Chaos in Indonesië
(1999)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Chaos in IndonesiëAls gevolg van de val van Suharto in 1998 zouden in Indonesië de eerste verkiezingen sinds 1955 worden gehouden. Ik besloot poolshoogte te gaan nemen. Op 17 mei 1999 landde ik, midden in de campagne, met een jumbo van Garuda Indonesian Airways op de luchthaven Sukarno-Hatta bij Jakarta. Bij het betreden van de aankomsthal hoorde ik ‘Oom Wim!’ roepen. Sukmawati Sukarnoputri (Sukma) (51), dochter van president Sukarno, was me komen afhalen. Ik voelde me bevoorrecht. Sinds mijn laatste bezoek aan haar vader in 1966, voelde ik me bovendien voor het eerst weer echt welkom in Indonesië. Was de situatie sinds het verraad van Suharto in 1965 dan toch eindelijk veranderd? Voor de buitenwacht leek het erop of door het gehaaste vertrek van de militaire dictator de kaarten waarachtig waren geschud. In werkelijkheid had Suharto op het nippertje een laatste stunt uit zijn trucendoos getoverd. Hij had zijn trouwste paladijn de eed op het presidentschap laten afleggen. Waar het in de praktijk op neerkwam was dat hij via B.J. Habibie zijn eigen veiligheid en die van zijn corrupte kinderen had geregeld. Ook de vele van het volk gestolen miljarden zouden met Habibie in het Merdekapaleis niet kunnen worden opgeëist en teruggegeven. In feite was er na 1998 nog niets veranderd. Met de verkiezingen zouden er nieuwe leiders komen en zou er na 32 jaar dictatuur schoon schip worden gemaakt. Er zouden meer dan honderd miljoen mensen naar de stembus gaan. Zelden waren de verwachtingen, op de eerste plaats bij de jonge generatie die nooit eerder verkiezingen had meegemaakt, zo hoog gespannen. Voor de jeugd was het carnavalstijd. Ook de media deelden in deze overwinningsroes, want er heerste voor het eerst weer een aanzienlijke mate van persvrijheid. Tijdens de rit van het vliegveld naar Hotel Indonesia ontspon zich het eerste van een lange reeks gesprekken gedurende een periode van vier weken. Sukma verbaasde zich over mijn negatieve reactie op verkiezingen met 48 deelnemende partijen. Ik vertelde haar dat haar vader, toen zijzelf negen jaar was, mijn naam op de protocollijst van het paleis had laten bijschrijven, wat betekende dat ik in 1957 overal op zijn presidentiële reizen door de archipel met hem meeging. We waren in augustus van dat jaar op het regeringsjacht Djidajat begeleid door de van Nederland overgenomen torpedobootjager Gadjah Mada op weg van Ambon naar Ternate en Tidore. Op het dek zaten in een kring te praten: de ambassadeurs van Iran en de Sovjet-Unie, professor Guy Pauker van de Rand Corporation in Californië, een think-tank verbonden aan de cia, Olga Chechotkina van Prawda en ikzelf. Stap voor stap zette de president uiteen hoe hij sinds de onafhankelijkheid in 1945 had moeten manoeuvreren | |
[pagina 3]
| |
met een uit het Westen geïmporteerd politiek systeem, wat had geleid tot naoorlogse Italiaanse toestanden met ieder jaar een ander kabinet of een nieuwe coalitie met andere plannen en nieuwe eisen. De koloniale erfenis bestond ondermeer uit de overname van het Westminstermodel van politiek bestuur bestaande uit veertig politieke partijen met dames en heren die elkaar het licht in de ogen niet gunden. ‘Het land bleef tot 1955 onbestuurbaar vanwege het politieke gekissebis’, zei ik tegen Sukmawati. ‘Nu wil Indonesië naar die hopeloze situatie van de jaren vijftig terugkeren, terwijl tijdens meer dan de helft van de regeerperiode van je vader werd bewezen dat ook die politieke koloniale erfenis een ramp was.’ Ik vertelde ook hoe haar vader in 1957 voor mij op de Djidajat glashelder had gemaakt waarom hij nog steeds niet de leiding had kunnen geven die Indonesië als prominent ontwikkelingsland dringend nodig had. Om die reden spande Bung Karno zich tot het uiterste in om van een de-meerderheid-heeft-altijd-gelijk-democratie terug te keren naar een vorm van authentieke Javaanse besluitvorming door naar democratische consensus te streven. Sukarno legde onze kring van buitenlanders op het regeringsjacht eveneens uit hoe de Indonesiërs eeuwenlang met elkaar waren omgegaan, namelijk door het toepassen van musjawarah (overleg plegen en delibereren) tot men mufakat (overeenstemming) bereikte. ‘Duizenden jaren,’ zei hij ook in 1964 tegen Cindy Adams in zijn biografie, ‘hebben onze dorpshoofden het land bestuurd door bij elkaar te gaan zitten en om iedereen het woord te geven en te luisteren.’ President Sukarno stak de draak met het westerse systeem waarbij dikwijls één stem bepalend is en waarbij je uiteindelijk met bijvoorbeeld 51 blijde gezichten en 49 zure smoelwerken verder moet roeien. ‘Bij ons krijgt niemand helemaal gelijk en tegelijkertijd niemand helemaal ongelijk,’ aldus het staatshoofd, ‘wij prefereren een systeem waar iedereen zich in kan vinden.’Ga naar eind1 Voor mij stond het die dag in augustus 1957 op de Djadajat als een paal boven water dat de president naar een modus vivendi zocht, waarbij de consensusdemocratie van Java geheractiveerd zou kunnen worden zonder dat Indonesië zich te veel zou vervreemden van democratische ontwikkelingen elders in de wereld. Ik onderstreepte hoe haar vader zijn tijd steeds ver vooruit was geweest. Ik vertelde hoe Nelson Mandela in 1994 zijn herinneringen in Long Walk to FreedomGa naar eind2 had samengevat, en vrijwel letterlijk dezelfde argumenten had gehanteerd. Mandela memoreert hoe hij als jonge Xhosa de Chief Jongintaba Dalinbyebo observeerde, die als regent van de Thembystam werd omringd door amaphakathi (naaste adviseurs) en hoe men overlegde om een aanvaardbaar compromis te bereiken. ‘The foundation of self-government was that all men were free to voice their opinions and were equal in their value as citizens’, schreef hij in 1994. ‘Meetings would continue until some kind of consensus was reached... Democracy meant all men were to be heard | |
[pagina 4]
| |
and a decision was taken together as people. Majority rule was a foreign notion. A minority was not to be crushed by a majority.’ ‘Ik zie je vader niet alleen als een der prominente politieke leiders van na 1945,’ zei ik tegen Sukma, ‘maar ook als voorloper van die politici die vroeg of laat er achter zullen komen dat deze wereld niet door aan de zwartwitdemocratie van het Westen vast te houden, maar door de Afro-Aziatische consensusdemocratie te omarmen, het jaar 3000 zal kunnen halen. De vijftig plus één optie, waar het Westen bij zweert, zal alleen maar tot een eindeloze reeks Kosovo-conflicten leiden, althans in het gunstigste geval.’ Sukmawati, en in mindere mate Karina (32), de dochter van Sukarno en de Japanse Ratna Sari Dewi, zijn de twee kinderen van de eerste president van Indonesië, die nooit moe worden vragen te stellen over hoe hun vader was, wat hij dacht en waarop zijn beleid was gericht. Het was dus weer meteen raak het eerste uur dat ik mijn benen op Indonesisch grondgebied had gezet. We gebruikten de lunch in Hotel Indonesia en zetten ons gesprek voort. In 1966 was dit hotel het enige moderne gastenverblijf voor toeristen in Jakarta, dat overigens thans wordt overschaduwd door het torenhoge en peperdure Hyatt aan de overkant. Ik verblijf echter het liefste in dit huis met de vele dierbare herinneringen. President Sukarno ontwikkelde in de periode volgend op de verkiezingen van 1955 zijn veelgesmade concept van ‘geleide democratie’, een vorm van een meer autoritair democratisch bewind, dat de met elkaar ruziemakende partijen in het parlement verder neutraliseerde en waarbij de dienst voortaan meer centraal en vanuit het paleis kon worden uitgemaakt. Dit laatste gebeurde dan in overleg met enkele van de grootste politieke groeperingen als de islamitische ‘Masjumi’ en de ‘Nahadatual Ulama’, de pni (Partai Nasional Indonesia) en de pki (Partai Kommunis Indonesia). De gewapende strijdkrachten vormden al geruime tijd sowieso een staat in de staat en ook binnen het leger opereerden fracties die als ‘links’ of ‘rechts’ konden worden gekwalificeerd. Zolang echter generaal Yani de commandant was, en Bung Karno opperbevelhebber, slaagde de president er perfect in de hele volière van politieke vogels van verschillende pluimage in de hand te houden. Uiteraard bespeelden de leden van dit Indonesische staatssymfonieorkest allemaal andere instrumenten en maakten zij verschillende geluiden. Toch gelukte het Bung Karno als de componist en begaafde dirigent van eigen composities zeer harmonieuze melodiën ten gehore te brengen. Sukmawati was in de jaren vijftig te jong om te begrijpen wat er politiek in het land speelde. Haar vader had nauwelijks tijd voor zijn kinderen, al herinner ik me dat wanneer de president met gasten - waar ik dikwijls bij was - aan de achterzijde op het terras van het paleis het ontbijt gebruikte, de kinderen hem soms een zoen kwa- | |
[pagina 5]
| |
men geven als er een auto was voorgereden om hen naar school te brengen. Nu was dit toenmalige meisje met vlechten mijn gesprekspartner en moeder van twee zonen en een dochter, en ondernam ik een poging de staatszaken die toen speelden - en waarover zij veel had gelezen - aan de hand van wat ik ervan meebeleefd heb nader te verduidelijken. Ook Karina begreep niet waarom Bung Karno ooit als communist was afgeschilderd. Ik vertelde zijn dochters dat de ellende al in 1957 begon met Bernard Kalb van de New York Times. Hij publiceerde onmiddelijk - na Sukarno's eerste uitspraken over de noodzaak van een strakkere hand om leidinggeven in Indonesië zinvol te maken - in zijn reportages voor Amerika's meest toonaangevende ochtendblad de verdachtmaking dat de Indonesische leider bezig was zich bij het communistische blok aan te sluiten. De toenmalige loopjongen van het anp in Jakarta, Hans Martinot, deed natuurlijk hetzelfde en het rode fabeltje over Bung Karno ging een eigen leven leiden. Ook bij de anti-pki-vleugel binnen het leger ging dit soort verzinsels er in als zoete koek. Het was onwaar. Washington ging natuurlijk enthousiast op de loop met de verhalen over een toegenomen communistische dreiging in Indonesië die er absoluut niet was. En meteen al in 1958 diende zich een cia-coup aan op Sumatra en in de Molukken. De historie heeft bewezen dat het in geen enkel land in de wereld al te veel moeite kost, vooral wanneer men dollarcheques uitschrijft, om officieren te vinden die voor het karretje van Washington zijn te spannen. Vooral wanneer men mensen op de mouw speldde dat het rode gevaar dreigde, waren voldoende verraderlijke figuren met een natte vinger te lijmen en lagen zij tegen betaling van dollars voor het oprapen. Sukma was verrast toen ik haar vertelde dat de Amerikaanse ambassadeur in 1958 in Jakarta, John Allison, het gedrag van Washington in Indonesië dermate misdadig en onacceptabel vond, dat hij uit protest overplaatsing aanvroeg. John Foster Dulles (minister van Buitenlandse Zaken) zond hem voor straf naar Polen. Het was in die jaren geen pretje om in deze toenmalige Sovjetsateliet te worden gestationeerd. ‘Je moet opletten waar sommige journalisten terechtkomen,’ zei ik. ‘Bernard Kalb dook uiteindelijk op als woordvoerder van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken onder George Shultz, die Ronald Reagans scheve schaatsen probeerde recht te poetsen, zoals het in strijd met het Handvest van de uno bombarderen van Libië. En meneer Martinot eindigde zijn journalistieke carrière als perschef bij Philips. Broodschrijvers zijn nu eenmaal altijd voor geld te vangen en in de journalistiek wemelt het ervan. ‘Je ziet, Sukma, waar twee heren die het luidst op je vader scholden uiteindelijk hun bestemming vonden.’ Terwijl haar zuster Megawati Sukarnoputri de leiding op zich had genomen van de pdi-Perjuanganpartij, sloot | |
[pagina 6]
| |
Sukmawati zich in 1998 aan bij de opnieuw opgerichte Partai Nationalis Indonesia (pni). Dit was het voormalig politieke gezelschap waartoe haar vader behoorde. Het initiatief hiertoe werd pas een jaar voor de huidige verkiezingen door de voormalige reizende ambassadrice van president Sukarno, mevrouw Supeni (81) genomen. Sukma meldde zich meteen bij haar aan en werkt sedertdien met de voormalige diplomate samen. We bezochten haar de dag na mijn aankomst in Jakarta. We kenden elkaar sinds onze eerste ontmoeting in de diplomatenlounge van het gebouw van de uno in New York in 1961. Ze vertrouwde me onder vier ogen toe dat zij Sukma de weg wees om spoedig de leiding van de pni van haar over te nemen. Sukmawati Sukarnoputri nodigde me uit om op 19 mei 1999 met haar mee te vliegen naar Benkulu op Sumatra, alwaar zij voor de pni een aantal verkiezingsbijeenkomsten zou toespreken. In het toestel van Merpati Airlines zetten we onze gesprekken voort. Zij kwam terug op de redenen die Bung Karno had gehad de touwtjes strakker in handen te nemen om als nation builder krachtiger leiding te kunnen geven. Had het concept van geleide democratie hem niet nog meer vijanden opgeleverd? ‘Vanaf het moment dat je vader als jongeman en student de motor en de brains achter de bevrijdingsbeweging van Nederlands-Indië werd, kreeg hij vijanden. Geloof maar dat hij zich dit realiseerde’, antwoordde ik. ‘Je weet wat hij over een van zijn beroemdste toespraken van 1 juni 1945 tegen Cindy Adams heeft gezegd, namelijk dat hij zestien jaar had nagedacht, voor het merendeel van die tijd als gevangene van Nederland, over zijn Pantja Sila-concept als grondbeginsel voor een toekomstige Indonesische staat. De democratie van het land diende te worden gegrondvest op nationalisme, internationalisme, democratie, sociale rechtvaardigheid en geloof in God.Ga naar eind3 Ook het regime van Suharto nam dit concept vanzelfsprekend over, omdat iedere Indonesiër zich erin kon vinden. Zoals Sukarno tegen Cindy zei: ‘Ik wist dat ik ons land niet moest afstemmen op de beginselen van de Amerikaanse grondwet. Evenmin op Het Communistische Manifest.’Ga naar eind4 Maar toen Den Haag na twee oorlogen vooral ook onder Amerikaanse druk door de knieën ging en in 1949 de soevereiniteit over Indië aan Sukarno overdroeg, werd hij opgescheept met een Hollandse politieke nalatenschap van niet alleen tientallen partijen en partijtjes, maar bovendien met Indonesiërs die van het land een federatie wilden maken, zelfs met een afscheidingsbeweging. ‘Ik heb je vader vele massabijeenkomsten horen toespreken. En altijd herhaalde hij weer: ‘satu bangsa, satu negara’, één volk, één staat. Bung Karno is de Bapak (vader) van de eenheidsstaat geweest want, zoals we dit in Holland zeggen: eendracht maakt macht. De reden dat ik me bezorgd maak over de huidige ontwikkelingen in Indonesië is dat jullie land als gevolg van de huidige politieke fragmentatie gerede kans loopt ook als staat uiteen te vallen. Dat zou je zuster Megawati in het geval zij de verkiezingen zal win- | |
[pagina 7]
| |
nen en geroepen zou worden de leiding te nemen, tot een Mikhail Gorbachev van Indonesië maken.’ Sukma leek geschokt. Ik verduidelijkte: ‘Gorbachev was geroepen om een jarenlange communistische dictatuur om te bouwen naar een meerpartijensysteem naar westers model. Dit moest mislukken, omdat de toenmalige Sovjet-Unie in de verste verten noch psychologisch, noch politiek op een dergelijke omschakeling was voorbereid. Wie denkt dat Indonesië na 32 jaar militaire dictatuur zonder slag of stoot zou kunnen omschakelen naar parlementaire democratie, kent zijn geschiedenis niet en is bovenal vergeten wat indertijd Bung Karno ertoe bewoog af te stappen van het westerse model, dat de meerderheid altijd gelijk zou hebben en gelijk zou moeten krijgen.’ We landden in Benkulu. Sukma werd opgewacht door een schare enthousiaste aanhangers van haar pni Zij zag er erg mooi, slank en charmant uit in haar traditionele sarong en kabaja - donker met rode motieven. Zij kleedt zich vrijwel altijd traditioneel, in tegenstelling tot haar zusters Megawati en Rachmawati Sukarnoputri.Ga naar eind5 We bezochten zowel het oude fort als de latere villa waar Bung Karno jarenlang geïnterneerd is geweest. Behalve de boeken die hij las en die langzamerhand helemaal uit elkaar vallen, stond er ook zijn oude fiets, waarop hij mocht rondpeddelen wanneer hij tenminste weer op tijd thuis was. Ook het ouderlijk huis van Fahmawati, de moeder van Guntur, Megawati, Rachmawati, Sukmawati en Guruh, hebben we bezocht. Teruggekeerd in Jakarta hadden we samen een zeer gedenkwaardige ontmoeting. Via vrienden ontving ik de boodschap dat een van Sukarno's trouwste vrienden, luchtmaarschalk Omar Dani (75), mij wilde ontvangen voor een gesprek. Deze zeer hoge militair uit het Sukarno-tijd-perk bracht dankzij Suharto 29 jaar in een gevangenis door en kreeg pas in 1995 gratie. Hij werd op 16 augustus 1995 vrijgelaten. Tot mijn niet geringe verbazing waren voor de ontmoeting eveneens uitgenodigd luchtmaarschalk Sri Herlambang, de luchtmachtgeneraal en tot voor kort ambassadeur van Indonesië in Canada B. Parwoto, terwijl als onze gastheer optrad luchtmaarschalk Wisnu Djajengminardo, commandant van de luchtmachtbasis Halim ten tijde van Suharto's insubordinatie begin oktober 1965. Alhoewel we die middag een gesprek van enkele uren voerden, wil ik er eerst het hoogtepunt voor mij persoonlijk uitlichten. Pak Omar Dani vertelde in de gevangenis een gefotokopieerd exemplaar van mijn in 1995 verschenen boek Mijn vriend SukarnoGa naar eind6 te hebben ontvangen - wat hij me bovendien liet zien - en met intense belangstelling bleek te hebben gelezen. ‘U bent de eerste die zowel van buiten uit als vanbinnen uit over Bung Karno hebt geschreven, zoals hij werkelijk was’, aldus de luchtmaarschalk; een compliment dat door de andere aanwezigen werd bevestigd. Ik vroeg hem zijn mening in Bahasa Indonesia te herhalen. In Holland haastte men zich bij het verschijnen | |
[pagina 8]
| |
van mijn Sukarno-memoires dit natuurlijk belachelijk te maken.Ga naar eind7 Ik achtte het zeer belangrijk dat de dochter van Bung Karno kennis zou nemen van de mening van haar prominente landgenoten die haar vader uitzonderlijk goed hadden gekend en mijn reportage in hoge mate serieus namen. Uiteraard spraken we die middag in extenso over de fatale en zeer onthutsende gebeurtenissen uit 1965. De gastheren kondigden aan gezamenlijk een boek te hebben geschreven over 1965 en de coup van de officieren rond Sukarno.Ga naar eind8 Wat overigens bij alle conversaties in Indonesië opvalt is dat zodra de naam Sukarno valt, men ogenblikkelijk de oren spitst. Wanneer men vervolgens ontdekt tegen iemand te zijn aangelopen die hem persoonlijk heeft gekend, wil men alles weten en worden aan de lopende band vragen gesteld. Begrijpelijk, want de tweede generatie na zijn overlijden in 1970 is al geboren en het Suhartoregime heeft jarenlang de meest walgelijke leugens en valse beschuldigingen over hem uitgestort. Over de rol van de cia in Indonesië heeft men bij geruchten misschien wel een en ander vernomen, maar de meerderheid van de mensen heeft geen benul van wat Amerika als supermacht sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog in alle windrichtingen van de wereld op zijn kerfstok heeft. Ook bij gesprekken in de mediawereld valt op dat namen als Watergate, Irangate, Monicagate en tal van andere schandalen in grote lijnen bekend zijn, maar hoe het door Washington gespeelde maffiaspel werkelijk in elkaar zit, welke strategie er sinds 1945 is gevolgd, is niet duidelijk. Boekhandels in Jakarta, om van andere steden niet te spreken, bieden lezers op dit gebied vrijwel niets. Internationale ontwikkelingen worden bijvoorbeeld bij voorkeur op de achterste pagina van de Jakarta Post gemeld. Dit aspect van de Indonesische samenleving is gezien de aanstormende globalisatie die zich in de rest van de wereld voltrekt dramatisch te noemen. Het wordt zelfs niet opgemerkt. Er schijnen zich dan ook geen boekenkopers aan te dienen.
Tijdens mijn verblijf speelde de affaire van de voormalige dictator van Chili, Augusto Pinochet. Men wist dat hij op verzoek van Spanje in Londen in hechtenis werd genomen, maar de Indonesische media verzuimden het nieuws in een passend historisch kader te plaatsen. Laat staan dat men de relevante parallel zou trekken met recente gebeurtenissen in Indonesië zelf. Was Chili in 1972 immers niet een brutalere herhaling van wat Washington in 1965 in Jakarta had geflikt? Richard Nixon en Henry Kissinger waren van tevoren op de hoogte gesteld dat de democratisch gekozen Salvador Allende in zijn paleis zou worden belegerd en desnoods vermoord. Zij gaven enthousiast hun fiat aan deze misdadige operatie. Pas in 1999 zou men in Washington 5800 documenten van tezamen 20.000 pagina's vrijgeven over deze cia-coup in Chili. 5000 stukken kwamen van het State Department en slechts 800 van de cia, het Pentagon en de fbi, de ei- | |
[pagina 9]
| |
genlijke schuldigen aan de Amerikaanse nazipraktijken in Chili. Volgens het vrijgekomen bewijsmateriaal zouden 3000 Chilenen door Pinochet & Co. zijn vermoord en werden 200.000 mensen gemarteld. ‘Uit alle stukken blijkt,’ aldus de Volkskrant, ‘dat de cia en de Amerikaanse regeringsinstanties tot in alle details op de hoogte waren van de moordcampagne vanuit Washington tegen links.’Ga naar eind9 De Chileense Suharto vroeg Washington zelfs Amerikaanse mankracht te zenden om de door hem op te richten concentratiekampen te helpen bemannen en besturen. Richard Nixon is er niet meer, maar Henry Kissinger is een beroemdheid op het podium van internationale staatslieden gebleven. Zijn honorarium voor een praatje van een uur bedraagt minimaal 50.000 dollar. Alleen al Kissingers medeplichtigheid aan wat er in Chili gebeurde op zijn en Nixons initiatief, maakt hem tot een primaire kandidaat om terecht te staan in Den Haag voor het Internationaal Hof van Justitie wegens oorlogsmisdaden. Men zou er de Amerikaanse moordpraktijken in Laos, Cambodja of Vietnam nog bij kunnen optellen, wat Henry te minste een straf van 300 jaar zou opleveren. Maar de heer Kissinger zou echter als beloning voor de massale kerstmis-bombardementen in 1972 op Hanoi - om Noord-Vietnam tot capitulatie te dwingen; een tactiek die in Kosovo onlangs gewoon werd herhaald - als beloning de Nobelprijs voor de Vrede ontvangen, wat in de praktijk betekent dat hij voor het leven onschendbaar blijft voor door hem gesanctioneerde en uitgevoerde schendingen van de mensenrechten.Ga naar eind10
Jarenlang zijn Indonesische journalisten door hun overheid gearresteerd, geterroriseerd, of werden media gesloten aan de hand van de door Suharto uitgevaardigde strikte censuur. De journalistiek in Jakarta vertoont de, begrijpelijke, verschijnselen van de after effects van drie decennia sabotage om te voorkomen dat journalisten het nieuws in kaders zouden plaatsen die het misdadige karakter van het Suhartoregime mogelijk zouden blootleggen. Journalisten die in 1965 werden geboren zijn nu 34 jaar. Zij weten nul komma nul van wat er zich in de eerste dagen van oktober van dat jaar heeft afgespeeld. Niets van het feit dat de commandant van het leger spoorloos was, die voor Bung Karno van vitaal belang was omdat hij het staatshoofd afschermde tegen de met de vs samenzwerende hoge officieren.Ga naar eind11 Noch dat de president een tijdelijk commandant van de strijdkrachten wilde benoemen en de generaal Pranoto Reksosamudra had ontboden naar de luchtmachtbasis Halim, waar het staatshoofd zich tijdens de cia-coup tegen hem bevond. Noch van het gegeven dat Suharto, Pranoto verbood naar Halim te gaan en op dat moment dus hoogverraad pleegde, een misdaad waar ook in Nederland de doodstraf op staat. Suharto greep de macht zoals het Amerikaanse scenario | |
[pagina 10]
| |
dit had voorzien. De Amerikaanse ambassadeur, Marshall Green, liet een lijst met namen van duizenden Sukarnoaanhangers, leden van de pki en andere volmaakt onschuldige Indonesische patriotten op het hoofdkwartier van de coupgeneraal afgeven. Thans is dan vanuit Washington bewezen dat de Yankees in 1972 hetzelfde bij Pinochet in Chili hebben gedaan. Op de keper beschouwd waren Pinochet en Suharto door de cia ingehuurde rijkscommisarissen voor Amerikaanse machthebbers,Ga naar eind12 zoals Hitler in de Tweede Wereldoorlog A. Seyss Inquart voor Nederland benoemde. Suharto interpreteerde in 1965 de volmacht vanuit Washington ‘verdachte Indonesiërs’ uit de weg te ruimen in de ruimste zin des woords. Hij zette onder anderen kolonel Sarwo Edhie en het Merapi Operatie Commando in, een Indonesische variant op de ss-commando's van Hitler. Volgens een berekening van de Britse Economist vielen er in de loop van de door de vs verordonneerde jacht op links ruimt 500.000 doden. Bij een evenwichtige bestudering van de feiten is er dan ook geen verschil te constateren tussen ethnic cleansing in het voormalige Joegoslavië waar Clinton, Blair en de navo de mond vol van hebben, of wat in 1965 in Indonesië en in 1972 in Chili volgens strikte orders vanuit Washington gebeurde. Meneer Edhies lust en leven was het om hoofden af te hakken en lijken in de rivieren te laten smijten. In zijn boek zwaait Suharto in 1990 andermaal zijn uitverkoren houwdegen en massamoordenaar bijzondere lof toe. Edhie volgde Suharto's bevelen - zo schrijft hij in hoogsteigen persoon - enthousiast op, terwijl de parakolonel volgens zijn opperbevelhebber ‘een meester was in korte metten maken met vijandige elementen’, kortom, in uitmoorden.Ga naar eind13 Vrijwel alle internationale instituten, de universiteiten in de vs zelf inbegrepen, hebben voorlopige getallen van honderdduizenden slachtoffers na bestudering van wat tot dusverre bekend is overgenomen. Het wachten is nu op het vrijgeven in Washington van documenten over de samenzwering tegen Bung Karno, zoals onlangs ten aanzien van de staatsgreep tegen Allende gebeurde met het vrijkomen van tot dusverre geheim gebleven stukken. Naast de massamoorden organiseerde Suharto na 1965 - net als Pinochet in Chili - massale razzia's waarbij tienduizenden mensen in gevangenissen terechtkwamen en meer dan honderdduizend volkomen onschuldige burgers op het verafgelegen eiland Buru belandden, waar Suharto het grootste concentratiekamp uit de geschiedenis van Zuidoost-Azië inrichtte. Toen zij na tien, twaalf of meer jaren druppelsgewijs werden vrijgelaten, had Suharto inmiddels een andere oplossing bedacht dan Hitler, die indertijd joden een gele ster liet dragen: Suharto liet deze zogenoemde ex-Tapols een stempel in hun identiteitspapieren geven om te verzekeren dat zijn onschuldige slachtoffers nooit meer in de samenleving aan de bak zouden komen. Het bestaan van de cia-dodenlijst voor Indonesië, | |
[pagina 11]
| |
waarbij de aanbeveling aan Suharto werd gedaan vijfduizend mensen met een kogel door het hoofd te laten verdwijnen, werd in 1990 door een voormalige medewerker van de Amerikaanse ambassade in Jakarta, Robert Martens, openlijk bevestigd.Ga naar eind14 Alleen al deze confirmatie van ethnic cleansing onder Suharto zou voldoende moeten zijn om hem aan te klagen voor het Internationaal Hof van Justitie in Den Haag. Dit jaar een halve eeuw geleden werd in Genève de conventie over de rechten van de mens getekend. Maar wie het optreden van rechter Louise Arbour als voorzitster van dit in Den Haag gevestigde college nader onder de loep neemt, constateert dat in haar optiek oorlogsmisdadigers uitsluitend in het voormalige Joegoslavië wonen, alsof oorlogsmisdaden in Indonesië, Chili, Libië, Congo, Cambodja en een lange reeks Latijns-Amerikaanse landen door onbekende kabouters van een andere planeet - en niet de cia en Washington - zouden zijn gepleegd. Prefessor Noam Chomsky van het mit in Boston noemt zijn land niet voor niets ‘ de terroristische super-power van de wereld.’ Ook Suharto komt in ieder geval nog niet in mevrouw Arbours boekje voor. Hij mag zich rustig tussen zijn koeien in Bogor blijven verschuilen.Ga naar eind15
Generaal Suharto en diens Amerikaanse opdrachtgevers waren in 1965 te laf en te pintar busukGa naar eind16 om Bung Karno meteen te vermoorden, zoals er in Chili met Salvador Allende in diens paleis werd afgerekend. Zijn vijanden begrepen dat wanneer men de Bapak van de natie één haar zou krenken, het hele land in opstand zou komen. Er werd bewust voor gekozen om Sukarno geleidelijk aan uit te schakelen. Hij werd afgezonderd in de villa van zijn Japanse echtgenote, Wisma JasoGa naar eind17, in Slipi. Een handlanger van Suharto, de notoire generaal Alamsjah, had reeds alle nog aanwezige auto's gestolen. Hij liep bovendien ongevraagd binnen om het laatste televisietoestel bij de oudpresident weg te halen. Begin jaren zestig wist ik dat enkele generaals in Jakarta op oorlogspad waren en besloten hadden Bung Karno af te zetten. In het gesprek met maarschalk Omar Dani en diens vrienden bleek dat zij niet van alle details op de hoogte waren, of deze vergeten waren. In 1962 reisde Ujeng Suwargana, een naaste medewerker van generaal Abdul Haris Nasution, de wereld af. Hij kwam ook naar Den Haag, New York en Washington om regeringsfunctionarissen, politici en journalisten vertrouwelijk in te lichten dat er een coup tegen Sukarno in voorbereiding was, waartoe in het geheim een Dewan General, een raad van generaals, was gevormd. In 1962 had ik een laatste vertrouwelijk kanaaltje naar president Sukarno, waarbij ik vanuit New York (waar ik woonde), brieven kon zenden naar het hoofd van de presidentiële huishouding, generaal Suhardjo Hardjowardojo, die mijn boodschappen vanuit Amerika veilig aan Bung Karno ter hand stelde. Wanneer de president in New | |
[pagina 12]
| |
York of Washington was, werd ik door de ambassadeurs dr. Zairin Zain (Washington), of mr. Sukardjo Wirjopranoto (Verenigde Naties) naar de suites van de president gebracht, in het Mayflower Hotel in de hoofdstad, of het Waldorf Astoria in Manhattan. Dit geschiedde liefst buiten dr. Subandrio om, toenmalig minister van Buitenlandse Zaken, omdat die namelijk, mede op verzoek van Den Haag, wilde voorkomen dat ik enig contact had met Bung Karno. De president bevestigde me dan dat hij mijn berichten steeds ontving. ‘Ik bewaar ze tot's avonds en lees ze in bed’, zei hij eens tegen mij. Nadat deze louche afgezant van generaal Nasution ook mij tijdens een etentje in New York had geïnformeerd over de malicieuze plannen van een groep generaals in collaboratie met de cia besloot ik Bung Karno deze informatie te doen toekomen. Vooral het uiteindelijke doel van de subversieve generaals werd door de heer Ujeng levendig beschreven. President Sukarno zou worden afgezet en afgezonderd. Letterlijk: ‘We zullen hem als een bloem zonder water laten sterven.’ Dit is dan ook precies wat Suharto en zijn samenzweerders tussen 1965 en 1970 met de eerste president van Indonesië, in collaboratie met Washington en de cia, zouden doen. De president zond kolonel Magenda van de inlichtingendienst naar Washington om onderzoek te verrichten. Ik had bovendien gemeld dat ik bij een bezoek aan ambassadeur Zairin Zain in Washington bij toeval in het bureau van de militair attaché generaal Surjo Sularso diezelfde Pak Ujeng in een zijkamer achter een schrijfmachine had zien zitten terwijl hij zijn subversieve rapporten aan generaal Nasution aan het uittypen was. In 1973 publiceerde ik deze en andere details in Den Vaderland GetrouweGa naar eind18 aan de hand van minutieuze dagboekaantekeningen.Ga naar eind19 Bung Karno was dus in 1962 nauwkeurig op de hoogte wat sommige van zijn generaals tegen hem in hun schild voerden, daartoe mede door de Amerikanen aangezet. Hierbij dient te worden aangetekend dat Suharto zelf in 1961 in oostelijk Indonesië met de kwestie Irian Jaya bezig was en kan worden aangenomen dat hij aanvankelijk niet bij een lange tijd voorbereide coup was betrokken. Hij is meer de derde hond geweest die er met het bot waar de andere dieren om vochten vandoor is gegaan. Desalniettemin moet hij verantwoordelijk worden gehouden voor het vermoorden van Bung Karno en voldoet hij aan alle voorwaarden waarop nu ook Augusto Pinochet eindelijk in staat van beschuldiging is gesteld. Dat de vs overal ter wereld met dodenlijsten werken, als fundamenteel denkwerk bij het vaststellen van het buitenlandse beleid, is in Jakarta - ook aan de top - vrijwel onbekend, zoals het in 1990 ook in Den Haag aanvankelijk voor onmogelijk werd gehouden. Niet alleen ontwikkelingslanden zijn per se doelwit van Washington. Ook navo-bondgenoten van Washington hebben tot hun verbijstering moeten constateren dat wanneer het in het kraam van Yankees te pas komt, God noch gebod voor | |
[pagina 13]
| |
hen bestaat. Voor de cia was het de gewoonste zaak van de wereld ook voor Nederland dodenlijsten op te stellen ingeval de Sovjets zouden besluiten om ooit West-Europa binnen te vallen. In het strikte geheim werd vanuit de vs een terreurorganisatie opgezet, inmiddels bekend onder de naam Gladio, welke gemachtigd bleek om bij een Sovjetaanval in de landen van het westerse bondgenootschap - zoals dit ook Suharto en Pinochet werd aanbevolen om in Indonesië en Chili te doen - grote aantallen ‘verdachte personen’ standrechtelijk te executeren. Sarwo Edhies lopen tenslotte in de hele wereld bij bosjes rond, zoals onlangs in Servië, Kosovo en Albanië weer ruimschoots werd bewezen. Jarenlang waren de Amerikanen in West-Europa in de weer met het aanleggen van geheime wapenopslagplaatsen, zoals in Nederland werden ontdekt in Gelderland en in het noorden van Zuid-Limburg, terwijl, meestal, premiers en ministers van Defensie van toeten noch blazen wisten. Pas in 1990 bond premier Julio Andreotti van Italië de kat de bel aan en sloeg alarm. Spoedig volgden ‘bekentenissen’ dat overal, zoals in Frankrijk, West-Duitsland, België en Nederland, uitgebreide netwerken van Amerikaanse terreurorganisaties waren aangelegd. Op 18 november 1990 werd een dodenlijst in handen gespeeld van de Krant op Zondag. De lijst, met de codenaam natres 486, bevatte de namen en adressen van 130 inwoners van de stad Dordrecht die in geval van een Sovjetstormloop op de navo vermoord dienden te worden. Wat de Amerikaanse cloak-and-dagger-boys op dit gebied zoal bedenken doet op geen enkele manier onder voor wat Slobodan Milosevic heeft uitgehaald in Bosnië of Kosovo. Wanneer het Tribunaal voor oorlogsmisdadigers aan het Internationaal Hof van Justitie in Den Haag zou voldoen aan de meest elementaire voorwaarden van rechtspreken zou mevrouw Arbour bijvoorbeeld bij Henry Kissinger kunnen beginnen, om een van de vele Amerikaanse oorlogsmisdadigers en ethnic cleaners te noemen, die een enkele reis naar Den Haag zouden verdienen. Maar Arbour opereert niet volgens het gelijke monniken gelijke kappenprincipe, want zij werd door Washington naar voren geschoven om alleen vijanden van de cia naar de residentie te slepen. Bij mijn aankomst in mei 1999 in Jakarta waren de navo-bombardementen op Servië en Kosovo in volle gang. Bij het uitbreken van deze oorlogshandelingen op 24 maart bevond ik me in Coral Gables, Florida. Ik richtte diezelfde dag een brandbrief aan premier Wim Kok, waarin ik hem smeekte zich niet door Clinton en Blair in dit misdadige avontuur te laten meeslepen, ook al zou Nederland het enige lid van de navo zijn dat door een veto de hele actie zou afblazen. Maar ook hedendaagse Nederlandse staatslieden kennen hun geschiedenis niet. Wat me verwonderde was dat vrijwel iedereen die ik sprak in Jakarta, ook journalisten, ervan uitgingen dat Slobodan Milosevic de schuld van alle problemen was en dat | |
[pagina 14]
| |
het vanzelfsprekend was dat de navo tegen hem in het geweer was gekomen. Ik antwoordde ook niet te kunnen overzien hoe deze gecompliceerde affaire in elkaar zat, maar dat ik met grote ongerustheid constateerde dat negentien navo-landen, onder aanvoering van de vs, het Handvest van de uno met hun oorlog hadden geschonden. Ik herinnerde eraan hoe Hitler en Mussolini in de jaren dertig hetzelfde hadden gedaan, wat toen het einde had betekend van de voorloper van de uno, de Volkenbond in Genève. In 1935 viel Mussolini Abessinië binnen. Hij riep de koning van Italië tot keizer van Ethiopië uit. Hitler begon prompt Duitse minderheden in Europa te ‘bevrijden’. Niemand realiseerde zich dat op het moment dat Italië en Duitsland de in Genève overeengekomen internationale gedragsregels aan hun laars lapten, de Tweede Wereldoorlog was begonnen. De bom barstte vier jaar later in Polen. Mijn analyse is dat op het moment dat de navo met een vloot van duizend hoogst moderne toestellen het luchtruim van het voormalige Joegoslavië schond en een begin maakte met het afwerpen van 23.000 vernietigingswapens binnen de grenzen van een soevereine staat, de rechtsgeldigheid van het Handvest van de uno haar betekenis heeft verloren en feitelijk de deur naar een derde wereldoorlog reeds wijd openstaat. De navo stapte in de laarzen van Hitler en Mussolini. Het is nog slechts een kwestie van tijd tot de bom opnieuw zal barsten. Iedere komende brandhaard leent zich voor een wereldconflict, want het Handvest van de uno vertegenwoordigt niet langer een onoverkomelijk obstakel op de weg naar barbarij.
Wat me raakte was dat vrijwel niemand in Indonesië met het lot van het voormalige Joegoslavië begaan was. Bung Karno nam in 1956 het initiatief een bezoek aan maarschalk Tito te brengen. Ik was er 12 september 1956 getuige van dat beide staatshoofden staande in een open Rolls Royce Belgrado binnenreden.Ga naar eind20 Sedertdien waren Jakarta en de Joegoslavische federatie bevriende landen. In 1961 sloot maarschalk Tito zich bovendien aan bij het in 1955 door Bung Karno in Bandung opgerichte blok van Afro-Aziatische landen, de derde macht in de wereld, die volgens zijn concept de kemphanen in Moskou en Washington uit elkaar zou moeten houden. In 1955 nodigde Sukarno politieke wereldleiders naar In-donesië, zoals Chou En-lai (China), Jawaharlal Nehru (India), Abdel Gamal Nasser (Egypte), prins Norodom Sihanouk (Cambodja) en vele anderen. Wat de Indonesische president nastreefde was om het Javaanse musjawarah en mufakat toegepast te krijgen bij het onderhouden van internationale betrekkingen op het wereldtoneel. Met andere woorden was zijn boodschap: vervang de-meerderheid-heeft-altijd-gelijk-democratie door een consensusdemocratie, waarbij iedereen een stap terug doet om tot een gezamenlijk besluit te kunnen komen waar ieder- | |
[pagina 15]
| |
een zich in zou kunnen vinden. In 1961 vond de tweede Bandung-conferentie in Belgrado plaats, alwaar Bung Karno's concept gebaseerd op de Afro-Aziatische manier van met elkaar omgaan, nader werd uitgewerkt.Ga naar eind21 Hoe sterker de tegenstellingen tussen Oost en West zich aftekenden, hoe waanzinniger vormen de wapenwedloop aannam, des te dringender de president van Indonesië het noodzakelijk achtte een kalmerende en bemiddelende invloed uit te oefenen op het zwartwitdenken van het Westen. In Belgrado werd besloten premier Nehru (India) en Kwame Nkrumah, president van Ghana, naar Nikita Chroesjtsjov in het Kremlin af te vaardigen, en Sukarno en president Modibo Keita van Mali naar jfkGa naar eind22 in Washington, om beide wereldleiders te benadrukken dat men beter naar elkaar diende te luisteren in plaats van er à priori van uit te gaan dat één partij in de Koude Oorlog gelijk zou hebben. Mijn indruk was dat in 1999 de publieke opinie in Indonesië op een pro-navo en pro-Amerikaanse lijn zat ten aanzien van wat er in Joegoslavië en Kosovo gebeurde. Daarom vroeg ik de minister van Buitenlandse Zaken Ali Alatas in een gesprek onder vier ogen, waarom het blok van niet-gebonden landen, waarin ook Suharto in het zog van zijn voorganger varend steeds een prominente rol had gespeeld, zweeg als het graf nu de nood in Belgrado het hoogst was. Alatas legde in zorgvuldig gekozen bewoordingen uit dat de kwestie-Kosovo wel degelijk achter gesloten deuren binnen de Afro-Aziatische en Latijns-Amerikaanse groep van landen ter sprake was gekomen, maar dat zich bij iedere discussie steeds opnieuw scherpe tegenstellingen hadden afgetekend. Islamitische landen waren zeer sterk bij het lot van de Kosovaren betrokken. Vandaar dat iedere poging te bemiddelen vanuit het blok van landen dat juist bemiddelen hoog in het vaandel voerde, gedoemd was te mislukken. Ik vertelde Pak Alatas dat ik indertijd eens een gesprek voerde met de secretaris-generaal van de uno, de Burmees U Thant. De oorlog in Korea was voorbij. De oorlog in Vietnam was in volle gang. ‘De wereld is terug bij de middeleeuwen’, zei de heer U Thant. ‘Europese christenen trokken te paard naar Istanbul om in de naam van hun eigen en enige God zoveel mogelijk islamieten te vermoorden, Amerika voert een kruistocht in Vietnam.’ Sukarno's boodschap, zoals ik die van hem had begrepen, was dezelfde. De wereld zal nog eens ten onder gaan wanneer rijke westerse landen met hun adembenemende modernste oorlogsmiddelen blijven vasthouden aan de wij-hebben-honderd-procent-gelijk-democratie. Schaamteloos wordt in het Westen geschreven dat Kosovo feitelijk een ‘proeftuin’ is geweest voor de nieuwste navo-wapenarsenalen. Er hingen bijvoorbeeld permanent een dozijn Predator-robotspionagetoestellen boven het omstreden gebied. Aanvankelijk zwaaiden Joegoslavische militairen naar de onbemande vliegtuigjes tot zij ontdekten dat hun aanwezigheid binnen een paar minuten | |
[pagina 16]
| |
een bommenregen inluidde. Er werden door Milosevic 24 van deze toestellen neergeschoten.Ga naar eind23 Onbegrijpelijk is de reactie van navo-landen geweest ten aanzien van het afschieten van kruisraketten door navo-strijdkrachten. In Nederland gingen indertijd een half miljoen mensen de straat op om te protesteren tegen het mogelijk stationeren van deze ondingen binnen de grenzen van het koninkrijk. Maar in 1999 sliep het publiek er rustig doorheen dat dezelfde projectielen op het voormalige Joegoslavië werden afgevuurd. Het was zelfs geen punt van discussie meer. In Jakarta leek het of de klok ten aanzien van kennis over wat er werkelijk in eigen land en de wereld van na 1965 was gebeurd nagenoeg had stilgestaan. Voornaamste boosdoener was uiteraard de strakke censuur van het pro-Amerikaanse regime van Suharto en de zijnen. Er waren miljarden dollars in het land gepompt. De corruptie had vleugels gekregen. Luxe hotels waren als paddestoelen uit de grond verrezen. De telefoongids van de Indonesische hoofdstad telde tachtig pagina's met adressen van banken. Jakarta was meer en meer op Singapore en Hongkong gaan lijken en de schijn werd opgehouden dat het militaire regime voor welvaart en vooruitgang zorgde. In werkelijkheid werden de rijken steeds rijker en de rest van het land zorgde voornamelijk voor zichzelf. Indonesië was steeds meer een schijnwereld van ongekend succes geworden, tot de onvermijdelijke ontgoocheling toesloeg en de fascistische dictator het veld moest ruimen. Over de Amerikaanse rol in Indonesië zowel voor 1965 als daarna, weten de Indonesiërs grosso modo absoluut niets. Wanneer ik opperde dat het legertje van Albanese huurlingen, het uck, door de cia bewapend en gefinan-cierd was om de provincie Kosovo van het voormalige Joegoslavië opzettelijk te destabiliseren, werd steeds gereageerd in de trant van ‘Maar zoiets doen de vs toch niet?’ Dan realiseerde ik me dat 210 miljoen Indonesiërs, ook zij die zich met internationale zaken bezighielden, grotendeels in een vacuüm van informatie leefden over hoe de werkelijke wereld er aan de vooravond van het derde millennium uitzag. Men kent in Indonesië de Amerikaanse doctrine van preemptive aggression niet. De coup van 1965 in Jakarta was een simpel product van dit misdadige uitgangspunt van de Amerikaanse buitenlandse politiek. ‘Preemptive moves are usually justified on the grounds that the other side is evil,’ schreef de Australische diplomaat Gregory Clark, ‘but world-affairs are rarely so black and white. Kosovo was a good example. navo said it went in to prevent ethnic cleansing by the Serbs, but the initial ethnic cleaners, surely, were the Kosovo Liberation Army determined to use guerrilla warfare and random killings to drive out the Serbian minority.’Ga naar eind24 Vanaf het moment dat bekend werd dat vanuit Albanië huurlingen in Kosovo opereerden was het duidelijk, althans voor hen die hun geschiedenis kenden, dat de vs voor de zoveelste maal hun tentakels uitstrekten naar ge- | |
[pagina 17]
| |
bieden in deze wereld waar ze absoluut niets te maken hebben. In Korea en Vietnam werden gi's er nog op uitgestuurd de klus in levenden lijve te klaren, maar geleidelijk aan ontwikkelden zich scenario's in Washington waarbij de voorkeur werd gegeven aan het inzetten van huursoldaten, tegelijkertijd ondersteund door satellietge-stuurde bommen zoals de zogenaamde jdam-projectie-len (Joint Direct Attack Munition) die navigerend via een aantal kunstmanen vanzelf de weg naar hun doelen vinden. Vele gesprekken in Jakarta kwamen uiteindelijk neer op het verschaffen van informatie over de jongste historie van hoe de vs sinds 1989 uitgroeiden tot de enige en vooral levensgevaarlijke super-power in de wereld. In 1948 werd de cia opgericht om het communisme te bestrijden. De regering-Eisenhower plande reeds een coup tegen Fidel Castro. jfk ging aanvankelijk met de landing bij de Varkensbaai van huurlingen akkoord, tot zijn staf hem wees op de aangegane verplichting voortkomend uit het Handvest van de uno, dat soevereine staten niet buiten de Veiligheidsraad om het slachtoffer mochten worden van militaire operaties, ook niet via een legertje huursoldaten. Kennedy trok op het laatste moment de Amerikaanse luchtdekking terug en de uitgezonden soldaten werden door Castro in de pan gehakt. ‘Geen wonder dat hij voldoende vijanden maakte, te beginnen bij de cia, om in Dallas uit de straat te worden geschoten’, merkte ik soms op in Jakarta. De meeste gesprekspartners bleken jfk nog altijd als een Amerikaanse held te beschouwen, wat overigens in de rest van de wereld eveneens het geval is. Wanneer ik vervolgens opmerkte: ‘Kennedy was een ordinaire boef en de zoon van een rijk geworden whiskyhandelaar’, dan veroorzaakten zulke woorden een zichtbare schok. Omdat de affaire-Monica Lewinsky betrekkelijk vers in het geheugen ligt, herinnerde ik mijn Indonesische gesprekspartners eraan dat Monica in Judith Exner een illustere voorgangster had gehad, die als presidentiële bijzit fungeerde wanneer Jacqueline Kennedy was gaan paardrijden of andere verplichtingen had. ‘jfk pakte het grondiger aan dan Bill Clinton, die Kennedy niet voor niets als zijn idool beschouwt. Clinton had voldoende aan een vluggertje in een zijkamer van de beroemde Oval Office. jfk nam Judith mee naar een slaapkamer. Veel later zou bewezen worden dat de president mevrouw Exner bovendien gebruikte als koerierster naar maffiabazen in Chicago. Zij overhandigde aldaar brieven van de president van de vs om assistentie te willen verlenen bij het vermoorden van Castro. Het diende echter verborgen te worden gehouden dat jfk de opdrachtgever was’, vertelde ik in Jakarta aan de hand van de feiten. Wanneer Indonesiërs van nu dergelijke informatie vernemen, reageren ze doorgaans of ze het in Keulen horen donderen. Ik voegde er soms als pikant detail aan toe: ‘Begrijpt u nu waarom president Sukarno in 1961 na een officieel bezoek aan president Kennedy op het Witte Huis | |
[pagina 18]
| |
rechtstreeks van Washington naar Havana vloog? Bung Karno maakte als leider van het blok van niet-gebonden landen een ostentatief gebaar in de richting van Fidel Castro, die toen twee jaar onder een misdadige Amerikaanse blokkade lag.Ga naar eind25 Bung Karno wilde Cuba het gevoel geven dat de Afro-Aziatische wereld zich solidair verklaarde met mensen 150 kilometer buiten de kust van Florida.’ Het gebaar naar Castro zou hem in Washington niet in dank worden afgenomen. Pas 25 jaar later zou Fidel Castro zelf het voorzitter-schap van de Bandung-groep van niet-gebonden landen op zich nemen. In Havana werd toen een bijeenkomst van deze derde macht in de wereld georganiseerd, die ik ook bijwoonde, waar in de vergaderhal het portret van Bung Karno ontbrak terwijl hij nota bene de stichter van deze beweging was geweest. Diplomaten in dienst van Suharto hebben jarenlang geprobeerd de eer die Sukarno ten volle toekwam in deze te onthouden. De wereldpers vergeet insgelijks al jaren om Bung Karno te vermelden als oprichter van het blok van niet-gebonden landen. Voor de meeste journalisten zijn Nehru, Tito, Nasser en Nkrumah nog altijd de oorspronkelijke initiatiefnemers, wat historisch onjuist is. Sprekende over jfk en wetende hoe Indonesiërs veelal hunkeren naar meer informatie over Sukarno, hun eerste staatshoofd, voegde ik soms bij het onderwerp passende anekdotes toe. De kennismaking met de Kennedy's vond 24 en 25 april 1961 op het Witte Huis plaats. Door de aanwezigheid van Jacqueline Kennedy heerste een ontspannen sfeer. Ambassadeur Zairin Zain had de medewerkers van de president relevante achtergrondinformatie verstrekt, zoals hoe Bung Karno in een juiste stemming gebracht kon worden. Later, tijdens een conversatie in de Oval Office, vroeg Kennedy aan zijn gast: ‘Waar staat u in de controverse tussen de Sovjet-Unie en ons?’ Bewust van de aanwezigheid van afluisterapparatuur in het vertrek antwoorde Bung Karno dit zeker te willen vertellen, ‘maar dan in uw slaapkamer’. In 1966 herinnerde de president zich dit bezoek. ‘Het belangrijkste gesprek dat ik met president Kennedy heb gehad, Wim, vond dus plaats in diens slaapkamer. We zaten op de rand van zijn bed, je weet wel, zo'n ouderwets bed met vier hoge poten.’Ga naar eind26 Wat ik in 1973 echter niet vermeldde in het boek dat ik toen publiceerde was dat de president er een zin op liet volgen waarvan de strekking was: ‘Hoe haal je het in je hoofd zo'n bed te gebruiken wanneer je van een vrouw wilt genieten?’ President Sukarno vertelde met John en Robert Kennedy een uitstekende verhouding te hebben opgebouwd. In 1970 filmde ik voor de nts acht naaste medewerkers van jfk en rfk, die zich soms in minder complimenteuze bewoordingen over de voormalige Indonesische president uitlieten. Omgekeerd was dit niet het geval. Sukarno wilde bijvoorbeeld alles weten over hoe de schietpartij in Dallas in elkaar had gezeten. Omdat ik me daar in opdracht van Carel Enkelaar van de nts-televisie intensief | |
[pagina 19]
| |
mee bezig had gehouden kon ik hem er het nodige over vertellen.Ga naar eind27 De president begreep uitstekend dat Kennedy - zoals ook diens naaste medewerker Theodore Sorensen me indertijd verzekerde - het voornemen had gehad om na zijn herverkiezing in 1964 de oorlog in Vietnam af te bouwen en tot staan te brengen. Sukarno wist ook dat het eerste geheime decreet dat Lyndon B. Johnson op het Witte Huis tekende, juist Vietnam had betroffen. De cia had lbj kunnen overtuigen dat Noord-Vietnam de verliezer behoorde te zijn. De man uit Texas werkte mee om het aantal Amerikaanse militairen van 26.000 op 600.000 te brengen. In dit scenario pastte uiteraard geen sterk Indonesische leger in de rug van Amerikanen, die steeds verder wegzonken in de moerassen van de Mekongdelta. Washington wist dat Bung Karno sympathiek stond tegenover de vrijheidsstrijd van Ho Chiminh, dus in de optiek van de cia diende hij te verdwijnen. Vandaar de Suhartocoup. Vandaar de dodenlijsten van Marshall Green. Vandaar het door Washington veroorzaakte misdadigste bloedbad uit de historie van de Indonesische archipel. In 1994, 1995 en 1999 bezocht ik, soms langdurig, Indonesië. Ik heb van 1958 tot 1992 in New York gewoond. Ik ben overtuigd te weten wat voor vlees men in de kuip heeft, tenminste wat het voeren van een internationaal beleid door Washington en zijn diverse geheime diensten betreft. Daarom is voor mij een pro-Amerikaanse publieke opinie in Jakarta, maar ook in Den Haag, onbegrijpelijk. Men kent zijn geschiedenis niet. Wie het internationale optreden van de vs van na 1945 onder de loep neemt, constateert dat sinds het afwerpen van atoomwapens boven Hiroshima en Nagasaki het denkwerk achter de militaire besluitvorming in Washington wezenlijk ongewijzigd is gebleven. Generaal Curtis LeMay, luchtmachtchef-staf stelde lbj in 1963 voor dat Washington moest ophouden achter de vliegen in Noord-Vietnam aan te gaan, ‘when we should be going after the manure pile.’Ga naar eind28 Luchtmacht-generaal Thomas Power benadrukte dat wanneer hij toestemming kreeg B-52-bommenwerpers in te zetten, hij Noord-Vietnam zou vermorzelen.Ga naar eind29 De mentaliteit van de jaren zestig overheerst ook in 1999, alleen de methoden om tegenstanders ‘naar het stenen tijdperk te bombarderen’ (generaal LeMay) zijn nader uitgewerkt en geperfectioneerd. Bill Clinton beschouwt jfk als zijn idool. Maar Kennedy besefte tenminste dat huurlingen Cuba inzenden in strijd was met de uno en het Handvest. Clinton - en zijn vriend Tony Blair - lapten de uno en de Veiligheidsraad aan hun laars. jfk trok Amerikaanse luchtsteun voor de huurlingen vis à vis Fidel Castro juist in. Clinton - en Blair - organiseerden een navo-luchtvloot van duizend toestellen à la de opvattingen van de generaals LeMay en Power uit het begin van de Vietnam-oorlog. Waar Sukarno mordicus tegen was en waarvoor hij en het Indonesische volk moesten boeten toen zij Suharto door de keel kregen geduwd. | |
[pagina 20]
| |
Amerikaanse leiders - Reagan, Bush, Clinton - hebben er een handje van tegenstanders het etiket ‘Hitler’ op te plakken om de aandacht af te leiden van hun eigen fascistisch gedrag. Over het neerhalen van een Iraans verkeersvliegtuig met bijna 400 burgers aan boord door een raket van een Amerikaanse kruiser boven open zee wordt nooit meer gesproken. Dat was een vergissing, volgens de dienstdoende admiraal. Wanneer als vergelding voor die oorlogsmisdaad een panam-toestel boven Schotland ontploft, dan is de wereld te klein, omdat Washington en Londen op het standpunt staan dat levens van hun burgers oneindig meer waardevol zijn dan dat van Irakezen, Argentijnen (Falklands), Sudanezen (kruisraketten afgevuurd), Panamezen (even 36.000 mariniers gestuurd om het staatshoofd te ontvoeren), Grenadanen (Maurice Bishop, de premier door middel van een cia-coup vermoord, met zijn halve kabinet), Cambodjanen (prins Nordom Sihanouk afgezet in ruil voor de verraderlijke maarschalk Lon Nol), Che Guevara (vermoord in Bolivia door de Groene Baretten van de Yankees), Patrice Lumumba (in de Congo, vermoord en in een frigidaire bewaard), ja zelfs de toenmalige Zweedse secretaris-generaal Dag Hammarskjold van de uno, die de zaak-Lumumba wilde uitzoeken, verongelukte op mysterieuze wijze in Afrika. Nog onlangs bood Bill Clinton Guatemala zijn ‘diepgevoelde verontschuldigingen’ aan voor wat cia-huurlingenlegertjes in dat land onder Amerikaanse leiding aan oorlosgsmisdaden hadden begaan. Wie is het ikon-team vergeten dat in El Salvador als onderdeel van Amerikaanse oorlogsmisdaden werd neergeknald? Clinton en Blair zijn de onbetwiste gangmakers van de Balkan-oorlog van 1999 geweest. De rest van de navo liet zich in dit heilloze avontuur meeslepen. Na 78 dagen vruchteloos bombarderen volgens het recept van een gek als generaal Curtis LeMay toverden beide heren als doekje voor het bloeden een nieuw begrip uit de ciahoed: ‘humanitaire oorlog’. Generaal Wesley Clark, opperbevelhebber van alle navo-strijdkrachten, ook die uit Nederland, kwam vervolgens de navo-ambassadeurs in Brussel vertellen dat voor het eerst een high-tech-oorlog-voering, ingezet als diplomatiek wapen, tot ‘de overwinning’ had geleid. Wanneer de Europese tak van de navo na wat op de Balkan gebeurde niet doorheeft dat de navo-na het omvallen van de Berlijnse Muur en de versplintering van de voormalige ussr - haar bestaansrecht heeft verloren en we ons dienen te ontkoppelen van de Clintons, Clarks en als het moet de Blairs, dan zullen verziekte geesten in de vs ons vroeg of laat een derde wereldoorlog binnen leiden. Clinton en Blair hebben zelfs een aantal miljoenen op het hoofd van Slobodan Milosevic gezet, zonder ‘de bondgenoten’ hierover te raadplegen. jfk verschool zich tenminste nog achter de maffiabazen in Chicago om dergelijke gangsterpraktijken uit te laten voeren en haalde ze dus officieel niet in zijn hoofd. Clinton en Blair nemen die | |
[pagina 21]
| |
moeite niet meer. Zij trekken voor het voetlicht van de wereld zelf een desperado-jasje aan. Wanneer beiden heren landen zouden vertegenwoordigen met een ongeschonden blazoen in de sectoren oorlogsmisdaden of het schenden van mensenrechten zou men zich iets kunnen voorstellen bij het zetten van een prijs op het hoofd een collega die misdadig zou hebben gehandeld. Uit de documenten zal over 25 jaar echter blijken dat Milosevic slechts heeft gereageerd op de cia-invasie van het uck vanuit Albanië en de terroristen met gelijke munt terug heeft betaald, zoals Fidel Castro deed met het huurlingenlegertje aan de Varkensbaai. Wat misschien wel het opmerkelijkst is, is dat Parijs, Bonn, Rome, Brussel en Den Haag - waarvan we zo graag zouden willen denken dat er de LeMay/Clark-mentaliteit van de Amerikanen nog niet heeft toegeslagen - Clinton en Blair niet op de vingers hebben getikt, nadat ze met het uitloven van deze miljoenenbeloning op het hoofd van de leider van Servië de hele navo naar het niveau van de gangsterbazen in Chicago hebben neergehaald. Wanneer ik in Indonesië over deze voor hen zeer verafgelegen zaken cadenza's afstak, kon je merken dat men doorgaans over vrijwel geen achtergrondinformatie beschikte om de portee van de ernst van de huidige ontwikkelingen in Europa en de wereld te begrijpen en men inwendig blij scheen aan de andere zijde van de evenaar te wonen. Wat men nooit mag vergeten wanneer men Indonesië bezoekt, is dat haar hoofdstad Jakarta noch Java, noch Indonesië uitstraalt. De oerbron van het land ligt waar eens de Midden-Javaanse vorstendommen van Surakarta en Yogyakarta bloeiden. Ik neem altijd enkele boeken over de historie van het land mee om te herlezen, bijvoorbeeld in de sneltrein naar Bandung of een vliegtuig naar Bali. Op weg naar Surakarta herlas ik een boek van professor van Wulfften Palthe. ‘If we define civilization as the conditions ruling in a society in as far as they bear on the mental development of Man as an individual and Man as a member of society, then this civilisation consists of two elements: refinement and culture.’Ga naar eind30 Voor mij is Midden-Java nog steeds alsof je in een ander land bent terechtgekomen. Men kijkt anders dan in Jakarta, men gedraagt zich anders, men beleeft het leven anders. Men haalt welhaast anders en dieper adem. Ook Oost-Java en Bali weerspiegelen een flikkering van hoe het land eens geweest moet zijn. Op 30 mei 1999 zou ik in de middag thee gaan drinken met Pangeran Puger in de kratonGa naar eind31 in Yogyakarta. Ik las die dag in B.H.M. Vlekke's studie Nusantara: A History of Indonesia.Ga naar eind32 De ontmoeting zou als uit een andere wereld zijn, waardoor je de corrupte bende in Jakarta een ogenblik totaal zou kunnen vergeten. Ik bestudeerde een stamboom (zie pagina 22) uit Yogya en realiseerde me hoe 200 en 300 jaar geleden onze voorvaderen kennelijk begrip opbrachten voor tradities en subtiliteiten en de verfijnde omgangsvormen van Java. | |
[pagina 22]
| |
Pangeran Puger (67) is de broer van de enkele jaren geleden overleden Sultan Hamengku Puwono ix. Toen ik in de vorstelijke ontvangstkamer tegenover mijn gastheer plaatsnam was mijn eerste gedachte: zo voelde ik me vroeger, wanneer ik alleen sprak met Bung Karno; identiek hetzelfde. Dergelijke gevoelens bevingen me trouwens eveneens toen ik met Sukma op bezoek was bij luchtmaarschalk Omar Dani. Er hing een sfeer rond genoemde heren die me herinnerde aan mijn ouderlijk huis De Horst in Bosch en Duin. Mijn vader en grootvader waren te Semarang geboren, alwaar mijn overgrootvader Alexander Oltmans van 1864 tot 1889 verbonden was aan de Spoorwegen, waarvan de laatste jaren als president van het Comité van Bestuur van de Nederlands Indische Spoorweg Maatschappij. Mijn achtergrond, ook van moeders zijde, was die van een familie met een langdurig Indisch verleden. Vanaf de dag, namelijk 12 juni 1956, dat ik in de tuin van de Indonesische ambassade in Rome voor het eerst tegenover president Sukarno stond, signaleerde ik tussen ons een gevoel van herkenning en vertrouwlijkheid, zoals men dit onder leden van een familie kent. Het oude Indië zat blijkbaar in mijn genen. Wat me raakte in de rustige kamer in Yogya was de oase van voelbare beschaving en de innerlijke rust die uitging van mijn beminnelijke gastheer. Hij was de levende verpersoonlijking van waar professor van Wulfften Palthe over schreef. Deze Javaanse pangeranGa naar eind33, telg uit een duizend jaar oud geslacht, zou het niet in zijn hoofd halen maffiabazen in Chicago te verzoeken Fidel Castro overhoop te schieten of miljoenen op het hoofd van Milosevic te zetten. Evenmin als Bung Karno het in zijn hoofd zou hebben gehaald iemand met wie hij het oneens was ‘als een bloem zonder water’ om het leven te laten brengen. Midden vorige eeuw voerden Noord en Zuid in de vs een bloedige oorlog, waar de Verenigde Staten zoals we | |
[pagina 23]
| |
die nu kennen, uit voort zouden komen. Die dagen zat Eduard Douwes Dekker te praten met RadenGa naar eind34 Adhipatti Karta Natta Negara, de regent van Lebak. ‘Hij was een beschaafde oude man, die over veel wist te spreken met verstand en oordeel. Men hoefde hem slechts aan te zien om overtuigd te wezen dat het merendeel van de Europeanen die met hem in aanraking kwam, meer van hem, dan van hen te leren had.’Ga naar eind35 Toen de huidige supermacht, met de meeste noten op de zang en met de meeste ongevraagde maar dringende adviezen van hoe mensen met elkaar om dienen te gaan, bezig was een staat van nouveau riches uit een wildernis te timmeren, zat Eduard Douwes Dekker tegenover een gentleman uit Lebak. Multatuli raakte in de ban van de regent uit Java zoals ik dit in 1999 ervaarde bij het bezoek aan Yogya. Trouwens, ik vond in de familiepapieren van mijn overgrootvader uit Semarang menig kaartje met een kroon van Javaanse vorsten, soms begeleid door foto's. Hij was dan ook een tijdgenoot van Douwes Dekker, die in 1856 de post van assistent-resident in Bantam, afdeling Lebak aanvaarde. Anderhalve eeuw later, als achterkleinzoon van Alexander Oltmans, luisterde ik zelf naar een pangeran uit deze streken. In gedachten probeerde ik me voor te stellen wat er in het land, na het vertrek van de heren van de koffieveilingen der Nederlandse Handel Maatschappij, met de oorspronkelijke blue-print van de Javaan kon zijn gebeurd. Hij vertelde hoe hij als jongen van twee jaar in huis kwam bij een Hollandse familie, omdat het Yogyase hof het noodzakelijk achtte dat telgen uit het vorstenhuis vanaf de wieg vertrouwd raakten met de taal van de bezetter van Indië. Ik vertelde prins Puger in dit verband een ervaring uit 1957 tijdens een bezoek van president Sukarno aan Kalimantan. In Bandjermasin riep de president naar me: ‘Wim, Wim,’ - hij deed dit altijd twee keer - ‘weet je dat de gouverneur hier met je vader op de hbs in Semarang heeft gezeten?’ Wat bleek was dat ook gouverneur Milono, zoon van een Javaanse regent, bij het volgen van de hbs door zijn ouders bij de Hollandse familie Tillenius Kruithoff in huis werd gedaan. Vanwege een scheidingsprocedure die dagen tussen mijn grootouders, was mijn vader bij dezelfde familie in huis. Vader en Milono deelden een kamer. Zij maakten hun huiswerk samen. Zij voetbalden in hetzelfde elftal. Kortom: zij waren vrienden. Bij thuiskomst vertelde ik hoe Bung Karno me had samengebracht met Pak Milono. Mijn vader nam me mee naar zijn werkkamer. Hij vertelde het volgende uit zijn jeugd op Java uit de jaren voor de Eerste Wereldoorlog. Vader had een lange vakantie doorgebracht bij de familie van zijn vriend. Voor vertrek terug naar de hbs in Semarang had de regent de twee jongens bij zich geroepen, hun vriendschap gezegend en hen beiden een gouden kris als djimatGa naar eind36 gegeven. Daarop trok mijn vader de bovenste lade van zijn schrijftafel open en daar lag de kris van zijn | |
[pagina 24]
| |
Javaanse vriend. ‘Ik heb nooit in Delft’, waar mijn vader chemie studeerde ‘één keer examen gedaan zonder deze kris bij me te dragen’, aldus vader. Later, toen hij in Utrecht rechten studeerde, deed hij hetzelfde, ‘en ik heb nooit één test twee keer hoeven doen’. Mijn twee broers en ik kregen van onze vader het begrip tjilaka mee, dat betekent: tart de goden nooit, niet zuiver handelen brengt ongeluk; wees integer. Wat de moderne sociobiologie aanduidt met ‘fluisteringen vanbinnen uit’, heb ik vanuit Java van kinds af aan meegekregen.Ga naar eind37 Ik groeide op met sambal en ketjap. Wanneer voor de Tweede Wereldoorlog oceaanstomers uit Indië arriveerden waren er dikwijls familieleden aan boord, die we afhaalden wanneer zij bij ons logeerden. Een idioot in Holland schreef na mijn ontmoeting in Rome met Bung Karno, dat ik in Italië door hem was betoverd. Zo was het dus niet. Al was hij staatshoofd van Indonesië, ik herkende en beleefde hem als een familielid van vroeger. Hij heeft me eens gezegd: ‘Wim, jij bent geen belanda.’ Ik antwoordde: ‘U weet toch, ik kom uit Bodjonegoro’, een heerlijk plaatsje in Oost-Java, dat ik een samen met hem bezocht.Ga naar eind38 Sinds ik in 1956 met de Willem Ruys bij Tandjung Priok landde heb ik me altijd bijzonder thuis gevoeld in Indonesië, misschien meer dan ooit in 1999, nu Suharto is verdwenen. Ik heb me een leven lang verdiept in de dromen en aspiraties van Indonesiërs, die na de eeuwenlange bezetting door Europeanen het recht op vrijheid duur hadden bevochten. Ik verzette me dan ook tegen Haagse betweters en domkoppen die nooit in aanraking met de rice roots van Azië waren geweest, noch enige moeite hadden gedaan om erachter te komen wie bijvoorbeeld Sukarno eigenlijk was. Waarom was ik de enige Hollandse journalist in die jaren, die door middel van investigative journalism wél naar Jakarta reisde om te ontdekken wie Bung Karno was en wat hij nationaal en internationaal wilde? Dat ik vervolgens in botsing zou komen met de voortdurende neokolonialistische mentaliteit van de Haag se bestuurders, die het verlies van Indië niet hadden verwerkt, en daarmee tot de meest gehandicapte dekolonisatoren in de wereld zouden gaan behoren, was een van tevoren uitgemaakte zaak.
Na het bezoek aan Yogya voegde ik me op 1 juni opnieuw bij Sukmawati Sukarnoputri in het Helmi Hotel in Surabaya, alwaar zij vanuit Sulawesi was gearriveerd voor enkele verkiezingstoespraken. Ik vertelde haar over het bezoek aan prins Puger en over hoe haar vader en Bung Hatta, die samen de Merdeka (vrijheid) van het land afkondigden (op 17 augustus 1945), zich zeer bezorgd toonden over het verlies van fundamentele waarden in de samenleving, net als men dit ook nu in 1999 aan het hof in Yogya aanvoelde. Als steeds vroeg zij mij meer te vertellen, en dan vooral over mijn laatste gesprekken in 1966 met Sukarno en Hatta, de beide ondertekenaars van de onafhankelijkheidsverklaring. | |
[pagina 25]
| |
Dr. Mohammed Hatta beklaagde zich toen vooral over het toenemende verlies van het met de paplepel ingegeven Javaanse gevoel van malu. Men gedroeg zich toen bijvoorbeeld buitengewoon onbeschoft jegens ouderen, iets wat tot 1965 ondenkbaar was. In zijn cultuuranalyse omschreef Niels Mulder malu als een van de principiële mechanismen van opvoeding en training als: ‘That deeply internalized attitude fostering conformity at the same time functioning as a kind of conscience since it should control behaviour.’Ga naar eind39 Hatta gaf er in ons gesprek meer de invulling aan, van een malu die vooral fungeerde als een barrière tegen oneerlijk en onrespectvol handelen in de samenleving. De voormalige vicepresident beschouwde de ontwikkelingen van na 1965 als rampzalig, omdat hij van alle kanten uit het land signalen opving dat ook andere fundamentele waarden, die sinds mensenheugenis in acht werden genomen, overboord werden gegooid. Laat me hier toevoegen, dat wanneer men dr. Hatta's werkkamer aan de Jalan Diponegro binnenkwam, met de wit-gewassen Makassars op de fauteuils, men gelijk begreep waarom het nooit echt had geboterd tussen hem en Bung Karno. Hatta bleef de in Rotterdam opgeleide studeerkamergeleerde, die matriarchale huiselijke omstandigheden als normaal en acceptabel beschouwde; daarentegen was Sukarno, in Bandung opgeleid tot ingenieur, nooit in Holland geweest - dat bleef een onvervulde wens voor hem - en was hij 55 jaar toen hij voor het eerst, voor een staatsbezoek aan President Dwight D. Eisenhower, naar de vs reisde. Sukarno en Hatta waren tegenpolen. Bung Karno was veel meer de bon vivant, die van vrouwelijk schoon hield en beslist niet, zoals met Hatta het geval was, een pantoffelheld. Sukarno was veel meer Javaan - of Indonesiër - gebleven. Hij at het liefst rijst met zijn vingers tijdens de maaltijden in de bungalow bij paleis Bogor, waar hij met mevrouw Hartini de weekends doorbracht en waar ik hem in 1966 meer dan eens bezocht, Die dagen klaagde ook Bung Karno steen en been over het verlies van de traditionele Indonesische esthetische en morele waarden. Hij was zeer geïrriteerd over het optreden van een door het leger en Suharto opgestookte en betaalde groep studenten (kami), die iedere dag tegen de president demonstreerden en daarbij de meest walgelijk en beledigende leuzen riepen die hen door de officieren rond Suharto waren ingegeven, alsof het begrip malu nooit had bestaan. Het was dan ook ironisch dat deze mijnheer, zij het pas op 21 mei 1998, zelf van het toneel verdween, eveneens na verzet van studenten. Met dit verschil dat in 1965 studenten leuzen schreeuwden hen door verraders voorgekauwd die samenwerkten met de cia, terwijl in 1998 studenten massaal de straat opgingen omdat het volk schoon genoeg had van het regime. In 1998 vertolkten de studenten dan ook de stem van het volk. Wat me in 1966 zeer trof was de toenemende eenzaamheid en isolatie van president Sukarno. In de jaren vijftig had ik hem op het paleis altijd gekend als omringd door | |
[pagina 26]
| |
vrienden en gezelligheid. Nu kwamen er steeds minder mensen naar het paleis, en velen hadden eieren voor hun geld gekozen door over te stappen op de Suharto-bandwagon. Als ik alleen met hem sprak was het duidelijk dat Bung Karno de nacht van 30 september op 1 oktober 1965 als een nationale ramp beschouwde. Veertig jaar had hij gewerkt aan het bereiken van een evenwicht tussen linkse en rechtse politieke krachten in het land.Ga naar eind40 Maar de moord op de zes generaals en een luitenant had Bung Karno's levenswerk als met één pennenstreek uitgewist. Het leger met Suharto sloeg door naar rechts, trok alle macht naar zich toe en vaagde links met een vrijbrief van Washington en de cia weg. Ik verwonderde me er zeer over hoe de president tegelijkertijd in zijn lot berustte. Op een ochtend vroeg hij me mee te wandelen van het terras aan de achterzijde door de paleistuin naar een bijgebouw, waar hij de tandarts zou bezoeken. Al wandelend neuriede hij in zichzelf. Later vroeg ik de met ons meelopende generaal Suhardjo Hardjowardojo wat de whisperings inside het hoofd van Bung Karno waren geweest. ‘Hij zong over koningin Sintha, die een boodschap van haar man Rama kreeg’, aldus Pak Hardjo. ‘Zij werd door de koning van de reuzen gestolen. De aap Hanoman zit in een boom. Hanoman is een geweldenaar en bovendien brutaal. Sintha roept hem toe ‘Ben je werkelijk de bode van mijn man?’ De aap toont een ring. Wanneer de ring te groot is geworden, dan is Sintha magerder geworden en de koning trouw gebleven.’ Terwijl hij van alle kanten werd verraden zong de president over de ware trouw van Sintha uit de ‘Ramayana.’Ga naar eind41 Soms laaide zijn woede op over wat er om hem heen gebeurde. Op een dag berichtte het blad Merdeka op de voorpagina, dat minister Adam Malik tegen studenten in Tokio had gezegd dat Sukarno de schuld van de massamoorden op links was geweest, omdat hij had geweigerd de pki te veroordelen voor de dood van zes generaals en een luitenant. Ik was erbij toen de president adjudant-kolonel Bambang Widjanarko opdroeg hoofdredacteur B.M. Diah direct te laten komen. Even later rapporteerde de adjudant dat Diah verhinderd was omdat hij bezoek had van de ambassadeur van Argentinië. In onverbloemd Nederlands zei de president: ‘Kan me niets verdommen: hij moet hier komen.’ Tien minuten later stopte een auto aan de achterzijde van het paleis waar, als steeds, het ontbijt op het terras werd geserveerd. Sukarno smeet de krant op tafel en vroeg Diah: ‘Hoe komt deze onzin in jouw krant?’ Een school-voorbeeld van hoe malu werkte toonde de hoofd-redacteur van Merdeka. Hij boog zijn hoofd in schaamte en zei alleen maar: ‘Ja, susah Pak’, wat zoiets betekent als ‘ik geef toe, het spijt me’. Het leek erop of ik op dat moment malu zich zag voltrekken als een vorm van biecht. De journalist erkende dat het niet had mogen gebeuren en het had er alle schijn van dat de kous daarmee af was. Er werden die ochtend foto's genomen van de gasten met de president, | |
[pagina 27]
| |
waar Diah met een brede glimlach aan zou deelnemen. In het Westen zou een dergelijk voorval een ander staartje hebben gekregen. Niet in Indonesië. Op zonderlinge wijze raakte ik op de valreep betrokken bij verwoede pogingen van het Suhartokamp om in 1966 Bung Karno ertoe te bewegen alsnog de pki te veroordelen voor de coup van 1965. In 1957, bij een bezoek aan het Indonesische Garuda Bataljon in Egypte dat aldaar in uno-verband was gestationeerd in het zog van de crisis om het Suez-kanaal, leerde ik majoor Sutikno Luki-todisastro kennen. In de jaren zestig werd Sutikno, inmiddels kolonel, in Washington gedetacheerd als militair attaché. Wij hernieuwden onze kennismaking. Ik woonde toen in New York. In 1966 ontving ik een brief van Pak Tikno, die terug in Jakarta bleek te zijn en daar fungeerde als de rechterhand en adviseur van coupgeneraal Suharto. Hij stelde voor dat ik het proces tegen de voormalige minister van Buitenlandse Zaken, dr. Subandrio, zou komen filmen. De nts en Carel Enkelaar verstrekten mij de opdracht en ik vertrok vervolgens met een televisieteam naar Jakarta. Uiteraard ontmoette ik ook kolonel Sutikno weer. Hij kwam dikwijls heel vroeg naar Hotel Indonesia voor ik naar het paleis zou gaan om het ontbijt bij te wonen. Men moet over een speciale antenne beschikken - zeker wanneer men uit het klompenland komt - om bepaalde bedoelingen van Indonesiërs op de juiste wijze te kunnen beoordelen, wanneer zij putar putarGa naar eind42 iets duidelijk willen maken. Geleidelijk aan kreeg ik in de smiezen dat Sutikno hoopte dat ik de president zou kunnen overtuigen dat Suharto absoluut niet ambieerde president te worden. Integendeel, men wilde niets liever dan dat Bung Karno op het paleis zou blijven, maar dan moest hij wel de pki de schuld geven van de coup in 1965. Wanneer Suharto zelf over die periode schrijft, zegt hij letterlijk dat Bung Karno - op dat moment nog steeds zijn opperbevelhebber - wel doorhad ‘dat ik mij niet zo gemakkelijk liet bevelen, dat ik mijn eigen opvatting had’.Ga naar eind43 Maar: ‘Intussen liep ik het paleis in velduniform in en uit.’ Hij bleef echter bakzeil halen met zijn eis dat het staatshoofd de pki zou ontbinden en verbieden. Daar was immers de putsch van 1965 om begonnen? Ik was dus begin oktober 1966 gearriveerd en geleidelijk aan begreep ik dat kolonel Sutikno mij probeerde te beïnvloeden het standpunt van Suharto andermaal bij Bung Karno te bepleiten. Ik denk dat ik niet alleen president Sukarno beter kende dan Suharto en Sutikno, maar hem vooral exact begreep. Er was geen sprake van dat het staatshoofd ooit één millimeter zou afwijken van zijn Nasa-kon-gedachte, dat betekende het evenwicht bewaren tussen (in zijn eigen woorden): ‘Nas meaning noncommunist nationalists; A for agama, meaning the anticommunist religionists, and Kom meaning the communist party, pki.’Ga naar eind44 Sukarno voegde eraan toe dat de communisten meegevochten hebben voor de vrijheid van het land en ook in 1965 patriotten waren, die hem altijd had- | |
[pagina 28]
| |
den gesteund. ‘Would the West suggest I kill them off while at the same time the fanatical rightwingers are trying to kill me?’, doelend op de cia en figuren als generaal Nasution en diens medewerker Ujeng Suwargana. Aanvankelijk roerde ik dit heikele onderwerp inderdaad bij de president aan. Door zijn reactie begreep ik echter steeds beter dat Sukarno gelijk had en Suharto's insubordinatie afschuwelijke, verstrekkende gevolgen zou krijgen. Sukarno was honderd procent zeker van zijn gelijk. Zeker nadat D.N. Aidit met andere pki-leiders zich direct na de coup naar Halim hadden begeven, waar de president die dagen aanvankelijk verbleef, om hem te verzekeren dat zij buiten de moord op de officieren stonden. Pak Omar Dani vertelde me onlangs dat Suharto hem in Halim had opgebeld om aan te geven dat Bung Karno beter vandaar kon vertrekken, ‘want hij bevindt zich op een verkeerde plaats’. Sukmawati en haar broer Guruh waren hun vader op Halim gaan bezoeken. Ook Sukarno's Japanse echtgenote Ratna Sari Dewi was vermomd in een jeep door de bewaking geglipt en had haar man onder vier ogen op Halim gesproken. Dewi is tot op de dag van vandaag een fervent pleitbezorgster voor haar man gebleven, omdat ook zij zeker weet dat wat in Jakarta gebeurde vanuit Washington werd bekokstoofd. Daarbij komt dat, wanneer de president naar Suharto zou hebben geluisterd en de pki als schuldige partij buiten de wet zou hebben gesteld, het leger geen 500.000 slachtoffers zou hebben gemaakt maar mogelijk twee miljoen. Kolonel Sutikno kwam meestal om 07:00 uur in Hotel Indonesia om bij te praten, tot ik hem op een dag zei: ‘Waar-om gaat u niet zelf met uw rotboodschap naar het paleis?’ Hij antwoordde dat hij maar op twee manieren naar het Merdeka-paleis kon gaan: wanneer Suharto hem zond, of wanneer Bung Karno hem riep. Dit laatste had ik binnen de kortste keren geregeld. Die ontmoeting vond op 11 oktober 1966 plaats. Eerst waren we te gast met andere genodigden bij het ontbijt op het terras aan de achterzijde van het paleis, toen de president onverwachts zei: ‘Wim, Tikno, ga mee.’ We wandelden het paleis in waar gemakkelijke rotanstoelen om een tafel stonden. Wat daarop volgde was onvergetelijk.Ga naar eind45 Sutikno stak tegenover de president een duidelijk pro-Suharto-verhaal af: de generaal wilde absoluut niet buiten zijn boekje gaan of druk uitoefenen, maar de situatie zou zoveel makkelijker worden indien Bung Karno de pki de schuld gaf en onwettig verklaarde. Zelf schreef Suharto dat hij in eigen persoon tegen Bung Karno zou hebben gezegd: ‘Ik acht u nog steeds hoog, zoals ik mijn ouders hoogacht. Voor mij bent u niet alleen de leider van het volk: ik beschouw u als mij eigen vader.’ De president zei daarop, dat indien Suharto meende wat hij zojuist had gezegd, hij het bevel van Sukarno, een einde te maken aan de demonstratie's van kami-studenten, direct diende op te volgen. En wat antwoordde de hypocriet Suharto in | |
[pagina 29]
| |
diens eigen woorden aan Sukarno? Dat alleen indien de president de pki buiten de wet zou stellen, hij, Suharto, het bevel van zijn opperbevelhebber zou uitvoeren.Ga naar eind46 De stommeling Suharto zette zijn insubordinatie zwart op wit op papier. Sutikno hield die ochtend een soortgelijk pleidooi, dat door de president in alle rust werd aangehoord. Ik kende Sukarno echter veel te goed om niet precies te weten hoe diep hij de officieren die Suharto hadden gevolgd minachtte. Maar hij gedroeg zich als een regent van Lebak anno 1966. Ik wachtte op de ontploffing, welke prompt kwam. Eerst wreef de president kolonel Sutikno onder zijn neus hoe lang de cia al subversief in Indonesië was bezig geweest. Hij herinnerde aan de van jfk bekend geworden uitspraak, dat Kennedy zich uitstekend de achterdocht van Sukarno jegens de vs kon voorstellen na de verschillende couppogingen en moordaanslagen op hem die vanuit Washington waren ondernomen. Afgezien van het feit dat Sutikno als oud-militair attaché in Washington van alle details uitstekend op de hoogte was kende hij persoonlijk van nabij een couppoging uit 1950 van een voor de cia werkende Nederlander, Werner Verrips. Deze man pleegde op 20 december 1950 met zijn kornuiten een overval op de Javase Bank in Surabaya en ging er met vier miljoen rupiah's vandoor - in die dagen een aanzienlijk bedrag - om zijn huurlingen te kunnen financieren.Ga naar eind47 Uitgerekend Sutikno had als dienstdoende officier van de Militaire Politie deze Verrips gearresteerd, die vervolgens een aantal jaren in Indonesië de gevangenis in was gegaan. Na Verrips terugkeer in Nederland hervatte hij zijn huurlingenpraktijken en zou hij uiteindelijk op 4 december 1964 door de Indonesische en Nederlandse inlichtingendiensten in een opgezette val lopen en bij een viaduct te Sassenheim om het leven komen. Een jaar voor de coup in Jakarta werd Verrips als een ernstig te nemen risicofactor beschouwd omdat hij nauwe banden onderhield met enkele generaals die de coup voorbereidden, zoals generaal D.I. Pamdjaitin en generaal S. Parman. Er werd die ochtend voornamelijk Nederlands gesproken tijdens de pentjakGa naar eind48 tussen de opperbevelhebber en de hoofdofficier, welke met een knock-out van de kolonel zou worden afgesloten. Want uiteindelijk veegde Bung Karno de vloer aan met Sutikno, die langzaam zijn hoofd boog in schaamte en tranen in de ogen kreeg, in een klassiek gebaar van malu. ‘Wat denken jullie?’ riep de president, ‘dat ik er tuk op ben om president te blijven?’ Hoe konden Suharto en de zijnen in hemelsnaam ooit verwachten, dat Bung Karno op zijn 65ste jaar alsnog zijn levenswerk zou verloochenen in ruil voor het behoud van zijn presidentschap? Wat deze domme officieren wensten, was dat Sukarno zijn traditionele middenpositie in de Koude Oorlog zowel op nationaal niveau als in de internationale arena zou opgeven door aan één kant, die van het Westen en de vs te gaan staan. Hoe hebben deze idioten ooit kunnen bedenken dat Bung Karno zijn zelfrespect te grabbel zou | |
[pagina 30]
| |
gooien voor verraderlijke officieren of zou overstappen naar het cia-kamp om staatshoofd te kunnen blijven? Suharto en de zijnen capituleerden voor de wensen van Washington en het zou hen geen windeieren leggen. Terwijl ik in Indonesië was, publiceerde Time op 24 mei 1999 een reportage van dertien pagina's waar de honden geen brood van lusten. Vier maanden had een team van journalisten gewerkt aan de inventarisatie van het vermogen van Suharto en zijn kinderen dat uiteindelijk op vijftien miljard dollar werd geschat. Er werd in elf landen naar de van het volk gestolen rijkdommen van de familie gezocht. De Suharto's zouden zakelijke belangen in 564 bedrijven in de vs, Nederland, Nigeria en zelfs Oezbekistan hebben. Dit misselijkmakende nummer van Time was aanvankelijk nergens in Jakarta te krijgen, maar spoedig kon men gebundelde foto-kopieën op de hoek van de straat en tijdens het stoppen voor verkeerslichten aanschaffen. Ik sprak met Sukmawati Sukarnoputri in Surabaya over de Time-reportage. Zij had een origineel exemplaar. Ik vertelde haar hoe ik haar vader inzake geldzaken had meegemaakt. Emile van Konijnenburg, vice-president van de klm, was een bijzondere vriend van de president. Samen hadden zij bijvoorbeeld de Garuda Indonesian Airways opgezet. ‘Pak Kelintji’ werd hij op het paleis genoemd. Hij genoot het volledige vertrouwen van Sukarno. Op verzoek van de president had hij zes overhemden van Saks op Fifth Avenue in New York meegebracht en overhandigde | |
[pagina 31]
| |
deze. Bung Karno wilde afrekenen. De Hollander zei dat het een cadeautje was. Dat wilde de president niet, ook al ging het maar om enkele honderden dollars. Van Konijnenburg werd naar de presidentiële slaapkamer verwezen, waar in de klerenkast een koffertje met dollars lag. Hij kon het benodigde bedrag gaan halen, wat hij ten slotte ook deed. Later, toen ik met de president alleen was, vroeg ik of het niet mogelijk was dat te veel mensen in zijn privé-kluis konden graaien. Hij antwoordde volkomen onbevangen, zoals hij was: ‘Als het leeg is vraag ik Oom DasGa naar eind49 het weer voor me te vullen.’ In zijn autobiografie (op pagina 120) met Cindy Adams vertelde Bung Karno dat, toen hij eens werd vrijgelaten uit Nederlandse gevangenschap, een hem onbekende heer hem 400 gulden in de hand drukte, wetende dat Sukarno geen fondsen had. ‘Ik leen nog altijd geld van hem’, aldus de president.
De verkiezingsbijeenkomsten van Sukmawati in Surabaya werden druk bezocht, vooral door jongeren. Toch constateerde ik, de goede bedoelingen van de kinderen van Bung Karno daargelaten, dat geen van hen ook maar in de verste verten de begaafde en inspirerende toon benaderde waar hun vader tientallen jaren zijn volk mee bezielde om hem te volgen en op zijn leiderschap te vertrouwen. De oudste zoon, Guntur Sukarnoputra, is een zakenman. Megawati leidt de pdi-Perjuanganpartij en zou de verkiezingen van 1999 winnen. Rachmawati Sukarnoputri heeft zich al jarenlang ingespannen om de Bung Karno University geopend te krijgen, wat haar uiteindelijk zal lukken omdat B.J. Habibie er in 1999 toestemming voor gaf.Ga naar eind50 Sukmawati zet zich in voor Sukarno's heropgerichtte pni, en Guruh, het vijfde kind uit het huwelijk met Fahmawati, houdt zich slechts gedeeltelijk bezig met politiek. Zijn voornaamste belangstelling ligt bij muziek, dans en kunst. Tegenwoordig ontwerpt hij ook batikmotieven.Ga naar eind51 Uit het huwelijk van Sukarno met mevrouw Hartini werden twee zonen geboren, Taufan en Baju. Taufan studeerde in Californië maar zou vroegtijdig aan kanker overlijden. Baju werkte in 1995, toen ik hem bij zijn moeder ontmoette, in het staatssecretariaat van Suharto op het paleis. En ten slotte is er Karina, de dochter uit het huwelijk met Ratna Sara Dewi. Zij werd in ballingschap in Tokio geboren. Ze woonde vele jaren in Parijs, waar zij onder meer samen met de onbekend gebleven dochter van prins Bernhard, Alexia baronesse Le Jeune, een exclusieve school bezocht. Later studeerde zij aan de Boston University en werkte drie jaar bij de Japanse televisie. Ze woont nu, net als haar moeder, permanent in New York. Sinds enige tijd vervult zij namens de Indonesische regering bepaalde taken bij de unesco. Het is duidelijk, ook omdat zij steeds meer op televisie op de voorgrond treden, dat de kinderen van Bung Karno in Indonesië op handen worden gedragen. Ik heb er het | |
[pagina 32]
| |
meeste gereisd met Sukmawati, die overal waar zij gaat of staat wordt herkend, gegroet, soms bejubeld en zeker steeds wordt nagewezen of aangegaapt. Ook wanneer ik met haar en een van haar kinderen in Jakarta een bioscoopje ging pikken.
Op 21 mei 1999 woonde ik in Bandung een rapat umumGa naar eind52 bij, waar Megawati Sukarnoputri een menigte van honderdduizend mensen toesprak, die van heinde en verre waren gekomen om naar haar te luisteren. Zij arriveerde in een charterbus ruim een uur te laat, bleef maar kort, sprak kort en kondigde aan dat zijn nog in Sukabumi en Bogor werd verwacht. Hoe vaak had ik haar vader in 1957 niet bij dergelijke massabijeenkomsten begeleid? Hij vroeg soms de mensen in de voorste gelederen te gaan zitten en riep dan duduk door de microfoons. Hij vroeg het de mensen met een toon van vriendelijkheid in zijn stem, het klonk in de verste verten niet, als een bevel. Misschien had Mega haar dag niet maar de toon waarop zij met een begeleidend handgebaar een commando gaf te gaan zitten trof mij pijnlijk. Dat had zij in ieder geval niet van Bung Karno geleerd. Op mij kwam Megawati die dag over als een dame op tournee voor een baan, liefst die van president van Indonesië. In mei 1957 was het staatshoofd van de ussr, maarschalk Kliment Voroshilov (74) op officieel bezoek in Indonesië. Bung Karno had president Dwight Eisenhower eerst uitgenodigd, maar die reageerde niet. Voor hem was Indonesië onbelangrijk. Op 16 mei 1957 waren een half miljoen mensen in Surabaya op een sportveld samengestroomd om Sukarno te horen spreken. Voroshilov kreeg eerst het woord. Hij stond te hakkelen en te stumperen, terwijl het Russisch ook nog voor de mensen diende te worden vertaald. De massa verloor haar geduld. Ik zat op de tribune vlak achter de staatshoofden en kon precies zien wat er gebeurde. Padvinders waren ingezet tussen het podium en de massa, die steeds onrustiger werd. Er brak een pandemonium uit. De Sovjetmaarschalk stopte met spreken en keek Bung Karno met vragende ogen aan, om te zien wat hij nu moest doen. De president stond op en sprak door de batterij microfoons driemaal achter elkaar djam, djam, djam wat stilte, kalmte betekent. Bij het horen van de vertrouwde stem van de Bapak van de natie, keerden duizenden hoofden onmiddellijk als geëlektrificeerd naar het spreekgestoelte. De rust keerde terug. Het was verbazingwekkend om het effect van Bung Karno's stemgeluid, dat voor iedere Indonesiër via radio en bioscoopjournaals vertrouwd was, op het gedrag van de mensen te zien. Voroshilov sloeg de ontwikkeling met opperste verbazing gade en stak zijn bewondering voor wat gebeurde niet onder stoelen of banken. Niemand heeft ooit eerder in de geschiedenis van dit land zo massaal het blindelings vertrouwen van het volk verdiend en gekregen als Sukarno. Hij was hun onbetwiste held. In diverse boeken heb ik wat ik in meer dan tien jaar met Su- | |
[pagina 33]
| |
karno beleefde vrij uitvoerig beschreven. Niet alleen heb ik de wisselwerking tussen leider en volk gezien, ik heb de eer gehad zijn volle vertrouwen te hebben genoten. Misschien kwam ik uit een superkoloniale familie, maar ik maakte ook de nazi-bezetting mee en volgde colleges political science aan de Yale University in de vs, waarna ik glashelder begreep dat ons land na 1945 de bakens had behoren te verzetten. Maar types als Willem Drees, Joseph Luns, L.J.M. Beel en dozijnen andere uitgesproken Hollandse Droogstoppels waren niet van hun Haagse ponteneurtje af te krijgen. Nederlanders gedroegen zich na de Tweede Wereldoorlog in Indonesië - net als in Suriname en Zuid-Afrika - als slechte, onsportieve, en buitengewoon haatdragende verliezers. We zijn de onhandigste dekolonisatoren uit de wereldgeschiedenis gebleven; de verklaring moet gezocht worden in de fundamentele arrogante, van onze oosterburen meegekregen volksaard. Yomo Kenyatta, eens de Mau Mau-leider in Kenia, en door London vogelvrij verklaard - wat zelfs een stapje verder gaat dan wat wij met Bung Karno deden - werd door koningin Elisabeth II in een Rolls Royce naar Buckingham Palace gereden, toen eenmaal de soevereiniteit over Kenia was overgedragen. De Nederlander is niet in staat een dergelijke psychologische hindernis ruiterlijk te nemen. Hij overwint wrok, eenmaal in zijn brein gecodeerd, nooit meer. Vandaar ook de stomme verbazing hier te lande om in Zuid Afrika geen bloedige burgeroorlog, maar een Waarheids-commissie aan het werk te zien bij de overdracht van de soevereiniteit van dat land aan de zwarte meerderheid. Terwijl in het parlement door Drees en Luns van de kansel werd geroepen: ‘We willen wel met Jakarta spreken, maar niet met Sukarno’, deed ik veldwerk op Java om te begrijpen wie onze ‘vijand’ in Indonesië was. Na hem 28 jaar te hebben opgesloten zouden de boeren in Zuid Afrika pas ontdekken, wie Nelson Mandela was. Afro-Aziaten kunnen niet uit de voeten met de haatdragendheid van westerlingen. Amerikanen geven hiervan een treffend voorbeeld in hun belachelijke gedrag jegens Fidel Castro. Afro-Aziaten verwerken in hun minds het leven, en wat daarin soms gebeurt op totaal andere wijze dan wij. Zij brengen mededogen en erbarmen op een totaal andere wijze in het geding bij het menselijke verkeer. Hoofdredacteur B.M. Diah boog zijn hoofd in schaamte. Kolonel Sutikno was oprecht malu. Daarmee was de kous voor Sukarno af. Een uur later stonden ze samen op de foto.Ga naar eind53 Holland haat en minacht Sukarno in 1999 eigenlijk nog steeds. Sukarno had na 1945 Nederland weer willen omhelzen, ook omdat er in zijn brein die Afro-Aziatische ruimte was om te erkennen dat Nederland in het oude Indië ook veel groots had verricht.Ga naar eind54 Mandela kon gemakkelijk met F.W. de Klerk vrede sluiten, omdat hij - net als Sukarno - van kinds af aan musjawarah en mufakat in werking had gezien. | |
[pagina 34]
| |
Op de Dam stond vroeger een kraampje met een poppenspeler die Jan Klaasen en Katrijn vertoonde, waar mijn vader ons weleens op ons verzoek mee naar toe nam. Wanneer men deze Hollandse versie van de wajang, het Indonesische poppentheater, vergelijkt met de klassieke wijze waarop Indonesiërs - en zeker de generatie van Sukarno - vertrouwd werden gemaakt met het interpreteren van de realiteiten van de wereld om hen heen, is het niet moeilijk om te begrijpen waarom Bung Karno zo gemakkelijk de vriendschapshand naar Nederland kon reiken, en men in Den Haag er geen passende reactie op wist te produceren.
Afro-Aziaten vormen niet alleen de overgrote meerderheid van mensen op deze planeet. Zij weten hoe zij een pagina in de historie zonder haatdragendheid moeten omslaan om er niet meer op terug te komen. Zij leren hoe te vergeven. De blanke minderheid kan dit niet en doet dikwijls maar alsof. Nederlanders kunnen zelfs niet doen alsof. In bepaalde gevallen ook ik niet. Zoals bijvoorbeeld ten aanzien van mevrouw Hartini Sukarno. In oktober 1966 was zij een aantal malen op paleis Bogor mijn gastvrouw geweest. Wanneer Bung Karno bijvoorbeeld uit mandiGa naar eind55 ging, sprak ik alleen met haar gesprekken die ik in verschillende boeken heb weergegeven, althans gedeeltelijk. In 1973 ontmoetten mevrouw Hartini en ik elkaar drie dagen in het Mandarin Hotel in Singapore, omdat ik - na de dood van president Sukarno in 1970 - niet te lang wilde wachten een aantal herinneringen van haar aan Bapak op de band op de nemen.Ga naar eind56 Na 1966 liet Jakarta mij op verzoek van Den Haag niet meer toe. Pas in 1994 zou premier R.F.M. Lubbers me op een officieel bezoek aan Suharto weer meenemen. Ik reed met hem mee in de stoet naar het Merdeka-paleis, maar stevende na het uitstappen meteen op het hek af. Ik wilde niet de gast zijn van de mijnheer die mijn vriend vermoordde. In 1966 gaf Suharto me op verzoek van president Sukarno een televisie-interview. Ik zou nu, journalist zijnde, dit tweede staatshoofd van Indonesië voor zijn dood een aantal vragen willen stellen. Herhaaldelijk diende ik hiertoe verzoeken in, maar hij is uiteraard niet beschikbaar. Ook na 1973 heb ik jarenlang met mevrouw Hartini gecorrespondeerd. Zij hield me over de familie op de hoogte en sloot dikwijls foto's van haarzelf, van huwelijken van de kinderen en andere opnamen in.Ga naar eind57 In 1994 bleek echter dat haar Javaanse vergevingsgezindheid dermate de overhand bij haar had gekregen, dat ze mij een milde reprimande uitdeelde. Ze zei dat ik aardiger over Suharto moest denken en spreken, ‘want Wim, hij is een lieve man’. Ik was met stomheid geslagen en riep uit: ‘Suharto heeft Bung Karno doodgetreiterd!’ Ik heb mevrouw Hartini nooit meer willen terugzien. Laat mij in dit geval dan maar als een belanda reageren, want mijn vergevingsgezindheid gaat niet zover, nu niet en nooit niet. Ik was niet malu, maar woedend. | |
[pagina 35]
| |
Jarenlang heb ik over typisch Javaanse gevoelens als kasihanGa naar eind58 of malu nagedacht. Misschien zijn Afro-Aziaten beter psychologische waarnemers van wat Nietzsche noemde ‘Menschliches, Allzumenschliches’Ga naar eind59, of ‘meditating on things human, all too human is one of the means by which man can ease life's burden’.Ga naar eind60 Tezelfdertijd blijft het traject dat een herinnering in het hoofd van mensen aflegt als het hoofd van mensen aflegt als het wandelen op ijs met verraderlijke wakken. Sigmund Freud stelde een grafiekje samen. De Weens psychiater benadrukte dat herinneringen, vooral van traumatische gebeurtenissen, ‘are likely to be tampered with as they pass from the unconscious through te preconscious and on to consciousness’Ga naar eind61 Ergens moet hetgeen Suharto en zijn generaals Bung Karno hebben aangedaan in een wak van de mind van mevrouw Hartini naar de bodem zijn verdwenen. Hier is trouwens het verschil in zich herinneren markant, wanneer men in aanmerking neemt hoe Ratna Sari Dewi, de Japanse weduwe van president Sukarno, zich de gedragingen van Suharto jegens haar man herinnert. Zij noemt - ook op een onlangs gehouden persont-moeting in Jakarta - deze man nog steeds de moordenaar van Sukarno. Dus voorzover Dewi Japans is - haar grootmoeder was een Russische - zal haar Aziatische brein zich niet gauw uiten zoals Ibu Hartini dit deed, want Dewi's verwerking van wat er op 1 oktober 1965 gebeurde komt overeen met de mijne. Dewi was bovendien ooggetuige van de cia-coup.
Van Surabaya vloog ik met Sukmawati naar Bali, waar de voorzitster van de pni, mevrouw Supeni, reeds was aangekomen. De eerste keer dat ik haar ontmoette was in 1961 in de lounge voor afgevaardigden in het gebouw van de vn in New York, waar zij ambassadrice in buitengewone dienst van Bung Karno was. Mijn bewondering voor deze moedige dame, die op haar verkiezingstournee vliegtuig in vliegtuig uit in een | |
[pagina 36]
| |
rolstoel moest worden vervoerd, is dan ook profound. Het enthousiasme voor de dames Supeni en Sukmawati was op dit prachtige eiland alom aanwezig en oprecht. We brachten een bezoek aan het zomerpaleis in Tampaksiring, waar Sukma zovele herinneringen herbeleefde uit haar jeugd. Toen zij die middag ergens een pni-bijeenkomst toesprak en aan de mensen vertelde zojuist weer in het huis te zijn geweest dat haar vader had ontworpen en gebouwd, werd zij door tranen overmand. Deze brochure is niet voor niets aan haar gewijd, want geen van de kinderen doet me zo duidelijk aan de belevingswereld van haar vader denken als Sukma. Alle buitenlandse journalisten volgden haar zuster Mega, behalve ik. Voor mij lag de herleving van het gedachten-goed van Bung Karno niet bij Megawati en de pdi-Perjuangan-partij, maar bij de pni van mevrouw Supeni en Sukmawati, die met hun partij toen ik in juni vertrok, op de twaalfde plaats stonden wat behaalde stemmen betreft. Megawati dankt haar populariteit in 1999 voornamelijk aan haar vaders mythe en het misdadige optreden van het Suhartoregime jegens haar aanhangers in een eerder stadium van de politieke ontwikkelingen, die zijn val slechts zouden helpen versnellen. Zij was de ideale persoon om het verzet tegen het fascistische generaalsregime te leiden, als dochter van de man die het land uit de tentakels van het kolonialisme en imperialisme had bevrijd. Maar daar had haar terugvallen op en in zekere zin profiteren van de Bung Karno-mythe mijns inziens moeten ophouden. Van de 210 miljoen Indonesiërs van nu heeft vrijwel niemand meer Sukarno in levende lijve gezien, beluisterd, laat staan werkelijk ontmoet. Het was in 1999 dus feitelijk een beangstigend verschijnsel dat de roep om iemand in het Merdeka-paleis, die het volk eindelijk weer kon vertrouwen, zo groot was dat de sage van Sukarno massaal op zijn dochter werd geprojecteerd. Dat Megawati zich dit liet welgevallen is voor mij een ontwikkeling die uiteindelijk tot chaos in Indonesië moet leiden. Zij had zelf beter moeten weten. Mega is een charmante dame van middelbare leeftijd, een doorsneemoeder en huisvrouw. Het militaire regime verhinderde de kinderen van Bung Karno in eigen land een studie te volgen, zo heeft Mega me eens verteld, en geld om in het buitenland college te volgens was er niet. In New York ben ik bevriend geweest met dr. Arnold Hutschnecker, de psychiater die ooit Richard Nixon behandelde. Hij bepleitte jarenlang in artikelen in de New York Times dat het de hoogste tijd was geworden om hen die zich verkiesbaar stelden voor het Witte Huis, ook aan een psychologisch onderzoek te onderwerpen. Aan de hand van Megawati's vooropleiding en algemene preparatie om leiding te geven aan het vierde grootste, bovendien islamitisch land in de wereld, zou zij zelfs niet in aanmerking komen om tot een voorbereidend klasje in de richting van het Merdeka-paleis te worden toegelaten. | |
[pagina 37]
| |
Er schuilt voor mij dan ook een grove mate van oneerlijkheid en zelfoverschatting in dat Megawati überhaupt een poging onderneemt, met als voornaamste geloofsbrief haar naam, om in het voetspoor van haar unieke vader te willen treden. Het toont niet alleen een gebrek aan zelf-kennis en intelligentie, maar het wijst op een fundamenteel gebrek aan toewijding aan het volk van Indonesië om een functie te ambiëren die, wanneer deze haar onverhoopt zou toekomen, het land alleen maar verder in de chaos zal storten. Het maakt, op het moment dat deze analyse wordt opgesteld, haar kandidaat-zijn voor het presidentschap tot een beschamende farce. Hoe meer ik de honderdduizenden voor haar de straat op zag gaan ten tijde van de verkiezingen in mei-juni 1999, des te moeilijker ik me kon losmaken van persoonlijke indrukken. In 1994 woonde ik enkele etentjes met andere kinderen van Bung Karno bij Mega thuis bij. Ik leerde ook haar man Taufiq Kiemas kennen, een voormalige inlich-tingendienstmedewerker uit het Suharto-apparaat, die doordat hij een groot aantal benzinestations bezat een aanzienlijk vermogen opbouwde. Het is zeer de vraag of deze heer Kiemas in 1999 geen contacten meer zou hebben met het informele circuit rond zijn voormalige collega's van het spionnennetwerk van Suharto, nu dus door Habibie overgenomen. Ik heb aanwijzingen dat Megawati zelf zich in haar onmiddellijke omgeving behoorlijk en constant bespied voelt. Wat haar buitengewoon op haar qui vive maakt en dikwijls leidt tot lange perioden van stilzwijgen omdat zij voortdurend bezig is te proberen het netwerk van intriges om haar heen te ontcijferen. Ik ken dit verschijnsel maar al te goed uit de omgeving van haar vader, en ben dan ook overtuigd dat de dochter, haar oprechte en fatsoenlijke bedoelingen ten spijt, geen idee heeft van wat zich in werkelijkheid, tot in haar eigen huis toe, rondom haar afspeelt. In 1995 ben ik op een zaterdagochtend samen met generaal Suhario Padmodiwirjo, een vriend van haar vader en mij, naar haar huis gereden en hebben we met zijn drieën enkele uren gesproken, zonder Taufiq Kiemas erbij. De inhoud van het gesprek zal bewaard worden in mijn dagboek, dat naar de Koninklijke Bibliotheek gaat, omdat het geen zin heeft door nog meer onthullingen op dit precaire moment in haar leven olie op het vuur te gooien. Na die gedachtewisseling echter stond voor mij absoluut zeker vast dat zij nooit de reddende engel zou kunnen zijn waar miljoenen Indonesiërs haar steeds meer voor beginnen aan te zien. Ik beleef nu dan ook de ontwikkelingen die zich rondom haar afspeelden als een buitengewoon triest drama. Na 32 jaar fascistische terreur van coupmilitairen, bijgestaan door een al te groot korps van nietmilitaire ambtenaren, industriëlen en gangsters, die er geen gat in zagen het Indonesische volk arm te stelen, projecteert de massa haar hoop en illusies op Megawati, die duidelijk de laatste persoon in het land is die verder afglijden naar een totale chaos zou kunnen helpen voorkomen. | |
[pagina 38]
| |
Ik besloot enkele dagen voor de verkiezing in de Jakarta Post een waarschuwend geluid te laten horen. Ik vergeleek er de jongste geschiedenis van de Sovjet-Unie met wat er momenteel in Indonesië stond te gebeuren. In de late jaren tachtig riep het Russische volk ‘Gorby, Gorby’ in de hoop dat Mikhail Gorbachev de ussr zou kunnen redden door hervormingen. In 1999 werd in Indonesië luidkeels ‘Mega, Mega’ geroepen. Ik liet een dringende waarschuwing volgen: namelijk, dat Gorby's mislukkingen het uiteenvallen van de Sovjet Unie bewerkstelligde. Wanneer Megawati onverhoopt de president van Indonesië zou worden is de ramp nauwelijks te overzien. Wanneer Amerika inziet dat de door haar geïnstalleerde Quislings (Suharto, Mobutu, Lon Nol, Pinochet, etcetera etcetera) eindelijk als gevolg van volksopstanden niet langer te handhaven zijn, laat men ogenschijnlijk die landen los, maar in werkelijkheid volgt meestal een beleid van onderhandse destabilisatie van deze gebieden. Na het vertrek van Mobutu viel het van grondstoffen rijke Congo uiteen en geloof maar dat voor het Westen profijtelijke handelstransacties op grote schaal worden voortgezet. Na het vertrek van Suharto is de meest acceptabele ‘oplossing’ voor Wall Street en het Westerse zakenleven plus Japan, het uit elkaar spelen van Indonesië, zoals dit eerder met de Sovjet-Unie werd gedaan. Toen Brezhnev de dienst uitmaakte in het Kremlin en premier Aleksei Kosygin aan minister Max van der Stoel in 1973 voorstelde joint ventures te beginnen met Shell voor de exploratie van de Barents Zee, de Zwarte Zee en de Kaspische Zee naar olie en gas, gaf Max geen krimp. Hij mocht er van Washington immers niet op ingaan, want de Yankees wilden zelf de rijkdommen van de ussr gaan exploiteren, maar dan na de val van het communistische bewind. Pas na het vertrek van Gorbachev en de opkomst van de pion van de Amerikanen, Boris Yeltsin, kon de massale aanval op de Russische grondstoffen worden ingezet welke momenteel door middel van de Russische maffia voor een appel en een ei aan het Westen worden uitverkocht. Kort voor het ter perse gaan van dit manuscript sloot Shell op 7 augustus 1999 bijvoorbeeld een gigantisch olie- en gascontract met Turkmenistan, een voormalige republiek van de ussr. Nu dus wel, want nu het communisme op de fles is mogen ook Russen en Turkmenen best dollars verdienen. Om wat op dit moment in Indonesië gebeurt te analyseren, dient men het gedrag van Amerika elders in de wereld te bestuderen. Waarom is Washington kennelijk geneigd om de kandidatuur van Megawati te steunen? Professor Jeffrey Winters lunchte met haar en zei de volgende dag tegen mij overtuigd te zijn dat Mega een uitstekende president van Indonesië zou worden. Geeft hij dit straks eveneens door aan Madeleine Albright wanneer hij terug is in Washington? Ik schreef op 2 juni 1999 in de Jakarta Post: ‘If Mega falls into the trap set for her, she will destroy unwittingly the life-work of her father, the unitary state, the establish- | |
[pagina 39]
| |
ment of the lingua franca for the entire archipelago, the Pancasila and the initiative of the non-alignment movement in international affairs established in Bandung in 1955. In short she will step into the shoes of Gorbachev, not Bung Karno.’ Wie denkt dat de Amerikanen wel een geheime terreurorganisatie voor navo-landen opzetten en niet voor Indonesië of andere Afro-Aziatische concurrenten of potentiële tegenstanders van Washington, heeft nog altijd niet begrepen hoe minds in de vs denken en handelen. Waarom zou men wel een geheime terreurorganisatie (Gladio) voor navo-landen organiseren voor het geval de Sovjet-Unie Europa zou binnenvallen, en zich niet voorbereiden op toekomstige gebeurtenissen in Zuidoost-Azië? Decennia later komen dan in Washington schoorvoetend documenten vrij, zoals in het geval van Chili en Pinochet, over wat er in 1973 in Santiago in collaboratie met de cia aan misdaden en martelingen werd gepleegd. Misschien gaan er nog altijd velen van uit dat de plotseling opgekomen onlusten en godsdienstige tegenstellingen in Atjeh, de Molukken, Irian Jaya en last but not least de nodeloze heisa rond Oost-Timor, spontaan opgekomen destabiliserende bewegingen in de Republiek Indonesië zouden zijn. Ik analyseer deze verontrustende berichten in de context van waar de vs al jarenlang bewezen hebben toe in staat te zijn, in Azië, Afrika, Latijns-Amerika of zoals nu, in de voormalige ussr: doelgerichte destabilisatie. En indien een zwak en roerloos presidentschap van Megawati de Indonesische eenheidsstaat sneller ten val zou brengen, dan steunt Washington dus Mega.
Na de verkiezingscampagne voor de pni van mevrouw Supeni en Sukmawati Sukarnoputri op Bali te hebben gevolgd vlogen we naar Surabaya voor een autorit naar Blitar en een bezoek aan het graf van Bung Karno. De familie werd binnen de glazen deuren gelaten om bij de tombe te kunnen bidden. De 82-jarige oud-ambassadrice verliet haar rolstoel en op haar knieën bedekte zij het hele graf van de voormalige president met bloemknoppen uit een meegebrachte mand. Ik wachtte op gepaste afstand. Maar Sukma riep: ‘U ook, Oom Wim.’ Op 22 oktober 1966 verliet ik tegen middernacht, samen met dr. Emile van Konijnenburg, de lange oprijlaan van paleis Bogor in een Mercedes van de klm, nagewuifd door President Sukarno en mevrouw Hartini staande in het licht van het bordes van de bungalow, waar zij samen de weekends doorbrachten. Dat was 33 jaar geleden. Nu ben ik zelf vijf jaar ouder dan toen Bung Karno op zijn 69ste jaar stierf. Zijn dochter vroeg bloemknoppen neer te leggen. Een zeer emotioneel moment. We vlogen diezelfde avond, 5 juni 1999, terug naar Jakarta. Dewi Sukarno die mij had gezocht, steeg net op naar Tokyo, toen wij landden. Maar haar dochter Karina was in het Mandarin Hotel. Daar gaf zij op 15 juni een afscheidsdineetje, want ik vertrok de 16de juni naar Amsterdam, en zij de 17de naar Parijs. | |
[pagina 40]
| |
Tot mijn genoegen waren ook Bung Karno's oudste zoon Guntur en zijn vrouw aanwezig, evenals Rachmawati Sukarnoputri, het enige kind van Sukarno, dat ik altijd had willen ontmoeten maar wat er nooit eerder van was gekomen. Ook de weduwe van Taufan Sukarnoputri was aanwezig. Het was duidelijk dat de Bung Karno-kinderen in een overwinningsroes waren omdat zuster Mega de verkiezingen had gewonnen en dat er eindelijk weer een Sukarno op het paleis zou wonen. Ik was niet bereid blindelings mee te doen aan deze zelfverlakkerij. Misschien wel de hevigste schok veroorzaakte ik tijdens het gesprek over de verkiezingen - dat Karina overigens vergeefs in andere banen probeerde te leiden - toen ik zei er diep van overtuigd te zijn dat, had Bung Karno geleefd en zou Mega naar hem toe zijn gegaan met de vraag: ‘Mag ik mij kandidaat stellen voor het presidentschap?’ haar vader haar zonder meer zou hebben geadviseerd een lange vakantie te nemen of een dukun te raadplegen. Ik merkte natuurlijk dat mijn opvattingen over een mogelijk presidentschap van hun zuster hard aankwamen, zeker in Java waar het regel is in omwegen te spreken, volgens het principe: een goed verstaander heeft aan een half woord genoeg. Maar wie, zoals ik sinds 1948, tientallen jaren in de vs heeft gewoond en gewerkt, en er to call a spade a spade heeft geleerd, of zoals dat in Holland heet: het beestje bij de naam noemen. Rachma, die met haar man tegenover mij zat aan het diner, merkte geïrriteerd op dat het haar leek alsof ik geobsedeerd was door haar vader. ‘Welnee,’ antwoordde ik, ‘maar toen jullie op school zaten reisde ik met Bapak door Indonesië. Ik heb uitstekend naar hem geluisterd, wist exact wat hij wilde, hoe hij dacht en wat zijn politieke doelstellingen waren. Sinds 1965 is er niemand meer in dit land naar waarheid voor hem opgekomen. Hij is door Suharto - en vooral de westerse media-jarenlang uitgemaakt voor iets wat hij in de verste verten niet was. Voor Indonesiërs is hij een legende. Mega stapt nu in het sprookje. In werkelijkheid doet zij denken aan de Amerikaanse film, waarin na de dood van de piloten van een jumbotoestel de stewardess op aanwijzingen van de verkeerstoren de luchtgigant aan de grond moest zetten. Dat is een experiment dat ik en Mega en Indonesië niet toewens.’ Karina hoopte nog steeds dat ik van onderwerp zou veranderen, maar ik wilde mijn gedachtegang afmaken. ‘In Bandung hoorde ik Mega honderdduizend mensen toespreken. Zij noemde haar vader zelfs niet, terwijl iedereen toch weet dat zij daar dankzij hem stond. Bij Bung Karno wisten en voelden de mensen dat he cared. Megawati draait een verhaaltje af en kondigt aan: ‘Nu moet ik naar Sukabumi en Bogor.’ Zij overtuigt niet. Uit wanhoop hebben miljoenen Indonesiërs hun lot in haar handen gelegd aan de hand van de Bung Karno-mythe. Het is een diepe gewetensvraag of zij, als oudste dochter, dat blinde vertrouwen van miljoenen mensen als toekomstig staatshoofd, had mogen accepteren. Wie haar dit hebben aan- | |
[pagina 41]
| |
gepraat weet ik niet, maar de overstap van stewardess naar jumbo-piloot is normaliter niet haalbaar, zelfs niet met een verkeerstoren vol bekwame adviseurs die weten hoe het toestel veilig aan de grond te zetten.’
Intussen blijft Megawati Sukarnoputri verkondigen dat sinds zij de verkiezingen heeft gewonnen, recht heeft op het presidentschap. De geschiedenis zal het leren of zij inderdaad president wordt, en hoe zij het er af zal brengen. Ik voorspel dat, mocht Mega president worden, dit het einde van de eenheidsstaat inluidt en de chaos compleet zal worden. Dan zal zij de dochter zijn die het levenswerk van haar vader heeft vernietigd.
Willem Oltmans 17 augustus 1999
De Telegraaf, 2 september 1999
|
|