KU-251 (9 september 1924)
Zevenhoven (Z.-H.)
boerderij van C. Mol
1:400
Deze pachtboerderij dateerde uit 1885 en kon volgens Uilkema gelden als een goed voorbeeld van de ‘moderne’ Zuidhollandse akkerbouwhoeve. De volgorde van de verschillende ruimten was hier, gerekend vanaf de voorgevel: woonhuis, achterhuis met boenhoek, koestal, paardestal, dorsvloer en wagenschuur. Het ongedorste graan werd bewaard in twee zesroedenbergen op het erf, dicht bij de deur naar de houten dorsvloer. Eén van deze kapbergen werd altijd eerst voor de helft gevuld met hooi en daarop pas het graan. Het graan uit deze berg werd altijd het eerst gedorst, zodat het onderliggende hooi tegen het begin van de staltijd beschikbaar was. Het gedorste graan werd bewaard op de dichte planken zoldering boven de koestal; deze stalzolder stond in open verbinding met de woonhuiszolder. Boven één van de stalramen bevond zich een luik naar deze graanzolder, dat onder een dakkapel of, zoals Uilkema dat noemde: een ‘koekoek’ lag: ‘..Boven
dit raam een koekoek, d.i. een verhooging in de muur. Deze diende om de deur in de muur te plaatsen, waardoor het zaad (afgedorscht graan dus) van de zaadzolder wordt gebracht ter aflevering. Het komt erop langs een trap. Boven de koestal is dus een zaadzolder..’. De koestal was een grupstal met mestgangen. Uilkema noteerde dat de gier hier niet afzonderlijk hoefde te worden afgevoerd omdat men de koeien op veel stro zette, wat het vocht absorbeerde. De constructie van het bedrijfsgedeelte was modern, met balken van muur tot muur, die halverwege werden ondersteund door tussenstijlen. Het aan de koestal grenzende achterhuis bevatte een werkruimte of keuken waar de koelbak stond, een aan de zijgevel aangebouwd boenhok en een zomerwoning, een kamer waar men 's zomers met het gezin huisde. In het voorhuis werd de middelkamer ‘keuken’ genoemd; de vertrekken aan weerszijden bevatten slaapruimten, met aan één zijde een kleine kelder. De beide stookplaatsen bevonden zich aan weerszijden van de scheidingsmuur tussen voor- en achterhuis. Het wagenhuis, aan het andere uiteinde van het gebouw, bestond uit verschillende afdelingen voor ploegen, boerenwagens, en het rijtuig.