KU-189 (27 juli 1923)
Schellinkhout (N.-H.)
boerderij van L. Hameka
1:400
Hier kon Uilkema duidelijk merken dat het gebruik van de zomerwoning in Noord-Holland in de loop der tijd sterk achteruit was gegaan. Bij de oudste boerderijen had hij deze vaak nog als compleet vertrek aangetroffen, dichtbij en veelal in open verbinding met de koestal. Bij de nieuwere gebouwen was hiervoor echter geen afzonderlijke ruimte meer gereserveerd. Daar richtte men 's zomers, als het vee in de weide was, een tijdelijke woonruimte in op de stal. Bij de opgemeten boerderij, die door Uilkema werd gedateerd op de tweede helft van de 18e eeuw, was de afzonderlijke zomerwoning nog wel aanwezig, maar deze werd niet meer als zodanig gebruikt. De boer wist zelfs niet eens meer te vertellen waarvoor het inmiddels leegstaande vertrek achterin de boerderij oorspronkelijk had gediend. Van de aangrenzende ruimte, waar zich een stookplaats bevond, vermoedde men echter dat dit ooit de zoutkamer was geweest, waar de kaas werd gemaakt en gepekeld. Uilkema's bewering dat de andere ruimte dan de zomerwoning moest zijn geweest klinkt in dit verband zeer plausibel. Inmiddels werd op de boerderij geen kaas meer gemaakt; alle melk ging naar de fabriek. De oude gewoonte om 's zomers dicht bij de stal te wonen had men echter niet opgegeven. Als de koeien van stal waren legde men over het aan de woning grenzende deel van de koestal een houten vloertje en woonde dan tijdelijk op het ‘stalletje’. Aan het einde van de zomer werd deze vlonder weer weggenomen en was de stal weer klaar voor het vee. De permanente woonvertrekken, waar men 's winters huisde, bevonden zich in het grote uitgebouwde voorhuis. Het direct aan de stal grenzende vertrek was de woonkamer met de stookplaats. Daarnaast lag een ruimte die bakkamer heette. Van een oven was hier echter geen sprake; de stenen uitbouw die op de plattegrond staat aangegeven was een regenwaterbak. Het ontbreken van een stookplaats in deze ruimte geeft aan dat de bakkamer vermoedelijk reeds lang alleen als spoel- en
wasruimte diende. De woonkamer zal in opzet tevens keuken zijn geweest. De voorste kamer tenslotte, werd ‘voorhuis’ genoemd; deze zal als pronkkamer of slaapruimte hebben gediend; er kwamen verscheidene bedsteden op uit. De ruimten langs de zijgevel waren in gebruik als berging en gedeeltelijk onderkelderd. Op de lijntekening gaf Uilkema door middel van een stippellijn aan waar zich precies de kelder bevond; op het veldwerk is dit gedeelte gearceerd.