KU-335 (30 september 1927)
Lattrop (Ov.)
boerderij van J.H. Lubberman
De reden waarom Uilkema deze (zoveelste) fraaie Twentse boerderij met ‘bovenkamer’ en ‘onderschoer’ besloot op te meten, lag met name in de afwezigheid van een woonhuisdeur in de voorgevel. Het voorhuis had de entree in de zijgevel, hetgeen bij het halletype over het algemeen zeer ongebruikelijk is. Ook de uitgebouwde voorkamer was alleen via deze weg bereikbaar. Uilkema was op dit gebouw geattendeerd door bewoners van een eerder bezochte boerderij. Op een foto van het voorhuis noteerde hij: ‘
..Bovenkamer; in de gevel ontbreekt de deur. Dit was het geval bij verscheidene huizen te Breklenkamp, Lathrop en Denekamp. Sommige hadden bovendien geen bovenkamer..’. De uitgebouwde kamer had overigens een bijzonder fraaie voorgevel met ver overstekend topgevelschot op een geschoorde overstekbalk. Ook aan de achtergevel was (blijkens latere foto's) een dergelijk overstek aanwezig, waarop door Uilkema echter niet nader werd ingegaan. De tekening bevat verder de gebruikelijke informatie over indeling en bedrijf, alleen een doorsnede ontbreekt. Uit latere gegevens blijkt echter dat deze op geen enkele wijze afweek van de vele andere boerderijen die Uilkema eerder in dezelfde streek al had opgemeten wat allicht een reden was om dat hier niet nogmaals
te doen. In zeker opzicht betreft het hier overigens een reconstructietekening. Op twee plaatsen tekende Uilkema namelijk elementen die tijdens zijn bezoek niet meer aanwezig waren, maar waarvan hij door bouwsporen of mondelinge informatie de vroegere aanwezigheid had kunnen vaststellen. Zo waren de beide vrijstaande gebintstijlen in het voorhuis inmiddels verdwenen en één van de ramen in de kopgevel van de bovenkamer was dichtgezet. In beide gevallen bevat het veldwerk hierover een korte aantekening. Van een los hoes was hier geen sprake meer; het voorhuis was volledig afgescheiden van het bedrijfsgedeelte en bevatte een grote rookvang aan de voorgevel, waaronder het fornuis stond. De koestal had ten tijde van Uilkema's bezoek nog wel de oude potstalvorm en was 90 cm diep. De mest werd verwijderd door mestdeuren in de zijgevel. Vermeldenswaard is verder dat de vloer van de deel hier bestond uit Bentheimer steen, evenals de ‘zul’, de voergoot voor het vee en een muurtje onder de paardenkrib. Deze zandsteensoort, die vlak over de Duitse grens werd gewonnen, was elders in het land een kostbaar bouwmateriaal, dat alleen voor monumentale gebouwen werd gebruikt. Hier in Twente kon deze natuursteen door de nabijheid van de steengroeven echter veel gemakkelijker worden verkregen, waardoor deze ook in allerlei bedrijfsonderdelen kon worden aangetroffen. Buiten op het erf tekende
1:400
Uilkema ook de verschillende bijgebouwen, waarbij hij tevens met een stippellijn de plaats van de inmiddels verdwenen rosmolen aangaf, die bij dit overwegende akkerbouwbedrijf voor dorswerk werd gebruikt. De bijgebouwen omvatten een geheel houten hooischuur (die volgens de opmeting zelfs geen grondmuur had en aan twee zijden voorzien was van een fors overstek), een schaapskooi, en een bakhuis met een fraaie vakwerkconstructie. Ook deze boerderij werd na Uilkema door anderen onderzocht. In 1961 werd het hoofdgebouw opnieuw opgemeten en gefotografeerd. Tussen 1927 en 1962 bleken hier alleen enkele bescheiden moderniseringen te hebben plaatsgevonden: de potstal was vervangen door een grupstal en de ramen van de stal waren vergroot. De indeling van de bovenkamer was veranderd en er waren hier nu grotere ramen aangebracht in de zijgevel. Ook het fraaie bakhuis met zijn vakwerkconstructie was nog aanwezig, zij het dat de oven zelf inmiddels was verdwenen, evenals het door Uilkema opgemeten en gefotografeerde houten aanbouwtje aan de zijgevel.