‘Geef mij slechts een paar roeispanen,’ antwoordde deze, ‘en blijf op uwe plaats; gij kunt met het roer beter omgaan dan ik.’
‘Toch niet, Mijnheer!’ zeide Meijer, terwijl hij ging verzitten, ‘voor uwe pas genezen wonden zou die inspanning niet goed zijn; wat mij aangaat, ik ben er aan gewoon.’ Nadat Van Doorn het roer in handen had genomen, verzocht Meijer hem zoo dicht mogelijk langs den Alblasserwaard te houden, terwijl hij aan den anderen kant uit al zijne macht roeide, en vervolgde: ‘Ofschoon ik met dit vaarwater bijzonder goed bekend ben, zoo is de tocht niet zonder gevaar. Hier, nu wij reeds aan Hardinxveld gekomen zijn, zou de stroom ons licht door de Oude Wiel in den Biesbosch kunnen sleepen, en dan waren wij verloren; onze boot zou daar tegen den golfslag niet bestand zijn.’
Gelukkig ontweken zij echter dit gevaar; Meijer hernam zijne plaats weder aan het roer, en Van Doorn, Anna's mantel dicht om haar heenslaande, om haar voor den snijdenden wind, die over het lage land aan de linkerzijde onbelemmerd over de wijde watervlakte heenblies te beschermen, zette zich weder naast haar neder. Zacht en rustig vervolgden zij hun tocht, tot eindelijk de lang gewenschte dag, na den onrustigen, bangen nacht, begon aan te breken. De lichtstralen verlichtten nu spoedig flauw de muren en kanteelen van een oud gebouw, dat zich midden in het water verhief, en reeds jaren in puin scheen te liggen; terwijl het licht, evenals in een spiegel, door het verglaassel, dat op de steenen zat, werd teruggekaatst, ofschoon het onderste gedeelte en het omliggende land nog in het duister lagen, welk gebouw Van Doorn Anna als het huis te Merwede deed kennen. Terwijl zij dit gebouw voorbijvoeren, ontdekten zij het oude Dordrecht, welks stompe kerktoren mede reeds door den aanbrekenden dag verlicht werd, en zij kwamen gelukkig bij Papendrecht aan den wal.
Meijer bezorgde hun spoedig een overdekte Brabantsche kar, waarop de goederen werden geladen, en zij zelven plaats namen, terwijl zij de boot, waarmede zij zich gered hadden, aan den stroom overlieten.
Hun stuurman, thans de teugels opnemende, sloeg den weg naar Alblasserdam in, die, ten gevolge der overstrooming, welke in den