uit angst voor het buskruit het slot verlaten hadden, zag hij niet. Zij geloofden nog niet, dat de Boodschapper werkelijk dood was, en het gerucht had zich onder hen verspreid, dat hij, in de gewelven van het slot verborgen, in den nacht zijne overblijvende vijanden zou vernielen. Daar Perea zag, dat de vlag boven op een recht opstaand stuk muur stond, dat, van de andere afgescheiden, bij toeval was blijven staan, begreep hij, dat het ondoenlijk zou zijn haar te bereiken, vooral daar de avond reeds begon te vallen.
Zoo werd dan Loevestein door de Spanjaarden bemachtigd; zoo was dan de hoop der belegerden op ontzet niet vervuld, en, niettegenstaande dat alles, wapperde de geuzenvlag nog van het slot, waarin een klein getal Spanjaarden zonder hunne banier zouden vernachten.
Op alles bedacht, en zich alleen ziende, daalde Perea weldra, nadat hij een lantaren in de keuken ontstoken had, langs een enge trap af, om D'Avilar te gaan verlossen, aan wiens bevrijding en verdwijning hem veel gelegen was. Aan de kerkerdeur gekomen, schoof hij de zware ijzeren grendels weg, die haar bevestigden; de sleutel stak in het slot, waarschijnlijk omdat de geuzen niet bevreesd geweest waren, dat hij ontsnappen of een hunner hem verlossen zou.
‘Sta op, Antonio! gij zijt vrij,’ riep Perea, terwijl hij het licht van de lantaren in den kerker liet vallen. Doch alleen het geluid van den wind, die door het luchtgat kwam, en hem een onaangenamen reuk in het aangezicht joeg, antwoordde hem. Hij trad evenwel binnen, en ging naar den slotvoogd toe, dien hij meende in een mantel gewikkeld, slapende te vinden op het stroo, dat in een hoek van het vertrek geworpen was; hij stiet hem met den voet aan, en riep: ‘Sta op, D'Avilar! ik ben Perea; het slot is mijn. Vlucht! de Hertog eischt uw hoofd.’
Een doodsche stilte volgde, en het lichaam, dat hij met den voet had aangeraakt, rolde om en kwam uit den mantel te voorschijn. Akelig staarde de slotvoogd hem met strakke oogen aan: zijn wambuis en zijne overige kleederen waren geheel met gestold bloed overdekt.
‘Dus dood!’ zeide Perea somber, terwijl hij de lantaren nederzette, en met opmerkzaamheid het lijkkleurig gelaat des vermoorden en