycholoog nog kan zeggen is: ‘Is het in de geschiedenis van de wereld ooit anders geweest?’
Zowel in bovenstaand boek, als ook in zijn enkele jaren later
| |
| |
geschreven Dagboek als Camera Obscura, kwam Oltmans mij tegemoet als een mens die de vinger op de wonde legde. Wij zijn inderdaad bezig collectief krankzinnig te worden.
Het was in het begin van dit jaar, dat ik hem een brief schreef en het voorstel deed een serie gesprekken te beginnen, die wij op band zouden kunnen vastleggen. Na het eerste gesprek vroeg ik mij vertwijfeld af, of ik hiermee wel zou doorgaan. Groot was echter mijn verbazing, toen ik tijdens de volgende gesprekken een mens ontmoette die achter zijn masker een zekere onschuld verborgen hield, iemand met een merkwaardig gebrek aan vooroordelen en met een verbluffend vermogen tot scherp luisteren. Iets wat ik tevoren bij weinig journalisten had meegemaakt. Wij spraken over een onderwerp, het hoogste en meest heilige onderwerp waarover men kan spreken, zonder enige voorbereiding, spontaan, samen aan tafel met de tape-recorder tussen ons in. Daarna werd de uitgetikte versie van enige correcties en verheldering voorzien. Wat zich tussen ons ontwikkelde, lieten wij in de volgorde van themata verder onberoerd en het resultaat ligt thans voor u.
Ik zou er nog de aandacht op willen vestigen dat tijdens de gesprekken het woord bewustzijn frequent wordt gebruikt en wel in twee betekenissen. Ten eerste het bewustzijn als ik/zelfbewustzijn. Dit is het bewustzijn geheel samengevallen met de inhoud van het bewustzijn. Andere benamingen hiervoor zijn ‘mind’, psyche, menselijke geest.
De tweede betekenis van bewustzijn duidt op het bewustzijn ontdaan van zijn inhoud, de inhoud overstijgend. Een andere benaming hiervoor is transcendentaal bewustzijn; in het Engels onder andere ‘awareness’, (transcendental) ‘Being’.
Jan Foudraine
| |
| |
‘In approaching as difficult a biological problem as the
nature and evolution of human intelligence, it seems to me
at least prudent to give substantial weight to argumente
derived the evolution of the brain.’
‘My fundamental premise about the brain is that its work -
what we sometimes call “mind” - are its consequence of its
anatomy and physiology and nothing more.’
| |
| |
| |
[II]
Wie het er niet mee eens is dat we anders zullen moeten gaan denken, zowel over onszelf als over de wereld, en dat de bakens met spoed zullen moeten worden verzet, moet deze gedachtenwisseling overslaan.
Wij gaan er in deze gesprekken van uit dat supersnelle ontwikkelingen op alle gebied een radicale verandering in de visie op de menselijke conditie dringend noodzakelijk maken. Er is waarlijk ‘perriculum in mora’. Het gaat om overleven of verdere vernietiging. Waar anders te beginnen dan bij het zelf en hoe er wordt gedacht en beleefd.
De ‘mind’ is het meest unieke instrument in de schepping, zoals het ego het unieke produkt van het brein is. Wat uniek is vormt een voortdurend probleem voor de wetenschap. Onderzoekers reilen en zeilen aan de hand van metingen en vergelijken materiaal. Maar niets in het universum lijkt in de verste verten op de menselijke geest. Daarom zal denken over de ‘mind’ een onvermijdelijke factor van speculatie behouden. Dat is echter nauwelijks een argument om een discussie over denken dan maar te laten liggen.
De wereld kent vijf miljard (of misschien meer) unieke ego's, die allen een specifieke geaardheid hebben en van elkaar verschillende vingerafdrukken nalaten. Ieder individu vormt een twee-eenheid: lichaam en geest, ongeacht verschillen in lichaamsbouw, huidskleur of haarinplant. De miljarden wezens op de planeet belichamen met hun ‘minds’ en ‘bodies’ de ‘one-ness’ van de schepping.
Ongeacht onderlinge psychologische, sociale en culturele verschillen zijn alle mensen onlosmakelijk met dit ene hemellichaam de aarde verbonden. De planeet is ons aller baarmoeder. Mikhael Gorbatsjov spreekt nog over een gezamenlijk Europees huis, wat een vooruitgang betekent op denken in termen van een communistisch blok van landen, maar in werkelijkheid beschikt de mensheid slechts over één begrensd hemels woonoord. De interdependentie van alle mensen en regio's ligt onomstotelijk vast. Er is nu een universele en planetaire aanpak van de menselijke conditie nodig, ongeacht arm of rijk, ontwikkeld of onderontwikkeld, zwart, bruin of blank. Zoals dokwer- | |
| |
kers in Gdansk, Polen, ‘solidariteit’ in hun vaandel voerden, zo zal het denken van ieder individu afzonderlijk een solidair wereldkarakter moeten krijgen.
Om te beginnen zijn alle mensen op alle continenten soortgenoten naar geest en lichaam. Antibiotica werken even effectief in China als in Chili, ongeacht of men Chinees of Spaans spreekt en ongeacht of men in Confucius of de paus gelooft. Alle mensen kunnen zonder de geringste complicatie paren. De ‘one-ness’ naar lichaam voltrekt zich vrijwel probleemloos. Wat verhindert dan de totstandkoming van een ‘one-ness’ in geest?
Twintig eeuwen menselijke historie hebben geleid tot de totale, maar ook fatale versnippering van ‘mindscapes’ in de wereld. ‘Minds’ werden gecodeerd aan de hand van lokale situaties en levenservaringen. De verhouding van het individu tot de natuur en haar verschillende klimatologische omstandigheden speelden mede een onuitwisbare rol. Geleidelijk zouden specifieke conditioneringen zich verplaatsen naar andere continenten, waardoor de chaos in denkwerelden zich verder zouden vergroten. Christelijke geloofswaarden werden bijvoorbeeld in alle windrichtingen geëxporteerd, waarbij de fameuze kruistochten een archetype van sombere herinnering zouden gaan vormen voor hen die in de islam geloofden.
Ook kooplieden verlieten de eigen parochie om elders winst te maken. In de zeventiende eeuw waren Jan van Riebeeck en Jan Pieterszoon Coen sprekende voorbeelden van een nieuwe ondernemersgeest. Drie eeuwen later zou het ‘oude denken’ in Indië tot een militaire botsing leiden en kon de vrede pas worden hersteld toen de nazaten van Jan Pieterszoon Coen anders gingen denken. Vitale leugens zouden plaats maken voor vitale realiteiten omdat denkpatronen die niet met hun tijd meegaan tot leugens verworden. De tegenstellingen in het moderne Zuid-Afrika zijn te herleiden tot het moment dat Hollandse kooplieden er voet aan wal zetten. Ook hier is een botsing ontstaan tussen ‘oud denken’ (apartheid) en het feit dat in de 21e eeuw alle bewoners van eenzelfde planeet gelijke burgerrechten zullen hebben.
Bij het jaar 2000 geldt op moeder aarde nog altijd een onvoor- | |
| |
stelbare ratjetoe van politieke, sociale, economische en religieuze denksystemen, die de ‘one-ness’ in geest tussen de volkeren onoverbrugbaar maakt. Er ligt aan het collectieve brein van de mensheid een ongekende fragmentatie van denk- en belevingswerelden ten grondslag. Zolang mentale controversen een exponentiële groei vertonen, zullen zij de kiemen in zich dragen van nieuwe massaslachtingen en Hiroshima's. Hoe dus bij deze lamentabele toestand vijf miljard ego's onder een gemeenschappelijke noemer te brengen, dat is de vraag van zestigduizend dollar.
Want ook al wordt dit precaire onderwerp van ‘mind’ en denken meestal angstvallig vermeden, het meest alarmerende en levensgevaarlijke milieuprobleem aller tijden blijft de grenzeloze vervuiling van vijf miljard ‘minds’. Hoe corrigeert men de exotische mumbo-jumbo in breinen die steevast worden gecodeerd met ingekankerde eeuwenoude mythen, met overerfde tradities en anachronistische bijgeloven, of met fantastische zelf-verlakkerijen? De ‘mind’ is de quintessens van onze menselijkheid. Centraal staat het ego. Verkeert het brein vrijwel permanent in een psychose, dan zal ook het gedrag van de mens psycho-pathologisch zijn. En wanneer intussen de ongecontroleerde waanzin steeds verder om zich heen blijft grijpen, zal ons gemeenschappelijke huis, de aarde, onherroepelijk met ons ten onder gaan.
Denken is wat in hoofden tussen input en output gebeurt. Wanneer we dus breinen steeds meer irrationele en waanachtige beelden over de werkelijkheid zouden blijven voeren, zullen reeds bestaande emotionele fabels zich ongeremd blijven vermenigvuldigen. Vandaar dat thans miljarden ‘minds’ gebukt gaan onder een dosis vervuilde overbagage, welke in het atomaire tijdperk kant noch wal raakt. Wanneer het denken verder zal ontsporen, zal de verwarring en chaos in hoofden van vader op zoon verder toenemen. Misschien kan een binnenzee bij Alaska, die op misdadige wijze door een dronken kapitein van een tanker werd vervuild, met chemicaliën worden schoongemaakt. Maar hoe zuivert men een vrijwel onherstelbaar vervuilde menselijke geest? Of om nauwkeuriger te zijn: hoe decodeert men
| |
| |
klinkklare onzin uit 3,5 pond protoplasma (de hersenen) van het menselijke hoofd?
Mijn benadering van dit vraagstuk is steeds geweest om de weg van de psychotherapie te volgen. De therapeut zal trachten een zinsbegoocheling op te sporen, te ontcijferen en dan proberen een nieuwe gedifferentieerde en geïntegreerde belevingswereld op te bouwen. Tenslotte gaat het om het verkrijgen van een realistisch inzicht in de wereld en het eigen zelf, dat in volmondig aanvaarde consensus met de Umwelt verkeert. Ik ging er steeds van uit, dat ontspoord denken om toevoeging van meer feiten en waarheid vroeg. Zoals de psycho-analyse zich richt op heropvoeding en het bijbrengen van percepties die het individu in harmonie met zijn omgeving zal brengen, zo dacht ik dat men een soortgelijke weg diende te bewandelen bij het schoonmaken van de ‘chips’ van een ware zee van mensen.
Totdat ik opnieuw in gesprek raakte met Jan Foudraine. In beginsel was hij het ermee eens dat een revolutionaire omwenteling in het denken over ons zelf en de wereld noodzakelijk is, wil men de menselijke soort redden. Ik bepleitte dat wanneer de ingrediënten waaruit denkpatronen worden opgebouwd niet in overeenstemming zijn met het milieu om ons heen, ook de conclusies, die uit onjuiste of onware data voortvloeiden, tot chaos en in laatste instantie tot zelfvernietiging zouden leiden. Tot zover bestond overeenstemming.
Toch merkte ik al gauw dat hij kritisch stond tegenover een benadering van het vraagstuk denken aan de hand van biologische of neuro-fysiologische gegevens. Wanneer ik sprak over gedachtenprocessen als uitkomst van miljarden micro-flitsen in het brein, dan glimlachte hij als een sfinx. Hij meende dat ik te veel verkleefd was gebleven aan het ‘oude’ denken. Wanneer ik naar voren bracht dat gedachtenprocessen niet zijn te reconstrueren, dan ontmoette ik eenzelfde raadselachtige glimlach. ‘We weten dat gedachtenprocessen er zijn, zoals de fysicus weet dat er elektronen zijn, ook al kan hij ze niet waarnemen,’ benadrukte ik. Foudraine liet me voortdurend uitspreken, maar ik voelde dat hij op een voor hem gunstig moment wachtte om een eerste stap te zetten bij het ontvouwen van zijn gedachten
| |
| |
over de menselijke conditie aan de vooravond van de 21e eeuw.
Dat het huidige denken naar een dood spoor leidt, stond dus onontkoombaar voor ons vast. Ook deelden we het standpunt van Gregory Bateson, uiteengezet in Steps to an Ecology of Mind, dat er reeds een opvallende verschuiving valt waar te nemen van de economisch georiënteerde mens naar de op de psyche georiënteerde mens. We belandden dan ook bij onderwerpen als: wat is ‘mind’, wat is bewustzijn, wat is ziel, wat is denken, en last but not least, wat is ego? Ik memoreerde Douglas Hofstadter, die eens opmerkte: ‘Wanneer we over onszelf denken, waar denken we dan over?’
Op dat moment sloeg Foudraine zijn slag. ‘Waar ik met je over zou willen spreken,’ zei hij, ‘is hoe men van een staat van “mind” in een staat van “no-mind” terecht zou kunnen komen.’
‘Je bedoelt,’ antwoordde ik, ‘hoe een mens in een staat voorbij het denken terecht komt?’
Daarop besloten wij een tape-recorder aan te zetten. Zie hier de acht gesprekken over dit onderwerp zoals wij deze tussen 15 oktober en 15 december 1989 hebben gevoerd.
Willem Oltmans
|
|