KU-119 (17 mei 1922)
Hee, Terschelling (Fr.)
boerderij van J.G. Rijkeboer
1:400
Ook deze boerderij uit Hee had de deeldeuren in een inham liggen in plaats van onder de elders op Terschelling algemeen voorkomende kapel. Hetzelfde was het geval bij de hiervoor besproken boerderij uit het naburige gehucht Kaart (KU-118). Hoewel deze beide boerderijen zeer ongelijk van grootte waren, vertoonden ze wat de indeling betreft veel overeenkomsten. In beide gevallen betrof het boerderijen met uitgebouwd voorhuis en een bredere en hogere schuur. De woonvertrekken lagen aan weerszijden van een gang, die van de voordeur naar het bedrijfsgedeelte voerde. De voornaamste woonruimte lag aan de voorgevel, met de stookplaats tussen de beide ramen in. De vertrekken aan de andere kant van de gang waren aanzienlijk smaller. De schuren van beide boerderijen hadden gebinten die voor hun breedte betrekkelijk hoog waren. Daardoor ontstond een in verhouding brede zijbeuk, waar de koestal in zijn geheel inpaste, iets dat bij de Terschellingse boerderij niet altijd het geval was. Net zoals bij de eerder besproken voorbeelden bevond zich hier een verwijderbare lage zoldering boven de dwarsdeel. Deze werd bij het binnenbrengen van het hooi weggenomen om de hoogopgeladen hooiwagen op de deel te kunnen laten komen. Na de hooioogst werd deze zoldering weer aangebracht en hierop stapelde men dan later in het jaar het graan. Naast al deze overeenkomsten waren tussen KU-118 en KU-119 ook verschillen aan te wijzen. Zo had bij de hier afgebeelde boerderij de stal voederluiken, waardoor het vee rechtstreeks vanuit het tasvak kon worden gevoerd. Uilkema gaf door middel van een stippellijn aan hoe breed het gangetje was dat men langs de stal in de hooistapel uitspaarde. Ook bevond de karnruimte zich hier in de schuur, terwijl deze bij de grotere boerderij in een afzonderlijke ruimte in het voorhuis was ondergebracht, en was van een melkkelder geen sprake. In al deze opzichten sloot de hier afgebeelde boerderij in feite nauwer aan bij de overige Terschellingse opmetingen dan die
uit Kaart, die op deze punten eigenlijk een uitzondering vormde. Uilkema noteerde nog ten overvloede: ‘..Op Terschelling geen melkkelders!..’. Over de drinkwatervoorziening meldde hij tenslotte nog dat de put voor het drenken van het vee zich altijd in de stal bevond, terwijl de regenwaterbak uitsluitend voor menselijk gebruik diende.