[Oosterend, Terschelling]
KU-120 (datum onbekend)
Oosterend, Terschelling (Fr.)
boerderij van P.J. Bakker
Behalve door opmeting verkreeg Uilkema ook de nodige gegevens uit de mondelinge informatie die hem overal door de autochtonen werd verstrekt. Zo werd hem op Terschelling een boerderij beschreven die ten tijde van zijn bezoek aan dit eiland al niet meer bestond. Het op basis van deze aanwijzingen geschetste veldwerk draagt het volgende opschrift: ‘..Origineele plattegrond van Pieter Jans Bakker te Oosterend, Terschelling, ± 1690. (...) Op dit erf staat thans de nieuwe boerderij van Willem Bakker te Oosterend, Terschelling..’. Uilkema's informant was in dit geval de bewoner van de eerder opgemeten boerderij KU-28, ene Pieter Arend Bakker. Vermoedelijk ging het hier om een gebouw dat deze in zijn jeugd had gekend, wellicht de ouderlijke boerderij. Hoewel het op basis van de mededelingen vervaardigde, zeer globale schetsje onmogelijk in de juiste verhoudingen kan zijn getekend, valt desondanks wel op te maken om wat voor boerderij het hier moet zijn gegaan. De plattegrond toont een gebouw met een driebeukige indeling en een rechthoekige hoofdvorm die één doorlopend dak suggereert over zowel woon- als bedrijfsruimte. Opmerkelijk en niet geheel geloofwaardig is dat het voorhuis met het woongedeelte even breed is getekend als het achterhuis. De voorkamer nam echter blijkbaar de volle breedte van het voorhuis in beslag; achter deze kamer lag een tweede travee woonruimten, met een keuken en een kamer gescheiden door een gang. Een opmerkelijk onderdeel van de hier afgebeelde plattegrond is de achter het woongedeelte getekende zeer brede dwarsvloer, ‘werkplaats’ genaamd, waar zich volgens een aantekening op het veldwerk de karn en de karnmolen bevonden. Bij alle eerder besproken Terschellingse boerderijen vond men op deze plaats slechts een smalle verbindingsgang, met alleen aan één van beide zijden een kleine open karnruimte. Van een karnmolen met karnpad, zoals hier door
de cirkel aangeduid lijkt te worden, was vrijwel nooit sprake. Het bedrijfsgedeelte had een dwarsdeel met aan weerszijden tasvakken; één van de zijbeuken en een gedeelte van de middenbeuk was in gebruik als stal, wat betekent dat het hier moet zijn gegaan om een vrij smal gebouw. Op het veldwerk schreef Uilkema: ‘..Algemeen oud type Terschelling..’. Welke kenmerken deze boerderij tot een prototype van de oude vorm maakten wordt uit de aantekeningen echter niet duidelijk. Vermoedelijk was ook deze uitspraak opgetekend uit de mond van de vroegere bewoners.