KU-234 (10 augustus 1924)
Duin (Ov.)
boerderij van R. van der Linde
1:400
Vergeleken met de vorige, op dezelfde dag en in hetzelfde gehucht vervaardigde opmeting, geeft deze plattegrond - vooropgesteld dat Uilkema's veronderstellingen klopten - zowel het verleden als de toekomst van de hiervoor besproken boerderij KU-233 weer. Het daar inmiddels verdwenen uitgebouwde voorhuis was hier nog aanwezig, maar tegelijk kende deze boerderij al wel de zijlangsdeel met doorrijmogelijkheid, die in het andere gebouw pas later zou worden aangelegd. De stal langs de achtergevel was bovendien ingekort en de paardestal en jongveestal waren verschoven naar een uitbreiding langs de zijbeuk. Het gebouw had daardoor een vierbeukige opzet gekregen. Opvallend is dat zich in deze schuur drie verschillende stalvormen bevonden. De jongveestal langs de deel had een tot aan de zijgevel doorlopende grup zonder kruigang; in de houten zijgevel bevonden zich hier opklapbare mestluiken. Langs de achtergevel lag een volledig vlakke stal zonder grup of mestgang, maar wel met mestluiken in de gevel. De stal in de andere zijbeuk was tenslotte van het modernere type, met grup en kruigang, zonder mestluiken. De mest werd daar afgevoerd door de staldeuren aan het begin en einde van de stalrij. In alle gevallen stond het vee met de koppen naar de middenruimte gekeerd en dus niet op de Friese wijze. Ook de constructie week hier, in tegenstelling tot de voorgaande opmeting, duidelijk af van die in het aangrenzende Friese gebied; de gebinten hadden ankerbalken in plaats van dekbalken. Aan de voorzijde van de schuur, dichtbij het voorhuis, lagen de werkruimten voor de zuivelbereiding, de karn- en spoelruimten. In het voorhuis, dat uitsluitend voor wonen werd gebruikt, bevonden zich een kamer en een keuken, waarvan de laatste vermoedelijk als dagelijkse woonruimte dienst deed. Langs de zijgevel, onder de bedsteden, liep tenslotte een smalle kelder, waarvan een klein gedeelte zich bovendien onder de woonvertrekken uitstrekte en daar tot uiting kwam in een verhoogde vloerstrook
langs de bedsteden. Dit niveauverschil binnen één ruimte bracht Uilkema op de gedachte dat deze situatie wellicht een voorstadium zou kunnen zijn van de afzonderlijke opkamer. Op het veldwerk noteerde hij enthousiast: ‘..Ontstaan van de opkamer!..’. De boerderij als geheel dateerde uit 1799.